Verdachte afkomst van nieuwe woorden
De oorzaken wegnemen
Auto's:
speelgoed
voor inbrekers
De Bataks voorbeeld
-voor Zuidmolukkers
IUDAG 21 OKTOBER 1977
Trouw/Kwartet PH11-RS13
In een vorig artikel gebruikte ik voor
de achter ons liggende regenachtige
dagen van augustus de
ongebruikelijke term:
auvemberdagen Dat woord moest de
lezer een korte*huivering bezorgen:
tegen alle regels viel augustus samen
met november. Maar niemand kreeg
die vreemde uitdrukking te lezen: de
[actie of de zetter maakte er
•woon „augustusdagen" van. Dat
,n ik wel begrijpen: men zag er een
:fout in, of men meende dat zo'n
leuwbakken samenstelling aan
luchtige krantelezers toch niet
tsteed zou zijn. Het lukt gewoonweg
niet, om ^>'n niet-bestaand woord in
de krant te krijgen. Nu na deze
breedvoerige toelichting—zal het
wél gelukt zijn, vermoed ik; maar nu
is meteen de aardigheid eraf.
^Toch blijft het een heimelijk
verlangen bij vrijwel alle schrijvers:
niet alleen om een nieuw woord te
vormen, maar vooral om het van
lieverlede te laten inburgeren in de
alledaagse taal, zoals Wim Hazeu dat
heeft klaargespeeld met het begrip
.vertrossing".
Elke levende taal wordt gekenmerkt
door een gedurig uitdijen, dat door
geen Van Dale is bij te houden. Het is
een leuk werk om zoals bijv.
Maarten van Nierop dat deed
woorden te verzamelen die volkomen
nieuw zijn (zoals: damslaper,
piepschuim, troetelschijf, snorfiets,
scharrelkip, miskleun, en het
allerlaatste: baaldagen) of die een
nieuwe betekenis hebben gekregen
(zoals: ritsel^, maken).
Ook is het voor elke taalliefhebber
een aanlokkelijke bezigheid om de
oorsprong van nieuwe uitdrukkingen
op te sporen. Het woordenboek van
Koenen-Endepols zegt dat „bakvis"
de aanduiding is voor een kleine vis
om te bakken én voor een meisje
tussen 14 en 17 jaar. Maar waarom
zou een grotere vis niet evengoed
gebakken kunnen worden? De naam
„bakvis" in de tweede betekenis
komt niet van het Hollandse
„bakken", maar van het Engelse
„backfishde in de hengelsport
gebruikelijke term voor een te kleine
vis die men in het water teruggooit.
Een bakvis is niet lekker klein om in
te happen, maar té klein om mee te
tellen.
De typering „lost generation" is
zozeer een vaste uitdrukking
geworden dat bijna niemand beseft,
dat ze afkomstig is van een
garagehouder met een slecht
humeur. Die mopperaar zou nooit
zo n taalscheppende rol gespeeld
hebben, als hij zijn minachtende
opmerking „génération perdue" niet
toevallig had gemaakt tegenover
Hemingway en als Gertrude Stein
deze niet weer van Hemingway had
overgenomen. Dus je weet het maar
nooitjf.
Neologismen als „trlmfiets" hebben
hun ontstaan te danken aan een
merkwaardige ontwikkeling die nog
te weinig onderzocht is. Er zijn
mensen die wel móeten fietsen,
omdat zij zich de luxe van een auto
niet kunnen veroorloven. Maar de
evolutie bracht een tweede soort
fietsers voort: zij kunnen over een
auto beschikken, maar als pioniers
onder de consumenten willen zij
steeds iets nieuws aanschaffen, zodat
zij vanzelf bij iets ouds terechtkomen
dat voor hén nieuw is. De geld- en
macht-elite komt via de massamedia
onder de invloed van de
ideeën-industrie, zodat er een
eindeloze verwarring ontstaat: wij
denken dat de man achter het stuur
van een goedkoop autootje een
pas-getrouwde student in de
sociologie is, maar ziedaar! het
blijkt de geneesheer-directeur in
vrijetijdskleding te zijn. De code
klopt niet meer. Terwijl de upper ten
van kreeft en kaviaar overgaan op
boerenkool, schuift de burgerij de
boerenkool opzij voor dipsausjes.
