Geen schot in de roos
Recht op
een kamer
voor jezelf
De vrouw
als subject
en object
A Z
Hedendaagse Schotse kunst, wat verwacht je daar eigenlijk
van? Een wat volkskunstachtige, wat stoer-primitieve winden-
waaien-om-de-rotsen-romantiek, suggestieve natuurevocaties
of een teruggrijpen naar een rijke geschiedenis? Hedendaagse
Schotse kunst. Ik denk wel dat de tentoonstelling van de
„Glasgow League of Artists", die tot 5 december in het
Cultureel Centrum te Venlo te zien is, een primeur is.
Daarbij komt nog, dat er onder de toeris
ten, die Schotland bezochten er maar wei
nig zullen zijn geweest, die dat speciaal
„om de kunst" deden.
'n Volkomen onbekende aangelegenheid
dus hier, hoe dan ook, een uitstekend idee
van het Cultureel Centrum dit Schotse
werk (met steun van de British Council)'
naar Nederland te halen.
De Glasgow League of Artists is overigens
geen groep met vakbondsallures, 't is ook
geen verzameling geestverwanten, maar
gewoon een aantal kunstenaars, die uit
praktisch-vriendschappeUJke overwegin
gen zijn gaan samenwerken, vooral op het
gebied van exposities. De groep laat het
niet bij presentaties in museums en gale
rieën alleen, maar exposeert ook graag en
veel in gelegenheden, waar de kunst niet
bepaald dagelijkse kost is. En ze houden
zich ook bezig met de „versiering", (enor
me muurschilderingen) van de oude arbei
derswijken van Glasgow.
door G. Kruis
seling een zeer zelfbewuste avant-garde op
gang, die wel nationale, maar zeker geen
nationalistische aspecten had. Maar Span
je is dan ook een land met een grote
traditie op het gebied van de beeldende
kunsten en het bruist en borrelt er wat dat
betreft nog steeds en hevig.
Gregor Smith: „Glenbuchat lament for the passing of winter" (detail)
Geen traditie
Apart
I Shaw: „Oedipus crow'
Groot-Brittannië heeft net als het Iberisch
schiereiland door de eeuwen heen altijd
een wat aparte positie ingenomen ten op
zichte van de reit van Europa. In Spanje
bijvoorbeeld kwam, niettegenstaande de
dictatuur in de jaren vijftig toch vrij plot-.
Schotland heeft geen lange, heeft hele
maal geen schilderkunstige traditie, 't Is
dan ook een land. dat lang arm is geweest;
er was nauwelijks een cultureel geïnteres
seerde middenklasse.
Dus heel nuchter gezegd het geldt ook
wel degelijk voor de kunst geen econo
mische basis voor de produktie van kunst
werken. Toen de omstandigheden zich
langzamerhand iets wijzigden, wat gunsti
ger werden, bleef de beeldende kunst nog
geruime tijd Uitermate traditioneel en
werd ook het hele verdere culturele leven
beheerst door bekrompenheid en door de
angst bijna voor werkelijke originaliteit.
De grote kunst-revoluties beroerden
Schotland nauwelijks: men kon er zich de
weelde van een oppositie tegen de midden
klasse niet permitteren.
Butts in een techniek, die ik niet
helemaal thuis kon brengen, maar
waar naar mijn gevoel wel de spuit
en de camera aan te pas zijn geko
men, tot slordig in elkaar gezette,
zwart geverfde objecten, waaraan
allerlei in touw gebonden voorwer
pen hangen zaken, die hier een
jaar of tien geleden nogal in zwang
waren van Cameron Shaw. Die
dragen dan titels als b.v. Oedipus
crow"
Voddige stroken
En van Peter Kleboe, wiens schilde
rijen vooral opvallen door een groot
vakmanschap, beland je dan weer
bij Alex Grahan, die verschillend
gekleurde voddige stroken stof tus
sen ramen spant, hangt, of bij de
„Texures" van Patricia Quinn. die
wazig geschilderde bloemetjes in
strakke vakken plaatst.
