Mertens: jammer van het CNV
Over vijf gouverneurs en een eenzame GG
Een geval van
vette twijfel
Pas op, rook
Aftredend staatssecretaris na dertig jaar terug naar Dongen
Wetenschap en techniek
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
25
omschreven hem bij
fjjjn afscheid van het NKV als een
loorgewinterde katholiek. Diep
i ielovig. „Voor Jan Mertens is de
>elatie tussen katholiek zijn en
J iet maatschappelijk leven vlees
[in bloed."
graten met Jan Mertens betekent
nnderdaad praten over katholiek
nzijn en over het maatschappelijk
even. Op allebei heeft hij sporen
ichtergelaten. De „200 van Mer
tens' een groep van 200 per
sonen die elkaar op allerlei poli
tieke en economische knooppun-
1 en ontmoet en die daardoor on-
:ontroleerbare macht uitoefent -
e-is een begrip geworden.
Voor het NKV betekende het
voorzitterschap van Mertens
van 64 tot '73 de definitieve
overgang van een gesloten, ka
tholieke emancipatiebeweging
naar een open moderne vakbe
weging. In die periode wordt dui
delijk dat de emancipatie van het
katholieke volksdeel zich niet
langer zal voltrekken achter de
beschermende muren van de ver
zuilde organisaties.
Al in 1964 komt het verbondsbe-
stuur onder leiding van Mertens
tot de conclusie dat het geloof en
de katholieke beginselen hun
doorwerking moeten hebben op
het sociaal-economisch en maat-
door Huub Elzerman
schappelijk leven, maar dat dat
niet persé hoeft te gebeuren via
een eigen katholieke organisatie.
Daarvoor bestaat geen principië
le noodzaak meer.
De verbondsraad van het NKV
spreekt vervolgens in april '69 uit
dat er een visieprogram moet ko
men en dat er moet worden aan
gestuurd op een verdergaande
bundeling van de georganiseerde
werknemers, vooralsnog uit
gaande van de erkenning van de
eigen zelfstandigheid. Deze twee
beleidsuitspraken zijn de boeien
die de koers van het NKV in de
periode Mertens markeren. In het
NKV is een sterke gerichtheid
naar de maatschappij en naar
maatschappelijke hervormingen
op gang gekomen.
Later zal deze gerichtheid zijn
neerslag vinden in het NKV-visie-
program „Een visie ter visie".
Daarin zegt het NKV immers on
omwonden dat gemeenschappe
lijke belangen tussen werkgevers
en werknemers, samenwerking
en harmonie een fictie zijn als het
gaat om de economische orde, de
zeggenschapverhoudingen. Het
NKV neemt krachtig stelling te
gen de werkgevers als „de rem-
Mertens staat in zijn werkka
mer met het telexbericht dat
ministers Lubbers van econo
mische zaken niet meer be
schikbaar is voor het tweede
kabinet Den Uyl in de hand.
Hij leest het hardop voor
„het vermelden van mijn
naam moet echter op een
misverstand berusten. Ik
moet toch aannemen dat de
heer Den Uyl wist dat het
CDA de heer Andriessen ge
kandideerd had. en niet mij".
Het politiek onvermogen om
de huidige coalitie wederom
in het zadel te helpen bereikt
het zoveelste dieptepunt. Op
nieuw een klein drama. Lub
bers haakt in opdracht van
zijn partij af. „Maar", zegt
Mertens verbaasd. „Als Lub
bers niet meer beschikbaar is
en hij staat toch op het kan-
didatenlijstje dan is dat
toch een fout?"
„Ik heb geijverd voor deze
coalitie, zegt hij, „en dat doe
ik nog steeds. Ik heb destijds
de door de KVP veroorzaakte
val van het kabinet Cals
scherp veroordeeld. De
Nacht van Schmelzer was
voor mij het sein om uit het
KVP-bestuur te treden."
Jan (P. J. J.) Mertens. de de
missionaire staatssecretaris
van sociale zaken, oud-voor
zitter van het Nationaal Kat
holiek Vakverbond, stapt uit
de politiek. Hij is nu 61 jaar
en daarvan heeft hij er vijftig
gewerkt, 34 jaar als bezoldigd
vakbondsbestuurder en ruim
vier jaar als staatssecretaris.