Terwijl men in de hogere kringen zelf
brood gaat bakken weer eens iets
énders! zijn de laatste lagen van
de maatschappij nog steeds
genóódzaaktzelf brood te bakken.
door Okke Jager
Wat de een él doet, doet de ander nóg.
Maar de al-doeners willen niet voor
nog-doeners worden aangezien: er
mogen uiteindelijk geen
misverstanden ontstaan over ieders
maatschappelijke positie. Daarom
moeten er nieuwe
herkenningssymbolen aan de oude
gebruiken en gebruiksvoorwerpen
worden toegevoegd. De reclame moet
ze van een dubbele bodem voorzien.
Vandaar: een trimfiets! Een trimfiets
is een fiets voor wie evengoed een
auto zou kunnen kopen. Wie ook in de
taal op de kleintjes let, ziet zichzelf
door de mand vallen. Nieuwe
woorden zijn niet zo onschuldig als
pasgeboren kinderen.
Een spijkerbroek mag wel een
statussymbool tegen de
statussymbolen zijn, maar juist
daarom is een opzettelijk gekozen en
opzettelijk verfomfaaide broek iets
anders dan een oude broek bij gebrek
aan beter. De demonstranten die
tijdens de Vietnam-oorlog opriepen
tot een boycot van Amerikaanse
produkten, droegen Amerikaanse
broeken, omdat deze nu juist het
herkenningssymbool waren van de
boycotters van Amerikaanse
vaatwasmachines.
Het lappenkleed waarin vrome
asceten zoals Franciscus vaak
worden afgebeeld, wordt ten
onrechte met „lompen" aangeduid,
alsof de lappen ertoe dienden kapotte
stukken in een versleten kleed te
bedekken: het was een met opzet uit
verschillende lappen samengestelde
kledij, zoals bij clowns en hippies.
Zo blijft er onderscheid tussen
trimmen en trappen, tussen lappen
en lompen, tussen vrijwillige en
gedwongen armoede, tussen nieuwe
levensstijl en minimumlijders (een
nieuw woord voor een oude kwaal).
Maar het moet wel zoveel mogelijk
bedekt blijven dat wij onze
maatschappelijke verschillen toch
liever niet willen bedekken. Een
groeiende taalschat kan wijzen op
een toenemende geestelijke armoede.
In het kleurrijke lappenkleed van de
taal zijn de nieuwe woorden meestal
in hoge mate onthullend, hoewel zij
ten diepste onze neiging tot verhullen
verraden.
Zo kan het leeizaam zijn, de
aanduidingen voor een
„Nobelprijswinnaar" in verschillende
talen met elkaar te vergelijken. Wij,
vliegende Hollanders, spreken over
een winnaar, als bij een wedstrijd. De
Duitsers zien een „NobelpreistrSger"
kennelijk als iemand die de last van
een zware verantwoordelijkheid op
de schouders draagt. Maar in het
Zuiden spreekt men over „lauréat";
de lauwerkrans van de roem. En in
Zweden lij kt het geld het zwaarst te
wegen: „Nobelprijs-ontvanger."
Omdat het NOS-joumaal van de tóél
gebruik moet maken, kan het nooit
objectief en onpartijdig zijn. Als de
nieuwslezer over „terroristen"
spreekt en niet over
„vrijheidsstrijders" of andersom
gaat daar reeds een politieke keuze
achter schuil, al zal dat meestal de
voor kiezen terugdeinzende keuze
van de publieke opinie zijn. Zodra de
publieke opinie zich wijzigt, krijgen
de gebeurtenissen een andere naam.
Bij het studentenprotest in Frankrijk
sprak men eerst over „revolutionaire
bewegingen", daarna over „revolten"
en nog later over „événements". Het
einde van de gijzelingen heette eerst
bevrijdingsactie, toen „militaire
actie" en nu „gewelddadig ingrijpen".
