Overvallers spijbelden vaak Hoogtepunt natuuractie in november Het eisenpakket en het ambtenarenbestand Baby, steek je tong eens uit A Wetenschap en techniek Schoolverleden beïnvloedt criminaliteit „Contourennota verbijsterend" Helft van de opbrengst voor projecten in Nederland r door Rob Foppema ZATERDAG 8 OKTOBER 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet21 door Henri Kruithof Overvallers hebben in hun schoolverleden vaak gespijbeld, zijn vaak blijven zitten en hebben veelvuldig voortijdig de school verlaten. Dit blijkt uit een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van justitie en het Criminologisch instituut van de rijksuniversiteit Groningen. Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren dat meer dan de helft van de onderzochte personen op de lagere school heeft gespijbeld. Ook blijkt dat ruim een vierde deel van de ondervraagden kleine diefstalletjes pleegde. Voor dit onderzoek namen Fokke Dijksterhuis en Otto Janssen een groep van vijftig mannen, die waren veroordeeld tot een gevangenisstraf, die ten minste een maand langer was dan het voorarrest. Allen hadden een overval gepleegd op een of andere instelling met het doel geld te stelen. De onderzoekers hebben de overvallers in de gevangenis ondervraagd. Ongeveer vijftig procent van de onderzochte mensen, die voortgezet onderwijs hebben gevolgd, bleek moeilijkheden met de leraren te hebben gehad. Meestal ging het daarbij over de vraag: wie is er de baas. Op losse schroeven Met één van de onderzoekers, Fokke Dijksterhuis, zijn wij gaan praten over dit onderzoek. Bij dat gesprek was ook Rolf Hoogenberg, leraar aan een pedagogische academie in Groningen, aanwezig. Het gesprek ging met name over de vraag in hoeverre de school bijdraagt tot crimineel gedrag bij de leerlingen en of de school die ontwikkeling eventueel zou kunnen afremmen. Dijksterhuis: „Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat allerlei Invloeden op school crimineel gedrag bij kinderen beter kunnen voorspellen dan invloeden van thuis. Daarmee komt het excuus van veel leerkrachten als zou er aan het karakter van het kind niets te doen zijn op school, op losse schroeven te staan. Gedrag aanpassen Een belangrijke factor hierbij is het optreden van de leerkrachten. Om een voorbeeld te noemen: van een goede leerling die iets doet dat niet door de beugel kan, wordt snel gezegd dat het om een slippertje gaat, waarna men de hele situatie vergeet. Vertoont een slechte leerling precies hetzelfde laakbare gedrag, dan wordt dat gezien als een bevestiging van zijn onbetrouwbaarheid. Vaak leeft bij de leerkrachten het idee dat je aan goede leerlingen kunt leren dat bepaald gedrag niet toegestaan is. maar dat bij slechte leerlingen slecht gedrag is ingebakken in het karakter. Dit heeft al snel tot gevolg dat de leraar de leerling gaat benaderen en behandelen als onbetrouwbaar persoon. Let wel, dit is geen Verwijt aan de leraar, waarschijnlijk denken en handelen we allemaal net zo, maar de kans ls groot dat de leerling zijn gedrag gaat aanpassen aan de verwachtingen van de leraar. Onvrede Daarbij komt dan nog het enorme belang dat in scholen aan prestaties wordt gehecht. De slechte leerling ligt eruit bij de leraar en bij de goede leerling. Op de een of andere manier moet hij toch proberen zich waar te maken. Hij zal daarvoor in veel gevallen aansluiting zoeken bij de andere slechte leerlingen en proberen op ander terrein prestaties te leveren, bijvoorbeeld diefstalletjes. Daarmee wordt echter het oordeel van de leerkrachten en de goede leerlingen over de slechte leerling weer bevestigd. Zo zit je al heel snel in een spiraal naar beneden, waar bijna niet meer uit te komen is. Opvallend is dat het criminele gedrag van deze leerlingen plotseling enorm afneemt, als zij voortijdig de school