Ontwikkelingsfonds in Tanzania wil 't zelf doen Parijse confectie voor zomer 1978 Specificeren van telefoongesprekken voor PTT te duur PPR partijbureau nog steeds bezet Laag over laag voor deze herderinnenjurken van Annemarie Beret- ta, typerend voor de lentemodc van de Parijse Prêt a Porter. Kenzo liet zijn mannequins zelfs ooglappen dragen om zijn wijde piratendracht te benadrukken. Een ander voorbeeld van de laagjesmodc: broek, bloes, vest en een leren, om de taille geknoopt, voorschootje. Chinese monnikenpij met vierkante mouwen en capuchon, een laatste spoor van de hoerendracht zoals die drie jaar ge leden door Lanvin werd gelanceerd. Na een chaotisch modecircus van een week, waar duizenden inkopers en journalisten keken naar de nieuwste voorjaars kleren onder de meest barre omstandigheden (slecht geor ganiseerde shows her en der over Parijs verspreid, in veel te kleine veel te benauwde ruimten, waar men letterlijk onder de voet werd gelopen), kan toch geconstateerd worden dat ontwerptalent nog steeds aanwezig is. Het silhouet is gigantisch van om vang en zeer vloeiend. De blous- sons zijn er al twee jaar; Jap intro duceerde deze zakkerige poffende lijn die sindsdien door velen is overgenomen en uitgewerkt. Deze zomer valt er een ware rage met duizend-en-een-variaties op de. blousson te verwachten. De groot ste en meest omvangrijke silhou etten zijn van Annemarie Beretta. Die van Yves Saint Laurent zijn het grappigst en het sportiefst; hij maakt ze van popeline in kaki en in fellere tinten. Jassen slokken veel meters stof op. mèestal zijn ze in de taille met een ceintuur samengeknoopt of ze lijken op driekwart ochtendjassen. Dat deze volumineuze mode toch heel vrouwelijk kan zijn blijkt uit de middag- en avondjurken van ragdunne katoenen voile of van gedessineerde zijden crêpe, bij eengebonden in de taille of op de heup, met buitenmodel pofmou wen en erg veel stroken en ruches. De lengtes zijn overwegend aan de lange kant, zo halverwege de kuit. Maar er zijn vele uitzonde ringen zoals de knielange kléine i meisjesjurken bij Dior en Chanel, j of de geklede met ruches gegar- neerde tunieken op bermuda's van hetzelfde materiaal. De mini- 1 jurken zien eruit als heel wijde korte tunieken en ze worden met blote benen gedragen of met iets langere broeken. Het laagjessil- I houet blijft. Er zijn schortjurken. dubbele rokken, grote tunieken over broeken, blouses, vestjes en jasjes. Het gaat om de stofcombi- natie: niets hoeft van hetzelfde te zijn maar het geheel moet wel bij elkaar passen. Voor degenen die denken er bela chelijk te zullen uitzien in ballon nen en laagjes brengt Parijs wat smallere jasjes en nochalante tu nieken over gerimpelde dirndl rokken. Kleuren zijn niet bijzon der zomers; veel kaki, beige, ca mel, zwart, donker oker, zacht groen en lila, maar ook wit en gebroken wit. Voor de avond zijn het de zachtste pastels of harde felle tinten. Katoenen popeline is het populairste materiaal naast gewone katoen en jersey, s'avonds is het vooral zijden crêpe en tafzijde. Kenzo, de man van de nieuwe vormen en trends komt met slobberige Charlie Chaplin pakken, met taps toelopende broeken, vierkante truien en half rond uitgesneden mouwloze ves tjes. Er zijn lange en korte pof broeken, vaak uitlopend in rij broeken zoals bij de piratenpak ken en de Nerhu-leok van Kenzo. De fietsbroeken van Yves Saint Laurent zijn voorzien van cein tuurs en omslagen, terwijl de an dere broeken nonchalanter val len, met plooitjes in de taille, wij der om de heup en met omslagen op enkelhoogte. Er worden veel badstof „trainingspakken" ge bracht, ze Zijn er zelfs voor de avond. Mini jurken, gebonden in de taille en op de heup of gedragen op korte pofbroekjes, alles ruim voorzien van stroken en ruches. volking in sommige gebieden werkt gratis om de zaak op poten te zetten. Dat is de aanpak die het ontwikke lingsfonds voor ogen heeft: niet over de hoofden van de mensen heen. maar met de mensen samen. Op die manier wordt het meeste bereikt en is men ook bereid er aan verder te werken. Knagende maag Op papier klinkt het mooi, maar de moeilijkheid in veel ontwikkelings landen is vaak dat de inzet niet al te groot is. Jarenlang heeft niemand enig nut van zijn arbeid gezien, de armoede verdween niet, de maag knaagde, de kinderen bleven ster ven. Ook in Tanzania is het gevaar dat mooie ontwikkelingsplannen worden opgesteld maar amper wor den uitgevoerd, omdat