De in schijn onschuldige woordkeus
van de nieuwslezer weerspiegelt een
geleidelijk proces van
meningsvorming, dat zich overigens
maar moeilijk betrappen laat.
Een actieve minderheidsgroepering
wordt aanvankelijk vaak alleen al in
haar naam zoveel mogelijk
geïsoleerd: raddraaiers, relschoppers.
Als het isoleren niet wil lukken,
verworden zij automatisch tot
„elementen die anderen misleiden".
Als de bevolking hun gezichten en
hun stemmen en daardoor hun
ideeën beter leert kennen, worden zij
gepromoveerd tot „idealisten die zich
helaas van verkeerde middelen
bedienen". En na enige tijd kunnen
de indealisten zelfs geïdealiseerd
worden. De media volgen zo'n
ontwikkeling van de spraakmakende
gemeente op de voet, al schijnen zij
vaak de massa vóór te zijn. Ze halen
ons de woorden uit de mond.
Het is geen verloren tijd, als wij eens
speciaal gaan letten op nieuwe
benamingen in het nieuws. Wij
zouden ze versprekingen kunnen
noemen in de zin van:
verschuivingen in het spreken.
Wanneer lezers mij op bepaalde
voorbeelden attent willen maken, zal
ik daar in een volgend artikel
dankbaar get|£u^ y^n maken.
Dat de auvemberdagen geen kans
kregen, mag geen naam hebben.
Maar het ls beschamend, dat er nog
steeds geen alternatieven zijn
opgedoken voor de slordige term
„dissidenten", die onze media
onnadenkend uit Amerika en
Oost-Europa hebben overgenomen
zonder te letten op het protest van
bijv. prof. De Graaf. Een dissident is
iemand die uit eigen beweging apart
is gaan zitten. Maar de meesten onder
hen zijn alleen maar apart gezét,
omdat partij en regering hen willen
isoleren. Hoewel het neologisme
„dissident" drie jaar geleden uit de
Verenigde 8taten is overgewaaid
voor het botte anticommunisme is
het genoeg dat zij met hun partij en
regering in conflict zijn geraakt: zij
zijn düs tegen het communisme en
dat zijn wij ook is deze uitdrukking
ook bij partijbonzen populair
geworden, omdat ze iets suggereert
van: eigenwijze querulanten.
Wie zich sinds zijn geboorte en zijn
doop bij zijn naam geroepen weet,
kan geen goed woord hebben voor het
feit dat onze taal wemelt van
woorden, waarmee aan mensen
tekort wordt gedaan van
„delinquent" tot „dagsluiter".
door Gjalt de Jong
Het artikel (p de Podium-pagina
jan 7 oktober) „De Bataks voor
beeld voor de Zuid-molukkers" van
firs D. van der Meulen, destijds
(bestuursambtenaar in het toen ge
noemde „Nederlandsch Indië,
■spreekt sympathiek zowel over de
-Bataks als over de Zuidmolukkers
■en daar ga ik graag mee akkoord.
HHet is zeker bedoeld om een vinger-
■wijzing aan de Zuidmolukkers in
ons land te geven, nu zij overal
blokkades ontdekken voor verwe
zenlijking van hun ideaal: een vrij
Moluks gebied in het grote Indo
nesia.
Jeugdige Molukkers moeten weten
dat zij hun ideaal niet hoog en
zuiver kunnen houden, wanneer zij
Zich laten verleiden tot een soort
gangstermethode. Zij verspillen
Ban ook de sympathie, die zeker bij
een deel van het nederlandse volk
leeft. Maar- en nu kom ik tot het
3ioel van dit schrijven toch moet
flk opmerken, dat het Batakvolk
jarenlange strijd tegen het Soe-
jcarno-regiem heeft gevoerd onder
van de „opstandige" kolo
M. Simbolon. Simbolon is gebo
ren in Batakland en leerling ge
van onze zendingsschool
voorbereidend onderwijs voor
lating tot middelbare scholen
,f. Hij was zeer begaafd, doorliep
lot de kweekschool voor onderwij-
rs op Java. haalde de hoofdakte,
rvolgens akte Engels en werd
k een leidende figuur in muziek-
toneel gezelschappen. Hij bleef
ijn christelijk geloof steeds trouw,
'oen Indonesia zelfstandig werd
1949) zou het land naar Ameri
cans voorbeeld „De Verenigde
Itaten van Indonesia worden", en
lus elk gebied een zekere mate van
ilfstandigheid. Het nieuwe rijk
ad een eigen leger nodig en Sim-
lon meldde zich voor opleiding
t officier. Hij slaagde natuurlijk
klom steeds hoger in rang. Twee
orzaken maakten, dat Simbolon
e president de rug toekeerde: le.
