Zijn crises voorspelbaar? De werkelijk schuldige Teleurgesteldniet verrast Een kijkje in Bophoethafswana IRIJDAG 9 DECEMBER 1977 Trouw/Kwartet P 11 - RHS13 door Koos van Weringh Deze week is de wereld weer een staat rijker geworden, namelijk Bophoethatswana, het tweede zelfstandig geworden thuisland in Zuid-Afrika; door niemand erkend, behalve dan door Zuid-Afrika zelf en het vorig jaar zelfstandig geworden Transkei. Deze gebeurtenis deed mij terugdenken aan een jaar of vier geleden, toen ik enige weken in Zuid-Afrika verbleef en ook een bezoek bracht aan Bophoethatswana, althans aan een aantal plaatsen daar. Twee ambtenaren van het Departement van Inlichting vergezelden mij. In een grote, zwarte auto werd de ruim veertig kilometer tussen Pretortia en Babelegi afgelegd. Deze laatste plaats is een zg. thuisland-groeipunt, zeg maar een industriële kern in opbouw. Nu rijd ik zelden of nooit in een auto, maar zelfs als ik daarin duizenden kilometers per jaar zou afleggen, dan nog zou deze tocht één van de merkwaardigste zijn, die ik ooit had kunnen meemaken. Ik had het gevoel in het tijdsbestek van één uur een eeuw terug te gaan. De kapitale welvaart van het fraai-aangelegde en hoogontwikkelde Pretoria ineens verruild voor de armoede van een zo te zien achteloos neergesmeten stuk land aan het begin van zijn allereerste ontwikkeling. Het grootst-denkbare contrast! Het gebied, waar ik terecht kwam, hoorde je eigenlijk niet per auto te kunnen bereiken. Auto's pasten nog niet in het beeld van die primitief-aandoende maatschappij. Primitief is wellicht niet het juiste woord, maar die toestand laat zich moeilijk beschrijven. Eén vantfe verhalen van Marten Toonder gaat over een tijddeurtje, waardoor Olivier B. Bommel en Tom Poes in een geheel andere tijd verdwijnen. Zoiets was het ongeveer. Je zag, dat je in een totaal andere samenleving was terecht gekomen. De achterstand bij watje een uur tevoren nog gewend was, kon je bij wijze van spreken voelen. De huizen leken op een soort veredelde plaggenhutten, allemaal van hetzelfde formaat, rij aan rij. De meeste wegen waren niet verhard. Een passerende auto benam voor enkele minuten elk uitzicht. Het geheel wekte de tadruk te zijn ingericht voor paard en wagen. Dat je in een etalage in de plaats Temba twintigste-eeuwse T-shirts zag hangen, maakte het alleen nog absurdistischer. Onuitwisbaar en tegelijkertijd schrijnend zijn de indrukken, die zich toen aan mij hebben opgedrongen. De welvaart van dat prachtige Pretoria is alleen mogelijk door de voortdurende bevolking. Aan het eind van de dag staan de werkers in groten getale aan de uitvalsweg van Pretoria te wachten op de bussen, die hen naar hun thuisland terugbrengen. Verschillende keren heb ik dat gebeuren vanaf een heuvel terzijde van de weg gadegeslagen. Uit de stad. waarvan de contouren van de hoge, witte gebouwen zich tegen de lucht aftekenen, komen ze, de vrouwen met dozen op het hoofd, in een eindeloze stoet naar de plaats van vertrek. Na hun diensten aan de blanke meesters te hebben bewezen, worden ze weer afgevoerd. De volgende dag komen ze terug. Aan de welvaart nemen ze geen deel, ze verzorgen die voor anderen. Meer dan iets anders leren zulke waarnemingen wat de gescheiden ontwikkeling inhoudt. De twee ambtenaren, zeer vriendelijke mannen, roemden de oplossing van de thuislanden echter als een grote uitvinding. De kritiek, vooral van een aantal zwarte leiders, die ik in een paar Engelstalige kranten was tegengekomen, schoven zij minzaam terzijde. De thuislanden moesten niet als een tussenfase worden beschouwd, zoals die leiders waaronder Buthelezi het toen voorstelden. Een stapel fraaie folders moest aan mijn twijfel een einde maken. Het getuigt