Zijn crises voorspelbaar?
De werkelijk
schuldige
Teleurgesteldniet verrast
Een kijkje in Bophoethafswana
IRIJDAG 9 DECEMBER 1977
Trouw/Kwartet P 11 - RHS13
door Koos van Weringh
Deze week is de wereld weer een
staat rijker geworden, namelijk
Bophoethatswana, het tweede
zelfstandig geworden thuisland in
Zuid-Afrika; door niemand erkend,
behalve dan door Zuid-Afrika zelf
en het vorig jaar zelfstandig
geworden Transkei.
Deze gebeurtenis deed mij
terugdenken aan een jaar of vier
geleden, toen ik enige weken in
Zuid-Afrika verbleef en ook een
bezoek bracht aan
Bophoethatswana, althans aan een
aantal plaatsen daar. Twee
ambtenaren van het Departement
van Inlichting vergezelden mij. In
een grote, zwarte auto werd de
ruim veertig kilometer tussen
Pretortia en Babelegi afgelegd.
Deze laatste plaats is een zg.
thuisland-groeipunt, zeg maar een
industriële kern in opbouw. Nu rijd
ik zelden of nooit in een auto, maar
zelfs als ik daarin duizenden
kilometers per jaar zou afleggen,
dan nog zou deze tocht één van de
merkwaardigste zijn, die ik ooit
had kunnen meemaken.
Ik had het gevoel in het tijdsbestek
van één uur een eeuw terug te gaan.
De kapitale welvaart van het
fraai-aangelegde en
hoogontwikkelde Pretoria ineens
verruild voor de armoede van een
zo te zien achteloos neergesmeten
stuk land aan het begin van zijn
allereerste ontwikkeling. Het
grootst-denkbare contrast!
Het gebied, waar ik terecht kwam,
hoorde je eigenlijk niet per auto te
kunnen bereiken. Auto's pasten
nog niet in het beeld van die
primitief-aandoende
maatschappij. Primitief is wellicht
niet het juiste woord, maar die
toestand laat zich moeilijk
beschrijven. Eén vantfe verhalen
van Marten Toonder gaat over een
tijddeurtje, waardoor Olivier B.
Bommel en Tom Poes in een geheel
andere tijd verdwijnen. Zoiets was
het ongeveer.
Je zag, dat je in een totaal andere
samenleving was terecht gekomen.
De achterstand bij watje een uur
tevoren nog gewend was, kon je bij
wijze van spreken voelen. De
huizen leken op een soort veredelde
plaggenhutten, allemaal van
hetzelfde formaat, rij aan rij.
De meeste wegen waren niet
verhard. Een passerende auto
benam voor enkele minuten elk
uitzicht. Het geheel wekte de
tadruk te zijn ingericht voor paard
en wagen. Dat je in een etalage in
de plaats Temba twintigste-eeuwse
T-shirts zag hangen, maakte het
alleen nog absurdistischer.
Onuitwisbaar en tegelijkertijd
schrijnend zijn de indrukken, die
zich toen aan mij hebben
opgedrongen. De welvaart van dat
prachtige Pretoria is alleen
mogelijk door de voortdurende
bevolking. Aan het eind van de dag
staan de werkers in groten getale
aan de uitvalsweg van Pretoria te
wachten op de bussen, die hen naar
hun thuisland terugbrengen.
Verschillende keren heb ik dat
gebeuren vanaf een heuvel terzijde
van de weg gadegeslagen. Uit de
stad. waarvan de contouren van de
hoge, witte gebouwen zich tegen de
lucht aftekenen, komen ze, de
vrouwen met dozen op het hoofd, in
een eindeloze stoet naar de plaats
van vertrek. Na hun diensten aan
de blanke meesters te hebben
bewezen, worden ze weer
afgevoerd. De volgende dag komen
ze terug. Aan de welvaart nemen ze
geen deel, ze verzorgen die voor
anderen. Meer dan iets anders leren
zulke waarnemingen wat de
gescheiden ontwikkeling inhoudt.
