etroit: een tragische stad 4 1 Mondigheid geen zaak van patiënt alleen 'er taxi door de onderwereld vi 2 T IATERDAG 19 NOVEMBER 1977 Trouw/Kwartet 29 oor dr. J. W. Schulte Nordholt Dmdat wij hier vlakbij (40 mijl) de grote stad Detroit, de „Motor- lity", wonen, gaan wij er nogal eens naar toe, al zeggen autoch- one vrienden dat ze er zelden en liever nooit komen, omdat het o'n barre wereld is. Beschroomd om in de metropool van de Automobiel auto te rijden, nemen wij de trein, want in Amerika en ervaring op zichzelf is, want al kunnen ze hier iemand naar tie maan schieten, een trein op tijd laten rijden of een station nenswaardig maken, vinden ze heel moeilijk. '5,2 3oJfroeger hebben ze het heel goed ï.ofekund, maar de auto heeft de trein '1.8 erslonden net als de magere koeien °%an farao de vette en nu is een reisje per spoor een bizarre belevenis, voor- i op zulke buitensporige trajecten kier in bet Midden-Westen (van *e, lew York naar Washington kan heel Redelijk zijn). Maar goed, met een trtraging van drie kwartier komen re toch aan op een station in een emitaat van gestadig verval; en restau rs atie tevens, dat lijkt elkaar in even- Dnr wicht te houden. lNS ^Verwoesting fpAls we uit dat oude gebouw naar buiten stappen komen we in een ii buurt die misschien een halve eeuw geleden betere dagen heeft gekend, maar nu prijs gegeven lijkt aan een verwarde verwoesting, waar de tand ich-ides tijds en de handen van mensen is/fin hebben samengewerkt. De ellende van zo'n woonwijk is haast niet te .1'beschrijven, de ratjetoe van vuil en verval, van gefrustreerde energie en hulpeloze smakeloosheid moet men zien om het te kunnen geloven. Ver veloze huizen, onwaarschijnlijk ge kleurde kerkgebouwen (daar zijn er hier overal veel van) in Gotische, Byzantijnse en andere stijlen, zon derlinge bouwsels, die ooit gediend hebben om de mensen van voesel, benzine of andere energiebronnen te voorzien, kapotte auto's, braaklig gende met gras en onkruid overwoe kerde terreinen, dat alles zonder eni ge orde of regel, een menselijk, on menselijk maanlandschap, dat zich mijlen en mijlen uitstrekt. Niet dat we daardoor heenlopen. Dat wordt ons door iedereen aigeraden. In zo'n letterlijk ontwrichte maat schappij tiert de misdaad welig en welgeklede vreemdelingen met ba gage moeten zich daar vooral niet in wagen. Detroit is een tragische stad, zelden zie je ergens een zo godverge ten. godverlaten wereld als deze en wij kijken er naar door de ramen van k taxi, zoals de opvarenden van de Nautilus naar de onderwater-juhgle keken in Jules Verne's onsterfelijke boek. Het beweegt langs ons heen als een onwaarschijnlijk schouwspel uit een surrealistische film. De statistie ken vertellen het wel allemaal, hoe veel ellende, hoeveel misdaad, hoe veel verval hier is, maar pas het oog wekt de pijn. opstand kwam tegen de Engelsen (maar Ford. Chrysler, Buidi en Olds waren fietsenmakers, monteurs en dergelijke slimmerikken die om streeks 1900 de eerste wagens op de weg zonder paarden wisten voort te bewegen). Rellen Tweehonderd jaar geleden was er nog maagdelijke wildernis, honderd jaar geleden was er een middelgrote stad, opgekomen dank zij haar gun stige ligging op dit punt. en nu is er een gigantische metropolis met een paar miljoen mensen, die voor een goed deel werken in de auto-indu strie. Voorzover ze werken, de werk loosheid is schrikbarend hoog hier. vooral natuurlijk onder de zwarten die ongeveer de helft van de bevol king uitmaken. Een wereld van werk en geweld, daverend van onrust en energie.Een geschiedenis van grote vooruitgang en grote schokken. Geen enkele stad in de Verenigde Staten heeft zo geleden onder de rassenrellen, de eerste notabene al in 1863 toen de blanken hun woede over de conscriptie (tijdens de Bur geroorlog) op de negers koelden, maar de grote en beruchte in 1943, midden in de Tweede Wereldoorlog (34 doden) en in 1967 (44 dodeni beide alleen bedwongen door het leger in te zetten. 