Ian Douglas Mc.Millan stoeit soms
een beetje met de vormen van zijn
doeken, er zijn de gebruikelijke
schilderijen in fluorescerende kleu
ren (John Nelson); grapjes met spie-
geldoosjes (Ken Mitchell); het ook al
gebruikelijke, kille gekrabbel op een
licht fond (George Devlin); con
structivisme. zij het in een zeer ver
sierde vorm (Tim Armstrong) en ook
nog één heel persoonlijk landschap
van Gregor Smith.
Alleb bijeengenomen nogal een ver
velende aangelegenheid die tot deze
wat negatieve opsomming leidde.
Allemaal erg verzonnen, nauwelijks
geïnspireerd.
Na het bekijken van tentoonstelling
als deze (de British Council staat er
toch maar achter) dringt de steeds
terugkerende vraag dan weer met
hernieuwde hevigheid op: vanwaar
toch altijd weer die bijzondere be
langstelling voor bepaalde kunste
naars, terwijl Je toch overal, in klei
ne galerietjes in binnen- en buiten
land, in stille ateliers vooral ook,
meermalen kunstenaars ontmoet,
die minstens zo Inventief, zeker zo
origineel werken en die vooral heel
wat duidelijker kenbaar maken waar
ze eigenlijk precies mee bezig zijn.
Misschien is Juist die duidelijkheid
De reden waarom Agnès Varda's
„L'une chante, l'autre pas" en
Francois Truffauts „L'homme qui
aimait les femmes" hier beide be
sproken worden, is beslist niet al
leen het feit dat het werken betreft
van een paar van de belangrijkste
cineasten van de befaamde „nou
velle vague", die omstreeks 1959
plotseling een enorme revolutie in
de Franse film en daarna ook in
die van andere landen ontketen
de. Beide films hebben de vrouw
als centraal object en het interes
sante daarbij is dat de eerste de
vrouw vanuit een typisch vrouwe
lijk standpunt benadert, terwijl de
tweede de expressie is van een ty
pisch manlijke visie op de vrouw.
Varda's film is duidelijk feminis
tisch, al klinkt dat eigenlijk veel te
programmatisch voor een film die
zó lichtvoetig, zo springerig en zó
I muzikaal gecomponeerd is. Haar
film begint in een straat die best de
rue Daguerre kan zijn de Parijse
volksstraat die zo onvergetelijk ge
stalte kreeg in haar recente docu
mentaire film „Daguerrotypes". De
naam van de straat is veelbeteke
nend: Varda begon haar carrière
als professioneel fotografe en al
haar films getuigen daarvan zowel
door haar prachtige beelden en
haar coloriet als door de uiterst
aandachtige observatie. Haar ca
mera wordt geleid door een grote
liefde en aandacht voor de mensen
in haar onmiddellijke omgeving en
legt aldus getuigenis af van een
even slagvaardige als intuïtieve
waarneming en van een groot,
warm hart.
In Truffauts „L'homme qui aimait
les femmes" is de vrouw daarente
gen duidelijk „object". Object van
de blik en van de nieuwsgierigheid
van een man die het,boek dat hij
over zijn ervaringen schrijft, eerst
Je chasseur" wilde noemen. Tallo
ze malen zien we hem over straat
dwalen en even geobsedeerd als
puberaal alle vrouwen die zijn weg
kruisen, observeren en taxeren.
Het zijn scènes die op zichzelf als
irritant en ietwat weerzinwekkend
ervaren zouden kunnen worden.
Filmkroniek door
dr. H. S. Visscher
Vriendin
Welnu, in die straat of in een
andere begint „L'une chante
l'autre pas". Pauline, een 17-jarige
gymnasiaste, zoekt een oudere
vriendin op, Suzanne, die samen
leeft met een fotograaf, twee kinde
ren van hem heeft, tot haar diepe
wanhoop opnieuw zwanger is en
hopeloos en afhankelijk vastzit in
een bestaan van sloverige huis
vrouw. De man met wie zij samen
leeft is een beminlijk maar krachte
loos mens. Hij verdient nauwelijks
ié(s met zi)n beroep, maar legt zich
aid, hobby-toe op het fotograferen
van vrouwen maar alleen als zij
een soort innerlijke droefgeestig
heid aan de camera'prijsgeven. Su
zanne is zo'n vrouw. Haar lot als
vrouw is weinig benijdenswaardig.