natuurlijk van ijdelheid om jezelf te citeren, maar op 27 oktober 1973 heb ik in deze krant het volgende geschreven, als een soort voorspelling, gebaseerd op wat ik in Zuid-Afrika gezien, gehoord en gelezen had over de thuislanden-politiek: „Als de verschillen in welvaart en macht zo groot blijven, zal het verzet van de zwarte bevolking toenemen en zullen de problemen zich voor de regering in een snel tempo opstapelen. De oplossing zal dan gelet op de uitspraken van Vorster en anderen gezocht worden in een toenemende repressie van politie en justitie. Dat is een investering in ellende en verdriet". Bophoethatswana is nu zelfstandig. In het blad „Terzake", dat wordt verspreid door de afdeling Pers en Voorlichting van de Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag staat in het pas verschenen nummer een groot stuk over de betekenis van deze gebeurtenis. Bophoethatswana blijkt een paradijs op aarde te zijn. Schitterende foto's van blauwe heuvels en groene bosranden. Een felgekleurd wapenschild. Een foto in kleur van de wapendrager van de parlementaire processie met een staf, die de dankbaarheid symboliseert voor het oogsten van zelfbeschikking en de eenheid van de Tswana's. Een soort prinsjesdag in Zuid-Afrika, waar alleen de gouden koets aan ontbreekt. Maar dat kan komen en zelfs nog veel mooier worden, want, zo lezen we in „Terzake", Zuid-Afrika en Bophoethatswzna delen drie van 's werelds rijkste platinamijnen, waar tweederde van de produktie van de vrije wereld vandaan komt. Behoort Bophoethatswana tot de vrije wereld? Tot het land behoren 2,4 miljoen mensen, waarvan 1,6 miljoen in blank Zuid-Afrika leven, om de blanke macht op peil te houden. Geografisch gezien is het land samengesteld uit een stuk of zeven, ver van elkaar verwijderde gebieden, die alle weer in blank Zuid-Afrika liggen. Als Je het met Nederland zou vergelijken zou het ongeveer betekenen, dat eer. *eel van ons l^nd in Denemarken zou liggen, een ander deel in Frankrijk, een stukje in Duitsland, nog wat in België en hier en daar nog wat reepjes, zeven doodgeboren kinderen tegelijk. We kunnen zonder meer aannemen, dat de zwarten in Zuid-Afrika het in materieel opzicht aanzienlijk beter hebben dan die in Centraal-Afrika, ondanks het feit dat die laatsten nu door een keizer geregeerd worden. Het verschil is alleen, dat je voor het aanpakken van één spiegeltje aan één hand voldoende hebt, terwijl je voor tien spiegeltjes beide handen moet gebruiken. door H. J. Neuman De demissionaire minister van de fensie, mr. A. Stcmerdink, en zijn collega's in de NAVO zijn het er de vorige week over eens geworden, dat er een studie wordt vervaardigd over de mogelijkheden om de slagvaar digheid van de Nederlandse land strijdkrachten te vergroten. Daarbij zal zeker ook de wenselijkheid aan de orde komen een tweede Neder landse brigade te stationeren in de Noordduitse laagvlakte. Een en an der komt voort uit de vrees, dat we anders in geval van onraad te weinig waarschuwingstijd zullen krijgen om onze defensie in staat van ge reedheid te brengen. Bij voorgaande gelegenheden heb ik het op deze pagina al gehad over de militaire problemen die daarbij een rol spe len. Ditmaal wil ik de vraag aan de orde stellen, of er geen wetenschap pelijke methoden bestaan om de waarschuwingstijd als het ware aan de voorkant te verlengen, dat wil zeggen: eerder de tekenen waar te nemen dat er e'.n crisis op komst is. Aanleiding tot mijn stuk is de hefti ge discussie, die thans met name in Amerika gaande is over de vraag of er zoiets bestaat als een rampen- of crisisthcorie. Het gaat dan met name over mathematische technieken, die de mens in staat zouden stellen ge beurtenissen te verklaren en te voor spellen, die