Taalgebruik vaak erbarmelijk tl söij til1' Computer meer aanspreekbaar Hl De ontdekkingsreis van dr. Kruyskamp (van de dikke Van Dale) J Mt- Wetenschap en techniek SATERDAG 15 OKTOBER 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 11 Volgende week donderdag zal aan dr. C. Kruyskamp, die meer dan dertig jaar lang de zorg voor de „dikke Van Dale'' gehad heeft, in Leiden een officieel afscheid be reid worden: hij is 65 jaar en legt het grootste deel van zijn werk neer. Dr. Kruyskamps „officiële" baan was: re dacteur van het Woordenboek der Neder- landsche Taal, een uitgave die heel wat minder bekend is dan het genoemde dikke woordenboek. In 1936 kwam dr. Kruys kamp (eigenlijk door een toeval, hij was niet in de taalkundige maar in de litteraire richting afgestudeerd) bij het Woorden boek der Nederlandsche Taal te werken. Hij kreeg er na een paar jaar een vaste aanstelling en heeft sindsdien getrouw meegewerkt aan de meer dan een eeuw door J. G. A. Thijs De "wanden van de ka mer waar we praten zijn bijna geheel beladen met voor het merendeel in kloeke banden gebonden boeken. Het valt me op dat er veel bij is in vreemde talen. Dr Kruyskamp bekent dat dat verband houdt met een soort beroepsdefor matie. Als hij Nederland se boeken leest kan hij het streepjes zetten on der allerlei woorden niet laten. Daarom geeft hij de voorkeur aan Frans, Duits of Engels. Daar zit je dan met wat schuldgevoel tegenover de man wiens autoriteit op taal gebied niet gering is en die onlangs nog schreef dat de rijkdom van onze taal zo ver waarloosd wordt. Hoe zou hij over de kranten denken, die journalistieke haastproduk- ten die vaak voor een niet gering deel in de laatste uren of zelfs in de laatste minuten geboren worden en waarin, het kan haast niet anders, vaak meer dan één taalkun dige ongerechtigheid bin nensluipt. Mijn vermoeden is juist: dr Kruyskamp blijkt zich flink te ergeren aan de taal die in allerlei kranten en bladen ge drukt staat. Hij noemt dat taalgebruik „zeer slecht, heel droevig". Het kranten lezen vindt hij daarom allesbehal ve een genoegen. Hij is opge voed met de gedachte dat je de krant móet lezen, maar hij gaat zich. zegt hij. steeds meer afvragen of het wel de moeite waard is per dag zo n anderhalf uur aan de krant te besteden. „Ik ben heus niet de enige die over het taalgebruik in de pers klaagt. Op bepaalde punten heerst er een volko men chaos, bijvoorbeeld met het gebruik van de voor naamwoorden .haar' en ,zijn'. De mensen hebben geen flau we notie meer van de taal kundige geslachten. Je moet echt niet meer schrikken van een vrouw .wiens' man is overleden. Zonet las ik nog in een blad, in een artikel over Jung: .de eenzaamheid eist zijn prijs', alsof de woorden die op .heid' eindigen niet vrouwelijk zijn. Vooral in ver band met het woord .het' valt het op. bijvoorbeeld bij aard rijkskundige namen als Am sterdam en Engeland. Bij die woorden hoort .het' en dus .zijn' en niet .haar' zoals je zo vaak leest." Onderwijs faalt „Hoewel ik niet erg veel con tacten met het onderwijs heb is toch mijn indruk dat de stholen hier ernstig tekort schieten. Waar die mentali teit vandaan komt begrijp ik echt niet. De tendens is dat de waardering voor de goede taalvorm verdwijnt; die goe de vorm wordt als elitair of als aanstellerij gezien. Ik weet dat er mensen zijn die zeggen: het is het belangrijk ste dat men zich goed kan uiten; of dat in algemeen be schaafd Nederlands gebeurt is punt twee. Natuurlijk is het belangrijk