Overvallers spijbelden vaak
Hoogtepunt natuuractie in november
Het eisenpakket en het ambtenarenbestand
Baby, steek je
tong eens uit
A
Wetenschap en techniek
Schoolverleden beïnvloedt criminaliteit
„Contourennota
verbijsterend"
Helft van de opbrengst voor projecten in Nederland
r
door Rob Foppema
ZATERDAG 8 OKTOBER 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet21
door Henri Kruithof
Overvallers hebben in hun
schoolverleden vaak gespijbeld, zijn
vaak blijven zitten en hebben
veelvuldig voortijdig de school verlaten.
Dit blijkt uit een onderzoek van het
Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum van het
ministerie van justitie en het
Criminologisch instituut van de
rijksuniversiteit Groningen.
Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren
dat meer dan de helft van de onderzochte
personen op de lagere school heeft gespijbeld.
Ook blijkt dat ruim een vierde deel van de
ondervraagden kleine diefstalletjes pleegde.
Voor dit onderzoek namen Fokke Dijksterhuis
en Otto Janssen een groep van vijftig mannen,
die waren veroordeeld tot een gevangenisstraf,
die ten minste een maand langer was dan het
voorarrest. Allen hadden een overval gepleegd
op een of andere instelling met het doel geld te
stelen. De onderzoekers hebben de overvallers
in de gevangenis ondervraagd.
Ongeveer vijftig procent van de onderzochte
mensen, die voortgezet onderwijs hebben
gevolgd, bleek moeilijkheden met de leraren te
hebben gehad. Meestal ging het daarbij over de
vraag: wie is er de baas.
Op losse schroeven
Met één van de onderzoekers, Fokke
Dijksterhuis, zijn wij gaan praten over dit
onderzoek. Bij dat gesprek was ook Rolf
Hoogenberg, leraar aan een pedagogische
academie in Groningen, aanwezig. Het gesprek
ging met name over de vraag in hoeverre de
school bijdraagt tot crimineel gedrag bij de
leerlingen en of de school die ontwikkeling
eventueel zou kunnen afremmen.
Dijksterhuis: „Uit Amerikaans onderzoek
blijkt dat allerlei Invloeden op school crimineel
gedrag bij kinderen beter kunnen voorspellen
dan invloeden van thuis. Daarmee komt het
excuus van veel leerkrachten als zou er aan het
karakter van het kind niets te doen zijn op
school, op losse schroeven te staan.
Gedrag aanpassen
Een belangrijke factor hierbij is het optreden
van de leerkrachten. Om een voorbeeld te
noemen: van een goede leerling die iets doet
dat niet door de beugel kan, wordt snel gezegd
dat het om een slippertje gaat, waarna men de
hele situatie vergeet. Vertoont een slechte
leerling precies hetzelfde laakbare gedrag, dan
wordt dat gezien als een bevestiging van zijn
onbetrouwbaarheid. Vaak leeft bij de
leerkrachten het idee dat je aan goede
leerlingen kunt leren dat bepaald gedrag niet
toegestaan is. maar dat bij slechte leerlingen
slecht gedrag is ingebakken in het karakter.
Dit heeft al snel tot gevolg dat de leraar de
leerling gaat benaderen en behandelen als
onbetrouwbaar persoon. Let wel, dit is geen
Verwijt aan de leraar, waarschijnlijk denken en
handelen we allemaal net zo, maar de kans ls
groot dat de leerling zijn gedrag gaat
aanpassen aan de verwachtingen van de leraar.
Onvrede
Daarbij komt dan nog het enorme belang dat
in scholen aan prestaties wordt gehecht. De
slechte leerling ligt eruit bij de leraar en bij de
goede leerling. Op de een of andere manier
moet hij toch proberen zich waar te maken. Hij
zal daarvoor in veel gevallen aansluiting
zoeken bij de andere slechte leerlingen en
proberen op ander terrein prestaties te leveren,
bijvoorbeeld diefstalletjes. Daarmee wordt
echter het oordeel van de leerkrachten en de
goede leerlingen over de slechte leerling weer
bevestigd. Zo zit je al heel snel in een spiraal
naar beneden, waar bijna niet meer uit te
komen is.
Opvallend is dat het criminele gedrag van deze
leerlingen plotseling enorm afneemt, als zij
voortijdig de school verlaten. Kennelijk is ae
onvrede met de eigen situatie van zeer grote
invloed op het gedrag van de leerling In dit
verband zet ik dan ook grote vraagtekens bij
het telkens meer verhogen van de leerplichtige
leeftijd, zonder daarbij ook maar iets te doen
aan de motivatie van de leerlingen.