Mertens: „Het landsbelang
en mijn belang zouden op een
mooie manier samenlopen,
wanneer er morgen een
nieuw kabinet is. Het land
heeft er dringend behoefte
aan en ik kan dan met pen
sioen. Naar Dongen, naar
vrouw en kinderen."
Rijke roomse leven
We praten met Jan Mertens
over die 34 jaar vakbonds
werk en over zijn korte poli
tieke loopbaan. Dat betekent
vanzelf dat het rijke roomse
leven ter sprake komt. Want
Mertens heeft het allemaal
meegemaakt, de vooroorlog
se emancipatiestrijd van de
katholieke arbeider, de ont
wikkeling van de katholieke
sociale leer, het verbod van
de bisschoppen in 1954 om op
straffe van onthouding „van
de genademiddelen der kerk"
lid te zijn van het socialisti
sche NVV of van de VARA.
Hij heeft ook gevoeld hoe de
weerstand tegen dit soort
verboden en tegen de harde
organisatorische structuur
van de kerk groeide, meege
maakt hoe secularisatie en
ontzuiling de kerk dwongen
tot aanpassing en vernieu
wing.
Mertens heeft 30 jaar in het
Brabantse plaatsje Dongen
gewoond. Als arbeiderskind,
als typograaf, als vakbonds
lid. In 1939 gaat hij als bezol
digd bestuurder van het
Werkliedenverbond aan de
slag voor de voorloper van de
Katholieke Werkende Jeugd:
De Jonge Werkman. Via het
voorzitterschap van de dioce
sane bond in Breda de
toenmalige standsorganisa
ties van de katholieke arbei
dersbeweging gaat hij naar
Utrecht, waar hij de porte
feuille van sociale zaken gaat
beheren. In 1964 is hij voor
zitter De KAB heet dan in
middels NKV
In kabinet
In 1973 geeft hij gehoor aan
het verzoek van zijn vriend
Ruppert. de toenmalige for
mateur. Hij treedt toe tot het
eerste kabinet Den Uyl.
„Ruim Zicht" schrijft: „Mer
tens in het meest linkse kabi
net dat Nederland ooit heeft
gehad." Maar Mertens gaat
met gemengde gevoelens. Hij
heeft jarenlang geroepen dat
de rooms-rode coalitie moefct
worden hersteld en alleen al
om zijn geloofwaardigheid te
behouden moet hij wel. Aan
Elseviers Weekblad ver
trouwt hij later toe dat hij
zich moeilijk van de vakbe
weging kon losmaken. Ook
als het voor zijn werk niet
nodig is, blijft hij alles wat
met de vakbeweging te ma
ken heeft van a tot z lezen.
Verwaarlozing
„Ik heb dertig jaar in Dongen
gewoond, zegt Mertens. Der
tig jaar erbuiten en nu ga ik
terug, al weet ik nietpf het er
wéér dertig zullen worden.
Bij het NKV ga je op 62-
jarige leeftijd met pensioen.
Ik ga nu iets eerder, maar dat
vind ik wel redelijk. Met de
banen, die ik heb gehad, kom
je niet aan je gezin toe. Van
mijn tien kinderen zijn er nu
nog drie thuis; aan die jaren
lange verwaarlozing van mijn
gezin, vooral van mijn vrouw,
maak ik een eind. Ik stop
ermee. Ik kom in geen geval
terug, ook niet in de Kamer.
Er is mij een aantal functies
aangeboden. Wanneer de for
matie-periode achter de rug
is. zal ik ze eens rustig op een
rijtje zetten om te kijken of
ik me nog nuttig kan maken
Maar ik zal zeker geen volle
dige 1)aan meer aanvaarden.
Ja. ook het voorzitterschap
van de Ziekenfondsraad is
genoemd. Maar ik leg mij
niet vast. Het enige wat ik
kan zeggen is, dat ik in mijn
keuze, vooral als het gaat om
commissariaten, mijn vak
bondsleden niet zal verloo
chenen. Ik zal niet toetreden
tot organisaties die in een
concurrentieverhouding tot
de vakbeweging staan."