verlaten. Kennelijk is ae onvrede met de eigen situatie van zeer grote invloed op het gedrag van de leerling In dit verband zet ik dan ook grote vraagtekens bij het telkens meer verhogen van de leerplichtige leeftijd, zonder daarbij ook maar iets te doen aan de motivatie van de leerlingen. Het is pure waanzin dat Van Kemenade een hele nota schrijft (de contourennota, red.) over verandering van de structuur van het onderwijs en daarbij slechts één zinnetje wijdt aan de motivatie van de leerling. Ik heb daar werkelijk met verbijstering naar zitten kijken. Het zou andersom moeten zijn: hij had een nota moeten schrijven over hoe het leren aangenamer gemaakt kan worden voor de leerling en daar had dan misschien een zinnetje over leerplichtverlenging in mogen staan. Het is toch te gek dat kinderen totdat ze naar school gaan enorm leergierig zijn, terwijl ze als ze een poosje op school zitten alleen nog maar weten, wanneer ze vrij zijn." HOOGENBERG: „Die tijd is zeker wat het lager onderwijs betreft voorbij. Het kind ervaart de lagere school veel prettiger dan vroeger. In het voortgezet onderwijs gaat dat verhaal nog wel op. Ik geloof inderdaad dat er in het voortgezet onderwijs wat betreft de motivatie van de leerlingen weinig veranderd is. Het gaat daar nog altijd uitsluitend om de prestaties. Je moet een goed cijfer halen, en de rest is niet belangrijk." Verbetering VRAAG: Hoe kunnen we nu die nadelige invloed van de school op de leerlingen verminderen? DIJKSTERHUIS: „In ieder geval moeten we minder nadruk gaan leggen op het competitie-element in het onderwijs. Op school moet meer de mentaliteit komen van: De klant (de leerling) is koning. De leerling moet meer het recht krijgen om te kiezen wat hij uit het aangebodene wil oppikken, ln plaats van gedwongen te worden alles maar te slikken wat hem wordt voorgehouden. Een heel goed voorbeeld vind ik altijd de Engelse Free School. Daar gaat men veel meer uit van het eigen leervermogen van het kind. Erg belangrijk daarbij is een situatie te scheppen, waarin het kind geprikkeld wordt om te leren. De leerkracht is er dan om goed in de gaten te houden wat er gebeurd en eventueel barrières weg te nemen als die zich voordoen in het leerproces. Verder is het dringend noodzakelijk dat duidelijk wordt wat de rechten zijn van de leerlingen. Een principiële strijd over het gezag is bijvoorbeeld nooit op de scholen gevoerd. Pas nu zie je in Amerika dat er rechtzaken gevoerd worden over de rechten van de scholier. Om een voorbeeldje te noemen: het is maar de vraag in hoeverre de schoolleiding het recht heeft om censuur uit te oefenen op schoolkranten. Dat veroorzaakt een hoop onvrede bij de leerlingen. Veel beter is het in diezelfde schoolkrant een reactie te schrijven op een artikeltje, waarmee men het niet eens is." Fokke Dijksterhuis wil samen met een collega van het criminologisch instituut van de Groningse universiteit oq|: in Nederland gaan onderzoeken in hoevene gedragingen van leerkrachten van invloed zijn op crimineel gedrag van de leerlingen. De bedoeling is om een groot aantal leerlingen gedurende een aantal jaren te volgen om zo de relatie tussen de schoolloopbaan en crimineel gedrag te kunnen onderzoeken. door Hans Schmlt AMSTERDAM Met de verschijning van het boek „Geef om de na tuur" is dezer dagen het startsein gegeven voor de gelijknamige actie van het Wereld Natuur Fonds. Die actie is erop gericht de mensen na- tuurbewust te maken en hen in de beurs te doen tasten. Die greep in de geldbuidel zal, zo hoopt het Wereld Natuur Fonds, ten minste vijftig miljoen gulden opleve ren ten behoeve van een groot aantal projecten op het gebied van na tuurbehoud. Het hoogtepunt van de actie valt tussen 21 en 25 novem ber, wanneer een grote lande lijke inzamelingsactie wordt gehouden volgens een sinds „Open