Masquerade: aantrekkelijk werk van Hans Tuerlings M i Volkse idylle van de vroegere Jordaan «i Zeer geslaagde nieuwe produktie van Sater Omroeporkest met levendige muziek Residentie-orkest loon naar werken Première bij Scapino-Ballet Als je lacht dan ben je rijk Kleinere groepen in Lantaren-dansweek De juf van de Czaar Peterstraat Cyclus Leon Janacek Loodgehalte in benzine omlaag MAANDAG 24 OKTOBER 1977 KUNST T rouw/Kwartet7 door Hans W. Ledeboer DEN HAAG Een nieuw bal let van de zich steeds verder ontwikkelende jonge Rotter damse choreograaf Hans Tuer lings trekt altijd de aandacht, want tot nu toe was elk van zijn balletten telkens een graadje beter dan het voorgaande en dat geeft interessante beloften voor de toekomst. Daarbij komt dat zijn werk op een aantrekkelijke manier pretenties mist en dat hijzelf nog altijd zo be scheiden is dat hij met zijn figuur weinig raad weet, als hijzelf op het toneel wordt gehaald om een hulde In ontvangst te nemen. Dat overkwam hem zondagmiddag in het Haagse Congresgebouw, waar Scapino zijn „Masquerade" als pre mière presenteerde. Eigenlijk heeft de leiding van het Scapino-ballet hem bij dit werkstuk uitgedaagd door hem muziek van Katchatouri- an voor de neus te leggen en hem te vragen daarop iets goeds te maken. Originaliteit Tuerlings zal wel wat adem tussen de tanden hebben doorgeblazen, want hijzelf zou nooit op de idee zijn gekomen om dergelijke muziek voor een ballet te nemen. Bovendien ver eist een ballet op deze muziek een vrij groot aantal dansers en ook dat was voor Tuerlings een nieuwe opgave. Hij heeft zijn opgave volbracht en hij toonde ermee, dat hij over de nodige originaliteit, een ruim dansvocabu- larium, muzikaliteit en een heel ge zonde dosis humor beschikt. Het muziekstuk telt vijf delen: wals, nocturne, mazurka, romance en ga lop. Tuerlings maakte een muziek ballet waarin de wals in allegro r r f V f wordt gedanst, die vier andere delen in adagio. Een galop en een mazurka, gedanst in adagio, dat op zichzelf is al een verrassing. Zoals van hem te verwachten heeft Tuerlings de hele situatie in een luchtige sfeer met veel humor en soms met wat clowne rie gehouden. Bij hem kwam Kat- chatourians muziek „rood" over. Vlammend rood Tuerlings zorgde zelf voor de cos- tuums en het decor: alle dansers in verschillende stijl gekleed, maar een gemeenschappelijk factor, alles in effen vlammend rood. Even rood de stoelen op het toneel langs het ach terdoek, welke stoelen de enige de corstukken zijn. In de wals allerlei elementen uit de Russische folklore en het charactè- re: de pop, de ruiter, de zwaarddan ser, de harlekijn, met zo nu en dan een danser, die dit allemaal maar „waardeloos" vindt en op haar horlo ge gaat kijken. Is de laatste geste wellicht een soort „camouflage"? Want even heeft de toeschouwer de idee dat dit stuk Tuerlings te lang duurde, dat hij wat hij in zijn dans wil zeggen al heeft gezegd voor de nocturne aan bod komt. Parodie Die nocturne werd een parodie op de traditie waarmee in het academisch ballet de kat wordt uitgebeeld, de mazurka werd een solo met wat pa rodie, echter helemaal overstraald door mooi detailwerk in de dans. Romance is mooie muzikale bewe ging met enkele vlotte dansgrapjes en met de galop brengt Tuerlings de toeschouwer ten slotte in de sfeer van het circus, met veel beweginsva- riatie en ook een teruggrijpen op de dansthema's waarmee zijn „Masque rade" was begonnen. door André Rutten UTRECHT De nieuwe voor stelling van de toneelgroep Sa ter, „De Juf van de Czaar Pe terstraat", is in alle opzichten bijzonder goed. Nog beter dan de ook al bewonde renswaardige „Opkomst en neer gang van een Hollands Familiebe drijf", vorig seizoen terecht be kroond met de Defresneprijs. De eerste voorstellingen van „De Juf" zijn afgelopen weekeinde gegeven in de Blauwe Zaal