Het is pure waanzin dat Van Kemenade een
hele nota schrijft (de contourennota, red.) over
verandering van de structuur van het
onderwijs en daarbij slechts één zinnetje wijdt
aan de motivatie van de leerling. Ik heb daar
werkelijk met verbijstering naar zitten kijken.
Het zou andersom moeten zijn: hij had een
nota moeten schrijven over hoe het leren
aangenamer gemaakt kan worden voor de
leerling en daar had dan misschien een zinnetje
over leerplichtverlenging in mogen staan.
Het is toch te gek dat kinderen totdat ze naar
school gaan enorm leergierig zijn, terwijl ze als
ze een poosje op school zitten alleen nog maar
weten, wanneer ze vrij zijn."
HOOGENBERG: „Die tijd is zeker wat het
lager onderwijs betreft voorbij. Het kind
ervaart de lagere school veel prettiger dan
vroeger. In het voortgezet onderwijs gaat dat
verhaal nog wel op. Ik geloof inderdaad dat er
in het voortgezet onderwijs wat betreft de
motivatie van de leerlingen weinig veranderd
is. Het gaat daar nog altijd uitsluitend om de
prestaties. Je moet een goed cijfer halen, en de
rest is niet belangrijk."
Verbetering
VRAAG: Hoe kunnen we nu die nadelige
invloed van de school op de leerlingen
verminderen?
DIJKSTERHUIS: „In ieder geval moeten we
minder nadruk gaan leggen op het
competitie-element in het onderwijs. Op school
moet meer de mentaliteit komen van: De klant
(de leerling) is koning. De leerling moet meer
het recht krijgen om te kiezen wat hij uit het
aangebodene wil oppikken, ln plaats van
gedwongen te worden alles maar te slikken wat
hem wordt voorgehouden.
Een heel goed voorbeeld vind ik altijd de
Engelse Free School. Daar gaat men veel meer
uit van het eigen leervermogen van het kind.
Erg belangrijk daarbij is een situatie te
scheppen, waarin het kind geprikkeld wordt
om te leren. De leerkracht is er dan om goed in
de gaten te houden wat er gebeurd en
eventueel barrières weg te nemen als die zich
voordoen in het leerproces.
Verder is het dringend noodzakelijk dat
duidelijk wordt wat de rechten zijn van de
leerlingen. Een principiële strijd over het gezag
is bijvoorbeeld nooit op de scholen gevoerd.
Pas nu zie je in Amerika dat er rechtzaken
gevoerd worden over de rechten van de
scholier. Om een voorbeeldje te noemen: het is
maar de vraag in hoeverre de schoolleiding het
recht heeft om censuur uit te oefenen op
schoolkranten. Dat veroorzaakt een hoop
onvrede bij de leerlingen. Veel beter is het in
diezelfde schoolkrant een reactie te schrijven
op een artikeltje, waarmee men het niet eens
is."
Fokke Dijksterhuis wil samen met een collega
van het criminologisch instituut van de
Groningse universiteit oq|: in Nederland gaan
onderzoeken in hoevene gedragingen van
leerkrachten van invloed zijn op crimineel
gedrag van de leerlingen. De bedoeling is om
een groot aantal leerlingen gedurende een
aantal jaren te volgen om zo de relatie tussen
de schoolloopbaan en crimineel gedrag te
kunnen onderzoeken.
door Hans Schmlt
AMSTERDAM Met de
verschijning van het
boek „Geef om de na
tuur" is dezer dagen het
startsein gegeven voor
de gelijknamige actie
van het Wereld Natuur
Fonds. Die actie is erop
gericht de mensen na-
tuurbewust te maken en
hen in de beurs te doen
tasten. Die greep in de
geldbuidel zal, zo hoopt
het Wereld Natuur
Fonds, ten minste vijftig
miljoen gulden opleve
ren ten behoeve van een
groot aantal projecten
op het gebied van na
tuurbehoud.
Het hoogtepunt van de actie
valt tussen 21 en 25 novem
ber, wanneer een grote lande
lijke inzamelingsactie wordt
gehouden volgens een sinds
„Open het Dorp" inmiddels
wel beproefde formule. Op
maandag 21 november zal
het publiek via de radio en
televisie op de actie worden
gewezen, waarna ongeveer
driehonderdduizend vrijwilli
gers op pad gaan. Zij laten
onder meer een envelop ach
ter en zullen deze vrijdag 25
november gaan ophalen. In
een avondvullende uitzen
ding van de AVRO-televlsie
zullen die dag de resultaten
van de actie worden bekend
gemaakt.