het Dorp" inmiddels wel beproefde formule. Op maandag 21 november zal het publiek via de radio en televisie op de actie worden gewezen, waarna ongeveer driehonderdduizend vrijwilli gers op pad gaan. Zij laten onder meer een envelop ach ter en zullen deze vrijdag 25 november gaan ophalen. In een avondvullende uitzen ding van de AVRO-televlsie zullen die dag de resultaten van de actie worden bekend gemaakt. Van de opbrengst van de ac tie zal de helft ten goede ko men aan projecten in Neder land - de andere helft zal zijn bestemd voor buiten landse projecten. Niet zo vreemd, want de Nederland se afdeling van het in 1961 opgerichte World Wildlife Fund heeft zich met (kleine re) acties in het verleden hoofdzakelijk gericht op bui tenlandse projecten, zoals de Leuser-reservaten in Noord- Sumatra, de flamingo's in Kenia en de Galapagos-eilan- den. Wat de Nederlandse projec ten betreft, is het meeste geld (bijna twaalf miljoen gulden) bestemd voor aankoop en be heer van natuurgebieden. Een greep uit de verlanglijst van het WNF: de aankoop van het Leuvenumse Bos op de Veluwe, aankopen in het Verdronken land van Saef- tinge, uitbreiding van het weidevogelreservaat De Reef bij Zaanstad, verdere aanko pen in het Geuldal (waarvoor Natuurmonumenten al een actie voert; en uitbreiding van de Strabrechtse Heide. Verder wil het WNF ook een communicatie-netwerk fi nancieren om bosbrand en de grote stroperij op de Veluwe te kunnen bestrijden. Ook zal. als de benodigde gelden worden bijeengebracht, een onderzoek worden ingesteld naar de uitdroging van het Naardermeer, Nederlands be kendste natuurreservaat. Het WNF wil voorts steun geven aan projecten ter be scherming van diersoorten, zoals de gans. de ooievaar, de raaf en de vleermuis. Voor onderwijs en opvoeding staat zes miljoen gulden op de be groting. Onder de vele internationale projecten op de lijst vallen ook de Oosterschelde en het Waddengebied (vier miljoen guldtn), terwijl het WNF ver der onder meer bijdragen wil leveren aan het instellen van walvisreservaten, de bescher ming van zeehonden en zee leeuwwen, olifanten, roofvo gels en trekvogels en het stichten van reservaten in onder meer de Sahel-landen. Ook zal geld worden uitge trokken voor de redding van de tropische oerwouden. Ter ondersteuning van de ac ties is het boek „Geef om de natuur" verschenen, waarin zeven auteurs willen laten zien wat het milieu is, hoe de natuur ten onder dreigt te gaan. welke pogingen worden ondernomen om te redden wat er nog te redden is en welke mogelijkheden er zijn om de tegenstelling tussen arme en rijke landen op te heffen en aldus bij te dragen tot een wijzer beheer en ge bruik van de nog voorhanden natuurlijke hulpbronnen. Het boek richt zich niet op planten of dieren of het red den van natuurterreinen, maar probeert geografie, bio logie, economie, politiek, de Derde Wereld en industriali satie met elkaar in verband te brengen. Geef om natuur, redding voor een bedreigde planeet. Onder redactie van J. H. Wester- mann, met bijdragen van Hans Bouma, Wouter van Die ren, Sietzo Dijkhuizen, Vic Langenhoff, Willem van Stuij- venberg, Matthijs de Vreede en Gerton van Wagcningen. 128 pag., rijk geïllustreerd. Uitgeverij Het Spectrum, Am- sterdam/Utrecht/Antwerpen. Prijs: 12,50 tijdens de actie- t periode; na eind december 19,50. door J. G. A. Thijs Als H. Algra, de oud-hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, woensdag avond naar Den Haag Vandaag (tv) ge keken heeft, heeft hij zich misschien wel geërgerd: herhaaldelijk werd in inter views het woord 'achterban' gebruikt en dat vindt Algra een 'naar woord', een bedenkelijke term', die 'alleen maar discriminerend gebruikt kan worden'. Vroeger werden er. aldus Algra ongeveer, ook mensen uit het volk in de Kamer gekozen, door iedereen gekend en op de hoogte van