iet één pennestreek werd het goe-
e plan van „DE VERENIGDE
TATEN VAN INDONESIA" van
afel geveegd en 2e. Soekarno helde
teeds meer tot het communisme
ver. Het Batakvolk (Noord-Suma-
ra- kwam in opstand. Simbolon
'erd de leider. De gevechten op
umatra tussen het regering- en
et opstandige leger liepen uit op
Ien uitputtende strijd, die aan bei-
e zijden veel slachtoffers en veel
tld eisten. En de hulp uit Ameri-
waar kolonel Simbolon op
doopte, bleef uit. Toen de USA-
resident Kennedy in Batavia een
bezoek aan Soekarno bracht, gaf
hij het advies het „opstandige" le
ger voor te stellen de strijd te sta
ken en alle manschappen en leiders
volledige kwijtschelding van straf
te beloven. Dit advies werd opge
volgd. Alleen t.o.v. kolonel Simbo
lon werd die belofte geschonden,
want hij kreeg een jaar gevangenis
straf.
Tijdens een reis als toerist naar
Indonesia heb ik mijn vriend Sim
bolon nog bekocht in Jakarta. Hij
heeft nu een leidinggevende func
tie in het zakenleven. Omdat Japan
een groot deel van de Indonesische
markt beheerst, heeft Simbolon nu
ook Japans geleerd. Zijn Neder
lands is nog altijd uitstekend. In de
loop der jaren zijn er veel Bataks in
geslaagd belangrijke functies zo
wel buiten als in het regerings-ap-
paraat te krijgen. Waarom? Omdat
iedereen in Indonesia, die wat
waard is, dus ook Zuidmolukkers.
kansen krijgen. Hoe meer sterke
schouders zich zetten onder het
streven het jonge, grote rijk (70
keer Nederland) tot bloei te bren
gen. des te beter. De stuurlui aan
de wal, moeten dan wel op het
schip stappen!
Gjalt de Jong was van 1928 tot 1947
leraar bij het zendingsonderwijs in
Batakland.
Zuid-Afrika handhaaft de openbare orde
door H. J. Neuman
Tot de onvermijdelijke gevolgen van
vliegtuig-, trein- en buskapingen be
hoort dat er over nagepraat wordt.