dat de mensen zich kunnen uitdrukken; laat ze maar zeggen wat ze den ken! Maar waarom moet daarbij de goede vorm zo ver waarloosd worden? Je kunt alleen maar concluderen: de mensen missen een goede ba sis in het taalonderwijs. Als ik me herinner hoe grondig de grammatica vroeger, in mijn jeugd, behandeld werd. niet alleen op de middelbare school maar ook op de la gere. Geen belangstelling „De mentaliteit waarover ik het had wordt vanuit het on derwijs niet genoeg tegenge gaan. Ik heb de indruk dat er van onze huidige minister van onderwijs op dit punt helemaal niets uitgaat, dat hij voor dit aspect gewoon geen belangstelling heeft. Wat er aan interesse te signa leren valt komt van de kant van Kamervoorzitter Vonde- geleden begonnen reuzeonderneming: de beschrijving van de hele Nederlandse taal van héél vroeger tot nu. Na honderd jaar is men zover gevorderd dat er van de letter R nog een heel klein stukje ontbreekt, dat de T bijna klaar is, dat aan de U net begonnen is en de V voor een stuk af is. Dr. Kruys kamp durft niet te voorspellen wanneer het reuzewerk helemaal klaar zal zijn: „Er is al zo vaak gezegd: over twintig jaar. Dat zeiden ze al in 1936, toen ik er kwam, en het is nu ai dik veertig jaar later Dr. Kruyskamp zou wellicht niet zo bekend geworden zijn indien een collega tijdens de oorlog niet het verzoek gekregen had de „Van Dale" voor een nieuwe druk te bewer ken. De collega had juist een dergelijk karwei achter de rug, zag dit nieuwe niet zitten en speelde het verzoek door naar Kruyskamp. Van die tijd af heeft deze ook voor „Van Dale" gewerkt. Een heel karwei, noemt hij het nu. De vierde druk was in de jaren 1896-1898 verschenen, de uitgave van 1904 was een ongewijzigde herdruk en de vijfde en de zesde druk waren verzorgd door iemand die volgens Kruyskamp eigenlijk niet com petent was. Zodoende stond hij voor de opgave een enorme achterstand in te ha len. Toen dat bijna gebeurd was, kwam de spellingswijziging van 1947: de hele zaak moest opnieuw op de helling. Maar tenslot te kwam de nieuwe druk (de zevende) er en er volgden er méér, tot de tiende, nu anderhalf jaar geleden. Dr. Kruyskamp geeft toe dat het woorden boeken-werk specialistisch is. Niet ieder een voelt ervoor en het is dan ook vaak moeilijk er mensen voor te vinden. Een neerlandicus die in Leiden bij het „grote" woordenboek gaat werken, moet daar eerst een opleiding volgen voordat hij echt aan de slag kan: „Het is als bij een arts, die zich gaat specialiseren. Maar het is toch boeiend werk, het is een soort ontdek kingsreis door de taal", zegt hij in een gesprek waarover hieronder meer verteld wordt. if - Dr C. Kruyskamp ling (die herhaaldelijk gepleit heeft voor juiste en duidelij ke formuleringen en de vin ger gelegd heeft bij heel wat ongerechtigheden in de taal van overheidsdienaren - Th.). In het blad .Onze Taal' is er onlangs nog op gewezen hoe slecht de Kamerleden spre ken. hoe moeilijk het voor de stenografen is van dat ge brabbel leesbare tekst te maken." Niet alleen de taal in de kran ten vindt dr Kruyskamp be droevend, ook veel gepraat dat op radio en televisie te horen is. is naar zijn smaak ver beneden de maat. TV-kij- ken doet hij daarom hoogst zelden, en als hij het wel doet gaat het om natuurfilms of diepzeeopnamen. Daardoor mist hij soms wel de opkomst van allerlei nieuwe woorden en uitdrukkingen die vaak via de ether verspreid wor den. Dat brengt ons op de vraag hoe iemand die een woordenboek als Van Dale samenstelt en