in aard en importantie variëren van chemische reacties en hondebeten tot een beurskrach en het uitbreken van oorlog. Het is dui delijk dat men hier met voorname lijk kwantitatieve gegevens opereert en in dit verband is het nog wel eens de moeite waard de aandacht te ves tigen op het boekje van drs J. G. Siccama ,,Over oorlog", waarin on langs ook hier te lande de kwantita tieve aspecten van het verschijnsel „oorlog" werden belicht. Na de Eerste Wereldoorlog is er heel wat geschreven en nagedacht over de oorzaken die tot deze volkeren- slag hebben geleid. In hoofdzaak werden deze conclusies bereikt: ten eerste, dat het de onbuigzaamheid van de bongenootschappelijke struc turen van Alliantie en Entente is geweest die het internationale sys teem aan de rand van oorlog en vrede heeft gebracht, en vervolgens, dat het uitbreken van de oorlog tot op zekere hoogte is veroorzaakt door staatkundige fouten die een aantal van dc grote mogendheden heeft be gaan als reactie op de crisis in de zomer van 1914. De hypothese dat deze fouten op hun beurt weer het gevolg zouden zijn van uitzonderlijk hoge temperaturen op hete dagen zouden staatslieden een verhoogde neiging tot agressiviteit bezitten is onlangs als niet steekhoudend verworpen. De vier jaren die aan het uitbreken van dc tweede Wereldoorlog vooraf gingen vertoonden weer een heel ander beeld. Ditmaal geen onbuigza me alliantie-structuren en geen af keer van compromissen. Integen deel, ditmaal was het dc verzoenen de en steeds weer tot schikking nei gende houding van Frankrijk en Groot-Brittannië, ook wel „appease ment" genoemd, die uiteindelijk tot de militaire catastrofe leidde. Uiter aard trok men hieruit achteraf weer een geheel andere les, deze name lijk, dat men zich tegen de roofzuch tige politiek van grote mogendheden dadelijk teweer moet stellen, wil men althans de oorlog voorkomen. Als de westelijke mogendheden in 1935 maar voldoende ruggegraat had den getoond, dan hadden de nazi's nooit kans'gezien de wereld in een nieuwe massa-slarhting te drijven. De reeks crises die wij zijn gaan kennen als de „Koude Oorlog" duur de ruwweg van 1948 tot 1964. Ze hebben in zoverre een „gelukkige" afloop gehad, dat een algemene oor log tussen beide hoofdrivalen ach terwege is gebleven. Ongetwijfeld heeft de herinnering aan de kwade gevolgen van „appeasement" ertoe geleid dat agressief internationaal gedrag met vastberadenheid tege moet werd getreden. Daarmee werd voldoende tijd gewonnen om tal van „natuurlijke" krachten in staat te stellen de strenge bipolariteit van vlak na de tweede wereldoorlog te verzachten en uit te hollen. Maar waren er nu analyses en con clusies genoeg om te kunnen spre ken van een „crisis-theorie"? Aan onheilsprofeten ontbrak het niet. Bekend is de voorspelling, in decem ber 1960 gedaan door C. P. Snow, dat over uiterlijk tien jaar een echte atoomoorlog zou uitbreken. Voor sommige schrijvers, zoals voor de Amerikaan J. A. Robinson in 1972, was er echter aanleiding te beweren: „een crisitheorie bestaat helemaal niet." Zoals gezegd: sinds enige tijd zijn andere geluiden hoorbaar. In maart van dit jaar opende Charles A. McClelland een speciaal themanum mer van „International Studies Quarterly" met de pretentieuze me dedeling, dat het de eerstvolgende jaren mogelijk zal zijn een mondiaal waarschuwingssysteem op te bou wen dat erop gericht zal zijn iedere situatie van ernstig gevaar vroegtij dig te onderkennen. De computer technologie is daarvoor voldoende ontwikkeld. De onafgebroken stroom van beelden die de dag en nacht voortwentelende satellieten vergaren zullen tot opmerkelijke „print-outs" worden herleid. En de talloze overheidsdiensten die op routincbasis kolossale hoeveelhe den