1600 branden meldt het rapport over de laatste uitbarsting, en dat maakt dan enigs zins duidelijk hoe het komt dat de stad er zo verzengd uitziet. Downtown Maar alweer, dat is maar de halve waarheid. Er is behalve dat geteis terde Detroit ook een andere stad. En werkelijk, komt men daar. dan lijkt men op een andere planeet te zijn verdwaald. „Downtown" heet dat, en het is daar dat wij, bange witmensen, verblijven in een prach tig hotel met uitzicht op niets dan nieuwe glanzende gebouwen. Nu ja, er zit nog een enkele zwarte rotte tand in dat parelende gebit, maar die is men er reeds deskundig aan het uittrekken. Downtown Detroit wordt een ..showplace", een „etala ge". een glorieus exempel van Ame rikaanse vooruitgang, energie, ver nuft, stijl. Banken, theaters, restau rants, het wedijvert er allemaal in blinkende schoonheid. Het pièce-de- résistance is een groots complex van wolkenkrabbers, vier massale reu zen rondom een vijfde gegroepeerd die nog boven ze uitstrekt en die niets dan spiegelend glas is, hele maal rond. een ontzaglijke glazen koker, waar je in omhoog wordt ge spoten door een ook alleen in glas en staal gevatte lift, ertegen aan ge voegd zoals het trappehuis tegen een middeleeuwse toren. Je hebt een gevoel alsof je recht- va 4 ■\S' Als fort begonnen Hoe is zoiets gekomen, vraagt men zich af. hoe kon zo'n wereld ont staan? Denk het u eens in, 200 jaar geleden was hier nog helemaal niets dan een fort in de wildernis, door de Fransen gebouwd op deze strategi sche plaats aan de enge rivier tussen de grote meren (vandaar de naam Le Détroit, de engte), door de Engelsen overgenomen in 1760 en vervolgens door de Amerikanen, maar pas in 1796, jaren na de Amerikaanse Revo lutie. De namen uit die oude geschie denis zijn niet vergeten, want de auto-industrie heeft ze benut. Cadil lac was de Fransman die het eerste fort bouwde (in 1701), Pontiac het Indiaanse opperhoofd dat in 1763 in Het indrukwekkende Renaissance-complex in Detroit. standig ten hemel vaart, ijl en snel. hoog boven de stad en de rivier en het steeds wijdere stadslandschap uit. Helemaal bovenin kun je dan bij een dure cocktail of nog duurder diner genieten van een grandioos uitzicht, je bent dan meer dan 220 meter hoog. Dat hele geval samen die vijf torens, heet het Renaissan ce-Centrum. het is nog nauwelijks af. en de naam wil aangeven dat de stad als een feniks uit haar as her rijst. Van binnen is dit complex al even boeiend als van buiten, men wordt er niet door omsloten zoals door een kathedraal, maar raakt er in verstrikt alsof men in de Carceri van Piranesé was terecht gekomen, of als Jozef K. in zijn Kafka-wereld. Een soort verwarrende orde is het. veel erger, maar ook veel interessan ter dan de bedachte van Eschers etsen. Vertederd En dat hele gebouw door kan men dan thee drinken, koffie drinken, eten, slapen (er is een groot hotel in) en wat het getij verder brengt. Zeer boeiend allemaal, al was ik persoon lijk eigenlijk nog meer onder de in druk van een andere iets lagere wol kenkrabber iets verderop, die ge bouwd is door Minoru Yamasaki. een van de verfijndste architecten van het huidige Amerika. En trou wens vertederd (ik nog altijd) door het daarvoor opgestelde beeld van een jonge vrouw (heette ze niet In- grid) van de beroemde Italiaan Man- zu. Dat meisje staat door voor die ijle zilveren hal waarop dat grote gebouw rust als een moderne Aphro dite, geboren uit een glazen zee. Dat Is ook Detroit, een stad van blinkende welvaart en kostbare cul tuur. Trouwens, een eind verder, er gens midden in de chaos van de negerwijken (u moet hier niet uit stappen. zegt mijn blanke taxi chauffeur. het is hier veel te gevaar lijk met al die gekleurden), ligt een ander eiland van schoonheid, de musea en bibliotheken. Zoals de meeste steden hier in het Midden- Westen (Cleveland, Toledo. Chica