Deskundigen van allerlei allooi en
herkomst worden door journalisten
aan de tand gevoeld over de oorza
ken van politiek-gemotiveerde ter
reur, de beste bestrijdingswijze en
over de cntwikkeling van dit ver
schijnsel in de toekomst. Vaak levert
dat stukjes nuttige informatie en'
staaltjes nuchtere analyse op. Al
leen is men doorgaans sterker in de
diagnose dan in de therapie. Het wil
nogal eens voorkomen, dat de des
kundige die haarfijn weet uit te leg
gen, hoe het tot bepaalde daden van
poltiek geweld is gekomen, door een
vreemde roekeloosheid wordt bevan
gen zodra men hem uitnodigt te ver
tellen wat er aan gebeuren moet. De
uiterste grenzen van de verbeelding
worden'niet geschuwd, en naarmate
de vervoering toeneemt, klimt veelal
sprekers minachting voor korte ter
mijn-oplossingen, zoals die in En
tebbe, Bovensmilde en Mogadisjoe
zijn beproefd. Dat geeft wel even
een hailelujah-stemming, maar op
de lange duur lost het niets op. Waar
we naar toe moeten, dat is het weg
nemen van de oorzaken van de ter
reur. We moeten uitvinden, wat de
werkelijke doelstellingen van de ter
rorist zijn en daarna moeten we een
gewetensonderzoek instellen, ten
einde vast te stellen of we hem in het
verleden wel alle tegemoetkomend
heid hebben betoond die in ons ver
mogen >«C
Ik ben zeer geporteerd voor
gewetensonderzoek. Ik denk dat de
wereld er vandaag een stuk floris-
santer bij zou staan, indien het méér
gebeurde. Maar toch is het soms wel
goed om ons ook rekenschap te ge
ven van wat de diverse terroristen en
potentiële terroristen allemaal van
ons de rest van de samenleving
verlangen. Susanne Albrecht, de
dochter van een welgestelde Ham-
burgse advocaat, schijnt gezegd te
hebben: ,,lk ben doodziek van al die
hoeveelheden kaviaar die mij wor
den voorgezet". Die uitspraak viel
kort voor ze een der verdachten werd
van de moord, in juli jl., op de
Frankfurtse bankier (en vriend van
haar vader) Jürgen Ponto). Welnu,
als het er alleen om ging de con
sumptie van kaviaar te beperken,
dan was het probleem van de terreur
nog wel te beheersen (de steur heeft
het op vele plaatsen al moeilijk
genoeg).
Maar in verreweg de meeste geval
len gaan de verlangens van de terro
risten heel wat verder. Zelfs een
gematigd man als ir. Manusama ver
zekert ons, dat Nederland niet uit de
Zuidmolukse moeilijkhefen zal ge
raken, als het niet minstens het
recht van de Ambonezen erkent op
een eigen, onafhankelijke staat. Ge
steld dat Nederland die erkenning
uitspreekt, is dat dan het einde van
Zuidmolukse gewelddaden in Ne
derland, of is het het begin van
terreurdaden door fanatieke Indone
sische groepen? De Palestijnen, die
zich met vliegtuigkapingen c.d. be
zig houden, willen dat hun „legitie
me rechten" worden erkend. Zo'n
pleonasme doet al weinig goeds ver
moeden, maar zullen alle Palestij
nen van terreurdaden afzien, zolang
een souverein Israël nog in enigerlei
vorm voortbestaat? En wie garan
deert ons, dat de Irgoen niet her
leeft, als wij in onze grenzeloze toe
geeflijkheid zouden instemmen met
het verdwijnen van de staat Israël?
Ook een versplintering van de Indo
nesische eenheidsstaat of het teloor
doen gaan van de staat Israël zou het
tijdperk van de terreur dus niet af
sluiten.
Maar er is nóg een complicatie. Er is
ik heb het in deze rubriek al
eerder betoogd een toenemende
samenwerking tussen terreurgroe
pen in verschillende delen van de
wereld. Maar lang niet iedereen kan
zich een voorstelling vormen van de
rivaliteit, die soms ook bestaat tus
sen terreurgroepen in hetzelfde land
of uit hetzelfde volk. Een jaar of wat
geleden lieten de Amerikanen Brian
Jenkins en Janera Johnson een
chronologie van terreurdaden in de
hele wereld verschijnen, waarin ze
ook een lijstje met actieve organisa
ties hadden opgenomen. Voor Ar
gentinië noemden ze er vijf, waaron
der een trotskistische, twee pro-Cu
baanse en een ultralinkse katholieke
groep. Brazilië telt er minstens vier,
waarvan twee vergeefs hebben ge
tracht een bestendig bondgenoot
schap te vormen (VAR-Palmares en
VPR). En dan spreek ik nog niet
eens van de rechtse terreurgroepen,
die zich soms in deze landen ook
hebben gevormd om hun eigen doe
leinden na te streven. Een pakkend
voorbeeld is verder Noord-Ierland,
waar katholieke en protestantse ter
roristen eikaars felle tegenstanders
zijn. Het uit elkaar houden van de
verschillende Palestijnse grvepen is
bijna een esoterische wetenschap
geworden. Vast staat in ieder geval,
dat wanneer de ene groep zich van
terreurdaden onthoudt, zulks voor
andere groepen aanleiding kan zijn
hun politieke geweldshandelingen
op te voeren. Kortom, als we aan de
verlangens van de ene terreurgroep
tegemoetkomen hoe omvangrijk
die ook zijn dan kan dat zeer wel
betekenen dat we het vervolgens pas
goed aan de stok krijgen met een
concurrerende organisatie.
