De grote kleine kunst van Sal Meijer Leven op een verdorven aarde Aandacht voor F. Springer 1 Uitstekende verhalen van „Zaken overzee" ZATERDAG 1 OKTOBER 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 21 door G. Kruis Het is werkelijk een bij zondere belevenis in een periode, waarin de beel dende kunst via velerlei ingenieuze en vooral op zienbarende omwegen weer ergens houvast tracht te vinden bij de zichtbare werkelijkheid door hoe dan ook een in terpretatie te geven van de wereld zoals de kun stenaars die zien en bele ven. de tentoonstelling te bezoeken die ter gele genheid van het hon derdste geboortejaar van Sal Meijer in de Ga lerie Galjoen. Verwer- straat 28 te 's-Hertogen- bosch gehouden wordt. Voor Sal Meijer was „de" wer kelijkheid namelijk helemaal geen probleem, dat was voor hem precies zoals het woordenboek dat aangeeft „wat er is" en daarom behoef de hij geen slinkse wegen te bewandelen om haar te bena deren. En dat is misschien wel een van de belangrijkste redenen geweest waarom ze met zijn oeuvre nooit hele maal goed raad geweten hebben. Zo schreef prof. Hammacher eens, dat Sal Meijer zeker in de vergetelheid was gebleven als zovele onontdekte zon dagsschilders, als Rousseau le Douanier niet de belang stelling voor deze kunst had opgewekt. Maar die belang stelling was er wel degelijk, en zo gaf Sandberg al in 1958 een grote overzichtstentoon stelling van Meijers werk in het Amsterdams Stedelijk. En dat ging zeker niet onder het mom van dat een zon dagsschilder ook eens een kans moest krijgen. Waarom eigenlijk zondags schilder? Een zondagsschil- Sal Meijer: „Het besjeshuis in Brugge", olie, paneel der. meer officieel gerubri ceerd. een „peintre naïf", is iemand die uiteraard op artistiek gebied geen enkel onderricht heeft ontvangen en die zich zuiver en alleen aan zijn roeping overgeeft". Zo stond dat al in 1964 te lezen in de catalogus van de grote tentoonstelling „Lust hof der Naleven", die toen in het Rotterdamse Museum Boymans-Van Beuningen ge houden werd. En daar was ook werk van Sal Meijer bij. Sal Meijer, die in zijn jeugd de tekenschool in de Da Cos- tastraat, de tekenschool voor kunstambachten Hendrick de Keyser bezocht, die privé- lessen kreeg van Marie de Roode-Heyermans en die, in 1904, ook nog de Akte Teke nen L.O. behaalde. Slim Zo kun je er een vervelend welles-nietes gedoe van ma ken, want anderzijds moet Je dan ook weer vermelden, dat Sal ook en al vanaf zijn dertiende jaar in het dia mantslijpersvak zat; hij was zelfs patroon. Maar-dat deed hij al gauw alleen nog maar 's winters, want in de zomermaanden trok hij er op uit om te schil deren. In 1914 legde hij zich helemaal op zijn kunst toe: vele kunsthandels, in Am sterdam, New York en Kaap stad. hadden etsjes van hem in consignatie en, heel slim, hij had er ook voor gezorgd dat enkele grote Amsterdam- se hotels zijn werk voor de gasten in voorraad hadden. Na zijn huwelijk, in 1930 bracht dat kennelijk toch niet genoeg in 't laatje en voorzag hij vooral in zijn le vensonderhoud als vertegen woordiger in alcoholvrije ap pelwijn en bijenhoning. Allemaal bijkomstigheden die de plaatsing in een afge past hokje, w'èl of geen zon dagsschilder, een beetje inge wikkeld maken. Het doet er ook eigenlijk alle maal niet toe. Ik haalde dit alles alleen maar even aan om vast te stellen, dat Sal Mei Ier van niemand afhanke lijk was, nergens bij hoorde, niemand nadeed en dus helemaal zichzelf was. Hij schilderde, tekende, etste en lithografeerde alles wat hem onder ogen kwam. Hij moet dat allemaal gedaan hebben met de tong tussen de lippen, met een enorme gespannenheid. Met zijn kleine penseeltjes bouwde hij puntje voor pun tje zijn schilderijen op. laag na laag. vechtend met de vorm. worstelend met. het perspectief. Dramatiek Hij, die zo graag, en zo veel. poezen schilderde, lag enorm overhoop met de anatomie van zo n poezenlijf, de poot jes