Een dagje uit Spanningen in Noord-Afrika Ellende en verlossing vallen uiteen in de VS isri tZJEp 1UDAG 11 NOVEMBER 1977 Trouw/Kwartet PS 13 - RH 15 door dr. J. W. Schulte-Nordholt Als je hier door het land rijdt, dat nu in de herfst van een onwaarschijnlijke schoonheid is, met zoveel rood en goud in de bomen dat je begint de middenstand te verdenken van de zoveelste feestviering en pas langzamerhand ontroerd ont dekt dat dit de decoratie is van de tempel van het ongekorven hout goed, als je hierdoor het land rijdt sta je telkens verbaasd hoeveel huizen er her en der leeg staan en bezig zijn langzamerhand in elkaar te zakken. Waar eens brave boerenmensen een klein huiselijk geluk hebben opgebouwd of elkaar' leven een levenlang verzuurd, wij moeten niet te romantisch over elkaar den ken daar tiert nu het gedierte, eekhoorns en spreeuwen en de alle raardigste vliegensvlugge „chip munks" (hoe heten die bij ons? Wij kennen ze niet). Niemand bekom mert zich om dat verval, er is altijd meer ruimte, altijd een andere plek om opnieuw te beginnen, een ande re horizon om naar toe te trekken. Amerika is het land van de over vloed, of dat is het tenminste altijd geweest, het land derhalve van de jrote verkwisitng, „waste" zoals dat hier heer. Indertijd heeft een historicus een boek geschreven met de titel „People of Plenty", mensen van de overvloed, en daar in trachtte hij. niet zonder succes, iet hele Amerikaanse volkskarak- er uit die trek te verklaren. Altijd was er van alles nog meer, en je hier woont zie dat om je heen, het lijkt alsof het nog altijd zo is. Als je alleen al het papier ziet dat )er dag verknoeid wordt, in elk jlaatsje in dit onmetelijke land een >f meer kranten, in even een stadje al zo van 60 tot 100 pagina's per dag, in de grote steden kranten van de vulgaire omvang van telefoon ken bijna. De zondags-editie de New York Times ploft dreu- ,'nd op je stoep, honderden pagi- i's nieuws, sport, tuinieren, za- n, boeken en advertenties iral! (Papier is nog geduldig, zegt men, paar olie? Er zijn wel een paar [mensen die in kleinere auto's rij- len, maar wat er nog voortzoeft i droomkastelen is niet gering, i de huizen stoken de mensen nog altijd wat ze kunnen. Carter kan ^praten wat hij wil. Minder dan 70 Fahrenheit graden gaat het niet, jdaarin sudderen de bewoners zach- jtjes weg, lekker in hemdsmouwen, •geloos alsof ze nog in het vorige Iteuwse Eden leefden. Amerikaan heeft iets.van Adam n het paradijs een vergelijking al in de negentiende eeiiw vaak 'f gemaakt hij kart zich niet voor- stellen dat hij ergens aan tekort L sou komen en leeft nog in de on- 'H schuld van voor de recessie. Contrasten 550 haast niet anders of de beste pro gramma's met de beste bedoelin gen moeten verzanden in de inge wikkelde werkelijkheid door een nog ingewikkelder bureaucratie bevoogd. Maar aan de andere kant kan men beweren dat er hier pas dan wat veranderen kan, wat tot stand kan komen, als er de aandacht op wordt gevestigd, als de publieke emoties worden omgewoeld, de opinies ge schokt. Alleen als men de zaken luidruchtig en dramatisch maakt kunnen ze worden aangepakt, zoals in de New Deal in de jaren 1933- 1936, of tijdens de Civil Rights- beweging van 1963-1965. Op de golfslag van zulke ontroerin gen komt er veel goeds tot stand maar daarna zakt alles weer in, bedaart weer tot alledaags belang en tegenbelang, en dan lijkt het democratische proces weer danig vast te lopen in het onderling ge krakeel en partijbelang (al denk ik er van