go) heeft ook Detroit een magnifieke collectie oude kunst, ondergebracht in een gigantisch gebouw uit 1920 in de stijl van de Italiaanse Renaissan ce. Alleen al voor de Nederlandse schilderijen, waaronder verschillen de magnifieke Jacob van Ruys- dael's. is het een bezoek meer dan waard. Al die glorie is betaald door particulieren, de Fords, en zoveel andere zeer rijk geworden inwoners van deze stad, die zelf in weer een andere wijk wonen, heel mooi en schaduwrijk, verder naar het Oos ten aan het St. Clairmeer. Burgemeester Detroit is een stad verdeeld ln de schrilste tegenstellingen. En daar over is uiteraard in dit wakkere, beweeglijke land heel wat te doen. Ja dat contrast was zelfs inzet van de burgemeesters-verkiezingen die op 8 november gehouden werden. De tegenkandidaat van de zittende burgemeester beschuldigde hem er van dat hij, door het blanke kapitaal geleid, te veel aandacht schenkt aan de stralende stad downtown en on dertussen de ellende van het groot ste deel van Detroit vergeet. Interessant was dat de beide heren die elkaar zo fel bestreden beiden zwart zijn. Burgemeester Coleman A. Young, die al jaren in het ge meentehuis zetelt, is één van de be- Het andere Detroit kendste zwarte bestuurders van het land en tegenwoordig krijgt hij dat kwam in ons vorige stuk al ter sprake extra aandacht omdat hij zulke beste maatjes is met president Carter. Er was geen twijfel aan dat hij met zijn bravour en charme de verkiezing zou winnen, temeer daar hij, (niet terecht.) zijn tegenstander. r m 1 Burgemeester Coleman Young Ernest C. Browne, zwart maakte als een vriend van de blanken, een Un cle Tom zoals dat heet. Die Browne is een veel degelijker, maar dan ook saaier (waarom gaat dat toch altijd samen?) kandidaat, die tegenover de flair van Young in de verkiezings strijd kwam aandragen met een voorbeeldig gezinsleven en gods dienstige trouw. Dat woog niet op tegen het charisma van Young, die gemakkëlijk won. Eilanden Wat ik mij nu afvraag is of één van de beide kandidaten in staat zou zijn iets meer te doen voor de massa arme mensen van deze stad. Browne leek daar degelijker plannen voor te hebben, maar anderzijds heeft Young weer een wit voetje in Wash ington. dus goede kans (want zo werkt het hier) op federale steun. Maar het lijkt er niet zo erg op dat Young of Browne werkelijk de klo ven waardoor Detroit verscheurd wordt zou kunnen overbruggen. Het hele complex van problemen van rassenhaat en armoede en recessie en bureaucratie is zo verward, de menselijke verhoudingen zijn zo vol van onzekerheid, onkunde. onbe-# grip, wantrouwen, dat er niet veel* hoop is. Ik weet dat niet zeker. Als ik zie hoe onbeschrijfelijk, hoe totaal, in twintig jaar tijds het Zui den is veranderd, als ik denk aan de ontzaglijke krachten van goede wil en menselijkheid die in dit volk aan wezig zijn. dan kan ik niets voorspel len. Maar op het ogenblik leer ik in Detroit een les van verdeeldheid, krijg ik daar de indruk die ik telkens weer bevesigd vind. dat de Amerika nen, ondanks al hun uniformiteit op eilanden leven, van ras, klasse, gods dienst. en zo meer Als er nu eens een president zou zijn zo priesterlijk als Roosevelt, een echte pontifex, een bruggenbouwer. Dat moeten we Carter maar toewensen. Hij ziet ten minste de ellende onder ogen en dat is al heel wat. door Jelle Jan Klinkert Tot in de hoogste regionen van de overheid en van de artsenorganisaties is tegenwoordig het begrip „mondigheid" in verband met patiënten gangbaar. En het mooie is: iedereen is er voor. Als de patiënten al niet mondig zijn, dan moeten ze het wel worden, en liefst zo snel mogelijk. Jammer genoeg bestaat er grote onduidelijkheid over de manier waarop de patiënt in de werkelijkheid zijn mondigheid kan waarmaken. We moeten vooral oppassen het probleem (hoe wordt de patiënt mondig) te beperken tot de relatie tussen arts en patiënt. Weliswaar kan hier de