De twee ambtenaren, zeer
vriendelijke mannen, roemden de
oplossing van de thuislanden
echter als een grote uitvinding. De
kritiek, vooral van een aantal
zwarte leiders, die ik in een paar
Engelstalige kranten was
tegengekomen, schoven zij
minzaam terzijde. De thuislanden
moesten niet als een tussenfase
worden beschouwd, zoals die
leiders waaronder Buthelezi
het toen voorstelden. Een stapel
fraaie folders moest aan mijn
twijfel een einde maken.
Het getuigt natuurlijk van
ijdelheid om jezelf te citeren, maar
op 27 oktober 1973 heb ik in deze
krant het volgende geschreven, als
een soort voorspelling, gebaseerd
op wat ik in Zuid-Afrika gezien,
gehoord en gelezen had over de
thuislanden-politiek: „Als de
verschillen in welvaart en macht zo
groot blijven, zal het verzet van de
zwarte bevolking toenemen en
zullen de problemen zich voor de
regering in een snel tempo
opstapelen. De oplossing zal dan
gelet op de uitspraken van Vorster
en anderen gezocht worden in
een toenemende repressie van
politie en justitie. Dat is een
investering in ellende en verdriet".
Bophoethatswana is nu
zelfstandig. In het blad „Terzake",
dat wordt verspreid door de
afdeling Pers en Voorlichting van
de Zuidafrikaanse ambassade in
Den Haag staat in het pas
verschenen nummer een groot stuk
over de betekenis van deze
gebeurtenis. Bophoethatswana
blijkt een paradijs op aarde te zijn.
Schitterende foto's van blauwe
heuvels en groene bosranden. Een
felgekleurd wapenschild. Een foto
in kleur van de wapendrager van de
parlementaire processie met een
staf, die de dankbaarheid
symboliseert voor het oogsten van
zelfbeschikking en de eenheid van
de Tswana's. Een soort prinsjesdag
in Zuid-Afrika, waar alleen de
gouden koets aan ontbreekt.
Maar dat kan komen en zelfs nog
veel mooier worden, want, zo lezen
we in „Terzake", Zuid-Afrika en
Bophoethatswzna delen drie van
's werelds rijkste platinamijnen,
waar tweederde van de produktie
van de vrije wereld vandaan komt.
Behoort Bophoethatswana tot de
vrije wereld? Tot het land behoren
2,4 miljoen mensen, waarvan 1,6
miljoen in blank Zuid-Afrika leven,
om de blanke macht op peil te
houden. Geografisch gezien is het
land samengesteld uit een stuk of
zeven, ver van elkaar verwijderde
gebieden, die alle weer in blank
Zuid-Afrika liggen.
Als Je het met Nederland zou
vergelijken zou het ongeveer
betekenen, dat eer. *eel van ons
l^nd in Denemarken zou liggen,
een ander deel in Frankrijk, een
stukje in Duitsland, nog wat in
België en hier en daar nog wat
reepjes, zeven doodgeboren
kinderen tegelijk.
We kunnen zonder meer
aannemen, dat de zwarten in
Zuid-Afrika het in materieel
opzicht aanzienlijk beter hebben
dan die in Centraal-Afrika,
ondanks het feit dat die laatsten nu
door een keizer geregeerd worden.