het schort aan medewerking. Mevrouw Mulengo getuigt van veel werkelijkheidszien: „Eén van de grootste problemen van ons land is het gebrek aan vastbesloten leider-, schap en het gebrek aan kennis en ervaring." Zij vestigt haar vertrou wen op de nieuwe generatie die wel verwachtingen heeft van de toe komst. Daargelaten dat dat niet zel den de eigen toekomst is, in plaats van de toekomst van het land. Ook de gewone mensen op het plat teland (waar negen van de tien Tan- zanianen wonen) zitten volgens me vrouw Mulengo niet langer lusteloos achterover maar vertrouwen meer en meer dat het leven beter kan. Hen daarvan te overtuigen kost ech ter wel tijd, veel tijd. „De Arusha- verklaring waarin Nyerere zijn ideeën uiteenzette ligt nu tien Jaar achter ons, maar we zijn nog niet halfweg." Ze wijst er ook op dat het bestuur in een ontwikkelingsland iets heel an ders is dan het bestuur in een kolo nie. „Dat laatste kon vanuit de hoofdsteden, een land als Tanzania moet decentraliseren, veel meer van af het platteland en vanuit de dor pen doen." Dat gebeurt dan ook. terwijl aan de andere kant mensen op het platteland verhuizen naar wat grotere dorpen omdat daar scholen en ziekenhuizen kunnen worden gebouwd, putten geslagen en aan bij voorbeeld landbouwvoor lichting kan worden gedaan. Die verhuizingen gingen niet altijd zon der slag of stoot en die nieuwe dor pen zijn geen „ujamaa "-dorpen zo als vaak wordt verondersteld. Uja maa betekent familieband en het woord alleen al zou de verzekering zijn voor samenwerking en gemeen schappelijk bezit. Vergeet het maar. Ujamaa, zegt mevrouw Bulengo, is dan wel een doelstelling, mensen moeten zelf in de dorpen maar uit maken hoe zij het grondbezit of de landbewerking willen aanpakken. Bij de uitvoering van het in wezen goede ontwikkelingsbeleid in Tan zania zijn fouten gemaakt de twee CDTF-mensen erkennen dat onmid dellijk „Maar daarvoor hoeven we ons niet te verontschuldigen. We kunnen er alleen maar van leren." Op uitnodiging Martha Bulengo en Daudi Ricardo zijn in Nederland op uitnodiging van het Tanzanla-comité, dat even als o.a. de Novlb het CDTF steunt. Vorig Jaar ging er één ton naar toe en ook dit jaar zal weer een bedrag worden overgemaakt. (Tel. 030-517170, giro 2903622; op het laat ste nummer Is voor tien gulden ook een voorlichtingsmap over Tanza nia te krijgen). door Nico Kussendrager Tanzania wordt aan de ene kant vaak verheerlijkt, aan de andere kant verguisd. Volgens de één is het de hemel op aarde, volgens de ander is de hel er losgebroken. De waarheid ligt in het midden. Martha Bulengo en Daudi Ricardo zijn de eersten om dat toe te geven. „Er is een tijd van zaaien en een tijd van oogsten. Tanzania is nog steeds aan het oogsten," zeggen zij met president Julius Nyerere. De twee werken voor het CDTF, het gemeenschapsontwikkelingsfonds, een particuliere instelling in het soci alistische Tanzania, zij het met ster ke banden met de overheid. Op eigen kracht Het CDTF is een voorbeeld van de ontwikkeling op eigen kracht, die Tanzania nastreeft. Zoveel mogelijk zelf doen zonder hulp van buitenaf is de doelstelling, hoewel dat zeker voor een straatarm land als Tanza nia lang niet altijd lukt. Het ontwik kelingsfonds geeft er de voorkeur aan geld uit het buitenland te krij gen, en dat zelf te besteden. Dat vertrouwen moeten de gevers van over de grens in het CDTF hebben. Ook bij de keuze van de projecten speelt het zelf doen, de ontwikkeling op eigen kracht. Als voorbeeld noe men Martha Bulengo en Daudi Ri cardo de steun aan scholen. In het verleden werden leerlingen geholpen ,die zelf hun studie niet konden beta len. Nu krijgen scholen steun om zelf kleine bedrijfjes op te zetten, of aan landbouw te doen. Dat levert behal ve goederen en voedsel ook geld op, waarmee het onderwijs betaald kan worden. Daarnaast krijgen leerlin gen ervaring in het maken van din gen en in het kweken van gewassen, wat hen terug in hun dorpen weer te stade kan komen. Vrouwen en water Als ander voorbeeld noemen de twee Tanzanianen de waterprojecten van het CDTF. Water is een levensbe lang, zeker in ontwikkelingslanden. Zonder water geen landbouw, zonder water ongezonde mensen en daar door weinig inzet, maar zonder water óók benadrukt Martha Bulengo een moeilijk leven voor de vrouwen. Zij zijn het die in de derde wereld uren moeten lopen om dagelijks ver af water te halen. Als er putten wor den geslagen of