Archiefkamer
Wanneer de staatssecretaris
zich „ex-bewindsman" mag
noemen, gaat hij beginnen
met het ordenen van enkele
vierkante meters archief
stukken en documentatie,
waarvoor hij in zijn huls in
Dongen een aparte kamer
heeft laten bijbouwen. „Ik
weet niet hoe, maar ik ben in
ieder geval van plan een deel
van mijn ervaringen door te
geven. Mijn archief begint in
1935 en ik heb de maatschap
pelijke en kerkelijke ontwik
kelingen bij wijze van spre
ken aan den lijve meege
maakt. Dat ga ik op de een of
andere manier op papier zet
ten, hoewel ik wel begrijp dat
het niet zal meevallen om
Jan Mertensik hoop nog steeds op een federatie van de drie
voldoende discipline op te
brengen zonder dat de zweep
er achter staat."
Mertens heeft, zoals gezegd,
hard gewerkt aan de veran
dering van de KAB van een
gesloten, typisch katholieke
emancipatiebeweging in een
open moderne vakbeweging.
In die zin is hij een van de
wegbereiders van de Federa
tie NW/NKV.
Mertens: „Dat is een geweldi
ge worsteling geweest. Ik ben
altijd voorstander geweest
van een federatieve samen
werking van NW, NKV en
CNV, inclusief de bonden en
de instellingen. Dat de fede
ratie van de drie er niet is
gekomen, heeft me diep te
leurgesteld. Maar er speelde
nog een zaak: Ik ging er van
uit dat nog vóórdat de fede
ratie een feit zou zijn de ka
tholieke ambtenaren, vere
nigd in de ARKA, de katho
lieke onderwijzers, de katho
lieke politiebond en de on
derofficieren zich bij het
NKV zouden aansluiten. Dat
zou een aanwas hebben bete
kend van zo'n 150.000 leden.
Het aldus vergrote NKV zou
méér evenwicht hebben kun
nen brengen in de federatie,
we zouden een geweldige
hoeveelheid know how heb
ben binnengekregen. Dat dat
niet is gebeurd, heeft me ver
schrikkelijk teleurgesteld.
Aan het mislukken van de
federatie van de drie wil ik
geen schuldvraag verbinden.
Ik weet ook niet of het aan
een van de drie heeft gelegen.
Ik zeg alleen dat ik het diep
betreur dat het CNV niet is
meegegaan. De taak van de
vakbeweging en dat is in
de eerste plaats de materiële
belangenbehartiging van de
leden is niet meer door
afzonderlijke vakcentrales
op te brengen. De zware fi
nanciële zorgen, het vele dub
bele werk in de drie vakcen
trales heeft verkorting van de
beleidslijnen, een grote doel
matigheid absoluut noodza
kelijk gemaakt. Een voor
waarde van het NKV is dat er
ruimte blijft voor de eigen
identiteit, voor de geloofsbe
leving. De vraag hoe geloof
en evangelie moeten door
werken in de oplossing van
sociaal-economische proble
men is actueel en die vraag
moet gesteld worden. Ook
binnen de federatie.
Daarom vind ik de opmerkin
gen van FNV-voorzitter Wim
Kok in Hervormd Nederland
over de betekenis van geloof
en levensovertuiging als bron
van vakbondsactiviteiten erg
belangrijk. Hoewel het NW
van oudsher al veel christe
nen, met name hervormden,
binnen zijn gelederen heeft,
vind ik zo'n opmerking toch
een doorbraak. Ik zou de aan
wezigheid van het CNV in de
federatie als een verrijking
hebben ervaren. Ik weet
wel.het CNV heeft een ge
heel eigen stijl. Zoals katho
lieken hun mis hebben, heb
ben protestanten hun bijbel
lezing, psalmzingen. Voor mij
is dat verrijking. Niet dat ik
van de vakbeweging een
soort kerkelijke organisatie
zou willen maken. Natuurlijk
niet. De vakbeweging behar
tigt de belangen van de werk
nemers en doet zij dat niet
dan maakt zij zich overbodig.
Waar het mij om gaat is dat
er ruimte is voor de vraag
welke betekenis het evange
lie heeft. Hier en nu."
Doorwerking
In 1964 trok het NKV de con
clusie dat het geloof en de
katholieke beginselen onge
twijfeld hun doorwerking
moeten hebben op het soci
aal-economische en het
maatschappelijk leven, maar
dat dat niet persé hoeft te
gebeuren via de eigen katho
lieke organisatie. Het confes
sionele organisatiebeginsel
werd losgelaten. De tijd dat
er werd gevraagd of je wel
praktizerend katholiek was
als Je als lid aanmeldde was
definitief voorbij. Maar de
ontwikkeling stond niet stil.