van de Utrechtse schouwburg. Het bijzonder goede ervan is al hier uit af te leiden, dat er veelvuldig smakelijk gelachen wordt en dat er ook momenten van intense stilte zijn omdat er oprechte ontroering wordt gewekt. Het gaat om de lotge vallen van een Amsterdamse buurt op „de eilanden" in de Jaren 1917- 1923: de honger die er geleden wordt omdat de aardappelen door de ex port onbetaalbaar geworden zijn voor de buurtbewoners arbeiders en kleine handelaren de beroering die Troelstra wekt door de revolutie die hij predikt, de opkomst van het democratisch socialisme, de stakin gen tegen de dreigende ontslagen door toenemende mechanisatie. Dat alles is op een heel eenvoudige, zeer heldere, goed doordachte ma nier verwerkt in de persoonlijke er varingen van een schooljuffrouw, haar schoolhoofd, haar broer, haar verloofde, een echtpaar uit de buurt, een majoor, een politicus, een ban kier en diens vrouw. Verheugend is, dat al die figuren echt herkenbare mensen zijn met typische kleine eigenaardigheden ze zijn met een goede humor gete kend en tegelijkertijd ergens voor staan, zij het met hun twijfels en eigenzinnigheden: geen starre types. De verloofde is in het begin bijvoor-; beeld een net gedemobiliseerde sol daat, in het leger gepolitiseerd, vu rig bewonderaar van Troelstra, wiens optreden hij geestdriftig be schrijft. later politiek actipf staker. De juffrouw, aan het eind van de oorlog ontslagen omdat de gedemo biliseerde Jongens weer banen moe ten hebben, wordt kinderjuffrouw in een bankiersgezin, dat op zulk een logische manier in de gebeurtenis sen wordt betrokken: hij financiert de mechanisatie, de politicus is commissaris van zijn bank én zijn politieke adviseur. Dit zijn maar enkele lijnen, die door het stuk getrokken zijn. Er is na tuurlijk alle gelegenheid tot min of meer politiek commentaar, maar dat wordt door de mensen zelf gege ven in een heel persoonlijke toon: het zijn spitse puntjes op de politie ke i's van de partijprogramma's. Er zitten ook vele verwijzingen naar nu in, zonder nadruk, wel goed herken baar. Vandaar het vele smakelijk lachen. Er zit ook tragiek in, in bescheiden mate meestal, heel indringend aan het eind. Dat wordt op een uiterst sobere maar aangrijpende manier bereikt De juf (Yvonne Petit) ver telt, staande op een aonicer speel vlak in een bundel licht, heel rustig maar intens de begrafenis van haar verloofde, die bij een stakingsde monstratie door militairen is dood geschoten. Adembenemend. De voorstelling is, als „Het familie bedrijf", gemaakt op een basisscript van Guus Baas en regisseur Peter de Baan, dat de spelers improviserend verder hebben uitgewerkt, ieder na tuurlijk in het bijzonder de eigen figuur ontwikkelend, en daarbij el kaar stimulerend. Het is opnieuw een voortreffelijke werkwijze geble ken, omdat de speler zich met de figuur vereenzelvigt en die ook zo beheerst, dat hij die zeer helder, zonder franje, exact kan spelen. Hij schept zijn eigen sfeer. Binnen een zeer simpel, vernuftig decor (Frank Raven), dat met kleine, rake midde len de omgeving typeert. Alles speelt zich binnenskamers af: op school, bij de bankier thuis, bij het arbeidersgezin waar de juf is gaan wonen. Geen massascènes dus, wel enkele dubbelrollen, schitterend ge daan door Ellis van den Brink, Jaap van Donselaar, John Leddy. Uitste kende enkel-rollen van Yvonne Pe tit, Jan Jaap Jansen, Wouter ten Pas, Roelof den Ambtman. Een verheugende gebeurtenis, die onomstotelijk aantoont dat Sater het geld verdient dat het aan C.R.M. vraagt. Daarzonder is voortbestaan vrijwel onmogelijk. (Zie Trouw van zaterdag J.I.), en deze nieuwe ont wikkeling in hedendaags sociaal volkstheater moet zeker voortgezet worden. Yvonne Petit als ,,de juf", Roe lof den Ambtman als haar ver loofde in de nieuwe produktie van Sater. door Adr. Hager DEN HAAG