herziet, op de hoogte blijft van wat er aan nieuwe taalvormen te signa leren valt. Normen In de eerste plaats geldt voor dr Kruyskamp dat niet alles wat gezegd of geschreven is een plaats in een woorden boek verdient. „Als we alle woorden zouden opnemen die ooit in het Nederlands geschreven zijn. zou een woordenboek als Van Dale niet meer te doen zijn, het zouden dan miljoenen woor den zijn. We selecteren dus (dat kan alleen maar subjec tief) en daarbij hanteren we normen: woorden die ver keerd gevormd zijn nemen we in het algemeen niet op Dan zijn er de vele nieuwe woorden, die plotseling in de mode komen, vaak onder in vloed van ae reclame die steeds op zoek is naar wat nieuws Óns standpunt is af wachten of die nieuwe vor men opgang maken, of ze deel gaan uitmaken van de taal. Woorden als kakelvers en kamerbreed hebben zo in de nieuwste druk een plaats gevonden. Andere zoek je nog tevergeefs, maar we no teren ze wel en kijken of ze blijvend zijn. Zo zullen we ons moeten afvragen of het woord „gezinsfles" in de vol gende druk zal moeten en hetzelfde geldt voor het door de overheid (kennelijk omdat er zo'n weerstand was tegen vreemde woorden zoals „re novatie") ingevoerde „ver nieuwbouw". Ook opname van een woord als „kaalslag" zou ik wel willen overwegen, niet alleen in materiële zin (afbraak van een wijk. rooien van een heel stuk bos) maar ook in abstracte zin. We zul len ook moeten afwachten of de speciale politieke beteke nis van het woord „lijmpo ging" zich zal handhaven en hetzelfde geldt voor het woord „gedogen" dat er opeens een nuance heeft bij- gekregen." Bronnen „We krijgen veel brieven of telefoontjes van mensen die onze aandacht op iets nieuws vestigen. Soms staat er in zo'n brief één nieuw woord, soms is het een hele lijst. Die brieven komen heus niet al leen van neerlandici, maar ook van 'gewone' mensen. Die meldingen vormen sa men een van de bronnen voor de vernieuwing van het woor denboek. De belangrijkste bron vindt dr Kruyskamp nog steeds de reeds versche nen afleveringen van het Woordenboek der Nederland sche Taal (er komen per jaar vier tot zes nieuwe afleverin gen uit). Daarnaast worden veel vak-woordenboeken be keken en veel teksten (boe ken. artikelen, gedichten) ge lezen en geëxcerpeerd Hoe het groeide Vooral de verwerking van teksten, die van litteraire U waarde geacht worden, vindt dr Kruyskamp belangrijk. „We hebben bewust in Van Dale een aantal litteraire pro- dukten 'verwerkt': veel van Van Schendel. van Gorter. Het tweede deel van Van Vriesland's Spiegel van de Nederlandsche Poëzie (de pe riode van 1910 tot 1940) heb ik helemaal uitgetrokken. Natuurlijk gaat het in die poëzie om een speciaal taal gebruik, maar ik vind dat het in een woordenboek hóórt. Iedereen die het woorden boek raadpleegt moet kun nen zien hoe een woord ge bruikt is. ook bij de dichters. Neem nu Boutens en Leo pold. die nu zo weinig meer gelezen worden: wat moeten die een invloed gehad heb ben. Ook voor iemand als Potgieter geldt dat. Het gaat daarbij natuurlijk om histori sche aspecten, maar Van Dale is een historisch woor denboek in die zin dat het laat zien hoe een woord ge groeid is in ongeveer de laat ste eeuw. Veel betekenissen die niet meer gangbaar meer zijn, hebben we toch opgeno men. Dat werkt verhelde rend. want om te weten hoe iets is moet je weten hoe het ontstaan en gegroeid is.' Ongrijpbare modernen „U weet wellicht dat het woordenboek van Koenen heel anders opgezet is; veel meer gericht op het tegen