Van de opbrengst van de ac
tie zal de helft ten goede ko
men aan projecten in Neder
land - de andere helft zal
zijn bestemd voor buiten
landse projecten. Niet zo
vreemd, want de Nederland
se afdeling van het in 1961
opgerichte World Wildlife
Fund heeft zich met (kleine
re) acties in het verleden
hoofdzakelijk gericht op bui
tenlandse projecten, zoals de
Leuser-reservaten in Noord-
Sumatra, de flamingo's in
Kenia en de Galapagos-eilan-
den.
Wat de Nederlandse projec
ten betreft, is het meeste geld
(bijna twaalf miljoen gulden)
bestemd voor aankoop en be
heer van natuurgebieden.
Een greep uit de verlanglijst
van het WNF: de aankoop
van het Leuvenumse Bos op
de Veluwe, aankopen in het
Verdronken land van Saef-
tinge, uitbreiding van het
weidevogelreservaat De Reef
bij Zaanstad, verdere aanko
pen in het Geuldal (waarvoor
Natuurmonumenten al een
actie voert; en uitbreiding
van de Strabrechtse Heide.
Verder wil het WNF ook een
communicatie-netwerk fi
nancieren om bosbrand en de
grote stroperij op de Veluwe
te kunnen bestrijden. Ook
zal. als de benodigde gelden
worden bijeengebracht, een
onderzoek worden ingesteld
naar de uitdroging van het
Naardermeer, Nederlands be
kendste natuurreservaat.
Het WNF wil voorts steun
geven aan projecten ter be
scherming van diersoorten,
zoals de gans. de ooievaar, de
raaf en de vleermuis. Voor
onderwijs en opvoeding staat
zes miljoen gulden op de be
groting.
Onder de vele internationale
projecten op de lijst vallen
ook de Oosterschelde en het
Waddengebied (vier miljoen
guldtn), terwijl het WNF ver
der onder meer bijdragen wil
leveren aan het instellen van
walvisreservaten, de bescher
ming van zeehonden en zee
leeuwwen, olifanten, roofvo
gels en trekvogels en het
stichten van reservaten in
onder meer de Sahel-landen.
Ook zal geld worden uitge
trokken voor de redding van
de tropische oerwouden.
Ter ondersteuning van de ac
ties is het boek „Geef om de
natuur" verschenen, waarin
zeven auteurs willen laten
zien wat het milieu is, hoe de
natuur ten onder dreigt te
gaan. welke pogingen worden
ondernomen om te redden
wat er nog te redden is en
welke mogelijkheden er zijn
om de tegenstelling tussen
arme en rijke landen op te
heffen en aldus bij te dragen
tot een wijzer beheer en ge
bruik van de nog voorhanden
natuurlijke hulpbronnen.
Het boek richt zich niet op
planten of dieren of het red
den van natuurterreinen,
maar probeert geografie, bio
logie, economie, politiek, de
Derde Wereld en industriali
satie met elkaar in verband
te brengen.
Geef om natuur, redding voor
een bedreigde planeet. Onder
redactie van J. H. Wester-
mann, met bijdragen van
Hans Bouma, Wouter van Die
ren, Sietzo Dijkhuizen, Vic
Langenhoff, Willem van Stuij-
venberg, Matthijs de Vreede
en Gerton van Wagcningen.
128 pag., rijk geïllustreerd.
Uitgeverij Het Spectrum, Am-
sterdam/Utrecht/Antwerpen.
Prijs: 12,50 tijdens de actie-
t periode; na eind december
19,50.
door J. G. A. Thijs
Als H. Algra, de oud-hoofdredacteur
van het Friesch Dagblad, woensdag
avond naar Den Haag Vandaag (tv) ge
keken heeft, heeft hij zich misschien wel
geërgerd: herhaaldelijk werd in inter
views het woord 'achterban' gebruikt en
dat vindt Algra een 'naar woord', een
bedenkelijke term', die 'alleen maar
discriminerend gebruikt kan worden'.