Geketend aan haar armelijke huis
houding en de zorg voor de kinde-
n, geketend ook aan haar liefde
voor de man, is zij de tragische
heldin uit een melodrama. Pauline
brengt een heel ander element in
die samenleving binnen. Zij ver-
schaft Pauline geld om zich te laten
aborteren. Nog kenmerkender is
het, dat zij, hoewel zij als model
voor de fotograaf poseren wil, zich
niet tot het object laat maken dat
hij van haar maken wil. Is het een
toeval dat de melancholische foto
graaf kort daarna zelfmoord
pleegt?
Sprong
De film maakt een sprong van 10
jaren. Pauline is onder de naam
„Pomme" een militante zangeres
geworden in een zanggroepje dat
heel Frankrijk door reist met „ab-
ortus"-liederen, want Varda's visie
is het begin van de film maakte
dat al duidelijk dat de vrijheid
van abortus en de vrijheid van de
vrouw onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn. Wat overigens al
lerminst inhoudt dat Pomme zelf
niet dol op kinderen is en niet zelf
trots en zelfbewust twee kinderen
ter wereld brengt
Pomme en Suzanne maken een
heel verschillende ontwikkeling
door. Suzannes emancipatie is to
taal anders. Conventioneler dan
die van de avontuurlijke en storm
achtige Pomme. Als Varda in een
bijzonder idyllische slotpassage de
twee vróuwen opnieuw tezamen
brengt, verkeren ze in zeer verschil
lende levenssituaties: Pomme is de
vrijgevochten, strijdbare zangeres
en tegelijk een gelukkige moeder;
Suzanne is getrouwd met een arts,
nadat die om harentwille van zijn
eerste vrouw gescheiden is. Het ge
meenschappelijke is niettemin dat
ze beiden hun bestaan in vrijheid
gekozen hebben en er in vrijheid
vorm aan hebben gegeven. Heel de
film is. na dat eerste frapient, dat
in 1962 speelt, een loflied op de
bevrijding van het vrouwelijk be
staan. zoals Varda dat belijdt. Het
is een verrukkelijke, lichtvoetige
ode aan het leven geworden, eigen
lijk ook een soort musical, dank zij
de mise-en-scène en de uitvoering
van de talloze „abortus"-liederen
van de zanggroep „Les Orchidées".
Een film die alles open houdt: er is
geen star ideaalbeeld van de
„Geëmancipeerde Vrouw": de een
zingt en de ander niet
Ziener
Maar „le chasseur" lijkt nogal wat
op Vestdijks „De Ziener" het
verhaal van een miserabele voyeur.
Vestdijks letterlijke vertaling: „de
ziener" suggereert duidelijk de
méérwaarde die hij aan zijn voyeur
meegeeft. De voyeur is een man die
koortsachtig een innerlijk visioen
achtervolgt en de werkelijkheid
manipuleert om aan dat visioen
gestalte te geven. In de roman
wordt hij steeds meer de figuur van
de romanschrijver, die in woorden
eveneens aan zijn innerlijk visioen
gestalte geeft. Misschien is het dan
ook meer dan een toevallige over
eenkomst dat „le chasseur" in
Truffauts film van boeken bezeten
is, en bovendien zijn eigen ervarin
gen te boek gaat stellen. Het wordt
tenslotte een autobiografische ro
man, die wordt uitgegeven en
zéker niet toevallig is het, dat de
man zèif een paar dagen voordien
letterlijk aan zijn obsessie gestor
ven is. De nieuwe titel van zijn
boek: „De man die van vrouwen
hield" staat in de verleden tijd.
Men zegt hem dat dat beter past in
de structuur en stijl van zijn boek.
