erschrikkingen in Huize Constance Vormingstoneel wil meer dan wereldvreemd vertier De Geluksvogel van Adriaan van der Veen t sr oëzie van Gerrit Komrij euwe Deken Damesroman met literaire saus HAAGSE COfViEDIE EG20 SEPTEMBER 1977 Trouw/Kwartet RH 11 door T. van Deel ars. ken-1 DE PET IN DE LUCHT Deuren gaan beven en hangsels verspringen Want, kijk, de kinderen, hoog in de wolken, komen nabij als kolossen van klei. Hoog op een zuil bivakkeert een harpij. Prijzen ze haar? Zullen bloemen hun tolken Zijn? Of misschien gaan ze liederen zingen? Of zijn ze (wie weet) angstwekkende dingen (Dolken) van zins? Niemand kan er meer bij De stad is dmk bezig te ontvolken. Al in zijn vorige dichtbundel Fabeldieren liet Gerrit Komrij de wereld vergaan. In zes sonnetten voltrekt zich daar een vak kundig geënsceneerde Godenschemering: „De espeboom beeft luid en akelig. Een regenboog rust ijzig op het land." Soldaten zwerven door een doods land schap. maar ze zijn al niet levend meer, hun „botten knisperen als sprokkelhout". De cyclus heet „Ragnarok! Ragnarok!" en wordt gevolgd door „Armageddon". Daar maken we mee hoe plotseling de keuken geiser begint te zingen. „Heisa, heisa, zong ze. Oh. je had wel vreemder dingen meege maakt." Maar bij thuiskomst, later, blijkt dat „naast de geiser ook de koelkast kweelde". In volgende gedichten stijgt een volijverig blazend ensemble hemelwaarts, of maken vreemde gasten het laatste deeg op aan een „huizenhoge pannekoek": „Vervolgens keerden ze de tafel om En gingen zitten: door de poten heen Keken ze naar ons, zo star. zo stom. Hun iris blikkerde als edelsteen." Het is niet pluis bij Komrij. De poëzie van Gerrit Komrij is wel het tegendeel van bekentenispoëzie. Er wordt een uitermate geraffineerd spel gespeeld met de literaire traditie, waardoor de wijze van zeggen vol dubbele bodems zit. Een soort credo, dat hierbij aansluit, is het bekende openingsvers van de bundel Tut ti-frutti: „De zwijgzaamheid". Het is een typische Komrij-pastiche op een geijkte versvorm: „Eer maakt men lakens wit met inkt. Eer speelt men schaak met bezemstelen, Eer vindt men nog een roos die stinkt, Eer ruilt men stenen voor juwelen, Eer plant men bomen op de weg, Eer zal men kakken in zijn hoed. Dan dat fk u mijn ziel blootleg En zeg wat ik thans lijden moet." Het is de romantische manier om met nadruk duidelijk te maken dat er gelden wordt, hoewel het een mysterie blijft waarom. Komrij is een hedendaagse en dus nieu we vertegenwoordiger van de romanti sche zwijgzaamheid. Hij trekt zich terug in macabere en absurde fantasieën, hij speelt ernst en hij speelt luim. Zijn gedichten zijn perfect van ambivalentie. Dat blijkt ook weer uit de onlangs versche nen bundel De Verschrikking. Komrij ver vaardigde daarvoor gedichten naar aanlei ding van collages van Jan Bernard Mei- nen. Die collages geven al een goed beeld van de verschrikking. Het zijn negentien- de-eeuwse gravures, waarin vreemde ele menten zijn geplakt. Mensen krijgen vo gelkoppen. er verschijnt een reusachtige hagedis in de slaapkamer van een meisje, er vliegen twee jongetjes boven een stad. twee katten houden zich vast aan een wereldbol die in de lucht hangt. De samen hang van de oorspronkelijke gravure is verstoord, de wereld is bezig te vergaan: Ragnarok! Ragnarok! Het begint met een fraai sonnet over een ijselijk dodenrijk. „een pluimbosstad van pegels(...), van flui tend stalartiet". Maar in het volgende ge dicht wordt die schone kunst van het ge voelig sonnetschrijven gehekeld: „Laat die sonnetten, m'n jongelief, nou... Als het te machtig