informatie registreren zullen daar steeds minder geheimzinnig mee omspringen. Er is wel degelijk een crisistheorie, schreef McClel land, en daar moeten we ons voor deel mee doen. In hetzelfde tijd schrift beschreven Stephen J. An- driole en Robert A. Young hoe zo'n „geïntegreerd crisis-waarschu wingssysteem" er zou moeten uitzien. Zowel bij de aanhangers als bij de bestrijders van deze crisis-waar schuwingstheorieën bevinden zich voortreffelijke wiskundigen. Voor standers zeggen dat deze theorie de grootste omwenteling is in het ma thematische denken sinds de ont dekking van de differentiaal- en in tegraalrekening drie eeuwen gele den. De rampen- of crisistheorie van tegenwoordig gaat uit van de gedach te dat het mogelijk is werkelijke gebeurtenissen te symboliseren in twee- en zelfs drie-dimensionale voorstellingen. Vooral het werk van de Franse wiskundige Bené Thom is in dit verband van belang. Eén van de beoefenaren van de cri sistheorie is dr Zeeman, die o.m. een studie heeft gemaakt van de gebeur tenissen die in 1972 hebben geleid tot een opstand in de Britse gevange nis Gartree. Hij zegt dat men deze gebeurtenissen had kunnen „plot ten" op een „rampcnoppervlak" en dat men dan dc opstand met grote nauwkeurigheid had kunnen voor spellen. Tegenstanders van de theorie bewe ren, dat hier een poging wordt ge daan nict-wiskundigen om de tuin te leiden met gewichtig klinkende ter men. De indruk wordt gewekt alsof de wereld kan worden gededuceerd uit louter denkwerk. En de voorspel lingen, waar Zeeman c.s. uiteinde lijk mee voor de dag komen, zijn zo vaag en zo algemeen dat ze in feite niets te betekenen hebben. Het ge zaghebbende tijdschrift „Science" publiceerde onlangs een artikel on der de titel „Rampentheorie: de kei zer heeft geen kleren aan". Vooralsnog is de conclusie gewet tigd, dat de wiskundige rampenvoor- stellcrs nog niet zo ver zijn, dat ze het Eerste Nederlandse Legerkorps uit de zorgen kunnen helpen. Maar er is wel een interessante discussie op gang gekomen. De mensheid krijgt steeds meer gegevens tot haar beschikking. De vraag die ze moet zien te beantwoorden is: wat doen we er mee? door Gerard Visscher In Trouw van vorige week vrijdag stond een boeiend verhaal van mr J. N. Scholten over zijn indrukken en ervaringen in het afgelopen half jaar als Tweede Kamerlid voor het CDA. Ik meen echter dat het hier volgende verhaal, evenmin objectief en net zo goed op indrukken gebaseerd, de waarheid iets minder geweld aandoet. Mijns inziens schuift Scholten ten onrechte de schuld van het mislukken van de onderhandelin gen vrijwel geheel aan de PvdA toe De werkelijke oorzaak van dit echec is de fundamentele verdeeld heid binnen het CDA. Al voor de verkiezingen schreef dr J. van Put ten, lector politicologie aan de VU. in VU-magazine (mei 1977), dat wie een tweede kabinet-Den Uyl be geerde niet op het CDA zou moeten stemmen. Analyse van de afgelopen twintig jaar leert immers, dat de KVP, de CHU en de ARP voor de WD ko zen als dat maar enigszins mogelijk was. Vier jaar geleden was dat niet mogelijk, omdat deze vier partijen niet over een meerderheid in de Tweede Kamer beschikten, zodat KVP en ARP geen andere moge lijkheid overbleef dan een progres sief kabinet te gedogen. Van Put ten schreef, dat ook nu een kabinet CDA-WD veel waarschijnlijker lijkt dan voortzetting van het kabi net-Den Uyl, voorzover dat van het CDA afhangt. Het is exact zo uitgekomen, maar het had mijns inziens best anders kunnen lopen. Vooral omdat de verkiezingsuitslag zo dwingend leek. Voor een CDA-VVD-regering was geen werkbare meerderheid aanwezig, leek het. Daarom kon den ook de behoudende CDA-ers er niet om heen eerst met de PvdA te praten. De sfeer bleek al direct de dag