Maar de film vertelt ons een andere
waarheid: als de man zichzelf te
boek gesteld heeft tot op de
zetmachine brengt hij nog verande
ringen aan en acht hij het niet
voltooid is hijzelf ten dode
gedoemd.
Doodsengel
de r
knei
I'
^vrijl
waa
Nergens geeft de film een psycholo
gische verklaring. Veeleer lijkt het
er op dat zijn zelfmoord een soort
signaal is: hij is uit de verdere film
geschrapt omdat hij niet meer
functioneert. Zijn rol was die van
de man die de vrouw tot „object"
leedt Weliswaar met de nobele
loeling haar Impliciete droef-
:id te ont-dekken, maar niette-
„object". zonder innerlijke
ijheid Het lijkt op de manier
waarop in „Le Bonheur" het vrouw
tje door zelfmoord verwijderd
werd. omdat er voor haar geen
Plaats meer was ln „het geluk".
Vanaf dat moment zien we in zijn
gezicht steeds duidelijker het ver
val, de ontbinding binnensluipen.
Hij is verdwenen in zijn boek. Op
gelost. En degene die ervoor zorgde
dat zijn levensverhaal als „roman"
zelfstandig gestalte krijgt, dezelfde
die ook de omineuze nieuwe titel in
de verleden tijd voorstelt, is een
vrouw: redactie-staflid van de uit
geverij. Hoewel zij ook voor hem
„valt", is zij uiteindelijk niet het
object, maar hij. Hoe helder en
sereen ook, zij is zijn doodsengel
Zo concentreert zich in haar alle
ambivalentie die „de vrouw" voor
Truffaut heeft: zijn films koesteren
en strelen de vrouw in haar schoon
heid en tederheid maar uiteinde
lijk is het de vrouw, die de man de
doodsteek toebrengt, of het nu Cat-
hérine uit „Jules et Jim" dan wel
„De sirene van de Mississippi"
is
Truffauts film herleidt die ambiva
lentie t.a.v. de vrouw tot de jeugd
en de rol van de moeder. In quasi-
ouderwetse documentaire opna
men toont hij de jaloerse haatrlief-
de-gevoelens van de zoon ten op
zichte van de moeder. In hoeverre
dat autobiografisch is, is mij niet
bekend. Zeker is het, dat de film als
geheel sterk autobiografisch is, in
deze zin dat Truffaut in de vorm
van „de man die van vrouwen
hield" de tendenties, de ambivalen
ties en de motieven van zijn eigen
filmerij aan de orde stelt en analy
seert. Hij deed dat in een film die
de charmante lichtvoetigheid zelve
is, en op het eerste gezicht wellicht
alleen een soort absurde comedy
lijkt. Wie Truffaut ként, ontdekt er
dezelfde onnavolgbare „douceur
terrible" in van al zijn films: een
„verschrikkelijke tederheid" die de
toeschouwer a.h.w inspint, maar
die niettemin keihard toeslaat.
Kunstenaars bleven loyaal diensten
verlenen aan de samenleving zoals
die bestond in plaats van die samen
leving (die op vele punten niet deug
de) te ondermijnen, zoals hun con
fraters op het continent dat deden.
Sprong
De tijd stond er dus lang stil wat dat
betreft en toen er plotseling toch Iets
begon te gebeuren, waagden ze daar
kennelijk in één keer de sprong van
de romantiek naar de internationale
kunst van vandaag.
En zo is de tentoonstelling in Venlo
gewoon een groeps-expositie, zoals
je die zo dikwijls kunt zien van be
paalde schildersgenootschappen. Je
vindt er van alles. Van erg mooie
wazige landschappen van Malcolm
Malcolm Butts: „Firth of Clyde"
In april van dit jaar heb ik in ons dagblad de
Nederlandse vertaling aangekondigd van
„Schrijversdagboek", een keuze uit het dag
boek van Virginia Woolf, samengesteld door
haar man Leonard Woolf. ZIJ was een dochter
van Sir Leslie Stephen. Virginia leefde van 1882
tot 1941, in welk jaar zij een einde aan haar
leven maakte. Zij had toen een gelukkig huwe
lijksleven achter de rug, had grote naam ge
maakt. had met haar man de beroemde Ho-
gart-Press opgericht. Zij behoorde tot de
Bloomsbury-groep, die zich nog voor de eerste
wereldoorlog in Londen vormde. Deze groep
bestond uit een aantal auteurs, die de overgang
van het Victoriaanse tijdperk naar de nieuwe
letterkunde markeerden.