„De oorzaken wegnemen": het is
een claus die gemakkelijker wordt
uitgesproken dan in de praktijk ge
bracht. Maar al te vaak eisen de
terroristen de sterren van de hemel;
en als ze zich wat bescheidener op
stellen, dan vragen ze misschien
dingen waarmee andere groeperin
gen het falikant oneens zijn.
De oorzaak dat men de terreur kiest
als middel tot zijn doel ligt ook lang
niet altijd bij de onvervulbaarheid
van sommige politieke idealen. Vaak
spelen milieufactoren mee, zoals de
aanmoediging door geestelijke toe
schouwers. Misschien is het zelfs
wel zo dat zich onder de deskundi
gen, die tegenwoordig door journa
listen aan de tand worden gevoeld en
die uiting geven aan hun diepe be
kommernis over de gang van zaken,
personen bevinden die vroeger heb
ben behoord tot degenen die in
woord en geschrift de terroristen
hebben gevormd tot wat ze nu zijn.
Ik denk aan de term „structureel
geweld" die jaren terug mede door
Scandinavische polemologen in de
plaats werd gesteld van een eeuwen
oud begrip: onrecht. Ook Scandina
visch polemologen doen bij voorkeur
geen zinloos werk. Een nieuw begrip
verzinnen in de plaats van een dat
zijn diensten altijd heeft bewezen
en nog kan bewijzen, zou zinledig
zijn. Kennelijk heeft men er een
bijzondere bedoeling mee gehad.
Meer
beveiliging leidt
tot verschuivingen
door Joost Neefs
De in Utrecht gehouden beurs „Secu
rity 77" is weer achter de rug. We zijn
weer op de hoogte gebracht van aller
lei nieuwe snufjes op het gebied van
beveiliging. En we bedoelen dan de
beveiliging tegen criminaliteit.
Misdaadpreventie is een goede zaak.
Het is immers beter om te voorkomen
dan te genezen. Nu doet u misschien
wel al het nachtslot op de buitendeur
wanneer u gaat slapen, en zet u uw
flets vast met een kabelslot, zodat het
werk voor een potentiële inbreker of
fietsendief'bemoeilijkt wordt.
Maar heeft u wel eens last van auto
krakers gehad? Een op het eerste
gezicht misschien wat vreemde
vraag. Maar die vraag kwam bij me
op toen ik de volgende krantekop las:
„Autokrakers actief". En even verder
lezend werd me duidelijk dat honder
den autobezitters de dupe werden en
worden van diefstal. Vooral op zon
en feestdagen.
Het bleek dan vooral te gaan om
diefstal uit auto's. Maar er wordt be
slist niet alleen gestolen uit auto's.
Want minstens 10.000 auto's worden
er per jaar tijdelijk of voor altijd van
eigenaar verwisseld door diefstal van
het voertuig. Voor de auto hetzelfde
lot als voor de fiets?
Het aantal autodiefstallen is de afge
lopen twintig jaar gestadig toegeno
men. Of juister gezegd, het aantal dat
ter kennis van de politie is gekomen.
Zo lezen we in een onderzoeksrapport
van het Wetenschappelijk Onder
zoek- en Documentatiecentrum van
het ministerie van justitie, dat in 1949
nog maar 144 auto's in Nederland
werden ontvreemd. Tien jaar later
waren dat er 600. En in 1973 bedroeg
het aantal als vermist opgegeven au
to's zelfs al meer dan 10.000.
Nu kan het natuurlijk best zo zijn dat
zo'n sterke toeneming eenvoudig ver
oorzaakt wordt door de groei van
onze bevolking. We moeten daarom
die bevolkingstoeneming verrekenen.