zitten vaak op een heel vreemde manier aan de schouders geplakt en zelfs een poes ziet geen kans zich zo op te rollen zoals Sal het haar deed. Je bent eigenlijk geneigd in dat gebrek aan virtuositeit een stuk drama tiek te zien, want uit Sal Meijers gehele oeuvre wordt toch allereerst duidelijk, dat het hem nu Juist te doen was om een zo precies mogelijke weergave van het geziene. Dat zie je gewoon, alle gefilo sofeer over de vele mogelijk heden van de vormgeving ten spijt. Net zo min geloof ik, dat de „leegheid" van zijn stadsge zichten, later, ook maar iets met een verbeelding van een zaamheid of verlatenheid te maken hebben. Hij schilderde Amsterdamse grachten en straten, beelden uit buitenlandse steden, hij schilderde ze op zijn eigen wonderlijke manier, in een flonkerend emaille-achtig co- loriet. prachtig van toon meestal, gewoon omdat'ie zo'n straat of gracht fijn vond, of mooi. en hij heeft er kennelijk meestal geen be hoefte aan gehad daar nu ook Sal Meijer bij het schilderij „Poes op het tafelkleed" nog eens een wriemelende mensenmasse of zelfs maar een paar figuurtjes in te schilderen. En als hij daar toevallig een enkele keer zin in had. deed hij het wel Maar om nog even terug te komen op die poezen: al mag er dan in detail aan deze dier tjes anatomisch wel het een en ander mankeren, dat alles blijkt uiteindelijk aan hun wezenlijke karakterisering niets af te doen. Dat is wel licht het belangrijkste facet van Sal Meijers kunstenaar schap. Hij heeft die poezen telkens weer weten te pak ken. juist op die geheimzinni ge momenten, die je bijvoor beeld graag eens zou fotogra feren, wat door de snelle ver anderlijkheid van hun uit drukking, maar zelden lukt Apart Voeg daarbij nog eens die fijnzinnige en zeer aparte schilderstechniek, een soort micro-pointillisme, de opval lende kleuren van de omge ving, van het trijp van een stoel, het patroon van een tafelkleed, een prachtig weer gegeven stuk houten wanden Je hebt Sal Meijer. Zo zijn ook de stadsgezich ten, soms met fraaie oude huizen aan een gracht, maar ook met heel gewone negen tiende eeuwse etage-wonink jes; zo maakte hij zijn stille vens, zomaar een vaasje met bloemen, een pot met abriko zen, een meloen met een paar perziken. eenvoudig en onopgesmukt gerangschikte voorwerpen, zo gaf hij met een intens gevoel voor stem ming dat is het geloof ik, vooral een nadrukkelijke afspiegeling van wat hij zag en zélf bewonderde In de uitermate persoonlijke, volkomen onbelaste visie, die Sal Meijer had op het hem omringende leven en vooral in zijn oprechtheid, daarin ligt de oorspronkelijkheid van deze grote kleine kunst Tot eind oktober door J. van Doorne In het artikel van T. van Deel „Biesheuvel op Patmos", dat ver leden week zaterdag in ons blad werd afgedrukt, staat te lezen dat Biesheuvel in een van zijn verha len beweert, dat we „midden in de uitvoeringen van de Openbarin gen" zitten. Deze zin trof mij sterk, omdat ikzelf meer dan eens gedacht heb, dat de mensheid zonder het te weten, het einde der geschiedenis bereikt heeft. Zulk een vaag vermoeden wordt opge wekt door de ellende van de tijd waarin men leeft. Bezinning op wat door de eeuwen heen aan verschrikkingen is voorgekomen, doet een dergelijk vermoeden als och- tenddamp voor de morgenzon verdwij nen. De aarde blijkt vervloekt van het begin der tijden af. Dat is niet een prettige gedachte. Maar wel een heilzame. Zij dwingt ons tot bezinning en verweer. Ik dacht aan dit alles, na „De Beul" van Dolf de Vries te hebben gelezen. Het is een klein boekje, dat behalve het verhaal dat er de titel aan geeft, nog zes andere korte verha len bevat. Zo klein als het is. valt het toch in tweeën uiteen. Het begint met een sprookje: „Het geweren gelijk". De an dere verhalen zijn of gewone verbeel ding, of korte reportages. Sprookje Ik begin met het sprookje. Een vader vertelt het aan zijn zoon. De mensheid had net zo