Vroeger werden er. aldus Algra ongeveer, ook
mensen uit het volk in de Kamer gekozen, door
iedereen gekend en op de hoogte van wat er
onder de mensen leefde. Met de komst van de
evenredige vertegenwoordiging is dat veran
derd: kandidaten werden niet meer in distric
ten gesteld maar centraal, deskundigheden wo
gen daarbij zwaar en voor de man uit het volk
was weinig kans meer. Volgens Algra is 'heel
misschien' daardoor in de AR Partij ook het
vroeger ondenkbare gebruik van het woord
'achterban' ingeslopen.
In het Groot Woordenboek der Nederlandsche
Taal heeft Algra het woord niet kunnen vinden,
wel in een Middelnederlands (de in de middel
eeuwen gesproken taal) woordenboek, waar het
omschreven werd als: de legermacht door den
leenheer ten strijde opgeroepen uit de achter
leenmannen 'Het is dus typisch een woord uit
de feodale tijd', verzucht hij
Mij Algra's afkeer van het woord 'achterban'
herinnerend (die blijkt uit een artikel van zijn
hand in 'Een kleine eeuw kleine luyden', door
de ARP uitgegeven bij haar 95-jarig bestaan»,
ging ik te rade bij de dikke Van Dale, maar
daar vind ik van het feodale karakter niet erg
veel terug. Onder 'eigenlijke' betekenis ver
meldt Van Dale wel 'heerban van een achter
leen'. maar daarna volgt als figuurlijke beteke
nis: 'van ver gehaalde helpers, van overal opge
trommeld publiek; (ook) (leden van) de onder
afdelingen van een grote organisatie, een partij
enz'. Daarmee zijn we althans in de buurt van
het woord zoals het voor de tv gebruikt werd.
Wat we wel kunnen vaststellen is dat 'achter
ban' hoort tot een aantal ons hinderlijk volgen
de woorden, die door niet alüjd duidelijke
oorzaken In de mode geraakt zijn en weliswaar
niet altijd onjuist maar wel tot vervelens toe
gebruikt worden. Zo worden we met woorden
als 'bestand' en 'pakket' veelvuldig bekogeld.
Nu kan ik met een personeelsbestand wel vrede
hebben, maar waarom nu ineens ook een bo
men bestand, een huizen-, een leraren- en een
ambtenarenbestand? En waarom naast een
postpakket en een ziekenfondspakket (ook dat
lijkt me nog te daar aan toe) nu ook een eisen-
en een maat-regelenpakket?
Keihard
Het past allemaal in een taalgebruik waarin
eisen zelden gewoon en vaak 'keihard' gesteld
worden, waarin we opvallend veel 'knelpunten'
tegenkomen (en dan zijn er al spoedig 'stimule
ringsprogramma's' aan de orde), waarin we het
niet meer gewoon hebben over inlichtingen
geven maar over 'informatieoverdracht', waar
in we soms maar weinig gewone groepen maar
veel 'doelgroepen' tegenkomen, waarin 'profes
sioneel* het vaak wint van beroepsmatig of
vakkundig, waarin een wat uitgewerkt plan al
gauw een 'strategie' heet en ook gevaarlijk
dicht in de buurt van een 'model' komt. waarin
sommige gebouwen beslist 'multi-functioneel'
moeten zijn en waarin een gebied al gauw een
infrastructuur en misschien ook wel een 'over
loopfunctie' heeft.
Waarschijnlijk doordat er actuele, wat moeilijk
concreet aan te duiden zaken mee bedoeld
worden, komen we dergelijke woorden veel
tegen in betogen van in publieke discussies
betrokken personen, zoals Kamerleden. De
taal van de Kamerleden is overigens al eerder
op de korrel genomen. In een verrukkelijk oud
boek dat ik onlangs bemachtigde ('Onze poli
tieke partijen, beschreven door hare eigen Ver
tegenwoordigers', uitgekomen tegen de verkie
zingen van 1909) hekelt <ds.) A. Brummelkamp
in zijn stuk over de ARP de 'verbastering van
het parlement', het 'eindeloos praten, waarnaar
tenslotte niemand meer luistert'. 'Geen grooter
praatgelcgcnheden dan de begrootingsdiscus-
sles in het Nederlandsche Parlement', schrijft
hij. Zelfs het recht van interpellatie lijdt vol
gens hem onder deze 'praatziekte' 'Het is zoo
over gekomen dat men over en weer
college heeft zien geven over zekere wijsgerige
theorie'. Het 'wemelt ook van de moties', die
vaak in de lucht hangen en 'die de Minister, als
hij een verstandig man is. goélijk glimlachend
naast zich neerlegt', aldus Brummelkamp.
