Herfst exposities met veel topstukken Ik weet weer wat literatuur is iK'lf** Wie is wie? Een spiegelspel - door G. Kruis G. R. Fouace: „Stilleven'' (Galerij Lenten) De grote galeries en kunst handels, die, laat ik het zo maar uitdrukken, niet op het allernieuwste mikken, maar vooral op de kunst uit de vori ge en het begin van deze eeuto, komen zo meestal in deze herfsttijd voor de dag met wat ze in het afgelopen jaar weer hebben weten te verwerven. Iedere keer sta je er eigenlijk weer versteld van, waar ze het allemaal vandaan halen; telkens weer word je geconfronteerd met een volhar ding en een speurzin, die aan het ongelooflijke grenst. Want het goed is uitermate schaars en de prijzen stijgen met de dag. Om nu eens buiten de randstad te beginnen. De Galerij Lenten, Klet- terstraat 25-27 in Epse (bij Deven ter» een prachtige verbouwde boerderij, die zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft tot een cul tureel streekcentrum waar veel meer te beleven valt brengt, tot eind deze maand wat Roelof Len ten zelf „een interessante verkoop tentoonstelling" noemt. En dat is dan echt niet overdreven. Niet al leen, zoals enkele jaren geleden nog, alleen maar Haagsche School en Romantici. Ook een paar Fran sen: van een juweel van een stille ven door G. R. Fouace, dat, om eens een enkele keer te vergelijken, teel sterk aan Chardin doet den- 'Aen tot een reeks luministisch-ab- stracte doeken van de hier nog vrij wel onbekende Joël Dabin. Overigens zijn „bekendheid" en „namen" in deze galerij nooit van doorslaggevend belang geweest, 't ging er altijd om kwaliteit. Schilders als H- B. Koekkoek, J. W. Bilders, J. H. Weissenbruch, G. Breitner of J. Bosboom, ik noem er maar een paar uit de reeks, zijn al lang heel schaars (al zijn ze er ook dit keer weer) en dat leidde, zij het eerst wat noodgedwongen, tot de ontdekking, dat er „kleinere" of althans minder bekende meesters waren, wier beste werken grote ver rassingen bleken te zijn. Neem bijvoorbeeld eens zo'n schil der als Jan Voerman, van wie kort geleden nog een overzichts- of be ter herontdekkingstentoonstelling te zien was in Dordrecht en Arn hem. Hier hangt een schilderijtje van hem uit zijn hoogtijperiode, een landschapje met dat zo type rende „donkere licht", een werk dat zonder meer aantoont, dat Voer man in ieder geval geen naloper van wat dan ook is geweest, maar een kunstenaar, die vanuit een be paalde traditie tenslotte naar een volkomen eigen zeggingskracht groeide. Eigenlijk, al was hij dan al veel eerder „terug", was W. B. Tholen ook zo'n figuur. Die komt er in de meeste overzichtswerken nogal be kaaid af met een enkel regeltje, zoals „nabloei Haagsche School" of „stemmings-impressionisme". Tholen, en daar is hier een uitste kend voorbeeld van te zien, stelde zich helemaal in op het visuele. Een oer-Hollands realisme in de ware zin van het woord: niet alleen de schone verschijningsvormen trof fen hem, maar vaak ook de pro zaïsche, die, waar in zijn tijd, nau welijks iemand aandacht aan schonk. Tenslotte nog een paar namen: J. E. Akkeringa, F. Amtzenius, Th. de Bock, A. Colnot, G. W. Dijsselhof, L. Gestel, J. Israels, A. Mauve, J. A. zanüieven en W. de Zwart. Zij, en nog veel anderen, zijn met hun wer ken aanwezig in Epse. 's HERTOGENBOSCH En verschillende ervan ontmoet je ook weer in de Kunsthandel Borzo, Verwérstraat 21 in 's Hertogen bosch. Daar waren ze, tot voor kort, wat schilderijen en aquarellen be treft tenminste, hoofdzakelijk ge richt op de Nederlandse impressio nisten, maar worden nu ook daar verschillende werken getoond van toonaangevende schilders uit de eerste aecennia van deze eeuw, zo als b.v. Jan Sluijters, Leo Gestel en Dirk Filarski. En in deze collectie trof het me weer, dat er van schilders, die lange tijd achter in de rij gestaan hebben, nu werken voor de dag komen, waar je toch wel even stil vóór blijft staan, zo'n man als Johan van Mas tenbroek, die ze in zijn tijd overi gens volhingen met medailles schil derde tussen zijn vele maakwerk door toch meermalen stadsgezich ten, zoals er nu