na de verkiezingen, toen de CDA-frac- tie een motie van wantrouwen te gen Aantjes aannam, door niet hem maar Andriessen als tweede fractievoorzitter te kiezen. Er moest namelijk hard onderhandeld worden met de socialisten en dat was het duo Van Agt-Aantjes niet voldoende toevertrouwd. Van Agt en zijn fractie hebben evenwel hard onderhandeld. Zeker zo hard als de PvdA. Alhoewel Scholten het doet voorkomen, dat zijn fractie ook een progressief be leid nastreefde, was de eerste daad van Van Agt als onderhandelaar van het CDA openlijk formateur Den Uyl te kritiseren vanwege het feit dat Den Uyl bekend had ge maakt een progressief kabinet te zullen formeren. Alsof van Den Uyl een ander kabinet verwacht had mogen worden! Tot tweemaal toe. namelijk met betrekking tot de vermogensaan- wasdeling en abortus, werden de voorstellen van formateur Den Uyl niet aanvaardbaar geacht door een meerderheid in de CDA-fractie. Beide malen moest een CDA-lnfor- mateur de problemen helpen oplos sen. In beide gevallen bleken ver volgens compromissen wel aan vaardbaar. die in wezen niet afwe ken van de voorstellen van Den Uyl. Al vanaf die tijd werd er in de CDA-fractie voor gepleit om de sa menwerking met de PvdA maar voor gezien te houden. De meerder heid in de fractie durfde dit kenne lijk nog niet aan uit angst dat een te groot aantal fractieleden een co alitie met de WD zou blokkeren. De nieuwe informateurs, Den Uyl en Veringa, kwamen er in een vol gende fase samen niet uit. De be houdende krachten in de CDA- fractie vonden het nu welletjes. Er diende een CHU-informateur te ko men, die ook samenwerking met de VVD zou moeten onderzoeken. Van Agt bracht een dergelijk advies aan de Koningin uit. Het staatshoofd prefereerde evenwel het duo Ver dam-Vrolijk. Deze keuze werd door de hele CHU-top, namelijk Kruisin- ga, Van Verschuer en Van Hulst, openlijk gekritiseerd, alsof het staatshoofd niet langer onschend baar was. Nadat een akkoord over de zetel en portefeuilleverdeling gesloten was. werd Den Uyl wederom forma teur. Zoals heel politiek Den Haag bekend was (mij in elk geval wel. G.V.), zou het van de PvdA te veel gevraagd zijn zowel Kruisinga als Andriessen in het kabinet op te nemen. Desondanks werden beide namen aan de formateur gepresen teerd. De partijvoorzitters van KVP. ARP en CHU hadden het zo gewild. Waarom heeft Van Agt, eventueel samen met Aantjes, niet zelf de ministers-kandidaten bepaald? Hierop is mijns inziens maar één antwoord mogelijk: hij vreesde de behoudende meerderheid in zijn fractie die Andriessen in het kabi net wenste te trotseren. Hoezeer Andriessen zich ook tegen de pro- frammatische akkoorden keerde, ij bleef de natuurlijke leider van de KVP-fractieleden. De conclusie van formateur Den Uyl, dat de politieke wil om tot een kabinet van PvdA, CDA en D'66 te komen in de CDA-fractie ontbrak, indien zij zijn laatste voorstel zou verwerpen is mijns Inziens daarom terecht. Die politieke wil ontbrak, althans bij een duidelijke meerder heid. De steven werd dus gewend. Bin nen de kortste keren werd eerr CDA-WD regering in elkaar getim merd. hoewel de programmatische verschillen tussen deze twee partij en een stuk groter zijn dan tussen PvdA en CDA. Hoezeer de progres sieve minderheid in het CDA ook kreunde. Een minderheid dient zich te schikken, en zo gebeurde het ook hier. De individuele politici zijn nu niet meer van belang. Boersma, Lub bers. De Gaay Fortman en Aantjes. ze worden opgeofferd ten koste van Andriessen. Een Andriessen. die het de persoonlijkheid ontbrak om zelf te erkennen, dat hij niet paste in een kabinet-Den Uyl. Hij had in de CDA-fractie Immers zolang als het maar even kon tegen de tot standkoming van dat kabinet ge vochten. Om de macht