wordt voor je, gewis: Snik dan in stilte!" Alweer zwijgzaamheid. Toch is deze bun del vol dodendansen en apocalyptische taferelen, vol brand en paniek veelzeggend genoeg. Komrij mag dan zijn poëzie knap en koelbloedig in mekaar steken, alleen maar „poetskatoen" zoals hij het eens beweerde stopt hij ons toch niet in de oren. Ook in deze bundel staan weer een paar gedichten over het dichten zelf. Ver zen heten „dozen waar niets in zit", onge veer zoals in Komrij's humoristische „De eerste regel is om te beginnen De twaalfde is van niets de eindconclusie". Maar hiet gaat hij toch even door: „Of zit er iets in, dan enkel dit Een ziekenhuis bed in een serre, wit". En even verderop beweert hij dat hoe dan ook het maken van gedichten er op neer komt dat je varen gaat „op 't schip "De Wanhoop". Maar, het is waar, al „sist bloed uit de stekers en stolt er tot ijs", al loert er van alles op ons en duikt overal verschrikking op, Komrij amuseert ons tezelfdertijd met deze wereldbranden. Zijn ironie reikt ver, hij gaat met plezier en angst de gruwelen aan, hij spot met de Poëtische Zucht: „Beter te luisteren naar het gekweel Van een verbrandende vuurwerkfabriek". Ik besluit met een gaaf voorbeeld van Komrijse dreiging, in uitgekiende vers techniek, HUIZE CONSTANCE Rondom de tuinen van Huize Constance Strekken zich, achter een hoge omheining, Graven uit, nooit eens met bloemen of kransen Opgesmukt, open als wonden die gapen. Elke nacht komen de doden er dansen Met hun brooddronken en snerpende deining. Elke nacht wekt, met gevloek, hun verschijning, Klam als een doek, al degenen die slapen, Onterecht slapen, in Huize Constance. Gerril Komrij/Jan Bernard Meinen. De Verschrikking. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1977. Gebonden (prachtboek), 48 blz. 35.*. n (bij i en -fr. R. A. V. baron Van Haer- wht v<x leine wijsgerige ethiek, Uitg. •b avon j0chum Slaterus, Deventer - 04 blz., 24.50. Prof. Van Har- rsE H. hoogleraar aan de Erasmus- Keu*e 'iteit te Rotterdam, heeft Weidende studie geschreven en die niet in de wijsbegeerte e ethiek zijn doorkneed. Be- kunnen dit boek, dat kern- nn,nfl|men uit de ethiek behandelt, ebruiken. Het is een modern lat niet volgens een klassieke is opgezet: het behandelt Hng tD CCLdlnd Russell: Het ABC van de -„„Jteit, vertaald door Jacob elt en Gerard Blok, Uitg. Boom, Amstél. 167 blz., 23,50. Dit is een ien aan ng van het in 1925 reeds ver- En boek van Russell The ABC Dit boek is door uitg. 251 uitgegeven in de reeks verta- 1-12818 van klassieke filosofen. Niels eerder verscheen bij Boom aoüeg baling van Descartes' Dis- itraat i#*e 'a Méthode (getiteld in het 3260 lands: Over de methode). JN raat 70|g Wittgenstein: Over zeker- tfhbf "geleid door G. H. von Wright, weg sa »ld door s- Terwee, Uitg. 029O8-4 Meppel, 167 blz., 21,50. Een beek ng van notities die Wittgen- skade i ie laatste anderhalf jaar voor viriknn K)d maakte. Dit boek kan men ig 240, n het verlengde in zijn (ook bij ;hrijv in Meppel uitgegeven) Filoso- risk Onderzoekingen. Het laatstge- Ie boek werd vorig jaar uitvoe- ?ANS? ons blad besproken (tijdind acht 481J. Lammers Juliana Eegina 234311 Jitgave: Uitgeverij en Drukke- Uandia Baarn. Prijs: 9,75. f negenentwintigste deel van jaarlijkse uitgave vindt men in Izestig pagina's' fotobeelden e koninklijke familie over de Ié augustus 1976 tot augustus In dit kijkalbum wordt veel cht besteed aan de kinderen inkinderen van koningin Jull- xok^I1 Prins Bernhard, alsmede aan Scène uit „We pikken 't niet" gespeeld door Proloog en bedoeld voor werkende jongeren. door J. van Doorne Een boek van Adriaan van der Veen, uitgegeven bij Querido, twee bekende namen in de Nederlandse literatuur, wekt het verlangen op, tot lezen over te gaan. Weliswaar behoort Van der Veen niet tot de top, tot de auteurs die het niveau bepalen van de Nederlandse literatuur, maar hij behoort toch tot de groep van auteurs, waarlangs je hiet heen kunt, als je de Nederlandse literatuur wilt bezien. 