(Zijn verhaal dateert uit een tijd dat de voorzit
ter van de Tweede Kamer nog het recht miste
om iemand het woord te ontnemen; dat recht
kreeg hij pas in 1919; tot die tijd moest hij er de
Kamer toestemming voor vragen.)
Om terug te keren tot de eerder 'genoemde',
modewoorden, die lijken al erg ver ingebur
gerd Misschien moeten we op dit punt wel
pessimistischer zijn dan Abraham Kuyper was.
toen hij in de Standaard van 19 juni 1901 de
verwisseling van de woorden 'regering' en 'ka
binet' afkeurde 'Het onjuiste spraakgebruik is
zoo bijna algemeen geworden dat het niet
anders dan zeer langzaam gelukken zal ook
deze verkeerde term uit te bannen'.
A. Brummelkamp
H. Algra
Gekke gezichten trekken tegen baby's, zou je op het
eerste gezicht nauwelijks tot de toppen van weten
schapsbeoefening willen rekenen. Op de universiteit
van Washington (niet Amerika's hoofdstad maar die
deelstaat in de noordwestelijke uithoek) zijn er mensen
die daar anders over denken, en ze blijken nog gelijk t*
hebben ook.
Onderzoekers die daar in Se
attle met overgave en volgens
strak opgezette schema's hun
tong uitstaken tegen twee tot
drie weken oude medeburgers,
om ze daarna de vastgestelde
tijd zo neutraal mogelijk aan
te kijken en vervolgens na
drukkelijk de lippen te tuiten,
waren betrokken bij een
hoogst belangwekkende ont
dekking over de prille mense
lijke geest.
Over hun schouder keek een
televisiecamera mee. en de am-
pexband met de reacties van
de baby's werd later zorgvul
dig bestudeerd door de daar
toe ingehuurde werkstuden
ten. Het resultaat was niet
voor misverstand vatbaar: de
jonge proefpersonen aapten de
onderzoeker na. Dit mag een
voor de hand liggende speel-
sigheld lijken, voor kenners
van de ontwikkeling van de
kinderziel was het niet minder
dan een kleine revolutie.
Wat die baby's daar spontaan
deden, berustte namelijk op
een voor hen niet geringe intel
lectuele prestatie. Je ziet het
hoofd van een wildvreemd ie
mand (maar vader of moeder is
in de buurt, dus dat kan er mee
door) die zijn tong uitsteekt.
Dat beeld kun Je op geen enke
le manier op jezelf betrekken,
want je hebt als twee weken
oude baby nog nooit jezelf Je
tong zien uitsteken, tenzij ie
mand je toevallig een hele tijd
voor de spiegel gehouden
heeft.
En toch heb je kennelijk door
wat dat wildvreemde iemand
doet, want om de confrontatie
gezellig te houden steek je ook
Je tong uit. Je weet kennelijk
welke spieren Je daarvoor
moet gebruiken. Je reageert
even doelgericht wanneer die
rare figuur de lippen tuit of de
mond openspert. Waarschijn
lijk kon je dat al vanaf je ge
boorte. Je hebt geen flauw idee
dat Je daartoe volgens de ver
maarde Zwitserse kinderpsy
choloog Piaget, en volgens nog
wat mensen die het weten kon
den. pas over een klein Jaar toe
in staat zult zijn.
Mijlpaal
En dat zegt wat. want Piaget
beschouwde het kunnen imite
ren van gezichtsuitdrukkingen
als een mijlpaal in de ontwik
keling van de geestelijke ver
mogens. van een kind. juist in
verband met het abstracte ni
veau waarop hier twee heel
verschillende soorten informa
tie kennelijk op één noemer
worden gebracht (het zien van
een uitgestoken tong en het
weten hoe Je Je tong uitsteekt».
Nu biedt dit soort onderzoek
ruime 'mogelijkheden om te
vinden wat Je hoopt, in plaats
van wat er aan de hand is.
Maar Andrew Meltzoff en
Keith Moore hebben gepro
beerd om niets aan het toeval
over te laten. Zij waren er zich
van bewust dat een baby ook
wel eens zijn tong uitsteekt
omdat hij of zij daar zin in
heeft en niet speciaal omdat
iemand in een laboratorium in
Seattle dat net óók gedaan
heeft.
Daarom waren die werkstu
denten ingehuurd, die de beel
den bekeken zonder kennis
van het voorbeeld Zij kenden
alleen het gebruikte repertoire
(tong. lippen, mond open, en
nog iets moeilijks met vingers)
en moesten noteren wat de
baby in de vastgelegde 20 se
conden naar hun idee waar
schijnlijk had nagedaan en
wat niet. Tijdens die „ant-
woord-periode" had de onder
zoeker de baby „neutraal" aan
gekeken nadat hij 15 seconden
één van de vier dingen had
voorgedaan.