Virginia Woolf is een fenomeen. Zij was bi-
sexueel, had een bijna ongeloofwaardige werk
drift en heeft in haar leven enkele malen aan
krankzinnigheid geleden. Toen zij opnieuw be
merkte dat krankzinnigheid haar besloop, gaf
zij haar leven terug.
Thans is van haar voor de tweede maal een
Nederlandse vertaling van „A Room of One's
Own" („Een kamer voor jezelf") verschenen.
Het is een tweemaal gehouden lezing die zij in
1928 in Engeland heeft voorgedragen. Zij moest
spreken over het onderwerp „De vrouw en de
roman". De vertaalster, mevrouw C. E. van der
Waals-Nachenius, wijst erop, dat het Engelse
„fiction" niet door een enkel Nederlands woord
kan worden weergegeven. Zij heeft, en mijns
inziens terecht, meestal gekozen voor „roman".
liet gevraagde onderwerp stelde Virginia voor
problemen. De titel was zó vaag dat zij wel drie
mogelijke bedoelingen zag. Zij zegt in het begin
van haar lezing, dat de betekenis kan zijn: de
vrouw zoals zij is (in tegenstelling tot haar
beeld in de roman); het kan ook betekenen: de
vrouw en de romans die zij schrijft; en het zou
kunnen betekenen: de vrouw en de romans die
over haar geschreven woeden.
Misschien, dat zij, zijn alle drie relaties wel
bedoeld.
door J. van Doorne
van louter vreugde hard over een grasveld en
wordt door een manspersoon tegengehouden:
alleen studenten en professoren mogen dit
heilige gras betreden. Wat later bedenkt zij, dat
in de bibliotheek van de Universiteit van Ox
bridge zich een manuscript bevindt, dat zij zou
willen raadplegen. ZIJ mag echter niet naar
binnen zonder begeleiding of een speciale ver
gunning, want zij is een vrouw
Feministe
Nieuw element
Typerend voor de zeer begaafde doch eigenzin
nige Virginia Woolf is, dat zij de drie mogelijk
heden laat varen en dat zij een stelling gaat
verdedigen, die weliswaar alles met de vrouw
en de roman te maken heeft, maar die een
nieuw, sociaal element toevoegt aan de pro
bleemstelling. Zij gaat de stelling verdedigen,
dat een vrouw over (eigen) geld moet beschik
ken en over een kamer voor zichzelf om romans
te kunnen schrijven.
Zij zegt, dat de drie interpretaties van de haar
toegespeelde titel, haar zouden doen belanden
in een lezing, die niet tot enig klaar inzicht
voert, niet tot een bondige uitspraak die haar
hoorders mee naar huis zouden kunnen nemen
en dan bewaren als een „korrel van de zuivere
waarheid".
Virginia Woolf gebruikte een procédé, dat haar
lezing zeer boeiend maakt. Zij vertelt hoe zij
haar lezing gemaakt heeft: haar essay is een
vertelling. Men bedenke hierbij dat zulk een
vertelling niet noodzakelijkerwijs een goed
moedige of volkse toon behoeft te hebben. Het
tegendeel bij haar is waar Haar verslag is
tevens essay.
Hoe begint het? Een jonge vrouw zit aan de
oever van een rivier in Oxbridge te denken over
de lezing die zij houden moet Dat „Oxbridge"
is doorzichtig genoeg. Zij vindt al starend in
het water, het motief voor haar causerie, loopt
Hier nu hebben wij het thema van de lezing.