Het gaat het CDA. net als Iedere andere partij om de macht, dat wil zeggen de meerderheid in het kabi net. Tien zetels in een kabinet met de WD zijn aantrekkelijker dan zeven posten in een progressief ka binet. Daar heeft men geen ..meer derheidsstrategie" voor nodig. Met dit al wil niet gezegd zijn. dat de PvdA vlekkeloos onderhandeld heeft. De socialisten hadden mijns inziens Van Agt van het begin af aan als zittend en toekomstig mi nister van Justitie moeten accepte ren. Den Uyl had er als formateur ook beter aan gedaan een even wichtiger voorstel uit te werken ten aanzien van de taken van de aan te trekken staatssecretarissen Maar het zijn in wezen ondergeschikte punten. Indien de politieke wil om een kabinet te vormen bij de meer derheid van één der fracties ont breekt. zijn andere zaken niet meer van belang. Een progressief kabinet zal pas weer gevormd kunnen worden, wanneer de kiezers een rechts alter natief onmogelijk maken. Diege nen die in de toekomst een progres sief kabinet wensen, zullen ervoor moeten IJveren dat CDA en WD tezamen bij de volgende Tweede Kamer-verkiezingen minder dan 75 j zetels krijgen. Drs. G. Visscher is als wetenschap pelijk medewerker verbonden aan het Parlementair Documentatie Centrum van de Rijksuniversiteit te Leiden. door Bert Buddingh In „Trouw" van vorige week vrijdag staat een Podium-bijdra ge van mijn mede-christen-radicaa] van destijds, het huidige CDA Tweede Kamerlid Jan Nico Scholten. Schol ten verwijt de PvdA in wezen ondemocratisch handelen en roept deze partij op „een gewone democratische partij te zijn in een gewoon democratisch land .Indien ze dat niet kan, indien ze voor de derde maal fout zou gaan en exclusief opeist voor zichzelf wat ze democratisch met anderen moet delen, breekt wellicht de tijd aan voor een anti-PvdA-motie op het CDA-verkiezings- crongres." Ik trek me wat hier staat wel aan. Ik zou dat niet doen als het afkom stig was van bijvoorbeeld Kruisin ga of Andriessen. Maar als een van huis uit christen-radicaal zoiets schrijft, dan vraag je je tenminste af of zijn toorn wel in billijkheid is ontstoken tegenover de Partij van de Arbeid; dit temeer als deze par tij (zes Jaar geleden) na mijn ver trek uit de CHU ook mijn keus is geworden. Of is Scholtens verhaal soms ont sproten aan een groot gevoel van teleurstelling, nu alles met de kabi netsformatie gegaan is zoals het gegaan is? Wel. dan deel ik die teleurstelling met hem. Alleen moet ik er wel aan toevoegen dat de gang van zaken mij niet heeft verrast. i In een artikel in „De Bazuin" van 20 mei 1977 schreef ik o.m.: „Wie nog twijfelt aan de plaats van het CDA in het politieke krachtenveld, moet maar eens goed om zich heen kijken. Christen-democraten die het midden prefereren vallen in de praktijk altijd naar rechts. Links van het midden blijkt een onmoge lijkheid. Ook Aantjes en Boersma zullen, weliswaar ongewild, rechts terechtkomen .Het grote gevaar dat het CDA bedreigt en waaraan het naar mijn mening op den duur zal bezwijken is dat het niet anders wordt dan een verideologiseerd chrlstendommelijk cultuurver schijnsel. inplaats van een evange lisch geïnspireerd actiecen trum Niet verrast Het resultaat van zes maanden for matie heeft mij wel teleurgesteld, maar niet verrast. Het kon niet anders worden dan een rechts kabinet. Dat deze dreiging pas kwam na de mislukte formaUe- en informatie pogingen om te komen tot een tweede kabinet Den Uyl, maar er al vanaf de oprichting van het CDA in zat, moge ook blijken uit de verkie zingsadvertentie van rooms katho lieke en protestantse christenen o.m. in Trouw van 21 mei: „De PvdA is niet heilig". Daarin staat o.m.: „Zeker, ook het CDA heeft een aantal programma punten waarin wij ons goed