Het verschil is alleen, dat je voor
het aanpakken van één spiegeltje
aan één hand voldoende hebt,
terwijl je voor tien spiegeltjes beide
handen moet gebruiken.
door H. J. Neuman
De demissionaire minister van de
fensie, mr. A. Stcmerdink, en zijn
collega's in de NAVO zijn het er de
vorige week over eens geworden, dat
er een studie wordt vervaardigd over
de mogelijkheden om de slagvaar
digheid van de Nederlandse land
strijdkrachten te vergroten. Daarbij
zal zeker ook de wenselijkheid aan
de orde komen een tweede Neder
landse brigade te stationeren in de
Noordduitse laagvlakte. Een en an
der komt voort uit de vrees, dat we
anders in geval van onraad te weinig
waarschuwingstijd zullen krijgen
om onze defensie in staat van ge
reedheid te brengen. Bij voorgaande
gelegenheden heb ik het op deze
pagina al gehad over de militaire
problemen die daarbij een rol spe
len. Ditmaal wil ik de vraag aan de
orde stellen, of er geen wetenschap
pelijke methoden bestaan om de
waarschuwingstijd als het ware aan
de voorkant te verlengen, dat wil
zeggen: eerder de tekenen waar te
nemen dat er e'.n crisis op komst is.
Aanleiding tot mijn stuk is de hefti
ge discussie, die thans met name in
Amerika gaande is over de vraag of
er zoiets bestaat als een rampen- of
crisisthcorie. Het gaat dan met name
over mathematische technieken, die
de mens in staat zouden stellen ge
beurtenissen te verklaren en te voor
spellen, die in aard en importantie
variëren van chemische reacties en
hondebeten tot een beurskrach en
het uitbreken van oorlog. Het is dui
delijk dat men hier met voorname
lijk kwantitatieve gegevens opereert
en in dit verband is het nog wel eens
de moeite waard de aandacht te ves
tigen op het boekje van drs J. G.
Siccama ,,Over oorlog", waarin on
langs ook hier te lande de kwantita
tieve aspecten van het verschijnsel
„oorlog" werden belicht.
Na de Eerste Wereldoorlog is er heel
wat geschreven en nagedacht over
de oorzaken die tot deze volkeren-
slag hebben geleid. In hoofdzaak
werden deze conclusies bereikt: ten
eerste, dat het de onbuigzaamheid
van de bongenootschappelijke struc
turen van Alliantie en Entente is
geweest die het internationale sys
teem aan de rand van oorlog en
vrede heeft gebracht, en vervolgens,
dat het uitbreken van de oorlog tot
op zekere hoogte is veroorzaakt door
staatkundige fouten die een aantal
van dc grote mogendheden heeft be
gaan als reactie op de crisis in de
zomer van 1914. De hypothese dat
deze fouten op hun beurt weer het
gevolg zouden zijn van uitzonderlijk
hoge temperaturen op hete dagen
zouden staatslieden een verhoogde
neiging tot agressiviteit bezitten
is onlangs als niet steekhoudend
verworpen.
De vier jaren die aan het uitbreken
van dc tweede Wereldoorlog vooraf
gingen vertoonden weer een heel
ander beeld. Ditmaal geen onbuigza
me alliantie-structuren en geen af
keer van compromissen. Integen
deel, ditmaal was het dc verzoenen
de en steeds weer tot schikking nei
gende houding van Frankrijk en
Groot-Brittannië, ook wel „appease
ment" genoemd, die uiteindelijk tot
de militaire catastrofe leidde. Uiter
aard trok men hieruit achteraf weer
een geheel andere les, deze name
lijk, dat men zich tegen de roofzuch
tige politiek van grote mogendheden
dadelijk teweer moet stellen, wil
men althans de oorlog voorkomen.
Als de westelijke mogendheden in
1935 maar voldoende ruggegraat had
den getoond, dan hadden de nazi's
nooit kans'gezien de wereld in een
nieuwe massa-slarhting te drijven.
De reeks crises die wij zijn gaan
kennen als de „Koude Oorlog" duur
de ruwweg van 1948 tot 1964. Ze
hebben in zoverre een „gelukkige"
afloop gehad, dat een algemene oor
log tussen beide hoofdrivalen ach
terwege is gebleven. Ongetwijfeld
heeft de herinnering aan de kwade
gevolgen van „appeasement" ertoe
geleid dat agressief internationaal
gedrag met vastberadenheid tege
moet werd getreden. Daarmee werd
voldoende tijd gewonnen om tal van
„natuurlijke" krachten in staat te
stellen de strenge bipolariteit van
vlak na de tweede wereldoorlog te
verzachten en uit te hollen.