onmondigheid in zijn schrijnendste vorm beleefd wor den. maar toch is het slechts een onderdeel van het totale probleem. Je zou daarom verschillende ni veaus kunnen onderscheiden en dan de arts-patiëntrelatie als het laagste niveau bekijken. Arts en patiënt zijn hier als het ware verte genwoordigers van hogere niveaus, waarbij we als het hoogste kunnen beschouwen: gezondheidszorg en samenleving. Anders gezegd: als er gepleit wordt voor mondigheid van de patiënt" dan houdt dat niet slechts in. dat arts en patiënt in hun directe ont moeting als gelijkwaardige en ver antwoordelijke partners tegenover elkaar moeten staan. Het houdt tevens in dat de gezondheidszorg geen zich verzelfstandigende maat schappelijke sector mag worden, die zich aan elke maatschappelijke controle onttrekt Tussen deze twee uitersten liggen allerlei meer of minder hoge of lage niveaus. Om maar een greep van boven naar beneden te doen: de gezondheidszorg in de regio, het ziekenhuis een groepspraktijk of een wijkgezondheidscentrum. Een opvatting van mondige patiën ten houdt dus ook in, dat in deze organisatorische eenheden in spraak van niet-medici vanzelf sprekend is. Medicalisering Laten we eerst eens het hoogste niveau, de gezondheidszorg in de samenleving, bekijken. Hierover zijn de laatste tijd behartigings- waardige dingen gezegd, met name door de Amerikaanse medisch-so- cioloog I. K Zola, en door de in Mexico wonende institutenbestrij- der I. niich Beiden constateren in onze samenleving een neiging tot wat zij noemen „medicalisering" of „vermedisering" (in het Engels: medicalizing) Met deze termen dulden zij aan. dat de beroepsgroep der medici en de door haar gecontroleerde ge zondheidszorg een steeds belang rijker positie in de samenleving in nemen. Dat gebeurt omdat die sa menleving onder invloed van die zelfde gezondheidszorg steeds meer verschijnselen als „ziekte" definieert. Daardoor komen steeds meer mensen steeds vaker met de arts in aanraking dan gewoonlijk en de dan genomen beslissingen worden steeds belangrijker. Zola vergelijkt dit proces met an dere ontwikkelingen. In de middel eeuwen, zo zegt hij, was het hele leven religieus. De werkelijkheid werd in termen van de religie ge ïnterpreteerd. De mannen van de kerk waren daarom in principe mannen die de macht hadden. Zij hadden het gezag om in belangrij ke vraagstukken van het leven de uiteindelijke antwoorden te kun nen geven In de 17e en 18e eeuw nam de invloed van de religie af. Nu kwam „de wet" op; het legale werd het interpretatiekader en Juristen werden de mannen die in principe de waarheid in bezit hadden. De plaats die met de neergang van deze opvatting vrij kwam. werd in de 20e eeuw mgenomen door de gezondheidszorg. Via een onopval lend proces groeit deze institutie uit tot de „schatkamer van de waarheid", om met Zola te spreken. Hier worden absolute, onaange-* vochten en laatste beslissingen ge nomen door schijnbaar neutrale en objectieve experts Gezondheid is geen middel tot een doel, maar wordt een doel in zichzelf. Gezond heid is niet meer een deel van het leven maar het leven zelf. Ter illustratie van deze stelling kan gewezen worden op de geweldige financiële groei van de gezond heidszorg vergeleken met andere begrotingsposten van de Overheid, de steeds belangrijkere rol van de medische keuring bij een sollicita tie, de toename van het aantal zie kenhuisopnames. gepaard gaande met de verwijdering van ziekte uit het gewone leven, en de rol van het gezondheidsideaal in STER-spots. Wat bedoelen we nu met mondig heid op dit niveau? Dat betekent, dat de patiënt en de mogelijke pa tiënt (kortom: iedereen) kritisch de rol van de gezondheidszorg in de samenleving beziet, dat hij zich van de ontwikkeling van het ge zondheidsideaal en de gevolgen daarvan (denk aan de problemen van chronisch zieken en gehandi capten) bewust wordt, en dat hij open informatie eist en zijn