verre wel bij dat zulke zotte zaken als onze kabinetsformaties hier niet voorkomen). Maar of Carter nu in staat is om het land in beweging te brengen, zoals de grote Roosevelt indertijd en de behendige Johnson later? Hij mist, we zeiden het al, de „inside"-infor- matie waarover de laatste zo ruim schoots beschikte, maar hij toont zich ook nog lang niet de superieu re volksleider die FDR was, nog lang niet. Hij doet wel zijn best. Wat hij in de Bronx heeft gedaan heeft hij nu op een navenante wijze herhaald in Detroit. Daar heeft hij een gesprek gevoerd met een aan tal arme. goeddeels werkeloze, mensen om met eigen ogen te zien hoe het er nu werkelijk met ze voorstaat, om uit hun eigen mond hun klachten te horen. Die hebben ze hem dan ook niet gespaard en hij heeft er ernstig naar geluisterd en ze verzekerd dat hij weliswaar geen gemakkelijke oplossingen kon aanbieden maar dat hij aan ze zou denken en zich werkelijk voor hen zou inzetten. Vertoning \,k klaar wie over overvloed, voor- Jk poed, welvaart en zulke dingen neer praat, moet tegelijk het te- [enovergestelde zeggen, want Imerika is een land van contras- en, van uitrersten. Er is hier ook ekort, armoede, bittere ellende. )nlangs heeft Carter daar zelf zeer ladrukkelijk de aandacht op ge- estigd, door bij zijn bezoek aan lew York een zeer sterk in de pu bliciteit gebrachte tocht te maken Haar een deel van de stad, in de rijk de Bronx, waar het verval en Ie chaos het ergste waren. Over de vaarde van zo'n optreden is het tiet makkelijk te oordelen. Men an wel zeggen dat het er niet veel oe doet of de president komt kij- ;en, iedereen wist toch wel hoe opeloos de toestand daar en rouwens in vele andere grote ste den in de wijken waar de minderhe- en wonen werkelijk is. En al komt ij kijken wat kan hij er eigenlijk doen? Alweer vraagt men zich af wat zo'n vertoning want natuurlijk was de televisie er uitvoerig bij en de burgemeester van Detroit, de neger Coleman Young, die binnenkort herkozen wil worden, zonde zich in de glans van zo'n illustere gratis publiciteit nu uiteindelijk voor nut zal hebben. Het zwarte Congreslid voor De troit, John Conyers, sprak scham per over de hele affaire, niets dan schijn, er zou toch weer niets ge beuren, zei hij. En het is te vrezen dat hij gelijk krijgt. Want hoe goed de bedoelingen van de president ook zijn, er is op het ogenblik in Amerika werkelijk geen stemming voor sociale hervor mingen. Er is, als ik het scherp mag zeggen, veel schijn, veel studie, veel grootspraak, maar geen werkelijke wil tot verandering. En zelfs als die er is want er zijn hier zo ontzet tend veel goede mensen dan is de mogelijkheid er nog niet, want het land is te groot, en de problemen zijn te complex, en de federale or ganisaties komen om in hun eigen papierwinkel en in plaats van een gevoel van saamhorigheid is er de laatste jaren niets dan ethnische exclusiviteit gegroeid en verdeeld heid. Het ziet er eigenlijk somber uit. Carter praat met de armen, daar zou Rembrandt geen honderd gulden prent van hebben kunnen maken. Nee, dat is geen billijke vergelij king. Wij moeten anderzijds, denk ik, dankbaar zijn, als wij in een maatschappij leven waarin onze staatslieden geen heilanden zijn (netzomin als in onze kerk onze dominees, of wijzelf heiligen). Er bestaan geen totale oplossingen en waar men denkt dat ze wel be staan, vervalt men in totalitaire systemen en aanbidt men een dic tator als valse heiland. Maar daar lijkt me nu net het pro bleem van onze democratie