Maar waren er nu analyses en con
clusies genoeg om te kunnen spre
ken van een „crisis-theorie"? Aan
onheilsprofeten ontbrak het niet.
Bekend is de voorspelling, in decem
ber 1960 gedaan door C. P. Snow, dat
over uiterlijk tien jaar een echte
atoomoorlog zou uitbreken. Voor
sommige schrijvers, zoals voor de
Amerikaan J. A. Robinson in 1972,
was er echter aanleiding te beweren:
„een crisitheorie bestaat helemaal
niet."
Zoals gezegd: sinds enige tijd zijn
andere geluiden hoorbaar. In maart
van dit jaar opende Charles A.
McClelland een speciaal themanum
mer van „International Studies
Quarterly" met de pretentieuze me
dedeling, dat het de eerstvolgende
jaren mogelijk zal zijn een mondiaal
waarschuwingssysteem op te bou
wen dat erop gericht zal zijn iedere
situatie van ernstig gevaar vroegtij
dig te onderkennen. De computer
technologie is daarvoor voldoende
ontwikkeld. De onafgebroken
stroom van beelden die de dag en
nacht voortwentelende satellieten
vergaren zullen tot opmerkelijke
„print-outs" worden herleid.
En de talloze overheidsdiensten die
op routincbasis kolossale hoeveelhe
den informatie registreren zullen
daar steeds minder geheimzinnig
mee omspringen. Er is wel degelijk
een crisistheorie, schreef McClel
land, en daar moeten we ons voor
deel mee doen. In hetzelfde tijd
schrift beschreven Stephen J. An-
driole en Robert A. Young hoe zo'n
„geïntegreerd crisis-waarschu
wingssysteem" er zou moeten
uitzien.
Zowel bij de aanhangers als bij de
bestrijders van deze crisis-waar
schuwingstheorieën bevinden zich
voortreffelijke wiskundigen. Voor
standers zeggen dat deze theorie de
grootste omwenteling is in het ma
thematische denken sinds de ont
dekking van de differentiaal- en in
tegraalrekening drie eeuwen gele
den. De rampen- of crisistheorie van
tegenwoordig gaat uit van de gedach
te dat het mogelijk is werkelijke
gebeurtenissen te symboliseren in
twee- en zelfs drie-dimensionale
voorstellingen. Vooral het werk van
de Franse wiskundige Bené Thom is
in dit verband van belang.
Eén van de beoefenaren van de cri
sistheorie is dr Zeeman, die o.m. een
studie heeft gemaakt van de gebeur
tenissen die in 1972 hebben geleid
tot een opstand in de Britse gevange
nis Gartree. Hij zegt dat men deze
gebeurtenissen had kunnen „plot
ten" op een „rampcnoppervlak" en
dat men dan dc opstand met grote
nauwkeurigheid had kunnen voor
spellen.
Tegenstanders van de theorie bewe
ren, dat hier een poging wordt ge
daan nict-wiskundigen om de tuin te
leiden met gewichtig klinkende ter
men. De indruk wordt gewekt alsof
de wereld kan worden gededuceerd
uit louter denkwerk. En de voorspel
lingen, waar Zeeman c.s. uiteinde
lijk mee voor de dag komen, zijn zo
vaag en zo algemeen dat ze in feite
niets te betekenen hebben. Het ge
zaghebbende tijdschrift „Science"
publiceerde onlangs een artikel on
der de titel „Rampentheorie: de kei
zer heeft geen kleren aan".