wat er onder de mensen leefde. Met de komst van de evenredige vertegenwoordiging is dat veran derd: kandidaten werden niet meer in distric ten gesteld maar centraal, deskundigheden wo gen daarbij zwaar en voor de man uit het volk was weinig kans meer. Volgens Algra is 'heel misschien' daardoor in de AR Partij ook het vroeger ondenkbare gebruik van het woord 'achterban' ingeslopen. In het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal heeft Algra het woord niet kunnen vinden, wel in een Middelnederlands (de in de middel eeuwen gesproken taal) woordenboek, waar het omschreven werd als: de legermacht door den leenheer ten strijde opgeroepen uit de achter leenmannen 'Het is dus typisch een woord uit de feodale tijd', verzucht hij Mij Algra's afkeer van het woord 'achterban' herinnerend (die blijkt uit een artikel van zijn hand in 'Een kleine eeuw kleine luyden', door de ARP uitgegeven bij haar 95-jarig bestaan», ging ik te rade bij de dikke Van Dale, maar daar vind ik van het feodale karakter niet erg veel terug. Onder 'eigenlijke' betekenis ver meldt Van Dale wel 'heerban van een achter leen'. maar daarna volgt als figuurlijke beteke nis: 'van ver gehaalde helpers, van overal opge trommeld publiek; (ook) (leden van) de onder afdelingen van een grote organisatie, een partij enz'. Daarmee zijn we althans in de buurt van het woord zoals het voor de tv gebruikt werd. Wat we wel kunnen vaststellen is dat 'achter ban' hoort tot een aantal ons hinderlijk volgen de woorden, die door niet alüjd duidelijke oorzaken In de mode geraakt zijn en weliswaar niet altijd onjuist maar wel tot vervelens toe gebruikt worden. Zo worden we met woorden als 'bestand' en 'pakket' veelvuldig bekogeld. Nu kan ik met een personeelsbestand wel vrede hebben, maar waarom nu ineens ook een bo men bestand, een huizen-, een leraren- en een ambtenarenbestand? En waarom naast een postpakket en een ziekenfondspakket (ook dat lijkt me nog te daar aan toe) nu ook een eisen- en een maat-regelenpakket? Keihard Het past allemaal in een taalgebruik waarin eisen zelden gewoon en vaak 'keihard' gesteld worden, waarin we opvallend veel 'knelpunten' tegenkomen (en dan zijn er al spoedig 'stimule ringsprogramma's' aan de orde), waarin we het niet meer gewoon hebben over inlichtingen geven maar over 'informatieoverdracht', waar in we soms maar weinig gewone groepen maar veel 'doelgroepen' tegenkomen, waarin 'profes sioneel* het vaak wint van beroepsmatig of vakkundig, waarin een wat uitgewerkt plan al gauw een 'strategie' heet en ook gevaarlijk dicht in de buurt van een 'model' komt. waarin sommige gebouwen beslist 'multi-functioneel' moeten zijn en waarin een gebied al gauw een infrastructuur en misschien ook wel een 'over loopfunctie' heeft. Waarschijnlijk doordat er actuele, wat moeilijk concreet aan te duiden zaken mee bedoeld worden, komen we dergelijke woorden veel tegen in betogen van in publieke discussies betrokken personen, zoals Kamerleden. De taal van de Kamerleden is overigens al eerder op de korrel genomen. In een verrukkelijk oud boek dat ik onlangs bemachtigde ('Onze poli tieke partijen, beschreven door hare eigen Ver tegenwoordigers', uitgekomen tegen de verkie zingen van 1909) hekelt <ds.) A. Brummelkamp in zijn stuk over de ARP de 'verbastering van het parlement', het 'eindeloos praten, waarnaar tenslotte niemand meer luistert'. 