in te zitten: hoe verhouden zich dan vi sie en werkelijkheid, belofte en daad? Als het waar is dat wij geen heilstaat kunnen maken, hoeveel alledaags-heil kunnen wij dan toch tot stand brengen voor onze hunke rende maatschappij? Op welke ter mijn en met welk uitzicht werken wij? Ik herinner mij nog levendig (maar ik citeer uit het hoofd) een stuk Carmiggelt, zeker al twintig jaar geleden, dat mij zeer trof. Het ging over de heilsverwachting in de poli tiek (was er toen ook niet zo'n mie zerige kabinetscrisis?). Zouden we dat echt willen, vraagt hij, Drees met een pet op, die op het balkon van het paleis op de Dam ver schijnt, en antwoord weet op alle vragen? Wij moeten droom en wer kelijkheid, of hoe men het noemen wil, niet aan elkaar vastmaken, maar wij kunnen ze ook niet geheel uit elkaar halen, dat is ons pro bleem, in het bijzonder van ons Christenen, zo vertrouwd met hoop en tekort. Ja, dat klinkt allemaal erg filoso fisch, theologisch zelfs („und leider auch Theologie"), maar ik kom weer op die dingen niet alleen door de sympathieke machteloosheid van Carter (ik hoop dat ik ongelijk heb) maar vooral ook door een be zoek aan een wereld die wel in twee delen, ellende en verlossing, uiteen lijkt te vallen, zoals in de stad Detroit. door Koos van Weringh Een mens wil wel eens wat anders en daarom ga ik soms op een zaterdag met de trein ergens naar toe. Niet helemaal „zomaar", maar naar een stad, waarvan je mag aannemen dat boekhandels, antiquariaten, musea en galeries tot de stedelijke uitrusting behoren. Zo n dag heeft een nuttige functie. Je bent er even uit zonder datje kunt worden opgebeld. Je steunt het openbaar vervoer. Je ziet nog eens een andere stad. Uit Amsterdam komend weet je wat er. zoals dat enigszins geringschattend heet, „in de provincie" omgaat. Het is een vorm van tijdpassering, die ik ieder kan aanbevelen. De afgelopen zaterdag was ik met iemand die dezelfde afwijking heeft naar Nijmegen afgereisd. In die stad zou een tentoonstelling worden geopend van Cubaanse affiches, in een galerie die zich toelegt op politiek-en sociaal-kritische kunst. De enige, stond op de uitnodiging. Of dat waar is weet ik niet. maar veel zullen het er in elk geval niet zijn. Na het bezichtigen vap de kleurige voorstellingen, die het geloof in de revolutie en de internationale solidariteit levend moeten houden, raakten wij verzeild in de Commanderie van St. Jan, een buitengewoon fraai gerestaureerd museum met uitzicht op de Waal. Als ik daar zou moeten werken zou ik de hele dag kijken naar de voorbijvarende schepen. In het museum is een kleine tentoonstelling ingericht van zeefdrukken van Koos van Tol en Leen van Weelden, getiteld Zomer 1977. De kunstenaars hebben zich laten inspireren door de schrijver Nescio en wel door het verhaal Zomer 1947, dat is opgenomen in de bundel „Boven het Dal Nescio haaltzich in dat korte stuk van iets meer dan één bladzijde de jaren twintig voor de geest en hoe het er toen uitzag aan de IJssel bij De Steeg. De koeien staan wazig bij het water aan de overkant. Een rij bomen komt even boven een andere uit. een geel korenveld ligt in de zon. Deze beschrijvingen van Nescio zijn door de twee kunstenaars op hun zeefdrukken overgebracht, op prachtige wijze. Mijn reisgenoot, een groot liefhebber en kenner van Nescio's werk, is diep onder de indruk en besluit binnen vijf seconden tot de aanschaf van een map met de acht zeefdrukken over te gaan. Overtuigend legt hij uit. dat een bedrag van 250 gulden