Vooralsnog is de conclusie gewet
tigd, dat de wiskundige rampenvoor-
stellcrs nog niet zo ver zijn, dat ze
het Eerste Nederlandse Legerkorps
uit de zorgen kunnen helpen. Maar
er is wel een interessante discussie
op gang gekomen. De mensheid
krijgt steeds meer gegevens tot haar
beschikking. De vraag die ze moet
zien te beantwoorden is: wat doen
we er mee?
door Gerard Visscher
In Trouw van vorige week vrijdag stond een boeiend verhaal
van mr J. N. Scholten over zijn indrukken en ervaringen in het
afgelopen half jaar als Tweede Kamerlid voor het CDA. Ik
meen echter dat het hier volgende verhaal, evenmin objectief
en net zo goed op indrukken gebaseerd, de waarheid iets
minder geweld aandoet.
Mijns inziens schuift Scholten ten
onrechte de schuld van het
mislukken van de onderhandelin
gen vrijwel geheel aan de PvdA toe
De werkelijke oorzaak van dit
echec is de fundamentele verdeeld
heid binnen het CDA. Al voor de
verkiezingen schreef dr J. van Put
ten, lector politicologie aan de VU.
in VU-magazine (mei 1977), dat wie
een tweede kabinet-Den Uyl be
geerde niet op het CDA zou moeten
stemmen.
Analyse van de afgelopen twintig
jaar leert immers, dat de KVP, de
CHU en de ARP voor de WD ko
zen als dat maar enigszins mogelijk
was. Vier jaar geleden was dat niet
mogelijk, omdat deze vier partijen
niet over een meerderheid in de
Tweede Kamer beschikten, zodat
KVP en ARP geen andere moge
lijkheid overbleef dan een progres
sief kabinet te gedogen. Van Put
ten schreef, dat ook nu een kabinet
CDA-WD veel waarschijnlijker
lijkt dan voortzetting van het kabi
net-Den Uyl, voorzover dat van het
CDA afhangt.
Het is exact zo uitgekomen, maar
het had mijns inziens best anders
kunnen lopen. Vooral omdat de
verkiezingsuitslag zo dwingend
leek. Voor een CDA-VVD-regering
was geen werkbare meerderheid
aanwezig, leek het. Daarom kon
den ook de behoudende CDA-ers er
niet om heen eerst met de PvdA te
praten.
De sfeer bleek al direct de dag na
de verkiezingen, toen de CDA-frac-
tie een motie van wantrouwen te
gen Aantjes aannam, door niet
hem maar Andriessen als tweede
fractievoorzitter te kiezen. Er
moest namelijk hard onderhandeld
worden met de socialisten en dat
was het duo Van Agt-Aantjes niet
voldoende toevertrouwd.
Van Agt en zijn fractie hebben
evenwel hard onderhandeld. Zeker
zo hard als de PvdA. Alhoewel
Scholten het doet voorkomen, dat
zijn fractie ook een progressief be
leid nastreefde, was de eerste daad
van Van Agt als onderhandelaar
van het CDA openlijk formateur
Den Uyl te kritiseren vanwege het
feit dat Den Uyl bekend had ge
maakt een progressief kabinet te
zullen formeren. Alsof van Den Uyl
een ander kabinet verwacht had
mogen worden!
Tot tweemaal toe. namelijk met
betrekking tot de vermogensaan-
wasdeling en abortus, werden de
voorstellen van formateur Den Uyl
niet aanvaardbaar geacht door een
meerderheid in de CDA-fractie.
Beide malen moest een CDA-lnfor-
mateur de problemen helpen oplos
sen. In beide gevallen bleken ver
volgens compromissen wel aan
vaardbaar. die in wezen niet afwe
ken van de voorstellen van Den
Uyl. Al vanaf die tijd werd er in de
CDA-fractie voor gepleit om de sa
menwerking met de PvdA maar
voor gezien te houden. De meerder
heid in de fractie durfde dit kenne
lijk nog niet aan uit angst dat een
te groot aantal fractieleden een co
alitie met de WD zou blokkeren.