'Geen grooter praatgelcgcnheden dan de begrootingsdiscus- sles in het Nederlandsche Parlement', schrijft hij. Zelfs het recht van interpellatie lijdt vol gens hem onder deze 'praatziekte' 'Het is zoo over gekomen dat men over en weer college heeft zien geven over zekere wijsgerige theorie'. Het 'wemelt ook van de moties', die vaak in de lucht hangen en 'die de Minister, als hij een verstandig man is. goélijk glimlachend naast zich neerlegt', aldus Brummelkamp. (Zijn verhaal dateert uit een tijd dat de voorzit ter van de Tweede Kamer nog het recht miste om iemand het woord te ontnemen; dat recht kreeg hij pas in 1919; tot die tijd moest hij er de Kamer toestemming voor vragen.) Om terug te keren tot de eerder 'genoemde', modewoorden, die lijken al erg ver ingebur gerd Misschien moeten we op dit punt wel pessimistischer zijn dan Abraham Kuyper was. toen hij in de Standaard van 19 juni 1901 de verwisseling van de woorden 'regering' en 'ka binet' afkeurde 'Het onjuiste spraakgebruik is zoo bijna algemeen geworden dat het niet anders dan zeer langzaam gelukken zal ook deze verkeerde term uit te bannen'. A. Brummelkamp H. Algra Gekke gezichten trekken tegen baby's, zou je op het eerste gezicht nauwelijks tot de toppen van weten schapsbeoefening willen rekenen. Op de universiteit van Washington (niet Amerika's hoofdstad maar die deelstaat in de noordwestelijke uithoek) zijn er mensen die daar anders over denken, en ze blijken nog gelijk t* hebben ook. Onderzoekers die daar in Se attle met overgave en volgens strak opgezette schema's hun tong uitstaken tegen twee tot drie weken oude medeburgers, om ze daarna de vastgestelde tijd zo neutraal mogelijk aan te kijken en vervolgens na drukkelijk de lippen te tuiten, waren betrokken bij een hoogst belangwekkende ont dekking over de prille mense lijke geest. Over hun schouder keek een televisiecamera mee. en de am- pexband met de reacties van de baby's werd later zorgvul dig bestudeerd door de daar toe ingehuurde werkstuden ten. Het resultaat was niet voor misverstand vatbaar: de jonge proefpersonen aapten de onderzoeker na. Dit mag een voor de hand liggende speel- sigheld lijken, voor kenners van de ontwikkeling van de kinderziel was het niet minder dan een kleine revolutie. Wat die baby's daar spontaan deden, berustte namelijk op een voor hen niet geringe intel lectuele prestatie. Je ziet het hoofd van een wildvreemd ie mand (maar vader of moeder is in de buurt, dus dat kan er mee door) die zijn tong uitsteekt. Dat beeld kun Je op geen enke le manier op jezelf betrekken, want je hebt als twee weken oude baby nog nooit jezelf Je tong zien uitsteken, tenzij ie mand je toevallig een hele tijd voor de spiegel gehouden heeft. En toch heb je kennelijk door wat dat wildvreemde iemand doet, want om de confrontatie gezellig te houden steek je ook Je tong uit. Je weet kennelijk welke spieren Je daarvoor moet gebruiken. Je reageert even doelgericht wanneer die rare figuur de lippen tuit of de mond openspert. Waarschijn lijk kon je dat al vanaf je ge boorte. Je hebt geen flauw idee dat Je daartoe volgens de ver maarde Zwitserse kinderpsy choloog Piaget, en volgens nog wat mensen die het weten kon den. pas over een klein Jaar toe in staat zult zijn. Mijlpaal En dat zegt wat. want Piaget beschouwde het kunnen imite ren van gezichtsuitdrukkingen als een mijlpaal in de ontwik keling van de geestelijke ver mogens. van een kind. juist in verband met het abstracte ni veau waarop hier twee heel verschillende soorten informa tie kennelijk op één noemer worden gebracht (het zien van een uitgestoken tong en het weten hoe Je Je tong uitsteekt». Nu biedt dit soort onderzoek ruime 'mogelijkheden om te vinden wat Je hoopt, in plaats van wat er aan de hand is. Maar Andrew Meltzoff en Keith Moore hebben gepro beerd om niets aan het toeval over te laten. Zij waren er zich van bewust dat een baby ook wel eens zijn tong uitsteekt omdat hij of zij daar zin in heeft en niet speciaal omdat iemand in een laboratorium in Seattle dat net óók gedaan heeft. Daarom waren die werkstu denten ingehuurd, die de beel den bekeken zonder kennis van het voorbeeld Zij kenden alleen het gebruikte repertoire (tong. lippen, mond open, en nog iets moeilijks met vingers) en moesten noteren