eigenlijk niets is als het om zo'n werk gaat. Om hem enigszins tot de orde te roepen, vraag ik wat schamper welke bijdrage die dromerige afbeeldingen leveren aan de verandering van de samenleving. Een koe aan de waterkant, wordt de wereld daar beter van? Want daar gaat het toch maar om. zeker op een dag van belangrijke politieke gebeurtenissen als het congres van de PvdA in Den Haag. Ik heb nog overwogen die dag thuis te blijven en via de radio dat gebeuren te volgen, maar een mens dient ook om zijn gezondheid te denken. We zijn het erover eens dat Nescio dan wel geen revolutionair is, maar dat zijn werk inspireert. Als de mensen eens een tijdje naar een koe aan de waterkant of een overdrijvend wolkenveld zouden kijken, zouden ze misschien minder ruzie maken en politiek bakkeleien. De behoefte om naar de wolken te kijken wordt sterk voelbaar als we op de terugweg in de trein '/y Nijmegen-Amsterdam zitten, die in K Arnhem wordt overspoeld met uitvergaderde PPR-congresgangers. Want die partij blijkt ook nog te bestaan. In de confortabele vliegtuigstoelen, waarvan de Spoorwegen een aantal treinen hebben voorzien, de verdiensten van Nescio en de vervaardigers van de zeefdrukken in de Commanderie van St. Jan besprekend, moeten wij nu links, voor en achter ons gesprekken aanhoren over de besluiten die op het PPR-congres genomen zijn. Achter ons wordt betreurd, dat iedereen aan een genomen besluit zijn eigen interpretatie geeft, zodat je nog weinig opschiet. „Wat heeft het dan voor zien", roept iemand opgewonden. Wij staken ons gesprek over Nescio definitief als een andere PPR-reiziger de naam van de nieuwe politieke denker van de PvdA. Piet Reckman, laat vallen. Daar was het wachten nog op en wij gaan dan ook onmiddellijk over tot een bespreking van 's mans denkbeelden. In een andere krant die door de Perscombinatie wordt uitgegeven, „De Volkskrant", stond diezelfde ochtend een ingezonden stuk van Reckman. Daaruit valt op te maken, dat het traditioneel-roomse denken, dat zich vooral kenmerkt door het geloof in de hiërarchie, nu in de PvdA is doorgedrongen. De onderdanigheid aan het episcopaat heeft bij Reckman plaats gemaakt voor de horigheid aan de partijdemocratie. Alleen de namen zijn veranderd, de houding en de mentaliteit zijn dezelfde gebleven. Zoals de roomse „integralisten" voor de oorlog geen boodschap hadden aan de parlementaire democratie, zo ook Reckman niet. Belangrijker dan die democratie, met door de kiezers aangewezen vertegenwoordigers die verantwoordelijkheid meekrijgen, is bij Reckman de partijdemocratie. Nadat het volk gesproken heeft moet een kleine partij-elite nog even uitmaken of het goed gebeurt. Een soort kardinaalsdenken. Reckman vreest, blijkens een artikel in het PvdA-Opinieblad „Roos in de Vuist", dat de regenten weer terugkeren en met hen de manipulatieve leiding van de leiders die het altijd beter weten. Erger dan wat regenten kunnen doen is Reckmans partijdemocratie. Die regenten over wie hij het heeft zijn gekozen en kunnen tot de orde worden geroepen of desnoods weggestemd, maar het kiesgerechtigde volk heeft geen enkele greep op zo'n partij-elite, die zich als een inquisitie kan ontwikkelen. Door het spaaklopen van de formatie vóór het PvdA-congres is het net niet zover gekomen, maar die opvattingen blijven bestaan. Vol van sombere gedachten arriveerden wij in de hoofdstad Ir is al zoveel jaren zoveel bedacht, r zijn zulke mooie programma's itwikkeld tentijde van Johnson's Jreat Society, er