De antwoorden waren duide
lijk: volgens de onafhankelijke
waarnemers deden de zes deel
nemende baby's vaker wat er
was voorgedaan dan een van
de andere mogelijkheden.
Nog waren Meltzoff en Moore
niet helemaal tevreden. Er zat
in de proefopzet nog één moge
lijkheid dat de gezichtentrek-
kende onderzoeker de resulta
ten kon beïnvloeden Hij
moest namelijk beoordelen of
de baby zijn 15 seconden du
rende demonstratie wel gezien
had. Zo niet. dan moest hij het
na een korte tijd overdoen Je
kunt een twee weken oude
proefpersoon nu eenmaal met
vragen om even de kant op te
kijken die voor het onderzoek
wenselijk is.
Maar dat levert het risico op.
dat de gezichtentrekker zijn
beslissing onbewust door de
reacties van de baby laat bepa
len. dat hij het nog eens over
doet tot hij duidelijk wordt na
gedaan. Om die mogelijkheid
uit te sluiten werd een nog
strengere versie van het expe
riment opgezet, met twaalf ba
by's. De gezichtentrekker bleef
voordoen tot hij vond dat de
baby hem 15 seconden bezig
had gezien. Hij kon daarbij
verder nergens door beïnvloed
worden, omdat de baby tijdens
deze demonstratie genoeglijk
op een speen sabbelde, en geen
enkele neiging vertoonde om
zijn mond open te doen of zijn
tong uit te steken. (Belde zou
den zijn opgevallen door het
uit de mond raken van de
speen, noteren de onderzoe
kers zorgzaam.)
Pas na een geslaagde demon
stratie werd de speen wegge
haald en kreeg de baby 2 ^mi
nuut de tijd om al dan niets
iets na te doen. terwijl de ge
zichtentrekker weer netjes
neutraal zat te kijken (ook dat
laatste werd apart gecontro
leerd). Zowel bij het tong uit
steken als bij het mond open
doen, toonden de jonge proef
personen zich ontegenzegge
lijk goedleers. Het lippen tui
ten draaide in dit experiment
niet mee. waarschijnlijk om
dat Je dat als ondernemende
baby met een speen in Je mond
óók nog wel kunt De proef was
verder nog in dat opzicht veel
eisender. dat de baby's hun
Imitatie moesten uitstellen tot
nadat de demonstratie was af
gelopen. Behalve informatie te
verwerken op een onverwacht
hoog niveau van abstractie,
moest de baby de zaak nog
even onthouden ook.
Ouders
Een laatste mogelijke storings
bron die Meltzoff en Moore on
der ogen zagen, was invloed
van de ouders. Niet zozeer tij
dens de proef, maar kinderpsy
chologen zijn er op verdacht
dat de jonge spruiten vaak
thuis even duchtig worden ge
oefend om „goed" uit de test te
komen. Het Amerikaans-Brit
se duo (Meltzoff heeft vast
werk in Oxford) had de ouders
daarom van te voren niet ver
teld waar hun onderzoek om
ging. Uit terloopse vragen
bleek bovendien achteraf dat
geen van de ouders ooit be
wust een drie weken oude baby
iets had zien nadoen De mees
ten waren zelfs stomverbaasd
bij het idee dat dat kon
Dat zal een aantal ontwikke
lingspsychologen ook zijn. ze
ker nu Meltzoff en Moore
soortgelijke resultaten zelfs bij
baby's van enkele uren oud
menen te kunnen waarnemen
Het ziet er naar uit dat mensen
ter wereld komen met een aan
geboren abstract voorstel
lingssysteem, waarmee zij de
indrukken van verschillende
zintuigen aan elkaar kunnen
passen Wat ooit als hoogte
punt in de psychologische ont
wikkeling van een baby werd
gezien, lijkt nu het uitgangs
punt van die ontwikkeling te
zijn.
Het aardige van deze ontdek
king is bovendien dat. afgezien
van dat gedoe met videoban
den. het in elke huiskamer zou
kunnen zijn uitgevogeld Jam
mer. u bent te laat
A N. Meltroff en M. K Moore,
Imitation of facial and manual
gesture* l»v human neonate*.
Science. 198. 75-78; 7 oktober
1977.