Janacek wordt mondjesmaat ingedeeld bij de pro gramma,s van de symfonieorkesten. Des te opmerkelijker dat het Resi dentie Orkest een cyclus van vier concerten wijdt aan deze componist, die met Dvorak en Smetana de be langrijkste vertegenwoordiger van de Tsjechische muziek genoemd kan worden. Artistiek is een dergelijke muzikale daad een pluspunt en het R.O. krijgt wat dat betreft loon naar werken: de publieke belangstelling is bijzonder groot. Bij het eerste concert zaterdag j.l. was de Nieuwe kerk tot en met de laatste plaats bezet De volgende concerten zijn op 28 oktober, 4 en 8 november, op 12 januari wordt in coöperatie met de Nederlandse Ope rastichting in het Cirkustheater de opera „Uit een dodenhuis" opge voerd. Het is in 1978 vijftig jaar gele den, dat Janacek overleed en met deze cyclus brengt het R.O. een waardige hulde aan de componist, die in zijn werken explosief en vitaal kan zijn, die zijn vaderland en de cultuur van dat land liefhad en grote bewondering bezat voor de volks kunst van Rusland. Het eerste concert is een groot suc ces geworden. De leiding berustte bij Frantisek Jilek, reeds vijfentwintig Jaar artistiek leider van de staatso- pera te Brno en zijn nimmer aflaten de bewondering voor Janacek resul teerde in vertolkingen die het oeuvre van deze componist terecht deden. De orkestballade „Het kind van de speelman", een muzikaal gedicht, is de uiting van de sociaal bewogen Janacek. Technisch moeilijk uit voerbaar, doch Jilek wist het R.O. te inspireren en te activeren. Ter afslui ting een van de meest gespeelde wer ken van de Tsjechische meester: de Sinfonietta uit 1926 opgedragen aan „Dem freien tsjechischen Menschen von heute". Jubelende fanfares en lyrische passages wisselen elkaar af, een werk met de spontaniteit van de volksdans. De cyclus van het R.O. is getiteld „Vanuit Janacek" en dat opent de mogelijkheid „de randge bieden" te bestrijken, zoals werk van Smetana. In dit geval „Carka", het symfonisch gedicht als deel drie uit „Mijn Vaderland". De piano stond in dit programma centraal: capriccio, geschreven voor de linker hand en zeven blazers, „So nate op straat 1 oktober 1905" (naar aanleiding van een moord op een jonge Tjeschische arbeider) en „In de mist), een cyclus van vier stuk ken. Het was een voltreffer om voor de vertolking van deze werken uit te nodigen de pianist Josef Palenicek, in Tsjechoslowakije dit jaar onder scheiden met een staatsprijs voor de interpretatie van het werk van Jana cek. Men voelde het bij zijn spel: zo en niet anders moet Janacek klin ken. Dit is de Intentie van zijn piano- oeuvre. Palenicek richtte met zijn spel een monument op voor de com ponist die nu krijgt wat hem toe komt: de uitvoering van zijn werken. DEN HAAG (ANP) Het loodge halte in benzine moet per 1 januari omlaag naar 0,4 gram per liter. Een desbetreffende algemene maatregel van bestuur, tot stand gebracht op voordracht van minister Vorrink van volksgezondheid en milieuhy giëne. wordt deze maand in het staatsblad gepubliceerd. Doel van de maatregel, die geldt voor de toepassing van benzine als motorbrandstof, is de luchtver ontreiniging door lood tegen te gaan. Deze stof wordt aan benzine toegevoegd om de kwaliteit ervan te verbeteren, maar door het toegeno men verbruik wordt de loodconcen- tratie in de lucht te hoog. In bepaalde concentraties is lood giftig. Het wordt zowel via voedsel als via de ademhalingswegen in het lichaam opgenomen. Simpkins „Waarom blaf je tegen hem. Ik heb een af- •praak met hem Carry Tefsen als Roosie, Dick Scheffer als haar vader Sally in Beppie Nooys nieuwe voorstel ling. door Andró Rutten HAARLEM Het toeval wil de, dat de nieuwe voorstelling van Beppie Nooy's Amster dams Volkstoneel „Als je lacht, dan ben Je rijk," die zaterdag in de Haarlemse schouwburg in première ging, een dag ervoor