3-1368. prijs i r verleden, dat door gebeurte- '9. actualiteit heeft verkregen, njnwer kur staat vrij uitvoerig stil bij iianuiiftauratie van Het Oude Loo. acht jaar. eind 1976, werd nd. Voorts in Juliana Regina «chreven portret van konin- •phie van Wurtemberg, de eer- rouw van koning Willem de die honderd jaar geleden, na ,r. o.B. ^nder gelukkig huwelijk, over- i6225aPe beschouwing werd geschre- 'ar aanleiding van de tentoon- g in het Delftse „Het Prinsen- Rondom een album van ko- Sophie" die in maart j.l. irinses Beatrix werd geopend. Mfti Ze uitgave wordt voorts Hd°or indirecte foto's herm an de Lockheed-affaire. Zoals wordt de kersttoespraak r©rf /fle Landsvrouw afgedrukt en n psnij de min of meer traditio- J* laatjes van wintersportvakan- !ÏS et f 40-jarig huwelijksfeest van toinklijk paar (Lech) en opna- ig »chi an het prinselijk paar tijdens mï soek aan de Chinese volksre- k en aan Egypte. door André Rutten AMSTERDAM Al eerder is hier gesignaleerd, wat er voortgekomen is uit de onvre de met het bestaande toneel, die in 1969 uitbrak: de groei ende reeks ongesubsidieerde bijspelen (vrije produkties), een terughoudender beleid bij de grote gezelschappen, het optreden van nieuwe, eigen zinnig opererende groepjes. Eigenlijk heeft ook het „vormings toneel". zoals het is gaan heten, daar zijn eerste impulsen vandaan. Een van de verwijten aan het be staande toneel was immers, dat het zo wereldvreemd was, zo weinig aanrakingspunten had met de sa menleving en wat daar voor proble men in leefden, zodat het hoog stens voor ingewijde liefhebbers nog iets betekende. Voor de jeugd Het eerst werden zich daar groepen van bewust, die voor de jeugd speelden met de bedoeling, die het toneel te leren kennen, begrijpen en waarderen. Proloog uit Eindho ven. die dat vooral bij het voortge zet onderwijs deed, kwam er na verloop van enkele jaren achter,- dat de kinderen er pas echt „in" voor waren, als het ging over din gen waar ze iedere dag mee zaten: de eigen school bijvoorbeeld, en wat hen daar niet ?o lekker zat, wat hen thuis niet beviel, waar hun ouders in hun wijk en in hun stad het moeilijk mee hadden wo ningnood, saneringsplannen b.v. Gaandeweg begon de groep partij te kiezen voor jongere en oudere mensen, die zelf te weinig verweer hadden tegen hun meesters, lera ren, bazen, chefs, directeuren, amb tenaren, overheden. Er hoeft nu niet nog eens opgehaald te worden, in welke politieke moeilijkheden Proloog op die manier verzeild is .geraakt. Deze korte weergave maakt mis schien wel duidelijk, hoe dergelijke groepen tot de overtuiging kwa men, dat toneel iets meer kon bete kenen dan een leuke, gezellige of zinvolle avond voor mensen, die zich in het gebruikelijke pluche van de schouwburgen op hun ge mak voelden. Het moest, meenden zij, ook mogelijk zijn minder be voorrechte mensen via het toneel te helpen, wegwijs te maken in de strijd om het bestaan. Tegenwind Zij maakten het zich niet gemakke lijk. Zij kregen een sterke politieke tegenwind te verduren, maar zij kregen daartegenover ook veel steun uit de toneelwereld zelf en van de publieke opinie. Minstens zo moeilijk bleek het een soort