Het NKV verwijderde zich
langzaam van de katholieke
sociale leer zoals die is neer
gelegd in de grote sociale en
cyclieken Rerum NOvarum
en Quadragesimo Anno.
Daar staat immers de verzoe
ning, het solldarisme en het
gemeenschappelijk belang
van werkgevers en werkne
mers centraal.
mers van de sociale vooruit
gang." Maar Mertens is dan al
staatssecretaris in het eerste ka
binet Den Uyl. In „Den Haag"
werkt hij met oud-vakbondsman
Boersma samen aan de Algeme
ne arbeidsongeschiktheidswet,
de verlening van de Wet werk
loosheidsvoorziening voor de
oudere werknemer en de bestrij
ding van het oneigenlijke gebruik
van de sociale verzekeringen.
Zodra er een nieuw kabinet is
zal Jan Mertens het politieke be
drijf verlaten. Hij trekt zich terug.
Hieronder praat hij opnieuw over
het katholiek zijn en over zijn
oude liefde: de vakbeweging.
„Het probleem van harmonie
of conflict zou ik niet al te
intellectueel willen benade
ren. zegt Mertens. De Neder
landse vakbeweging, ook het
NKV. probeert door middel
van overleg zaken te doen
met de werkgevers. Als het
overleg vast loopt, vloeit er
soms een conflict uit voort.
Dat is geen zwart-wit kwes
tie. Natuurlijk staan Rerum
Novarum en Quadragesimo
Anno aan de basis van de
katholieke sociale leer, maar
ze moeten wel in hun histori
sche context worden beke
ken. In die tijd waren het
progressieve geschriften. Het
ging om de menswaardige ar
beid in de fabrieken. Er werd
bij wijze van spreken vooruit
gelopen op de huidige ar
beidsomstandighedenwet.
Essentie
Nu weet ik wel, dat in het
visieprogram van het NKV
de werkgever als de natuur
lijke vijand van de werkne
mer wordt neergezet, maar
daar heb ik dan ook mijn
problemen mee. In grote lij
nen sta ik achter „Een visie
ter visie", met sommige on
derdelen ben ik minder ge
lukkig. Dit is er een van. Nog
maals: de essentie van de
vakbeweging is de belangen
behartiging. Als je dat reliëf
wilt geven, dan kan dat wei
eens leiden tot een krachtige
formulering.
Nee. over de katholiciteit van
het NKV maak ik mij geen
groter zorgen dan van andere
organisaties. Mijn kinderen
zijn ook anders katholiek
dan ik. Toch zou ik niet graag
zeggen dat ik beter katholiek
ben dan zij. Vroeger werd er
alleen zacht gepraat over uit
getreden priesters, om een
non hing een geur van heilig
heid. zondags ging je ver
plicht naar de kerk. Dat is
voorbij, maar als ik hen sa
men met de pastores bezig
zie met het uitzoeken van
teksten voor de mis, dan
denk ik wel eens dat ze be
wuster katholiek zijn dan ik."
Tot slot zegt Jan Mertens dat
hij wat de vakbeweging be
treft op twee dingen hoopt:
„Ik hoop dat er geen verdere
verwijdering optreedt tussen
FNV en CNV. Polarisatie is
voor de werknemers heilloos.
En ik hoop dat mijn ideaal
een federatie van de drie er
alsnog komt. NVV. NKV en
CNV hebben te zeer wortel
geschoten in de Nederlandse
traditie: ze horen bij elkaar.
Misschien is het toch nog te
snel gegaan, misschien had
men wat meer tijd moeten
nemen. Maar het water stond
ons aan de lippen. Geplaagd
door zware financiële zorgen
moesten we wel verder. Aan
de andere kant was de oecu
menische gedachte, de ver
maatschappelijking ver ge
noeg voortgeschreden: De
geëmancipeerde katholieke
werknemer was aan een
hechter samenwerkende vak
beweging toe."
door J. G. A. Thijs
Soms is er onder de stroom telexnieuws,
waaronder een kranteredactie bij wijze
van spreken bedolven wordt, iets waaruit
blijkt dat althans niet iéder hier om ver
andering woelt. Zo was er onlangs de
mededeling dat er in ons land iemand tot
gouverneur benoemd was; brigade-gene
raal van de Koninklijke Marechaussee H.