voorafgegaan was door de nieuwe voorstelling van 8ater „De juf van de Czaar Peter straat" in de Utrechtse schouwburg. Twee soorten van nu gemaakt volkstoneel. Beide voorstellingen grijpen ook te rug in het Amsterdamse volksleven van ongeveer dezelfde periode. Bij Sater weet je het precies: 1917-1923, bij Beppie Nooy, die werkt op basis van twee volksschetsen van Herman Bouber en met liedjes van Louis Davids en Margie Morris, blijft dat wat vager en ruimer, omdat zij door werkt in de traditie van die populai re theatergroten van tussen de twee wereldoorlogen, waarin „De Jo^ daan" een levendige legende was ge worden. Maar Je herkent er ook ele menten in, die Je tegenkomt bij Theo Thijssen (zijn „Kees de Jongen" bij voorbeeld), en dat was eind vorige eeuw. Over het volksleven op de eilanden meer arbeiderwijk dan de Jordaan waar Saters stuk speelt, bestaat er geen theaterlegende. 8ater maakt een nieuwe voorstelling met de kijk die wij nu hebben op de samenleving van toen. Dat geeft een heel verschil. Niet omdat de mensen ln de twee stukken ook wezenlijk sterk ver schillen. Want ook Bouber kon op een eerlijke manier goed mensen tekenen. Maar zijn mensen zijn wel met heel andere dingen bezig dan die bij Sa ter. Daar vechten arbeiders voor hun bestaan. Bij Beppie Nooy kom je geen arbeider tegen, wel Louis Da vids „kleine man" in velerlei varia ties en toonaarden, kleine nering doenden, sappelaars. Het gaat over de sores van een schoenlapper-por der en zijn vrouw, een vlsventer en zijn vrouw, een ijsventer en zijn dochter, die groenteventster is en op een student verliefd wordt. Zij ruziën met elkaar, zij doen elkaar pijn, maar zij zijn wel goud-eerlijk, zwak, maar het beste bedoelend. Zij lossen alle conflicten op door er samen hartelijk om te lachten en gezellig samen de veertigjarige brui loft van Ome Kees en Tante Massie te vierea Het is één grote familie door Hans W. Ledeboer ROTTERDAM Zaterdagavond en zondagmiddag was in de Dansweek in De Lantaren in Rotterdam be stemd voor kleine groepen: Bianca van Dillen, Amy Gale, Yoka van Brummelen, Marjolein Briër, Dans- productle. Wij hebben „Plek" en „109" van Bianca van Dillen gezien en „Picnic" en „Crossroads" van Amy Gale. De twee eerste werkstukken hadden het karakter van studies. In beide ging het om een dansthema. dat telkens werd herhaald. In „Plek" op een toe nemend tempo, in „109" ln een afne mend tempo, tot het uiteindelijk 109 seconden werd uitgerekt. In „109" als „achtergrond" en in kwart-secon den de tijd wegtikkend metronoom. Het dans- en muzlekthema in „Plek" op zichzelf is langer dan dat van „109", het werd niet altijd even vlek keloos afgewerkt. Interessant als studie-object, maar voor de toeschouwer is het telkens herhalen van één enkel thema wei nig boeiend, zelfs al is deze herhaling een vooropgezette bedoeling van de choreograaf. Amy Gale zorgde voor wat meer af wisseling. In „Picnic" een leuk sa menspel van een meneer op een klapstoeltje ln een park en een dan seres. Beiden hebben nogal wat last van muggen en ander klein gedierte, tot de danseres zelf een Insect is geworden en de meneer met stoeltje en al het park uitdrijft. De meneer trekt daar een ln hoge mate verbou wereerd gezicht bij. Wat wonderlijke beweegelementen van Jaap Zwier als decor. Aardige beweging ln de dans. „Crossroads" suggereert ln de kos tuums het sportterrein, hoewel de dans er weinig mee heeft te maken. Sinds Lucas Hoving ln Rotterdam zijn „Loopdans" presenteerde is lo pen op een danspodium daar enorm populair geworden. De dans in „Crossroads" bestaat voornamelijk uit lopen in verschillende tempi met als muzikale begeleiding typisch En gelse „nonsens rhymes" en flarden muziek. Zo nu en dan leidt al dat geloop tot wat chaotisch gedwarrel, al zijn er ook heel aantrekkelijke momenten in. Een algemene opmerking: voor