lang oorlog gevoerd, totdat er twee evengrote rijken op aarde waren overgebleven. Die rijken waren tot de tanden toe bewapend. In een ervan stond een heel gewone man op. die zijn volk ervan wist te overtuigen, dat het niet meer met die bewapeningswedloop mee moest doen Die natie ontwapende zich en zette langs haar grenzen honder den miljoenen kruisen op. Zo werd her innerd aan de honderden miljoenen mensen die in oorlogen gesneuveld wa ren. Toen de andere wereld-helft aan viel. kreeg die geen tegenstand. Het eind is dan. dat de gehele aarde zich verzoent. De auteur zegt, dat de oorlogen ont staan. doordat het ene rijk het andere van zijn gelijk wil overtuigen. Oorlog berust op misverstand Doe afstand van je vérmeend gelijk en je hebt vrede Dit is een versimpeling die ronduit mislei dend is Het vermeend gelijk is een gif dat een volk oorlogsrijp moet maken De ware reden van oorlog is de machts drift van volkeren en heersers, het ver langen naar bezit, de hunkering naar grootheid Op aarde heerst het misverstand, het vermeend gelijk. Maar die beide zijn slechts franje van het grote kwaad dat de aarde beheerst. Het slot van het sprookje is me duister gebleven. Nadat de vader het aan zijn zoontje heeft verteld, vraagt hij aan het kind wat het voor zijn verjaardag wil hebben. En dan zegt de jongen: „Een geweer". Het lijkt een heel verrassend slot. maar het is voor mij een gekunsteld slot. Want de auteur zal toch niet willen beweren, dat de kinderlijke geldings drift móét uitlopen op de machtsdrift der volwassenen? Het zich nauwelijks iets bewuste kind groeit immers in een proces van bewustwording op alle ge bied naar de volwassenheid? En pas dan komt de mens tot bewuste keuze. Onthutsend Nee, dat sprookje beviel me niet. Heel anders is het gesteld met de andere verhalen, die ik buitengewoon goed vind. Aan „De Beul" gaat een korte mededeling vooraf. Na de val van Allen- de had de auteur een kort bericht in de krant gelezen, dat geheime agenten vanuit Brazilië naar Chili waren ver trokken om daar te assisteren bij de verhoren. In „De Beul" wordt nu het innerlijk van zulk een geheime agent getekend. En dat zonder commentaar. Dat maakt de kracht uit van dit ver haal. Het liederlijke van het fascisti sche denken komt er onthutsend in uit. De beide verhalen „Het geweren gelijk" en „De Beul" zijn door de acteur-auteur Dolf de Vries publiek gemaakt in zijn cabaret-programma „Het Luister-rijk", dat in 1976 in Den Haag in première ging. De vijf korte verhalen die na „De Beul" in het bundeltje voorkomen, beschouwt de Vries als voorstudies, als études. Dat zijn ze mijns inziens niet, ook al zijn ze verwant. Reisimpressies Het zijn voortreffelijke reis-impressies. Twee ervan hebben bezoeken aan Rus land tot onderwerp. „Alweer een enige vla" (een verbastering van het zoontje van de auteur van „eeuwige vlam") ver telt van een bezoek aan het Kremlin te Nowgorod. Daar zag de Vries als ere wacht bij de eeuwige vlam twee jonge tjes en een meisje, kinderen nog. Ze stonden stram met een machinegeweer in hun handen te staren. Na twintig minuten werden ze afgelost. Ze verlie ten hun plaats in parade-pas en drie andere kinderen kwamen in parade-pas de wacht aflossen. Dat is een verschrikkelijk beeld, waar van de betekenis aan de kinderen van de auteur ontging. Het gebeuren stond al te ver van hun jeugd in het vrije Westen. Ook van zijn bezoek aan het graf van Pasternak vertelt de Vries. Het was moeilijk te vinden. „Intourist" wist van niets. Pasternak moet zo spoedig moge- Acteur-auteur Dolf de Vries lijk vergeten worden. Hij spreekt er met de zoon van Pasternak en met anderen. Eén passage wil ik mijn lezers citeren. Zij is te vinden op pagina 44. Ernstig wordt de stemming pas wan neer iemand vraagt hoe de toestand in Europa is. Wij vertellen wat ons is overkomen en waar we zelf geen raad mee weten. Dat we wel kritiek kregen op reizen naar Noord- en