woordige taalgebruik. Dat woordenboek is ook goed. mijn stelling is dat je nooit met één woordenboek moet volstaan, omdat dat nooit ab soluut volledig kan zijn. dat is een onbereikbaar ideaal. Waardoor het gekomen is dat de mensen zijn gaan denken dat Van Dale hét woorden boek is, heb ik nooit goed kunnen verklaren Het is al tijd een foute gedachte ge weest." Dr Kruyskamp geeft toe dat er in Van Dale meer verwerkt had kunnen worden van de taal van moderne dichters en schrijvers, maar hij wijst hierbij op een moeilijk punt. Vroeger had je echt „litterai re" taal; dichters als De Ge- nestet en Beets waren boven dien echte volksdichters. De moderne poëzie is meestal erg abstract; de woorden zijn vaak ongrijpbaar en moeilijk in definities of omschrijvin gen te vatten. Ze zitten ook vol associaties. „U kunt iede re moderne dichter bij de kop pakken en vragen: wat bete kent dit woord in dit ver band? U zult zien dat ze erg moeilijk te citeren zijn. Het komt ook niet voor dat woor den of uitdrukkingen uit mo derne poëzie door de volks mond worden overgenomen, die moderne poëzie gaat langs de massa heen. Typisch dat het anders gesteld is met sommige strips; in de nieuw ste druk namen we wél ter men uit de Bommelstrips (bijvoorbeeld: 'denkraam') op". Spelling Een ander punt: de spelling. Je hoort wel eens de opmer king dat de spelling nodeloos moeilijk is. Wat vindt dr. Kruyskamp van de voorstel len om veel moeilijke bas taardwoorden eenvoudiger te gaan schrijven? „Daar ben ik tegen. Mijn standpunt is dat een vreemd woord als vreemd woord herkenbaar moet blijven, althans indien het nog als vreemd woord er varen wordt. Je gebruikt die woorden op een soort inter nationaal niveau, ze vormen samen een fonds dat verschil lende landen gemeenschap pelijk hebben Ik vind het echt niet zo'n ramp om de spelling in een enkel geval aan te passen, bijvoorbeeld buro in plaats van bureau Maar oto in plaats van auto zou ik beslist niet uit de pen kunnen krijgen In het alge meen wijs ik het argument van onderwijsmensen dat de spelling zoveel mogelijk ge hjkgemaakt moet worden af Nivellering werkt verwar rend; de spelling is juist ge baat bij verschillen, omdat die de herkenning vergemak kelijken. Als men alles gelijk zou maken zou men tevens de verschillende herkomst uit het oog verliezen; ook daardoor zou iets verloren gaan. De geschreven taal moet het juist hebben van de differentiatie, van de ver schillen in het woordbeeld „Waandenkbeeld" Ook van de door veel Jonge ren gebruikte „moderne" spelling (k in plaats van c. - ies inplaats van -isch) moet dr Kruyskamp weinig heb ben. Hij noemt het een waan denkbeeld dat die spelling links en progressief zou zijn. Tegen vreemde woorden heeft hij in het algemeen niet zoveel bezwaar, als ze een duidelijke functie hebben omdat er geen goede Neder landse woorden zijn. In de loop van het gesprek blijkt dat dr Kruyskamps „ontdekkingsreis door de taal" met zijn pensionering allerminst ten einde is. Hij zegt dat hij zich ineens is gaan afvragen waar de uit drukking „iemand iets niet in dank afnemen" toch van daan komt. („Hebt u die vroe ger ooit gehoord?") Dat ge beurt meer: een woord of een uitdrukking trekt ineens zijn aandacht en hij gaat op on derzoek uit. In dit geval blijkt bij dat onderzoek dat de verrassingen de wereld niet uit zijn: hij ontdekt dat de uitdrukking met „dank" in zijn eigen woordenboek vermeld staat. Bij het werk voor een nieuwe druk van de Van Dale zal dr Kruyskamp nog enigszins be trokken