toneel te maken, dat voor het beoogde publiek ook nog leuk genoeg was om niet in de goede bedoelingen te blijven steken. Het vórdert ge staag. Welke groepen zijn dat? Be halve het al genoemde Proloog de van Den Haag uit opererende Nieu we Komedie, ook als jeugdtoneel begonnen, het onder politieke druk vrijwel bezweken GLTwee. in Rot terdam de groep Diskus én de Bloemgroep, in het Noorden de groepen Genesius en Werk in Uit voering. De van Amsterdam uit opererende groep Sater wil er ei genlijk niet bij gerekend worden, omdat zij een nieuw soort volksto neel voor de werknemers van nu beoogt, zoals zij in het afgelopen seizoen met „Opkomst en neergang van een Hollands Familiebedrijf" inderdaad hebben gemaakt met een succes, dat ook blijkt uit de bekroning ervan met de Defresne- prijs. - Toch hoort deze groep, en eigenlijk ook het elders genoemde Werktea- ter, binnen dezelfde nieuwe ontwik kelingen in het Nederlandse en Eu ropese en zelfs internationale to neel. Toneel dat tegelijk belang rijk, maar dus ook boeiend moet zijn voor werkende mensen, die er van kunnen leren, hoe zij voor zich zelf op moeten komen, maar er tegelijkertijd echt opkikkend ple zier aan beleven. En strijdlustig worden. Vandaar de naam „strijd cultuur". Al deze groepen zijn het komend seizoen weer bijzonder ac tief. Wij zullen u laten weten als er voorstellingen van hen gereed zijn gekomen. Nu is dat bezien van de Nederlandse literatuur een heel persoonlijke aan gelegenheid. Ik ken heel wat schrij vers, en in het bijzonder dichters en dichteressen, laat me zeggen na 1930, die in overzichten niet voorko men, alhoewel ze uitstekend werk hebben geleverd. Dat komt doordat ze van protestants-christelijken hui ze zijn. Dezulken kent men niet. Uit Nazareth kan niets goeds voortko men. Uitzonderingen vormen die au teurs, die zich nadrukkelijk van hun reliqieuze afkomst distantiëren. Dan is alles in orde. Ik denk onder ande ren aan Jan Wolkers. Van der Veen treft zulk een negatie niet, omdat hij, hoewel geen groot schrijver, niet getuigenis geeft van een protestants-religieus inzicht of afkomst. De kleine roman „De geluksvogel" is bepaald niet vervelend. Hij laat zich prettig lezen en geeft blijk van een goed taalgebruik. Het verhaal speelt op Malta, het eiland waarop Paulus na een stranding terechtgekomen is. De auteur zegt, dat dit volgens de overlevering zou zijn. Dat woord er gerde me. Als er een bijbelboek is, dat exact beschrijft, dan wel de Han delingen. Als Tacitus onzin ver koopt, dan is dat geschiedenis-be schrijving. Maar als verteld wordt, dat Paulus op Malta geweest is. dan is dat overlevering. Maar ja, Tacitus was ten slotte geen christen. Boek Goed. Een Nederlandse schrijver op Beschuit Tweelicht met muisjes Herman Heijermans Eric Schneider Julius Caesar De Waaier William Shakespeare Carlo Goldoni Elizabeth 1 Hedda Gabler Paul Foster Henrik Ibsen Spoorloos Een maand Robert Bognar op het land Ivan Toergenjev De bultenaar Slawomir Mrozek Inlichtingen over theaters en speeldata: Haagse Comedle, Schouwburgstraat 8, Den Haag. tel. 07» - 65 29 30 leeftijd, ene Peter, gaat nadat zijn vrouw gestorven is, met een vrien din. een minnares, naar Malta. De vriendin is veel Jonger dan hij en dat valt op. Hij. Peter, wil een boek schrijven over zijn verlies. Waarom hij dat juist op Malta wil doen. wordt niet duidelijk. Tot goed verstaan van mijn bevreemding moet hier gezegd worden, dat Malta het dichtst be volkte stukje Europa is dat we ken nen. Een rotsig eilandje van niks, met zo'n twaalf dertienhonderd inwoners per vierkante kilometer