maat schappelijke verantwoordelijkheid op dit terrein waar kan maken. Patiënt-arts Het laagste niveau waarop de mon digheid van de patiënt een rol Dit artikel was gisteren op de Podium-pagina niet correct ge plaatst. Vandaar deze herplaat sing. speelt, om maar even een grote sprong te maken, is dat van de directe relatie van de patiënt met de arts, waarbij de patiënt aan de arts een klacht voorlegt ter behan deling. Mondigheid op dit niveau houdt in, dat de arts aan de patiënt informa tie over wat hij weet en wat hij niet weet (vooral dat laatste) verschaft, de verschillende mogelijkheden van de therapie bespreekt en in samenwerking met de patiënt een keuze maakt. Kortom: de mondige patiënt en arts kiezen samen op basis van aanwezige informatie Tegelijk betekent dit, dat de pa tiënt medeverantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de therapie. De relatie van de patiënt als een kleuter tot de arts als vader wordt zo een relatie tussen twee verant woordelijke volwassenen Onderzoek En hoe staat het nu in werkelijk heid met deze mondigheid? Laten we ons beperken tot wat er bekend is over het geven van informatie door de arts aan de patiënt. Dat is immers een fundamentele voor waarde voor verantwoordelijkheid. Een tweetal onderzoekingen kun nen iets (maar niet allesi hierover leren E Th Casaee ondervroeg in 1967 een steekproef uit de Utrechtse be volking in de leeftijd van 21 tot 65 jaar van 300 personen Hij probeer de te weten te komen op welke wijze zij het gedrag van hun hui sarts beschreven. Zijn conclusie was: .Artsen zijn in de ogen van hun patiënten mensen met wie je kunt praten en die zeker en beslist aangeven wat er moet worden ge daan. In vee) mindere mate zijn zij bereid tot het geven van informatie over ziekte en therapie of tot een gesprek over andere dan strikt me dische zaken". Opvallend is verder dat de dokter ten opzichte van mensen uit lagere milieus (nog) minder informatief is dan in zijn gedrag tegenover mensen uit hoge re sociaal-economische milieus J. M. O Persoon ondervroeg in 1974 in Nijmegen en Arnhem werkzame huisartsen en hun vrouwelijke pa tiënten. Hij concludeerde dat voor wat betreft het geven van duidelij ke informatie artsen en hun patiën ten het redelijk met elkaar eens waren over hoe het zou moeten wezen Beiden vonden dat de dok ter moet vertellen wat er aan de hand is en dat hij moet overleggen met de patiënt Maar de artsen waren van mening dat ze dat al genoeg deden, terwijl hun patiën ten vonden dat het nog veel beter kon. Toekomst Mondigheid van de patiënt blijkt dus een begnp dat op verschillende niveaus een rol speelt en daar ver schillende vormen aanneemt Het betekent niet alleen, dat de patiënt samen met de arts verantwoorde lijkheid voor zijn behandeling néémt, maar ook betekent het in spraak op het beleid van de ge zondheldszorg op vele niveaus. De mondigheid van de patiënt kan dus bepaald geen zaak van individuen blijven. Sommige patiënten hebben dit in gezien ze hebben verenigingen of stichtingen opgericht om hun be langen te behartigen ten opzichte van artsen, de gezondheidszorg of de samenleving (bij voorbeeld: de Nederlandse hartpatiënten vereni ging. de Blindenbond, vereniging van stomapatiënten enz.) Deze be wegen zich vooral op het middenni veau. meestal op een beperkt ter rein Pogingen om meer algemene patiëntenverenigingen op te rich ten. waarbinnen een beleid voor inspraak van patiënten op alle ni veaus van de gezondheidszorg kan worden ontwikkeld, zijn bij mijn weten nog met gelukt Dat is jam mer, en laten we hopen dat het snel zal gelukken, want georganiseerde samenwerking van (potentiëlei pa tlënten is de belangrijkste stap die op de weg naar mondigheid kan worden gedaan. Drv J. J. Klinkert is weten schappelijk medewerker bij de Vakgroep Algemene Sociolo gie van de Vrije Univertiteit le Amiterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 29