blijven. Er komt een nieuwe redactie die niet lan ger één- doch vierhoofdlg zal zijn. Dr Kruyskamp zal als adviseur blijven optreden, zodat van zijn kennis en erva ring nog geprofiteerd zal kun nen worden door Rob Foppema Er moet een niet geringe pretentie achter steken wan neer iemand een nieuw type computer op de toch al rijk gevulde markt gooit en dat de naam Adam mee geeft. De zelfverzekerdheid die directeur John Peers van de Ligoc Machine Corporation uitstraalt, bevestigt dat vermoeden. En de associatie tussen zijn machine en de eerste mens is met zorg gekozen. Wat John Peers in wezen beweert is dat Adam de eerste menselijke computer is. Adam ziet er net zo kil en on toegankelijk uit als elke ande re mini-computer. Zijn impor teur, die ook wel weet dat het verhaal onwaarschijnlijk klinkt, kan toch niet voor zich houden dat er op het ogenblik een soort Adam-fanclub in op richting schijnt te zijn Tot de fans behoort in ieder geval de enige Nederlandse letterkun dige die ook kan rekenen, de schrijvende systeemanalist Gerrit Krol. Hij heeft op uitno diging van de firma' wat met Adam omgestoeid en consta teert halverwege zijn verslag daarvan besmuikt „Het lijkt wel een getuigenis" en even later „Ik heb het bijna lijfelijk ervaren" Wat is hier in vredesnaam aan de hand? Een computer is. het is ons tot in den treure uitge legd, van huis uit een vreselijk dom apparaat dat eigenlijk al leen cijfers kan optellen, af trekken. vergelijken en ont houden. De omstandigheid dat hij dat in een onvoorstelbaar tempo feilloos kan. maakt het mogelijk om combinaties van die domme activiteiten te breien en te weven die de com puter in staat stellen om heel ingewikkelde dingen uit te te kenen en hele administraties bij te houden. Maar hoe komt iemand ertoe, dat bijna lijfe lijk te ervaren? Het begin van het antwoord zit in de aard van dat brei- en weefwerk. De vertaling van een concreet op te lossen pro bleem tot een stelsel van sim pele berekeningen waarmee een computer uit de weg kan. is ingewikkeld. Niet zomaar een beetje ingewikkeld: het be nadert vaak de grenzen van het menselijk denk- en organi satievermogen. en overschrijdt die niet zelden. Software Deze uitdaging heeft natuur lijk prompt haar eigen specia lismen verwekt: de vertaler heet programmeur En wan neer het wat ingewikkeld wordt, werkt „boven" hem de systeemanalist, die de logische structuren ontwerpt waar langs de programmeur zijn programma's opbouwt. Zonder deze functionarissen is de com puter niet alleen dom maar gewoon onbruikbaar, zinloos. Het is dus passend dat voor het werk van hun handen een speciaal woord in zwang is ge komen (softwarei (computer mensen denken in het Engels want dat dot IBM ook). De computer zelf met al zijn hulpapparaten wordt aange duid als hardware, zeg maar ijzerwaren. Wat hem zinnig doet werken, zijn de zachte spullen, de softwaren En moeilijkheden met de soft ware zijn zelden van de lucht. Niet dat er onder systeemana listen en programmaeurs meer knoeiers zouden zitten dan on der bijvoorbeeld buschauffeur of referendarissen, maar het kan haast niet goed gaan. De software-specialisten mogen geen steek in hun breiwerk la ten vallen, geen lus verkeerd leggen, of de computer straft het vroeg of laat af met onzin- resultaten. Dat dit een onmen selijke eis is, blijkt in de prak tijk geregeld: En wanneer een programma eenmaal goed loopt lof net niet onaanvaard baar slecht, wat vaker het ge val schijnt te zijn) is het leed nog niet geleden