wat de baby in de vastgelegde 20 se conden naar hun idee waar schijnlijk had nagedaan en wat niet. Tijdens die „ant- woord-periode" had de onder zoeker de baby „neutraal" aan gekeken nadat hij 15 seconden één van de vier dingen had voorgedaan. De antwoorden waren duide lijk: volgens de onafhankelijke waarnemers deden de zes deel nemende baby's vaker wat er was voorgedaan dan een van de andere mogelijkheden. Nog waren Meltzoff en Moore niet helemaal tevreden. Er zat in de proefopzet nog één moge lijkheid dat de gezichtentrek- kende onderzoeker de resulta ten kon beïnvloeden Hij moest namelijk beoordelen of de baby zijn 15 seconden du rende demonstratie wel gezien had. Zo niet. dan moest hij het na een korte tijd overdoen Je kunt een twee weken oude proefpersoon nu eenmaal met vragen om even de kant op te kijken die voor het onderzoek wenselijk is. Maar dat levert het risico op. dat de gezichtentrekker zijn beslissing onbewust door de reacties van de baby laat bepa len. dat hij het nog eens over doet tot hij duidelijk wordt na gedaan. Om die mogelijkheid uit te sluiten werd een nog strengere versie van het expe riment opgezet, met twaalf ba by's. De gezichtentrekker bleef voordoen tot hij vond dat de baby hem 15 seconden bezig had gezien. Hij kon daarbij verder nergens door beïnvloed worden, omdat de baby tijdens deze demonstratie genoeglijk op een speen sabbelde, en geen enkele neiging vertoonde om zijn mond open te doen of zijn tong uit te steken. (Belde zou den zijn opgevallen door het uit de mond raken van de speen, noteren de onderzoe kers zorgzaam.) Pas na een geslaagde demon stratie werd de speen wegge haald en kreeg de baby 2 ^mi nuut de tijd om al dan niets iets na te doen. terwijl de ge zichtentrekker weer netjes neutraal zat te kijken (ook dat laatste werd apart gecontro leerd). Zowel bij het tong uit steken als bij het mond open doen, toonden de jonge proef personen zich ontegenzegge lijk goedleers. Het lippen tui ten draaide in dit experiment niet mee. waarschijnlijk om dat Je dat als ondernemende baby met een speen in Je mond óók nog wel kunt De proef was verder nog in dat opzicht veel eisender. dat de baby's hun Imitatie moesten uitstellen tot nadat de demonstratie was af gelopen. Behalve informatie te verwerken op een onverwacht hoog niveau van abstractie, moest de baby de zaak nog even onthouden ook. Ouders Een laatste mogelijke storings bron die Meltzoff en Moore on der ogen zagen, was invloed van de ouders. Niet zozeer tij dens de proef, maar kinderpsy chologen zijn er op verdacht dat de jonge spruiten vaak thuis even duchtig worden ge oefend om „goed" uit de test te komen. Het Amerikaans-Brit se duo (Meltzoff heeft vast werk in Oxford) had de ouders daarom van te voren niet ver teld waar hun onderzoek om ging. Uit terloopse vragen bleek bovendien achteraf dat geen van de ouders ooit be wust een drie weken oude baby iets had zien nadoen De mees ten waren zelfs stomverbaasd bij het idee dat dat kon Dat zal een aantal ontwikke lingspsychologen ook zijn. ze ker nu Meltzoff en Moore soortgelijke resultaten zelfs bij baby's van enkele uren oud menen te kunnen waarnemen Het ziet er naar uit dat mensen ter wereld komen met een aan geboren abstract voorstel lingssysteem, waarmee zij de indrukken van verschillende zintuigen aan elkaar kunnen passen Wat ooit als hoogte punt in de psychologische ont wikkeling van een baby werd gezien, lijkt nu het uitgangs punt van die ontwikkeling te zijn. Het aardige van deze ontdek king is bovendien dat. afgezien van dat gedoe met videoban den. het in elke huiskamer zou kunnen zijn uitgevogeld Jam mer. u bent te laat A N. Meltroff en M. K Moore, Imitation of facial and manual gesture* l»v human neonate*. Science. 198. 75-78; 7 oktober 1977.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 21