pompen aange bracht hoeft dat niet meer. „Dan kunnen de vrouwen naar de scholen voor volwassenen en hun aandacht besteden aan nuttiger za ken." Ondertussen het verhaal lijkt overal wel hetzelfde zijn er wel moeilijkheden met de pompen. Als er een put is zit daar doorgaans wel water in, een pomp kan kapot gaan en reserve-onderdelen zijn er niet en de monteur woont honderden kilometers vprderop. Het zijn allemaal kleine projecten die het CDTF opzet, dat ook zelf doelbewust een kleine instelling is èn wil blijven. Bladerend in het blad van het ontwikkelingsfonds, Hiari, valt het oog op het Lusotho- project (aan de kust, ten zuiden van de hoofdstad Dar es Salaam). Daar is gepoogd samenhangend de zaak aan te pakken; niet het één doen en het ander nalaten, zoals zo vaak gebeurt bij projecten in ontwikke lingslanden. Begonnen werd in Lusotho met de DAUDI RICARDO en MARTHA BULENGO: „Eén van de grootste problemen van Tanzania is het gebrek aan vastbesloten leiderschap en het gebrek aan kennis en ervaring." verbetering van de gezondheids zorg, maar snel al werd ook het vervoer van de groenten uit het ge bied naar de markt geregeld. Men sen kunnen wel minder ziek zijn, ze moeten ook een inkomen hebben. Ze kunnen wel groenten kweken, die moeten ook nog eens verkocht wor den. Daarvoor ging er een vrachtwa gen naar Lusotho. Verder kwamen er kleine fabrieken en werkplaatsen (voor stenen en auto's), maar ook een opleidingscentrum. Op een volgende bladzijde van Hiari een project voor de opslag van graan, dat nu nog te vaak ligt weg te rotten, omdat er geen opslagmoge lijkheden zijn. Daarmee samen hangt dan weer samen voorlichting aan de boer over de voordelen van opslag, en de gevaren van ziekte in zijn gewas. Die voorlichting gebeurt op een hele aansprekende manier: een tekening met apen en andere wilde dieren die op de akkers ko men, kevers die in de kolven kruipen en ratten die aan de zakken knagen. Zelf.wijzen Martha Bulengo en Dau di Ricardo op het bouwen van kleine vissersboten, op een klein eilandje bij het grotere Mafia. Met geld van het CDTF kwam er een werfje en het bijna vergeten boten bouwen en vis sen vangen kwamen weer terug op het eiland, en daarmee de inkom sten. Kleine instelling 'omzet' 3 miljoen Zo acnurf elkaar gezet lijkt het bijna alsof CDTF de hele ontwikkeling van Tanzania wil aanpakken. Verre van dat: het blijft als gezegd een kleine Instelling om de gevaren van bureaucratie en ambtenarij te om zeilen. Bureaucratie is dodelijk in veel ontwikkelingslanden en dat geldt ook voor Tanzania. Bij het CDTF werken twintig mensen en dat zullen er zeker niet veel meer worden. Als het ontwikkelingsfonds klein blijft zeggen de twee Tanzania nen staat het veel dichter bij de mensen en weet het ook beter wat er nodig is. Daarom is het in 'n aantal opzichten ook slagvaardiger dan de Tanzaniaanse overheid, hoewel daarmee wel nauw wordt samenge werkt. Zo maken verschillende mi nisters deel uit van het bestuur van CDTF. Buitenlandse helpers („vrijwilli gers") zijn welkom in Tanzania, sa men met de Tanzanianen dingen aan te pakken. „Wij kennen de om standigheden beter, wij kunnen de mensen beter benaderen, zij hebben de scholing, dat moet samen kun nen gaan," zegt mevrouw Mulengo. Ervaring voor zover beschikbaar in een land met nog weinig opleidin gen komt ook van de regering, die deskundigen beschikbaar stelt, geld in bescheiden mate komt er voor projecten van het CDTF en de be- DEN HAAG Het specificeren van telefoongesprekken via de centrales is een veel te kostbare zaak. De aanschaf van apparatuur hiervoor zou een bedrag van 500 a 600 miljoen gulden vergen. Daarbij komen dan nog de administratiekosten. Dit antwoordt staatssecretaris Van Huiten (PTT-zaken) op vragen van de CDA Kamerleden Weijers en Van Zeil. Volgens de staatssecretaris zou het grootste deel van de telefoon abonnees nooit bereid zijn de hogere kosten die dit met zich meebrengt te betalen. Beter is daarom zijns in ziens het huidige systeem waarbij een abonnee die zijn telefoonge sprekken wenst te specificeren voor tien gulden per week een speciale teller (die datum, tijdsduur en geko zen nummer vastlegt) op zijn toestel aan kan sluiten. Nog steeds houden zes werknemers van de PPR het partijbureau bezet om te protesteren tegen het ontslag van twee van hun. Men is hier bezig met het te woord staan van de publiciteitsmedia.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11