Een computer werkt namelijk voor mensen en organisaties van mensen, en daar verandert wel eens wat En het aanbren gen van wijzigingen in be staande programma's opent weer geheel nieuwe valkuilen De bedragen die de gebruiker aan software moet besteden, kunnen in dezelfde orde van grootte liggen als de kosten voor hardware Nu kan bijvoorbeeld een be drijf dat zijn administratie toch op een computer wil gaan doen. behalve de apparatuur ook de software kant en klaar in huis halen Beproefde pak ketten stand aard programma's zijn gewoon leverbaar Dat be tekent wel dat het bedrijf zijn organisatie moet aanpassen aan hoe de ontwerpers van zo'n pakket vonden dat een bedrijf georganiseerd hoort te zijn. Tot in kleinigheden, want een computer hecht aan klei nigheden Aangezien organisa ties een natuurlijke weerstand tegen verandering hebben, leidt ook dit vaak tot droe fenis De filosofie van John Peers is. dat je de programmeur tussen de gebruiker en de computer uit moet halen, en zijn vakken nis in de machine inbouwen. Adam is een computer waar een niet-specialist na een uur instructie iets zinnigs mee kan doen Na een cursus van een week kan hij ermee werken, al kost het dan nog een maand of twee om het echt soepel in de vingers te krijgen (vergelijk het maar met leren autorijden, zegt Peers). Je vertelt hem. via een schrijfmachineachtig toet senbord. wat hij moet doen. Hij vraagt via zijn beeld scherm nadere bijzonderheden als hij die nodig heeft Dat gesprek gaat van beide kanten niet helemaal in soepel Nederlands, maar wel in een taaltje dat daar vrij dichtbij ligt. Je hoeft niet bij het begin te beginnen, ja kunt desnoods halverwege de op te bouwen procedure er in springen en twee kanten op werken Adam zorgt dat het een bruikbaar programma wordt en voert dat voortaan op verzoek uit Wijzi gingen achteraf of tussendoor zijn mogelijk De machine houdt wat dat betreft rekening met wat in alle bescheidenheid de Wet van Peers heet ..De oplossing van een probleem verandert de aard van het pro bleem." wanneer je krijgt wat je dacht dat je wilde, blijkt dat je eigenlijk iets anders wilde. Klungelwerk Het klinkt allemaal zeer futu ristisch. Maar de merkwaardi ge prestaties van Adam lijken te berusten op twee toch wel voor de hand liggende eigen schappen. De vragen die de machine stelt, brengen de ge bruiker met zachte hand tot het respecteren van een serie regels die de beroeps-program meur uit zichzelf toepast om dat hij ze geleerd heeft Ten tweede: de programma's die met Adam worden ontwikkeld, zijn veelal van een onbehol penheid waar een echte pro grammeur zich diep voor zou schamen Ze kosten veel meer verwerkingstijd dan echt no dig is. Peers zet daar een zeer snelle computer tegenaan, leunt tevreden achterover en vraagt „Nou, én°" Onbeholpen of niet. die computer doet pre cies wat je hem opdraagt en daar gaat het om. Dat directe contact met een gewillige computer fascineert managers op de Adam-cursus Zo dat ze brood In een zakje meenemen om tussen de mid dag door te kunnen gaan. Het brengt vakman Krol tot de ver wonderde conclusie wót je ook intikt, hij probeert het te begrijpen, je wordt er niet uit gegooid als je fouten maakt Dat was wat hij „bijna lijfe lijk" had ervaren De heer Peers intussen, heeft de afgelo pen drie Jaar 300 Adams gesle ten en denkt er het komende jaar 1000 de deur uit te werken („mijn omzet verdubbelt elke zes maanden") Roneo Virkrrt in Krimpen aan de a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11