Zo'n verrekening is mogelijk door de
autodicfstalcljfers om te rekenen tot
cijfers die betrekking hebben op een
even grote bevolkingsgroep, bijvoor
beeld 100.000 inwoners (eenzgn. stan
daardpopulatie).
Als men zodoende met de groei van
de bevolking rekening houdt, dan is
het criminaliteitscijfer voor autodief
stal (per 100.000 inwoners) in 1969 4,6
en in 1973 8.2. Onze conclusie moet
dus zijn dat de stijging van het delict
niet te verklaren is door de bevol
kingsaanwas.
Misschien wel door de groei van het
autopark? Als we ons dat afvragen
gaan we er dus eigenlijk even van uit,
dat meer gelegenheden meer dieven
maken. In 1950 reed er in ons land één
personenauto rond op iedere 73 inwo
ners. terwijl dat 23 Jaar later, één auto
op vier inwoners is geworden. Maar
als we ook met deze groei rekening
houden, blijkt de stijging van het
criminaliteitscijfer voor autodiefstal
nog aanzienlijk te zijn.
Nu is het beslist niet zo dat al die
gestolen auto's voor goed verdwijnen.
Integendeel. Verreweg de meeste ont
vreemde auto's worden binnen enke
le weken weer teruggevonden. En dat
is dan voornamelijk te danken aan de
politie. De meeste dieven hebben
kennelijk „gewoon" behoefte aan een
autoritje (Joy-riding).
In hoeverre lokken bepaalde factoren
uit tot autodiefstal? Bij beantwoor
ding van die vraag moeten we een
onderscheid maken tussen factoren
die met de auto zelf verband houden
en omgevingsfactoren. In het boven
genoemde onderzoek stelden de on
derzoekers aan een groep autodieven
de vraag wat nu de belangrijkste pun
ten zijn waar men op let als men van
plan is een auto te stelen.
Dat bleken in de eerste plaats
merk, type en kwaliteit van de auto te
zijn Twee merken bleken opvallend
veel te zijn gestolen, nl. Opel en Fiat.
Andere belangrijke omstandigheden
zijn: het feit dat het portier niet ls
afgesloten, dat het sleuteltje nog in
het contact zit, dat er geen stuurslot
op zit, dat de auto gemakkelijk te
bedienen is en dat er voldoende ben
zine in de tank zit. Nogal voor de
hand liggende zaken, zeggen we dan.
De helft van de ondervraagde daders
had zó de auto kunnen instappen,
omdat het portier niet afgesloten
was. En bij één op de drie gevallen
was zelfs een contactsleuteltje aan
wezig Sommige autobezitters maken
het autodieven dus wel bijzonder ge-
makkelijk. En hiervan wordt dan ook
dankbaar gebruik gemaakt. De gele
genheid maakt weer eens de dief.
En hoe zit het met de omgevingsfac
toren? Daarover zeiden de onder
vraagde daders dat ze letten op het
volgende: de auto staat in een stille
straat; er komt weinig politie langs;
de zichtbaarheid is gering Verreweg
de meeste auto's worden dan ook
's avonds of 's nachts gestolen. En
weer vaker tijdens het weekeinde dan
door de week. We dachten het alle
maal al. Maar onderzoekers zijn er
voor om het te onderzoeken.
Wanneer u meent dat uw auto een
kluis is. heeft u het bij het verkeerde
eind. We zagen al dat de helft van de
ondervraagde daders zo kon instap
pen omdat de auto niet eens was
afgesloten. Maar de andere helft da
ders heeft ook nauwelijks moeite ge
had de auto binnen te komen. Som
migen forceren het tochtraampje. an
deren wrikken wat aan het slot met
een schroevedraaier. ijzerdraadje of
nagelschaartje En twee van de 37
ondervraagden hadden simpelweg de
beschikking over een valse sleutel.
Binnen vijf minuten had elke dief de
auto open. En daarvoor behoef je
geen beroepsinbreker te zijn. Het is
een kwestie van zelf oefenen of je
leert het wel van anderen, bijvoor
beeld in een garage of autosloperij.