De nieuwe informateurs, Den Uyl
en Veringa, kwamen er in een vol
gende fase samen niet uit. De be
houdende krachten in de CDA-
fractie vonden het nu welletjes. Er
diende een CHU-informateur te ko
men, die ook samenwerking met de
VVD zou moeten onderzoeken. Van
Agt bracht een dergelijk advies aan
de Koningin uit. Het staatshoofd
prefereerde evenwel het duo Ver
dam-Vrolijk. Deze keuze werd door
de hele CHU-top, namelijk Kruisin-
ga, Van Verschuer en Van Hulst,
openlijk gekritiseerd, alsof het
staatshoofd niet langer onschend
baar was.
Nadat een akkoord over de zetel
en portefeuilleverdeling gesloten
was. werd Den Uyl wederom forma
teur. Zoals heel politiek Den Haag
bekend was (mij in elk geval wel.
G.V.), zou het van de PvdA te veel
gevraagd zijn zowel Kruisinga als
Andriessen in het kabinet op te
nemen. Desondanks werden beide
namen aan de formateur gepresen
teerd. De partijvoorzitters van
KVP. ARP en CHU hadden het zo
gewild.
Waarom heeft Van Agt, eventueel
samen met Aantjes, niet zelf de
ministers-kandidaten bepaald?
Hierop is mijns inziens maar één
antwoord mogelijk: hij vreesde de
behoudende meerderheid in zijn
fractie die Andriessen in het kabi
net wenste te trotseren. Hoezeer
Andriessen zich ook tegen de pro-
frammatische akkoorden keerde,
ij bleef de natuurlijke leider van
de KVP-fractieleden.
De conclusie van formateur Den
Uyl, dat de politieke wil om tot een
kabinet van PvdA, CDA en D'66 te
komen in de CDA-fractie ontbrak,
indien zij zijn laatste voorstel zou
verwerpen is mijns Inziens daarom
terecht. Die politieke wil ontbrak,
althans bij een duidelijke meerder
heid.
De steven werd dus gewend. Bin
nen de kortste keren werd eerr
CDA-WD regering in elkaar getim
merd. hoewel de programmatische
verschillen tussen deze twee partij
en een stuk groter zijn dan tussen
PvdA en CDA. Hoezeer de progres
sieve minderheid in het CDA ook
kreunde. Een minderheid dient
zich te schikken, en zo gebeurde
het ook hier.
De individuele politici zijn nu niet
meer van belang. Boersma, Lub
bers. De Gaay Fortman en Aantjes.
ze worden opgeofferd ten koste van
Andriessen. Een Andriessen. die
het de persoonlijkheid ontbrak om
zelf te erkennen, dat hij niet paste
in een kabinet-Den Uyl. Hij had in
de CDA-fractie Immers zolang als
het maar even kon tegen de tot
standkoming van dat kabinet ge
vochten.
Om de macht
Het gaat het CDA. net als Iedere
andere partij om de macht, dat wil
zeggen de meerderheid in het kabi
net. Tien zetels in een kabinet met
de WD zijn aantrekkelijker dan
zeven posten in een progressief ka
binet. Daar heeft men geen ..meer
derheidsstrategie" voor nodig.
Met dit al wil niet gezegd zijn. dat
de PvdA vlekkeloos onderhandeld
heeft. De socialisten hadden mijns
inziens Van Agt van het begin af
aan als zittend en toekomstig mi
nister van Justitie moeten accepte
ren. Den Uyl had er als formateur
ook beter aan gedaan een even
wichtiger voorstel uit te werken ten
aanzien van de taken van de aan te
trekken staatssecretarissen Maar
het zijn in wezen ondergeschikte
punten. Indien de politieke wil om
een kabinet te vormen bij de meer
derheid van één der fracties ont
breekt. zijn andere zaken niet meer
van belang.