een bij Borzo te zien is. bijna met verf „geschreven". Maar hij had nu eenmaal het getij niet mee, was nog impressionis tisch in een tijd dat die stroming niet bepaald actueel meer was. En zo is Klinkenberg, die hier op zijn best vertegenwoordigd is, in z'n hart eigenlijk altijd een romanticus gebleven. Voor de mensen, die het van horen zeggen en aan de hand van beken de reproducties Jacob Maris alleen maar kennen van zijn molens, bom- schuiten-op-het-strand, schelpen vissers en stapelwolken, is hier een doekje te zien, dat 'ie nu eens niet voor de kunsthandel maakte. Hij had tenslotte de zorg voor vrouw en zeven kinderen Zijn „Hoge hui zen aan het water in Dordrecht", mist dat wel eens wat opgelegde mooie van veel van zijn schilderij en, het leunt door de felheid waar mee het geschilderd is al een flink stuk tegen het expressionisme aan. AMSTERDAM Helemaal „Haagsche 8chool", tot 31 oktober, bij de Kunsthandel P. Lunshof. Rokin 87, Amsterdam. Daar is het allemaal heel puur ge houden. Lunshof wil. zoals hij zegt. „met deze presentatie nog eens overtuigend laten zien hoe voor naam de Haagsche 8chool wel was. ook in internationaal opzicht. Juist nu de laatste jaren", aldus Luns hof, „bijna automatisch allerlei 19e-eeuwse schilders die dat niet verdienen domweg tot deze stro ming worden gerekend, is zo'n her waardering zeker op zijn plaats". Daarom heeft hij een groep werken bijeengebracht, die duidelijk een afspiegeling zijn, van de grote zorg waarmee ze verzameld zijn. Luns hof deed daar dan ook zo'n jaar of tien over en bewaarde verschillen de van de schilderijen speciaal voor deze expositie. Ze zijn er allemaal, vier werken van Bosboom, twee van Gabriël, drie van Jozef Israëls, vier van Jacob Maris, vier ook van de toch zeer zeldzame Thijs en vier van de ande re broer Willem Maris. Dan nog drie Mauves, een Willem Roelofs en niet minder dan vier stukken van J. H. Weissenbruch. Ook hier valt de na druk weer op de topkwaliteit. Matthijs Maria: „Op weg naar de doop" (Kunathandel Lunshof) DEN HAAG Evenals overigens bij de Kunst handel Ivo Bouwman, Lange Voor hout 16, Den Haag, waar tot 22 oktober, nog maar een week dus, ook hoogtepunten uit de Haagsche School en van de impressionisten getoond worden. Niet alleen Neder landers, maar via de grote baanbre ker voor het impressionisme, ook Fransen, zoals Victor Vignon, Louis Valtat en Marie Braquemont. Ver der van 't zelfde laken een pak, de Haagsche School met als extra's een hele fraaie, vroege Mondriaan en een gepointileerd landschap van Ferdinand Hart Nibbrig. Tentoonstellingen, die bij elkaar een uitstekend overzicht geven van het vele belangwekkende dat zich in een toch vrij beperkt tijdsbestek heeft voorgedaan op het gebied der schilderkunst. Bijzonder aanbe volen. -1 door J. van Doome Toch bestrijkt dit boekje geen MislukkiflQ Het bepaald niet omvangrijke boek van Helen Knopper: ,Een onfatsoenlijk afscheid" heb ik met stijgende verwon dering en tevens met bewon dering gelezen. En dat niette genstaande ik me nu en dan ergerde aan ruw woordge bruik. Ik houd het er maar op, dat dit ergeren een beetje zie kelijk is. Ook ergerde het me, dat het boekje bij lezing zijn bladzijden verloor als een oud wordende man zijn haren. Toen ik het uit had, zei ik tegen mezelf, dat ik weer eens wist wat literatuur is de laatste oorlog woont het gezin, bestaande uit ouders, Mette en broer in Bussum. De vader, een heel gewone man, een clandestiene slachter, wordt in zijn huis gearres teerd, en als een vod door het grint van de voortuin heengesleurd en in een vrachtwagen gesmeten. Het kind Mette ziet het aan. Nog één keer zal ze de beminde vader zien: in Scheveningen. Een ontmoeting wordt het niet. De man sterft tij dens een transport in wat nu de DDR is Na zo'n dertig jaar maakt Mette de rekening op Zij gaat op zoek naar de verloren tijd. Zij tracht op fat soenlijke wijze afscheid te nemen van haar vader. Dat mislukt. Ze zoekt oude vrienden op en reist naar de DDR. Alles vergeefs. Mette maakt de rekening van haar hele leven op. ken. Zij vinden