Zuid-Ameri- ka, naar Spanje en Indonesië, maar dat niemand iets aan te merken had op onze reis naar Rusland. Dat men goed keurend zei: „Zeer interessant. Naar Rusland". Er valt een stilte, dan fluis tert iemand: ,Js het zo erg?" Inderdaad. Zo erg is het. Er is nog een verhaal over Polen, dat alweer op sobe re wijze aantoont, hoe anti-Semitisch het huidige Polen is. Het laatste verhaal speelt in Costa Rica. Het is al even hartverscheurend als de vorige. Onoplosbaar Ik heb opzettelijk de feitelijke inhoud van de verhalen hier .niet vermeld. Ik wil de lezer niet voor de voeten lopen. Wel wil ik zeggen, dat ik het bundeltje heel belangrijk vind. Wij moeten leren beseffen, dat de positie van de demo cratie. resultaat van christelijk, huma nistisch en socialistisch denken en doen, zeer precair is. Eenzijdige ontwa pening zal ongetwijfeld tot ondergang van de democratiën leiden. Maar waar ligt de grens tussen het ethisch geoorloofde en het ongeoorloof de? Tot hoever mogen de democratieën gaan om zich te verdedigen? Dat is een dilemma en een dilemma is per definitie onoplosbaar. Het sprookje van de Vries is zó versimpelend dat het ons niets te zeggen heeft. De harde waarheid is, dat het kwaad op aarde heerst en dat ge weld slechts met geweld gekeerd kan worden. Ik ben heel blij met „De Beul". De bundel dwingt ons tot denken over de hachelijke situatie van de mens op onze zo verrukkelijke planeet. Maar dan een planeet die niet door een goede God. maar door een kwade geest beheerst wordt. Dat is christelijke realiteit. Dolf de Vries: ..De Beul". Bij Nijgh Van Ditmur. Den Hang en Rotterdam. Paperback. Aantal pagina's 51». Prijs 9.90. door T. van Deel Het lijkt er soms wat op dat door alle aandacht voor debutanten de auteurs die al veel langer schrij ven er bij in schieten. Wie één verhalenbundel heeft geschreven prijkt direct op de omslag van de Haagse Post, maar over iemand die z'n vijfde boek publiceert hoor je niks. Een debuut is nieuw, een zoveelste boek lijkt wel oude koek. Er wordt een stro ming verzonnen van vier mensen die bij elkaar negen boeken geschreven heb ben: de stroming van het „academis me", maar over Brakman hoor je nie mand, al schreef deze Brakman in zijn eentje maar liefst twaalf boeken, en goede bovendien. Er moet minder stem ming gemaakt, en méér geschreven worden. Frans Kellendonk, een van die vier aca- demisten, leek dat in te zien toen hij vorige week zaterdag in Harlingen, waar hij de Anton Wachterprijs ontving voor „Bouwval", openlijk uittrad uit de gelederen der academisten. Hij voelde zich in een zgn. stroming gemanoeu vreerd door een handige Journalist, en eenmaal daar beland wist hij zeker er niet bij te willeb horen. Men begrijpe mij goed. ik heb niets tegen lof aan het adres van een Kellen donk. Zijn boek is uitstekend, en ook de boeken van Meijsing, Matsier, Kooi man, Hotz en De Jong zijn dat op hun manier. Maar hij mag wel eens bena drukt worden dat mensen als Brakman. Romijn Meijer of Van Toom al jaren niet minder goed schrijven. Zij kunnen nooit meer debuteren, want dat deden ze al bijna twintig jaar geleden, maar dat is nog geen reden om geen aandacht aan hen te besteden. Een van die weinig gekende auteurs is denk ik F. Springer. Van hem verscheen pas een nieuwe, dikke verha lenbundel. „Zaken overzee". Dit is op het ogenblik zijn enige boek dat in de winkel te krijgen is. Bij De Slegte ligt de roman „Tabee. New York" (1974) voor een paar gulden, en „De gladde paal van macht" (1969) voor 98 cent! Alleen antiquarisch is te komen aan „Schim men rond Parula" (1966) en „Bericht uit Hollandia" (1962). Zo is het gesteld met de bereikbaarheid van een respectabel oeuvre. Echt gebeurd Aan elk boek van Springer gaat een mededeling vooraf van deze strekking: „Als de personen in deze verhalen gelij ken op personen uit de werkelijkheid, berust zulks uitsluitend op toeval." Zo'n waarschuwing zal (juridisch) wel nodig zijn, maar hij benadrukt natuur lijk het werkelijkheidsgehalte van de tekst. Alle boeken van Springer maken de indruk „echt gebeurd" te zijn, aange zien ze veel scherpe waarnemingen en gedetailleerde gebeurtenissen bevat ten, waardoor ze wel op dagboekfrag menten lijken te berusten. Dit is wel heel sterk met deze nieuwe bundel het geval. „Zaken overzee" bevat drie lange verha len en een heel kort verhaal. Het titel verhaal speelt in Nieuw-Guinea, vóór de overdracht. Springer zo heet de hoofdfiguur is daar na zijn rechten studie aspirant-controleur geworden en hij maakt het merkwaardige en barre bestuursleven mee. Het is interessant dit verhaal te vergelijken met „Bericht uit Hollandia", Springers debuut uit 1962. Daarin worden verschillende voor vallen uit „Zaken overzee" op een net iets andere, wat meer literaire manier verteld. Het heeft weinig zin Springers verhaal samen te vatten, want daar heeft de waarschuwing vooraf gelijk in het gaat niet om personen of gebeur tenissen, maar om de toon waarop Springer verslag doet. Bij hem domi neert de verteller. Belangrijke gebeur tenissen biedt hij ironisch aan. Hij ba gatelliseert het diplomatenleven in een stijl die direct van Forum afstamt: per soonlijk, zakelijk, humoristisch. De stemming die Springer weet op te roepen, van een bestuurlijk leven in een kolonie die nimmer Nederlands zal kun nen worden, is onvergetelijk. „Een groep jongetjes sprong in de houding en begon ons op bamboefluiten het Wilhel mus toe te blazen". Dat wel. maar intus sen gaat het moorden gewoon door. Al eerder situeerde Springer dat moede loos makende conflict tussen eigen en Westerse opvattingen in Nieuw-Guinea Hij deed dat met betrekking tot de godsdienst in „De schimmen rond de Parula". een novelle waarin een zende ling tenslotte Jezus' lot ondergaat als de Papoea's hem kruisigen. Buitenland Het aantrekkelijke van 8pringers werk is dat het meestal in het buitenland speelt. Nieuw-Guinea. Bangkok. New York, Indië, dat zijn zo de lokaties. In de meeste verhalen is de hoofdfiguur diplomaat net als Springer zelf trou wens en in die functie een scherp waarnemer van belangen en politiek. Een mooie geschiedenis vormt die van „Pink Eldorado", een suspecte onder neming vanuit Bangkok in de schaduw van de Vietnamese oorlog. Ook in ..Ta bee. New York" is het een consul die de hoofdrol speelt. „De gladde paal van macht" valt er wat buiten. Het be- F. Springer schrijft een coup in een ontwikkelings land en de verdere gevolgen. Het land is fictief, maar sommige passages herin neren aan „Bericht uit Hollandia" en „Schimmen rond de Parula". De roman is een kundige en amusante analyse van machtsdrift en vuil politiek spel Nog even terug naar „Zaken overzee". In het eerste verhaal is een Jongen in Indië geboren, maar met de „Ruys" teruggekomen getuige van de dwaze oefeningen van oud-KNIL-militairen die nabij Dedemsvaart zich voorbe reiden op de verovering van Bandung Prachtig voert Springer ze op in hun naïeve onderneming. Ik herinner me „De Balenkraai" van Aad Nuis, een „kroniek uit Oudneder- landsguinea". Het overheersende ge voel na de lectuur van dat boek was onzinnig, de hele onderneming van op de valreep soldaten sturen naar een land dat eenvoudig niet bij ons hoort. Springers verhalen tonen op nog een massa meer punten eenzelfde soort dwaasheid aan. Het is de wijsheid van de diplomaat, waar Springer blijk van geeft, een sterk besef van het feit dat de mensen veel onzin uithalen. Het is een kijk op de wereld van iemand als Els- schot De manier waarop Springer die visie in „Zaken overzee" onder woorden brengt een kwestie van stijl toch maakt hem voor mij tot een uitstekend schrijver Deze nieuwe bundel is zijn beste werk en het dunkt me hoog tijd dat hij gelezen wordt F. Springer. Zaken overzee. Amsterdam. Querido. 1977. 173 blz. 19.90

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 21