Een progressief kabinet zal pas
weer gevormd kunnen worden,
wanneer de kiezers een rechts alter
natief onmogelijk maken. Diege
nen die in de toekomst een progres
sief kabinet wensen, zullen ervoor
moeten IJveren dat CDA en WD
tezamen bij de volgende Tweede
Kamer-verkiezingen minder dan 75 j
zetels krijgen.
Drs. G. Visscher is als wetenschap
pelijk medewerker verbonden aan
het Parlementair Documentatie
Centrum van de Rijksuniversiteit te
Leiden.
door Bert Buddingh
In „Trouw" van vorige week vrijdag staat een Podium-bijdra
ge van mijn mede-christen-radicaa] van destijds, het huidige
CDA Tweede Kamerlid Jan Nico Scholten. Schol ten verwijt de
PvdA in wezen ondemocratisch handelen en roept deze partij
op „een gewone democratische partij te zijn in een gewoon
democratisch land .Indien ze dat niet kan, indien ze voor de
derde maal fout zou gaan en exclusief opeist voor zichzelf wat
ze democratisch met anderen moet delen, breekt wellicht de
tijd aan voor een anti-PvdA-motie op het CDA-verkiezings-
crongres."
Ik trek me wat hier staat wel aan.
Ik zou dat niet doen als het afkom
stig was van bijvoorbeeld Kruisin
ga of Andriessen. Maar als een van
huis uit christen-radicaal zoiets
schrijft, dan vraag je je tenminste
af of zijn toorn wel in billijkheid is
ontstoken tegenover de Partij van
de Arbeid; dit temeer als deze par
tij (zes Jaar geleden) na mijn ver
trek uit de CHU ook mijn keus is
geworden.
Of is Scholtens verhaal soms ont
sproten aan een groot gevoel van
teleurstelling, nu alles met de kabi
netsformatie gegaan is zoals het
gegaan is? Wel. dan deel ik die
teleurstelling met hem. Alleen
moet ik er wel aan toevoegen dat
de gang van zaken mij niet heeft
verrast. i
In een artikel in „De Bazuin" van
20 mei 1977 schreef ik o.m.: „Wie
nog twijfelt aan de plaats van het
CDA in het politieke krachtenveld,
moet maar eens goed om zich heen
kijken. Christen-democraten die
het midden prefereren vallen in de
praktijk altijd naar rechts. Links
van het midden blijkt een onmoge
lijkheid. Ook Aantjes en Boersma
zullen, weliswaar ongewild, rechts
terechtkomen .Het grote gevaar
dat het CDA bedreigt en waaraan
het naar mijn mening op den duur
zal bezwijken is dat het niet anders
wordt dan een verideologiseerd
chrlstendommelijk cultuurver
schijnsel. inplaats van een evange
lisch geïnspireerd actiecen
trum
Niet verrast
Het resultaat van zes maanden for
matie heeft mij wel teleurgesteld,
maar niet verrast. Het kon niet
anders worden dan een rechts
kabinet.
Dat deze dreiging pas kwam na de
mislukte formaUe- en informatie
pogingen om te komen tot een
tweede kabinet Den Uyl, maar er al
vanaf de oprichting van het CDA in
zat, moge ook blijken uit de verkie
zingsadvertentie van rooms katho
lieke en protestantse christenen
o.m. in Trouw van 21 mei: „De
PvdA is niet heilig".
Daarin staat o.m.: „Zeker, ook het
CDA heeft een aantal programma
punten waarin wij ons goed kun
nen vinden (bijvoorbeeld ontwik
kelingshulp en goede sociale voor
zieningen). Het probleem is dat we
er volstrekt niet van op aan kunnen
of deze ook worden uitgevoerd, om
dat het CDA de deur naar de VVD
openhoudt, waarmee geen progres
sieve politiek te voeren is."