kun nen vinden (bijvoorbeeld ontwik kelingshulp en goede sociale voor zieningen). Het probleem is dat we er volstrekt niet van op aan kunnen of deze ook worden uitgevoerd, om dat het CDA de deur naar de VVD openhoudt, waarmee geen progres sieve politiek te voeren is." Inmiddels zijn we zo'n acht maan den verder. De dominerende con servatieve krachten, met name vanuit KVP en CHU. hebben hun stempel gedrukt op het CDA en bepalen de koers. Daarom ook is een anti-PvdA-motie overbodig ge worden Een motie immers beoogt een kabinet of partij in een bepaal de richting te krijgen. Welnu, de anti-PvdA richting van het CDA is nu voor iedereen duidelijk. Daar is geen motie meer voor nodig. Het CDA gaat vanuit zichzelf onont koombaar deze weg. Dat is een teleurstellende ervaring, met name voor de nog aanwezige christen-radicalen van destijds in de ARP. Wat de KVP en CHU radi calen van hun eigen partij allang wisten, door ervaring wijs gewor den. ondervinden de toen terecht in de ARP gebleven radicalen nu met het CDA aan den lijve, nl. dat voor creatieve, vernieuwingsgezin de en maatschappijhervormde krachten daar geen mogelijkheden zijn. Het CDA heeft niets gemeen met de ARP van voorheen. Anti revolutionairen die hadden ge hoopt op een progressieve identi teit dat is: program èn handelen moeten dan ook zeer teleurge steld zijn. Hoewel ik als christen geen ver wantschap voel met „het" CDA. voel ik mij wel verbonden met die mede-chrsitenen in het CDA die de moed hebben zichzelf te blijven en te staan voor wat zij en ik met hen zien als concrete consequen ties van een evangelisch geïnspi reerde politiek. Het bestaan van het CDA en zijn politieke praxis dwingt thans bij vernieuwing tot een keuze. Een keus. die voor mij zes jaar geleden uitkwam bij het socialisme, dat overigens méér is dan uitsluitend PvdA. omdat ik in de politieke praktijk van het socia lisme meer herken van wat het evangelie vraagt en door de kerken en in de oecumene, zowel nationaal als mondiaal, wordt vertaald, dan in de praktijk van de christen-de mocratie. Maar dat is mijn keuze. Kiezen voor het socialisme is voor mij zich identificeren met de derde wereld, met de machtelozen in plaats van met de machtigen, met de zwakken in de samenleving in plaats van met de sterken. Niet vlekkeloos Ik zal de eerste zijn om te erken nen. dat ook door de PvdA tijdens de formatieperiode niet vlekkeloos is gehandeld De Reckmanlakkeri- ge reactie van de partijraad neem ik niet voor mijn rekening. Hetgeen overigens niet wil zeggen, dat ik van mening zou zijn, dat de partij raad of het congres zich ten onrech te met de formatie zouden hebben beziggehouden. Trouwens, ook bij het CDA hebben andere organen binnen de partij dan alleen de frac tie zich met het formatiebeleid be moeid. zoals bij voorbeeld het CDA-bestuur, de ARP-top en de KVP-partijraad Maar men gaat aan de essentie van het gebeuren voorbij. Ten principale ging het er bij deze kabinetsformatie om de kiezer te geven wat des kiezers is. Dat is niet gelukt, althans niet op dit moment. Dat is betreurenswaardig en niet verantwoord. Maar een kabinet, ge baard op een wijze als dit Van Agt- Wiegel-geval is tot weinig goeds bekwaam Het zal veel narigheid berokkenen aan de mensen met de smalle beurs, terwijl wie in de ach terste bank zitten er nog een poosje moeten blijven zitten. Misschien dat christenen met de zelfde politieke visie en wil zich weer eens zouden moeten beraden op hun verantwoordelijkheid, on geacht hun partijpolitieke keus. B. Buddingh' ia lid van de gemeente raad van Hilversum en de Provincia le Staten van Noord-Holland voor de PvdA. Hij was indertijd landelijk voorzitter van de CH-jongeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13