C. de Bruijn volgde generaal-majoor E. N.
Spronk op als gouverneur van de residen
tie (Den Haag dus). Voor wie minder goed
thuis is in de militaire hiërarchie: iemand
met één ster op zijn uniform nam de
plaats in van iemand met twee sterren.
Nu hoef je bij het woord gouverneur niet te
denken aan een eenzaam overblijfsel uit een
tijdperk waarin Nederlanders de scepter zwaai
den over miljoenen mensen elders op de wereld.
Ben klein onderzoek leert namelijk dat er nóg
een paar Nederlanders zijn die deze titel dragen.
Ook Amsterdam heeft zijn gouverneur: gene
raal majoor M de Jong die (vreemd genoeg,
maar dat is zoals gelukkig zoveel op deze aarde
historisch gegroeid) in Gouda zetelt.
Een derde gouverneur verblijft in Breda, het is
de directeur (rector) van de Koninklijke Militaire
Academie, generaal-majoor M. H. von Meijen-
feldt. die de trouwe lezers van deze krant wel
bekend zal zijn. Eigenlijk is er in ons land nog
een vierde gouverneur: commissaris van de ko
ningin dr. J. Kremers van Limburg wordt door
zijn onderhorigen als regel zo aangeduid, maar
in tegenstelling tot de drie eerder genoemde
gevallen berust zijn gouverneurs-titel op geen
enkele wet of officiële bepaling. De Limburgers
hebben op dit punt eigenlijk nooit de in 1848
aangebroken nieuwe tijd aanvaard (bij de grond
wetswijziging van dat jaar werd de titel gouver
neur voor alle commissarissen des Konings ge
schrapt).
i
Van de drie „echte" gouverneurs heeft alleen, zo
hoor ik van een deskundige, de KMA-directeur
een volledige dagtaak aan zijn gouverneurschap.
De gouverneurs van de residentie en van de
hoofdstad hebben alleen een taak bij gelegenhe
den van ceremoniële aard. Wie van achter de
dranghekken wel eens het gebeuren bij staatsbe
zoeken of op Prinsjesdag gadegeslagen heeft
kan iets gezien hebben waarvoor de gouverneur
gezorgd had: de erewacht.
Ik zou onvoueaig zijn als ik niet een vijfde
Nederlander noemde die „echt" gouverneur is.
Hij woont buiten de grenzen van ons land; het is
drs B M. Leito. gouverneur van de nog steeds
met Nederland verbonden Nederlandse Antillen.
Maar daarmee zijn we door de gouverneurs neen.
want sinds dr P. J. Platteel in 1962 Nieuw
Guinea verliet is er daar geen gouverneur meer
en ook een andere vorm van gouverneurschap is
al een paar jaar onmogelijk: huisonderwijs door
gouverneurs (of gouvernantes) was weliswaar
volgens de onderwijswet van 1920 niet verboden
maar de wet van 1969 heeft het in feite uitgeban
nen. Leerplichtigen zijn nu niet alleen verplicht
bij een onderwijsinstelling ingeschreven te staan
maar ook die instelling geregeld te bezoeken.
Niet meer dan vijf gouverneurs dus.
Waarschijnlijk zal de titel „gouverneur" veel
Nederlanders wel het meest bekend zijn in de
combinatie met „generaal" en die combinatie
leverde een functie op (in het oude Nederlands-
Indië) die volgens oud-minister Weiter de vervui
ler ervan een verantwoordelijkheid oplegde zo
groot als geen ander in het koninkrijk te dragen
had. Weiter schreef dit in 1935, bij het overlijden
van A. W. F. Idenburg, die niet alleen vele jaren
a.r. Kamerlid en enige malen minister van kolo
niën geweest was. maar ook zeven jaar (van 1909
tot 1916) als „Groote Heer" in Buitenzorg ge
troond had. Weiter schreef dat het gouverneur
generaalschap in feite zó hoog was (het vormde
het hoogste gezag in Indië en haci geen volwaar
dige volksvertegenwoordiging naast zich) dat de
G.G. geen gelijken had. dat hij geen vrienden om
raad kon vragen of zijn hart bij kennissen kon
uitstorten en dat hij daardoor wel een van de
meest eenzame figuren van het koninkrijk moest
worden. Idenburg zei eens tegen Weiter dat hij
veel adviezen van rechters en autoriteiten kreeg
als hij moest beslissen over een doodvonnis
„maar het verschil tussen mijn paraaf en de
hunne is dat de mijne de betrokkene doet han
gen en de hunne niet."