Peter zal er zijn reden voor gehad hebben. Maar ik weet zeker, dat Ad riaan van der Veen er ook zijn reden voor gehad heeft. Ik denk dat hij een reisje naar Malta heeft gemaakt en dat uitstapje produktief heeft willen maken. Daar is niets op tegen. Maar dan had ik toch wel graag gezien dat dit Malta functioneel in de roman was opgenomen. Dat is echter niet het geval. Het verhaal had overal ter wereld kun nen spelen. Het eiland doet dienst als ongetwijfeld boeiend decor, vooral ook doordat Van der Veen het zo beeldend beschrijft. Maar nu Peter. Hij, een grijze, al oudere man. gaat naar het dichtst bevolkte ei land van Europa in gezelschap van een heel mooie Jonge minnares, om er zijn verdriet te verwerken in een roman. Wat iedereen kon weten, ge beurde: hij zet geen pen op papier. Peter ontmoet er oude en nieuwe vrienden, drinkt veel (In boeken kunnen mensen ontzettend veel drank verstouwen) en vrijt. Maar er gebeurt méér. Er komt een mooie jonge Engelsman op de prop pen. die verliefd wordt op Mariëtta, de minnares. Zij vindt de jongen onbenullig en lief. Ze flirt een beetje met hem en dat doet Peter beseffen dat hij oud is. Moet hij Mariëtta niet verlaten? Daar worstelt Peter mee. ook al doordat hij een oude Engelse vriend ontmoet op Malta, die zijn gestorven vrouw niet vergeten kan. Peter tracht tot klaarheid te komen over zijn verhouding, die hij niet als ontrouw ervaart. Mariëtta. die een moeilijke Jeugd achter de rug heeft, vindt bij Peter rust en veiligheid, en. net als Peter, een gelukkig seksueel leven. Aan het slot van het boek hebben ze alles uitgepraat en zijn ze zich bewust dat ze bij elkaar horen. Adriaan van der Veen Helemaal bevredigen doet me de conclusie niet. Je hebt de neiging om te denken: „Over tien jaar zien we weer verder." Ook aan het einde van het boek is Mariëtta maar een hachelijk bezit voor Peter. Enkele opmerkingen moeten nog gemaakt. Peter is in het boek beurtelings „hij" en „ik". Toch wel een beetje verwar rend. Ook wordt het boek door schuttingwoorden ontsierd. Een kniesoor die daar tegenwoordig nog op let. Sarren De mij het meest fascinerende pas sage speelt niet op Malta, maar in Amsterdam. Het is een terugblik. Peter en Mariëtta wonen in een be nedenhuis. Hun bovenburen zijn een kinderloos echtpaar. De man is een pantoffelheld, de vrouw een sa- diste, een vrouw die het niet kan uitstaan dat Peter en Mariëtta niet getrouwd zijn en haar jalouzte (zo veel gemiste kansen) gestalte geeft in verfijnde pesterijen. Het sarren van buren is een veel voorkomend 'verschijnsel, dat niet zo vaak als thema in een roman optreedt. Het is een vorm van geweld, die, hoe lieder lijk ook. nauwelijks kan worden aangetoond en zo goed als nooit wordt gestraft. Door deze passage werd ik weer eens geconfronteerd met echt leed. echte tragiek. Wat er zich in Peter af speelt, kan men geen tragiek noe men. Het is meer een bezinning op een relatie, die onherroepelijk tot afbreken gedoemd is. Vroeg of laat. Maar de bovenbuurvrouw In Am sterdam is belichaming van werke lijk kwaad. Ondoorgrondelijk. Niet zozeer wat de aanleiding betreft als wel de bron. Maar moest ik nu zo nodig daarvoor naar Malta? Na een poos gaan Peter en Mariëtta weer naar Amsterdam. De geluksvo gel blijft voorlopig geluksvogel. Maar niemand heeft in de gaten dat zijn boek niei geschreven is. „De geluksvogel" is een met literaire saus overgoten damesroman. Adriaan van der Veen: ,,De geluksvo gel". Bij Querido te Amsterdam. Pa perback. Aantal pagina's 151. Prijs 19.90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11