is zo'n stroom van elfare" opgericht op de arme wij- en en wat is er nu allemaal van erecht gekomen! Ja erger, het kan Franse strijdkrachten worden over gebracht naar Senegal, kennelijk met de bedoeling Franse gijzelaars los te krijgen uit handen van het „Volksfront voor de Bevrijding van de Saguiet el Hamra en Rio de Oro", anders gezegd het Polisario. Koning Hassan kondigt aan gebruik te wil len maken van het recht van „hot pursuit", d.w.z. dat zijn Marokkaan se patrouilles voortaan niet langer halt zullen houden voor de Algerijn se grens, als ze guerrillero's van het Polisario achtervolgen. Het zou een beetje al te dramatisch zijn nu de vraag te stellen of een oorlog tussen Marokko en Algerije misschien wel onder inmening van grote mo gendheden nog kan worden voor komen. Maar het is wel duidelijk dat de spanningen in en om de westelij ke Sahara de laatste tijd weer eens zijn opgelopen. Momenteel zijn bij de zaak minstens vijf partijen betrokken. Frankrijk is in theorie neutraal, maar in de prak tijk steunt het de vijanden van Alge rije; en bovendien zijn Franse staatsburgers door het Polisario in gijzeling genomen. Algerije en Ma rokko misgunnen elkaar het bezit van de westelijke Sahara dat ruim negentig jaar Spaans bezit is ge weest. Mauretanië heeft samen met Marokko die westelijke Sahara ver deeld en is in Algerijnse ogen dus de medeplichtige van koning Hassan. Het Polisario tenslotte is de onaf hankelijkheidsbeweging die er, met door H. J. Neuman steun van Algerije, voor strijdt van de westelijke Sahara een onafhan kelijke socialistische republiek te maken. Ik zei dat er minstens vijf partijen bij de zaak betrokken zijn. Van de overigen noem ik alleen Spanje, dat nu een beetje spijt lijkt te krijgen, dat het enkele jaren geleden een nogal overhaaste overeenkomst heeft gesloten met Marokko en Mau retanië, daarbij een eerder gedane belofte dat het het recht op zelfbe schikking van de plaatselijke bevol king zou eerbiedigen schendend. Men zegt wel eens, dat het Polisario in mei 1973 te Nouakchott opge richt een sterke socialistische ba sis heeft maar dat het overheersende thema het nationalisme is. Vermoe delijk is dat geen onjuiste typering, al dient men te bedenken dat de loyaliteit van de Sahara-bevolking zich eerder richt op de stam dan op de natie. Staatsgrenzen zijn een betrekkelijk nieuw begrip. Een groot deel van de bevolking is nog steeds nomadisch; het is gewend daarheen te trekken waar het meeste voedsel is voor zijn dieren, onverschillig of dat nu in Marokko, Algerije of Mauretanië is De bevolking is verdeeld in drie gro te stamverbanden: de Reguibat (waarbinnen zich weer twee aparte facties voordoen), de Delim en de Izarguen. Van deze drie is de Delim de meest krijgshaftige. Uit het vorenstaande blijkt wel, dat het moeilijk is de juiste omvang van die bevolking te bepalen. De schat tingen lopen uiteen van 70.000 tot ruim 300.000. Herhaaldelijk heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Na ties het recht op zelfbeschikking van de Sahara-bevolking erkend. Vraagt men, of een zo kleine populatie in een zo misdeelde regio van de wereld eigenlijk wel aanspraak kan maken op een zelfstandige staat, dan luidt het antwoord dat er in de volkerenor ganisatie wat dat betreft preceden ten genoeg zijn. Bovendien zitten er heel wat fosfaten in de bodem. Het zijn met name die fosfaten waar Marokko het oog op heeft gevestigd. In het omstreden gebied bevinden zich de fosfaatmijnen van Bou Craa die, nadat de