In de herinnering van vooral veel gereformeerde
mensen die hem in die jaren in Indië meemaak
ten leeft Idenburg voort als een uiterst integere,
onvergetelijke figuur. Soms woonde hij in Welte
vreden de gereformeerde kerkdiensten bij; dan
stonden op de voorste rij links altijd twee fau
teuils klaar voor het landvoogdelijke echtpaar,
herinnerde iemand zich. „Bij het verlaten van de
kerk bleven de kerkbezoekers staan totdat de
GG was uitgeleide gedaan naar de auto die hem
naar het Buitenzorgse paleis terugvoerde." Iden
burg. die in de gereformeerde Kwitangkerk te
Batavia toen al ouderling geweest was en van
wie gefluisterd werd dat hij zijn bedienden zelfs
bij huiselijke godsdienstoefeningen betrok, werd
door de wijze waarop hij zijn ambt vervulde
overigens algemeen geacht en gewaardeerd. Nog
niet zo lang geleden noemde Drees sr. hem „een
der sympathiekste figuren" van de gereformeer
de richting, breed en mild ook tegenover de
Inlandsche bevolking.
Tot slot een citaat uit een brief die Idenburg
eens schreef aan een student in Leiden: „Ik
persoonlijk heb wel eens enige moeite ondervon
den in Indië ter wille van mijn belijdenis doch
slechts zeer weinig, en ik heb schier steeds
ondervonden dat een vrijmoedig belijden wordt
gewaardeerd mits het gepaard gaat met een
Christelijke wandel: dus met andere woorden
voor de wereld zijn oprechtheid uit de vruchten
bewijze."
Zijn meervoudig onverzadigde vetzuren nou echt wel
zo goed voor uw hart en bloedvaten? Er bestaat een
kleine wetenschappelijke minderheid die daar hele
maal niet van overtuigd is. De aanhangers van deze
tegendraadse opvatting hebben het extra nadeel dat ze
'juichend naar voren geschoven worden door groeperin
gen die ons gaarne meer boter en volle melk zouden
zien aanschaffen.
Het verband ligt er dan zo dik
bovenop dat de conclusies een
extra terughoudende benade
ring verdienen. Aan de andere
kant moet bedacht worden dat
de meervoudig onverzadigde
vetzuren met hun onmogelijke
naam toch ook vooral in het
publiek bewustzijn hebben
kunnen wortel schieten dank
zij de inspanningen van de
commerciële belangen achter
plantaardige oliën.
Het is bijvoorbeeld met het
oog op die inspanningen dat de
Europese Commissie het plan
heeft opgevat om dan maar
elke aanprijzing van voedings
middelen te verbieden die be
rust op beweringen dat iets ge
zond is. Het plan is overigens
lauw ontvangen, het maakt in
ieder geval geen snellere vor
deringen dan andere Europese
plannen. Tenslotte vindt een
wetenschappelijke meerder
heid dat er wel iets zit in dat
idee van die meervoudig on
verzadigde vetzuren (laten we
ze verder maar MOV's
noemen).
Maar het wetenschappelijk be
drijf is in zoverre weinig demo
cratisch dat oordelen niet bij
volksstemming tot stand ko
men. Wie iets beweert moet
het netjes aantonen. Of het
voldoende netjes is, maken in
principe dan de collega's uit
(toch democratisch, dus?).
Maar die collega's zijn ook
maar mensen, en daardoor
blijven er wetenschappelijke
meningsverschillen bestaan,
die des te onoverzichtelijker
worden naar mate er economi
sche of politieke belangen te
gen aan leunen.
Verrast
De MOV-aanhangers zullen
verrast opgekeken hebben
toen op een nogal prominente
plaats in het eerbiedwaardige
tijdschrift Nature de tegenpar
tij met begrip en respect aan
het woord gelaten werd. Op
pagina 2 van het nummer van
3 november vraagt de Londen-
se voedingsdeskundige John
Rivers aandacht voor de op
vattingen van zijn collega
George Mann.
Het staat als een paal boven
water dat mensen met een
hoog gehalte aan cholesterol in
hun bloed een verhoogde kans
op een hartaanval lopen. Deze
vettige stof is een bouwsteen
voor de afzettingen waarmee
de kransslagaderen van het
hart ln een tientallen jaren du
rend proces kunnen dichtslib
ben. MOV's in het voedselpak
ket worden verondersteld het
cholesterolgehalte van het
bloed te verlagen.