de toeschouwer zijn al deze vier werk stukken te lang om de aandacht volledig vast te houden. en dat was ook de typische sfeer van de Jordaan. In ieder geval op het toneel een besloten gemeenschap. Alleen twee studenten dringen er in door, de een om het volksleven te bestuderen, de ander om er een aan trekkelijk meisje uit weg te halen. Niet met rottige bedoelingen overi gens. Zij komt na een poosje alleen terug omdat zij zich in zijn kringen niet thuis voelde. Het is deze volkse idylle, opgefleurd met muziek en liedjes, die Beppy Nooy op het toneel doet herleven ln de wat grappig aangezette speelwij ze, die bij dit soort volkstoneel ge bruikelijk is. waar Hetty Blok met haar grote cabaret-ervaring wat uit springt, maar waarin Carry Tefsen, Monique Smal, Mimi Kok, Dick Scheffer en vele anderen zich zeer goed thuis voelen. Het decor stelt een aardig Jordaan- plelntje voor met vele woningen, waarin alle figuren zijn onderge bracht, met een kroeg, een barbier en een duivenplatje met echte duivea Er werd veel gelachten, de gevoelige snaar werd hier en daar even ge raakt, best een gezellige avond dus. door R. N. Degens AMSTERDAM Een planoconcert trekt altijd publiek. Dat is een stel ling in het concertbedrijf die uit de volle praktijk is gegrepen. Maar ook daarop zijn uitzonderingen die de regel bevestigen. Zaterdagmiddag was er zo'n uitzon dering: het concert dat het Omroep-, orkest in de VARA-matlnee-serie in het Amsterdamse Concertgebouw gaf. De Amerikaanse pianiste Barba ra Nissman was er soliste ln het Eerste Planoconcert van de in Ar gentinië geboren Alberto Ginastera. Hij is dan wel geen Tsjaikowsky of Rachmaninoff, maar zijn onstuimige ontboezemingen in dit Planoconcert komen af en toe wel dicht bij Prokof- Jeff, die toch ook een ferme publlek- trekker genoemd kan worden. Men wist dat kennelijk niet van Ginaste ra. vandaar waarschijnlijk de akelig slecht bezette zaaL Die overigens* zeer enthousiast reageerde op de vir tuositeit en de bravoure waarmee Barbara met jeugdig vuur de zeer op het effect geschreven muziek van Ginastera vertolkte. Zll slaagde er bijna voortdurend in hoorbaar te blijven boven het niet geringe klank- geweld dat dirigent Kenneth Mongo- mery vooral ln het laatste deel op gezag van de componist door het orkest liet ontketenen. Aan levendigheid schortte het deze middag trouwens toch niet. De or kestbewerkingen die Resplghi van diverse vocale en pianostukken van Rossini maakte voor het ballet „La boutique fantastlque", hebben sinds 1919, ook los van het ballet, veler oren bekoord door de extra vaart en verve die deze stukjes ln Respighi's knappe instrumentatie kregen. Men heeft daarvan deze middag na de pauze nog eens kunnen genieten. En het begin met de „Bachlanas Brasileiras nr. 9" van Heitor Villa Lobos voor strijdorkest was ook één en al kernachtige welluidendheid. Het werd misschien wat weinig fijn zinnig gespeeld. Maar toch wel met zoveel nuancering en expressie dat de spontane, bewogen muzikaliteit van de Braziliaanse Bach-bewonde- raar Villa-Lobos, goed tot zijn recht kwam. Villa-Lobos schreef ter ere van Bach een aantal werken onder de titel Bachlanas Brasileiras (zoiets ais Bach op z'n Braziliaans) en deze nummer negen in de vorm van een Preludium en Fuga is zeker een van de aantrekkelijkste. Alles bij elkaar een middag met veel levendige muziek. GRONINGEN De kunstenares Annie Vriezen uit Ezinge heeft in opdracht van het gemeentebestuur van Groningen een serie tapijten gemaakt voor de Martinikerk. Ze ven afzonderlijke kleden die de da gen uit het scheppingsverhaal voor stellen. vormen samen een kunst werk van achtentwintig vierkante meter. Het werk van de weefster krijgt deze week een plaaU in de noordwestelijke hoekwand van de pasgerestaureerde Martinikerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 7