elkaar niet alleen aan het einde van de film, maar elk ogenblik. Vrijheid breed levensterrein. Het is geen ge weldig epos. geen machtige schil dering van het bestaan. Maar wij moeten in dit verband in het oog houden dat er diamanten van ge- nng gewicht zijn naast die van groot gewicht. De zuiverheid van de eerste behoeft niet minder te sijn dan die var. de laatste. Een ongetrouwde vrouw die zo langzamerhand van middelbare leeftijd is. geeft zich rekenschap van het onfatsoenlijk afscheid dat 2ij van haar vader genomen heeft. Het is duidelijk, dat de vrouw, zij heet Mette. een sterke vaderbin ding heeft De moeder wordt met aangeduid. Aan het einde van Die rekening sluit met een gewel dig tekort. Vrijwel alles is mislukt. Dat verslag van die mislukking wordt niet chronologisch gegeven. Hét werk bevat een stroom van associaties die zich van tijd en ruimte niets aantrekt In korte hoofdstukjes sleurt Helen Knopper haar lezers door het leven van Met te. Zij gebruikt weinig woorden maar die weinige woorden sijn zó geladen met gebeurtenissen en emoties en zijn daarenboven zó beeldend, dat je de geringe omvang van de hoofdstukjes pas na enige tijd opmerkt De titel is karakteristiek voor He len Knoppers stijl. Eigenlijk neemt Helen Knopper zij afscheid van haar hele verleden Dat is niet een smartelijk afscheid in de gewone zin. Nee, juist omdat het smartelijk is. is het onfatsoen lijk. In het boekje ligt een diepe wanhoop verborgen, een gerecht vaardigde opstandigheid Diep lij den adelt niet, het ontluistert, het maakt de mens tot een ruïne, die echter niet idyllisch is. maar afkeer opwekt, zoals de ruïne van een transformatorhuisje. Door niets meer bevangen te willen bezien, door te erkennen dat er geen weg terug is, door in te zien dat alles beschadigd is en gedoemd onder te gaan, bevrijdt Mette zich van het verleden. De oordelen die zij uitspreekt over vrienden, ken nissen en vooral ook zichzelf, zijn scherp, niets ontziend Je zou kun nen zeggen dat Mette haar faillisse ment tot in onderdelen dóór heeft Zelf zegt ze. dat Verlangen en Dood de twee gelieven zijn die in haar levensfilm de hoofdrollen vertol- De diep in Mette woedende op stand tegen het kosmisch gebeuren wordt op heldhaftige wijze In be dwang gehouden. Zij valt in dit boek terug op de smalst denkbare basis: die van de persoonlijke vrij heid. Niet voor niets heeft het boek een motto van Carlos Castaneda: „Vrijheid kost veel, maar zij is niet onbetaalbaar." Mette neemt ons mee naar Bus sum, Den Haag, de Verenigde Sta ten de DDR en Friesland Wat ik al zei: ze sleurt ons mee Wat een groot boek. hoe klein het moge zijn. In dit boek is een volstrekt eerlijk en moedig mens aan het woord, die zich van niemand of niets iets meer aantrekt, maar een naakt en eerlijk mens wil zijn in een kosmos, die volstrekt ondoorzichtig en onaan vaardbaar is. Haar vrijheid is scha mel, maar zij is zuiver. Ik zei, dat de taal uitstekend is. Helen Knopper heeft een heel eigen taalgebruik. Ik geef hier een voorbeeld, Het is te vinden op pagina 24. „Nog steeds maak ik mtjn foto's met dezelfde Agfa-box als waar mee mijn vader al zijn foto's schoot en zijn vader. Je kunt uit een film achtmaal een belangrijk mo ment de eeuwigheid in slingeren, zwart wit of in kleur. Allebei even prima. De box zit in een foudraal van enigszins hobbelig leer en het metalen sluttinkje heeft de vorm i>an een hart Maar alles in mijn leven heeft feitelijk de vorm van een hart. hoewel het hier en daar nog te breekbaar is om er al met de schaatsen op te kunnen." Wie niet in de gaten heeft, welk subtiel verband hier wordt gelegd tussen helemaal „hart" zijn en „schaatsen", zal veel taalschoon heid in dit boek ontgaan. Functioneel En in dit boek is veel taalschoon heid te vinden. Dit is een gevaarlijk zinnetje, want iemand zou kunnen denken, dat Helen Knopper uit is op esthetisch woordgebruik. Niets is functioneel en alleen daardoor mooi. Nergens dacht ik: Je bent op effect uit. Ik zou wel tientallen voorbeelden kunnen geven van He len Knopper s expressionisme. Ik dacht