Er kunnen krachtige aanwij
zingen worden aangevoerd,
schrijft Rivers, voor de opvat
ting van Mann dat dat niet
klopt. Bij een recent onder
zoek in Michigan bijvoorbeeld,
werden 2000 mensen ingedeeld
naar hoog, normaal of laag
cholesterolgehalte van het
bloed. Hoeveel zij aten, hoe
veel vet er in hun voeding zat
en hoeveel van dat vet meer
voudig onverzadigd was. bleek
niet met dat cholesterolgehal
te samen te hangen.
Nu kun Je volhouden dat het
daar uiteindelijk niet om gaat.
het gaat erom of mensen al
dan niet overlijden aan een
hartinfarct. Er is een aantal
lange-termijnproeven gehou
den die er op wijzen dat MOV's
daar een gunstige invloed op
zouden hebben. Maar het ver
velende is, vindt Mann, dat in
die proeven de totale sterfte
niet wordt beïnvloed. Voor zo
ver Je op het punt van hart
ziekten iets zou winnen, blijk
je dat aan andere doodsoorza
ken weer te verliezen.
Die andere doodsoorzaken lij
ken in nogal wat gevallen
kwaadaardige gezwellen te
zijn. Het idee dat MOV's het
optreden van kanker zouden
kunnen bevorderen, dateert
van 1974. Veel voedingsdes
kundigen. aldus Rivers, be
schouwen het idee als niet be
wezen. De resultaten zijn in
ieder geval tegenstrijdig. Maar
dan kom je wel in een logische
vork terecht. Als je volhoudt
dat die experimenten niet
goed genoeg waren opgezet om
een (kleine) verhoging van de
kandersterfte te bewijzen, dan
kunnen ze evenmin goed ge
noeg zijn geweest om een (even
kleine) verlaging van de hart-
sterfte aan te tonen. Tel uit je
winst.
Aanhang
Nog verontrustender dan
Manns wetenschappelijke be
zwaren tegen het MOV-stand-
punt, vindt Rivers de grote
aanhang die het intussen heeft
verworven. Het is al zozeer de
geaccepteerde wijsheid gewor
den, dat het moeilijk is om
geld te vinden voor onderzoek
in de andere richting. En dat is
natuurlijk een puike methode
voor een veronderstelling om
de geaccepteerde wijsheid te
blijven, ongeacht het werke
lijkheidsgehalte.
Bijna overbodig is het tenslot
te. te vermelden dat Rivers om
de heer Mann zijn opvattingen
te horen uiteenzetten, zich
moest spoeden naar een pers
bijeenkomst belegd door de In-
formatieraad voor Boter, die
de reputatie van de Europese
zuivelindustrie behartigt. „Het
lot van ons dieet dreigt te wor
den beslist in een public-relati-
onsslag tussen margarinever
kopers en koeherders."
y
f
M
t
n
i
- g;
KT:
P
Vier mul loveel mensen overlijden als uiteindelijk gevolg van hun
rookgewoonte, dan door verkeersongelukken. Met dit aanspreken
de gegeven roert het „raadgevend consumentencomité" van de
Europese Gemeenschap in Brussel de trom. Toch doen we meer
aan verkeersveiligheid dan het tegengaan van sigaretten.
Inderdaad, moest de Europese Commissie toegeven, wij hebben al
43 richtlijnen voorgesteld met betrekking tot het wegverkeer en nul
over tabak. Het comité vindt dat de Commissie lich maar eens sterk
moet gaan maken voor een reclameverbod (inclusief een verbod op
sponsoring), verplichte informatie op pakjes, rookverboden in tal
van soorten ruimten, en voorlichtingscampagnes.
Het argument dat de nationale overheden de accijnzen op tabak
niet zouden kunnen missen, is bedrieglijk. De sociale kosten van
wél roken (uitkeringen ziektewet, medische verzorging, verloren
arbeidsdagen, brandschade), zijn meer dan twee maal zo hoog als
de opbrengst van de accijnzen, meldt het comité.
De Commissie heeft de boodschap getrouw in haar voorlichtings
bulletin overgebracht. Verder zal er wel niet zo veel gebeuren. De
Commissie kan zich wel sterk maken, maar de Commissie is niet zo
sterk. Ze hadden er een aardig plaatje bij gemaakt, dat wel.