De meeste gestolen auto's worden in
korte tijd weer opgespoord; de mees
te daders echter met. Maar een kwart
van de autodiefstallen wordt met suc
ces door de politie opgelost. En dat is
dan nog een „hoog" ophelderingsper
centage als we het vergelijken met
andere „kleine" criminaliteit als fiet
sendiefstal en zakkenrollerij. Maar
afgezien daarvan: het aantal auto
diefstallen dat wordt opgehelderd is
aan de lage kant.
Toch weten we wel iets over de da
ders. Dat wil zeggen, over de ama
teurs in het vak. want de beroepsdie-
ven blijven meestal buiten schot.
Maar dat is naar alle waarschijnlijk
heid toch maar een zeer kleine groep.
Wat die amateurs of gelegenheldsdie-
ven betreft: de meesten hebben hoog
uit een paar uur een auto nodig ge
had. On naar huls te komen na café-,
dancing-, nachtclub^ of bioscoopbe
zoek. Of gewoon om een plezierrltje.
Moeten we. naast autodiefstal, ook
het niet afsluiten van de auto door de
eigenaar maar strafbaar gaan stel
len? Het zou de hoeveelheid autodief
stal waarschijnlijk wel doen vermin
deren. Maar daar staat tegenover dat
de politie het nog drukker krijgt: au
todiefstal oplossen en auto's gaan
controleren. En de werkbelasting van
de politie is toch al de afgelopen jaren
sterk toegenomen.
Dan maar verplichtstelling van een
extra slot op het stuur of het versnel
lingsmechanisme? De auto is dan be
ter beveiligd en het zal zeker wel
helpen. Getuige de woorden van en
kele daders." Ik loop er eerst omheen,
geef een paar trappen tegen de voor
wielen om te zien of er een stuurslot
opzit; als dat zo is ga ik door en zoek
een andere wagen." Dat invoering
van autobeveiliging met behulp van
technische voorzieningen effectief is.
bleek al in anderè landen. (Duitsland
en Engeland)
Zulke maatregelen vla technische in
grepen teneinde misdaden te voorko
men. noemt men wel techno-preven-
tie. Dat was het centrale thema van
Security 77 in Utrecht, alwaar de be
veiligingsindustrie haar kunnen
toonde Dit soort preventieve beveili
ging richt zich voornamelijk op delic
ten waarbij de gelegenheid, de situa
tie een voorname rol speelt. En dat is
dus bij autodiefstal het geval, zoals
we gezien hebben. Kortom, het zijn
vooral de gelegenheidsdleven, onder
wie de joyriders, die men treft met
beveiligingsmaatregelen.
Zulke maatregelen kunnen dus onge
twijfeld effectief zijn. Hetgeen niet
wil zeggen dat het de beroepsdieven
het werk onmogelijk maakt. Want
een door het nieuwste technische
snufje beveiligde auto weet een pro
fessionele autodief open te krijgen
met hun technisch modernste instru
mentarium.
Aan beveiliging in het algemeen zit
trouwens nog een heel ander aspect.
Beveiliging kan namelijk lelden tot
verschuiving van het (misdaad)pro-
bleem. Om een voorbeeld te geven:
toen de banken besloten hun filialen
te beveiligen nam het aantal banko
vervallen inderdaad af. Maar de over
vallen op bijvoorbeeld winkels, kan
toren, uitzendbureaus en particuliere
bedrijven die zich niet of nauwelijks
beveiligd hadden bleven stijgen. En
ook de straatroof „kwam in de
mode We zien dan dat de criminali
teit zich als het ware verplaatst van
de grote baas naar de kleine man.
Van plaatsen die beveiligd zijn naar
(nog) niet beveiligde objecten.
Diefstal zal altijd blijven voortbe
staan. En autodiefstal wel altijd zo
lang als er auto's zullen zijn Daar
helpt geen politie of technopreventie
aan. Maar we zouden natuurlijk wel
wat zorgvuldiger met de auto kunnen
omgaan
Drs. J. Neefs is criminoloog en als
wetenschappelijk medewerker* socio
logie verbonden aan de technische ho
geschool Twente.