dat het uniek is. Als zij een jonge vrouw aanduidt, die door be geerte naar een man is aangeraakt, zegt ze niet dat die vrouw verliefd is. maar dat die vrouw op spiksplin ternieuwe benen wegloopt. Ik gun de lezers, de vele fraaie taaikristal len in dit boek zelf te vinden. Maar daarom zlleen vind ik dit boek niet mooi. of goed, of belang rijk. Het heeft mij aangegrepen door zijn bitterheid, zijn eerlijk heid. zijn afknagen van het leven tot op het bot. En het uitzicht: een vrijheid, die misschien wel armza lig is, maar dan toch ware vrijheid is En dat houdt in. bobs en vrees loos te staan in een ondoorgronde lijke. prachtige en schandelijke kosmos. Wie dat doet. is een mens. Helen Knopper: ..Een onfatsoenlijk afscheid". Bij Bert Bakker te Den Haag. Paperback. Aantal bladzijden 158. Prijs 18.50 Filmkroniek door dr H. S. Visscher In een van Altmans vroegere films. ..Images komt een merkwaardig, schokkend beeld voor: de hoofdpersoon een vrouw die in toenemende mate een schizofrenie lijdt is met de auto op weg naar haar buitenhuis, dat op de bodem van een diepe, romantische vallei gesitueerd is; op het hoogste punt van de weg die daarheen voert, stapt ze uit om een blik op het verre huis in de diepte te werpen en ziet dan vanaf haar hoge uitkijkpost zichzelf daar beneden aankomen, uit haar auto stappen en het huis binnengaan. Natuurlijk is het niet moeilijk om in filmtaal die verdubbeling te „vertellen" maar juist daarom is het bijna onmogelijk om het voor de toeschouwer tot onontkoombare, emotionele werkeijkheldservaring te maken. Altman lukt dat dank zij een hypergevoelige timing en montage. Werkelijkheidsbeeld en mentaal beeld gaan een even vanzelfsprekende als irrationele relatie met elkaar aan. In Altmans jongste film, „Three women", is de „verdubbeling" een Leitmotiv. In het geriatrische revalidatie-instituut, waar twee van de „drie vrouwen": Pinky en Millie, werken, is ook een tweeling: twee uiterst koele. Oretchen-achtige, onbeduidende zusters, die nauwelijks enige functie in de handeling hebben, maar wel een duidelijk klimaat van vervreemding of gedesoriënteerdheid scheppen. Het heeft alles te maken met ons eigen gevoel van lacherig weggespeelde desoriëntatie in gezelschap van een bijzonder sterk op elkaar gelijkende tweeling; we dénken een bepaalde persoon met een bepaalde identiteit voor ons te hebben en we blijken ons grotelijks te vergissen, hoewel we 't toch met eigen ogen zién... Dat Leitmotiv stempelt tegelijk zowel de structuur van het verhaal als van de fijm zelf. Hoofdthema van de film is de relatie tussen drie vrouwen, waarvan de derde, Willie, al wat ouder is; verbitterd door haar huwelijk met een fluim van een man, zwijgt ze consequent zoals de actrice in Bergmans „Persona" en houdt zich alleen bezig met het schilderen van Egyptisch aandoende, geheimzinnige en gewelddadig aandoende voorstellingen op de bodem van het een of andere prlvé-zwembad (er komen er verschillende in de film voor). Ze is zwanger en ook dat speelt een belangrijke rol. Aangrijpend De film suggereert een relatie waarin deze drie vrouwen 'elkaar' kunnen worden: in eikaars gedaante en situatie kunnen overgaan. Dat klinkt nogal goocnel-achtig, en u denkt aan een soort filmische grappenmakerij. Als u de film ziet, zult u ontdekken dat dat het laatste is dat u moet denken: „Three women" is een oogverblindend mooie en aangrijpende film van grote poëtische kwaliteit. Het tltelbeeld maakt in ziiq symboliek de existentiële lading van het gegeven al meteen duidelijk: een gestileerde, golvende lijn van een water-oppervlak, waardoor soms onderling verschillende, soms dezelfde beelden het zijn de schilderingen van Willie in totaal verschillende belichtingen op het doek komen te staan. PiQky. Millie en Willie blijken onderling verwisselbaar: onderheving aan het toeval van tijd en leeftijd vertegenwoordigen ze verschillende vormen en stadia van menselijk leven, maar door een ander of toch hetzelfde toeval kunnen ze „de ander" worden. Is het een toeval? Bij de eerste ontmoeting tussen de componenten