Inmiddels zijn we zo'n acht maan
den verder. De dominerende con
servatieve krachten, met name
vanuit KVP en CHU. hebben hun
stempel gedrukt op het CDA en
bepalen de koers. Daarom ook is
een anti-PvdA-motie overbodig ge
worden Een motie immers beoogt
een kabinet of partij in een bepaal
de richting te krijgen. Welnu, de
anti-PvdA richting van het CDA is
nu voor iedereen duidelijk. Daar is
geen motie meer voor nodig. Het
CDA gaat vanuit zichzelf onont
koombaar deze weg.
Dat is een teleurstellende ervaring,
met name voor de nog aanwezige
christen-radicalen van destijds in
de ARP. Wat de KVP en CHU radi
calen van hun eigen partij allang
wisten, door ervaring wijs gewor
den. ondervinden de toen terecht
in de ARP gebleven radicalen nu
met het CDA aan den lijve, nl. dat
voor creatieve, vernieuwingsgezin
de en maatschappijhervormde
krachten daar geen mogelijkheden
zijn. Het CDA heeft niets gemeen
met de ARP van voorheen. Anti
revolutionairen die hadden ge
hoopt op een progressieve identi
teit dat is: program èn handelen
moeten dan ook zeer teleurge
steld zijn.
Hoewel ik als christen geen ver
wantschap voel met „het" CDA.
voel ik mij wel verbonden met die
mede-chrsitenen in het CDA die de
moed hebben zichzelf te blijven en
te staan voor wat zij en ik met
hen zien als concrete consequen
ties van een evangelisch geïnspi
reerde politiek. Het bestaan van
het CDA en zijn politieke praxis
dwingt thans bij vernieuwing tot
een keuze. Een keus. die voor mij
zes jaar geleden uitkwam bij het
socialisme, dat overigens méér is
dan uitsluitend PvdA. omdat ik in
de politieke praktijk van het socia
lisme meer herken van wat het
evangelie vraagt en door de kerken
en in de oecumene, zowel nationaal
als mondiaal, wordt vertaald, dan
in de praktijk van de christen-de
mocratie. Maar dat is mijn keuze.
Kiezen voor het socialisme is voor
mij zich identificeren met de derde
wereld, met de machtelozen in
plaats van met de machtigen, met
de zwakken in de samenleving in
plaats van met de sterken.
Niet vlekkeloos
Ik zal de eerste zijn om te erken
nen. dat ook door de PvdA tijdens
de formatieperiode niet vlekkeloos
is gehandeld De Reckmanlakkeri-
ge reactie van de partijraad neem
ik niet voor mijn rekening. Hetgeen
overigens niet wil zeggen, dat ik
van mening zou zijn, dat de partij
raad of het congres zich ten onrech
te met de formatie zouden hebben
beziggehouden. Trouwens, ook bij
het CDA hebben andere organen
binnen de partij dan alleen de frac
tie zich met het formatiebeleid be
moeid. zoals bij voorbeeld het
CDA-bestuur, de ARP-top en de
KVP-partijraad
Maar men gaat aan de essentie van
het gebeuren voorbij.
Ten principale ging het er bij deze
kabinetsformatie om de kiezer te
geven wat des kiezers is. Dat is niet
gelukt, althans niet op dit moment.
Dat is betreurenswaardig en niet
verantwoord. Maar een kabinet, ge
baard op een wijze als dit Van Agt-
Wiegel-geval is tot weinig goeds
bekwaam Het zal veel narigheid
berokkenen aan de mensen met de
smalle beurs, terwijl wie in de ach
terste bank zitten er nog een poosje
moeten blijven zitten.
Misschien dat christenen met de
zelfde politieke visie en wil zich
weer eens zouden moeten beraden
op hun verantwoordelijkheid, on
geacht hun partijpolitieke keus.
B. Buddingh' ia lid van de gemeente
raad van Hilversum en de Provincia
le Staten van Noord-Holland voor de
PvdA. Hij was indertijd landelijk
voorzitter van de CH-jongeren.