Men zou kunnen zeggen dat Virginia Woolf een
feministe is. En dat is zij dan ook. Maar dan
toch in een andere betekenis dan men gewoon
lijk aan dat woord geeft
In de loop van haar toespraak neemt zij haar
hoorders mee naar haar boekenkast, bladert en
leest in bepaalde uitgaven, vertelt wat zij vindt
aan bepaalde uitspraken over de vrouw, ge
daan door beroemde mannen en becommenta
rieert romans die door vrouwen geschreven
zijn. ZIJ gaat de hoogmoed van de man te lijf,
die zegt dat een vrouw een veel beperkter
wezen is dan een man. daarbij, onder oneindig
veel meer. er op wijzend dat er nooit een
vrouwelijke Shakespeare geweest is.
Geen wonder, zegt zij. want als Shakespeare,
die geniale zwerver vrijbuiter, een zuster had
gehad, even geniaal als hij, en zij zou geleefd
hebben als hij, zij overladen met schande en
hoon zichzelf zou hebben omgebracht.
Een van Virginia Woolf's stellingen is, dat Je je
sexe tijdens het schrijven moet kunnen verge
ten. En dat kunnen mannen Weliswaar zijn zij
beducht voor de vrouw, maar hun positie is die
van de meerdere. Een man leeft in vrijheid,
stelt de wet vast. Hem wordt vergeven wat een
vrouw niet vergeven wordt. Hij kan zich veroor
loven heldinnen te scheppen Hij kan zich
veroorloven de vrouw op romantische wijze te
aanbidden. Maar dan altijd de vrouw zoals hij
wil dat zij zijn zal.
Virginia Woolf schrijft met „Een kamer voor
jezelfniet een sociologische, psychologische
of cultuur-historische studie. Ook raakt zij de
politiek niet aan. Nee. zij houdt zich streng aan
haar thema. Op grond van haar dwaaltocht
door de Engelse literatuur en dat is op zichzelf
al boelend genoeg, verdedigt zij de stelling, dat
een vrouw dezelfde vrijheid als de man moet
hebben, en dat zij dan zal blijk geven van
gelijke begaafdheid te zijn als de man. Zij moet
vijfhonderd pond van zichzelf per Jaar hebben
en een eigen werkkamer. Daar gaat het om.
Ook laat zij zien, dat in bijna alle romans door
vrouwen geschreven, de conceptie en de visie
geschonden worden door min of meer verbor
gen wrevel: haar sexe sluipt het boek binnen en
protesteert. Niemand die dit briljant essay
leest, kan ontkomen aan de gedachte „je kunt
merken dat het een halve eeuw geleden in
Engeland geschreven is".
Het is immers Juist in die halve eeuw dat de
vrijmaking van de vrouw tot stand gekomen is.
althans grotendeels en dan alleen nog maar in
het Westen.
Maar daarmee is de waarde van de lezing niet
gedevalueerd. Lang niet alles wat Virginia
Woolf bestrijdt, is overwonnen. En men moet
bedenken, dat de causerie een scherpzinnige
tocht is door de Engelse literatuur Zij geeft
een waardevolle bijdrage tot de kennis van die
literatuur.
Sprankelend
En dan is er de vreugde van het lezen van
sprankelend, menigmaal schitterend proza. Ik
zeg dat, na het boekje in vertaling gelezen te
hebben Die vertaling moet wel goed zijn. want
als een vertaling uitstekend Nederlands te le
zen geeft, kun Je er wel bijna zeker van zijn dat
die goed is. Ik bedoel dat die vertaling het
origineel juist weergeeft, dus herschrijft Jam
mer is alleen dat de vertaalster steeds „U
heeft" schrijft ln plaats van „U hebt" Aange
sproken te worden met een derde-persoons
vorm hindert me enigszins
Virginia Woolf: „Een kamer voor jeself". Oor
spronkelijke titel: „A Room of One'* Own".
Vertaling van mevrouw C. E. van der Waalt-
Nacheniu*. Bij „De Biige Bij" te Amsterdam.
Paperback. Aantal pagina 124. prij» 18.50.
Deel van de serie „Leven A Letteren".