bedrijfsvoering aan merkelijk is verbeterd, zo'n tien mil joen ton per jaar opbrengen. Voor koning Hassan, wiens land 20 miljoen ton per jaar opbrengt (een derde van de wereldmarkt), zou het een onaangename zaak zijn de pro- duktie van Bou Craa als concurren tie te moeten ondergaan. Kan hij daarentegen Bou Craa aan zijn po tentieel toevoegen, dan schakelt hij al zijn mededingers uit en is heer en meester op de fosfaatmarkt. Maar koning Hassan bezit nog meer drijfveren. Een avontuur buiten de landsgrenzen houdt de strijdkrach ten mooi bezig, het drukt dc werk loosheid en het verhoogt 's konings prestige bij zijn onderdanen. Boven dien zit er in de Marokkaanse staats leer een expansief element. Allal al Fassi's „Groter Marokko", voor het eerst gelanceerd in 1956, omvat niet alleen het noordwestelijk kustge bied van Afrika tot aan Senegal toe, maar ook een stuk van de Algerijnse Sahara. Algerije is al verscheidene jaren de voorvechter van vele revolutionaire bevrijdingsbewegingen ter wereld. Het Polisario opereert als het ware voor de drempel van president Bou- medienne en daarom kan het na tuurlijk bij uitstek op zijn steun rekenen. Verder hoopt Algerije in de toe komst veel ijzererts te kunnen ex porteren. Het zou dat erts het liefst rechtstreeks naar dc Atlantische kust willen vervoeren en het zou een onverdraaglijke gedachte zijn als dat vervoer afhankelijk is van de grillen en luimen van concurrent Marokko. En natuurlijk is er de keerzijde van de theorie van Allal al Fassi: de Algerijnen zijn bang dal de expan- siezucht van het feodale Marokko ten koste zal gaan van hun eigen Sahara, ja zelfs van het ijzererts van Gara Djebilet. Zodra de Algerijnen het de Marok kanen in de westelijke Sahara niet langer moeilijk maken (middels het Polisario, dat zij voeden, uitrusten en huisvesten), zou de druk op bun eigen grenzen wel eens kunnen toe nemen. We horen en lezen vaak zo veel in abstracto over bewapenings wedlopen in de Derde Wereld. Wel- •nu, hier krijgen we een concreet geval voorgeschoteld: Algerije en Marokko die zich tegen elkaar aan het bewapenen zijn. Frankrijk speelt in dit geheel een wat wonderlijke rol. Het Westduitse optreden in Mogadisjoe heeft het hart van de doorsnee-Fransman sneller doen kloppen. De huidige Franse regering is bepaald niet wars van snelle interventies. Eerder dit jaar hebben Franse transportvlieg tuigen Marokkaanse troepen overge bracht naar Zaïre, waar ze een inva sie vanuit Angola hielpen afslaan. Niet voor niets was tijdens dc 14 ju li- parade in Parijs een voorname plaats ingeruimd voor de „forces d'intervention". En zodra het nieuws bekend werd, dat het aantal Franse gijzelaars in hunden van het Polisario was opgelopen tot dertien, deelde de Franse minister van de fensie Yvon Bourges (het was de 27ste'oktober) op onheilspellende toon mee dat de reactie van zijn regering allerlei vormen kon aan nemen. Inderdaad zijn later 200 man Franse militairen overgebracht naar bases in Senegal. Maar de moeilijkheid is, dat deze Franse interventie-troepen geen zichtbaar doel hebben: de gijze laars worden voortdurend ver plaatst. Ook met het oog op de ver kiezingen in maart zou president Giscard d'Estaing een militaire „Handstreich" in Afrika uitnemend kunnen gebruiken. Maar dan moet hem het risico van een mislukking wel bespaard blijven. En dat risico is nu erg groot: het doel is mobiel en onzichtbaar, en het element van de verrassing is nagenoeg verdwenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 15