van het drietal zijn er affecties en reacties die een onderhuidse, ondergrondse „herkenning" suggereren Pinky bijvoorbeeld omhelst Millie bij de eerste confrontatie met haar op een wijze die evengoed een lesbische als een moeder-kind relatie zou kunnen zijn; bij de eerste ontmoeting met Willie maakt Pinky een opmèrking over haar schilderijen die de oudere vrouw treft en haar een zwakke glimlach ontlokt; het is de enige keer dat ze lacht. Anderzijds suggereert Altman duidelijk toch een „toeval" in de prachtig gefllmfde passage waarin Pinky na het einde van de werktijd op Millie wachten ettelijke andere meisjes evenals Millie assistenten in de inrichting uit alle mogelijke ruimten en gangen ziet opdagen of ze daarin weerziet verdwijnen als in een SPQft kansspel, wie Millie eigenlijk is. Spiegelbeeld Het spiegelbeeld speelt eveneens een grote rol. Allereerst natuurlijk door hel wateroppervlak van het zwembassin bij het appartement van Millie, met wie Pinky gaat samenwonen. Maar ook door allerlei spiegelreflexen in ramen en door spiegels zelf. Tekenend is de fantastische mise-en-scène in Millie's appartement, als Millie m een ander vertrek dan waar Pinky is, zonder dat een van beiden het opmerkt, vlak tegenover haar lijkt te zitten, dankzij de ..toevallige'' opstelling van een spiegel: een soort van ..split-screen maar duidelijk één „truc". Schijn Stelt men zich op het standpunt dat de drie verschijningsvormen maar schijn zijn. dan is het ^probleem van schijn en werkelijkheid dus levensgroot aanwezig. Is het daarom, dat Altman de schijn zo sterk benadrukt? Het meisje Millie leidt duidelijk het scnijnleven van een populair succesmaisje dat aan voortdurende avances van „de mannen' bloot staat: in feite klopt daar niets van. mannen reageren nauwelijka op haar aanwezigheid of ridiculiseren haar Zelfs haar kookkunst, waarze voortdurend hoog van opgeeft, blijkt schijn als ze een dineetje in elkaar zet. komt alles uit tubes en blikjes. Ook de cowboyfiguur is schijn. Hij is ooit „standen" van een beroemde cowboy-acteur geweest, en speelt nu voortdurend cowboy door kunstjes met zijn revolver en „manlijke" schietpartijen. De bar die hij en Willie drijven ligt in .Dodge City": een s.-g. oud stadje uit het wijde westen, het is zo dood als een pier. een armzalig oord. waar mannen op knetterende motoren „mannen" spelen. De mannen in deze film zijn er trouwens nauwelijks noch zichtbaar noch hoorbaar. De enige die teU maar wat t» „iets"? in het plot betekent, is de namaakcowboy In de slotpassage is hij dood: er wordt een ongeluk met zijn revolver gesuggereerd Pinky, die gedurende de film door verschillende „fasen" is heengegaan, is nu een bakvis, jonger nog dan ze in het begin van de film was. Millie is opeens de moederfiguur en WUlie is Iets als een oudere zuster De drie vrouwen verdwijnen in een verlaten, verwaarloosde schuur van hetschijnstadjc.Dodge City". We horen hun stemmen ze suggereren een soort ménage a trois. een moederlijk huishouden. Terwijl de camera gaat panoramiseren. raken hun stemmen steeds meer verloren Tenslotte blijft de camerablik rusten op een stapel oude autobanden Beeld van vergankelijkheid, beeld van de dood De dood speelt een geweldige rol in de film de oude mensen uit de inrichting staan aan de rand van de dood. Pinky is een tijdlang schijndood. En eigenlijk lijken alle levenden in de film ook Millie en Willie - schijndoden of schijnlevenden. De „ménage a trois" voelt aan als een soort spiritistisch gebeuren: een huishouding van „geesten" Maar waren ze dat niet de hele film door, behalve misschien een tijdlang het meisjekind Pinky? Altmans film lijkt heel wat meer te zeggen te hebben dan over zijn „drie vrouwen" alleen. Over de Amerikaanse samenleving bijvoorbeeld. Zijn film is een „droom" (volgens Altman la hij ook geconcipieerd op basis van een droom». Wie wil een droom tot op de bodem uitpluizen? De psycholoog. Niet de filmer En zelfs niet de criticus. Shallay Duvall en SI My Spacak Hl „Thraa Woman

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 15