Treedt ze met liefde tegemoet '.ATERDAG 27 AUGUSTUS 1977 TROUW/KWARTET PAGINA 2» XJET Franse woord voor A levensgevaar is „danger de mort", en daarom staat er op alle Vlaamse hoogspanningshuisjes of andere daarvoor in aanmerking komende inrichtingen „doodsgevaar", waarbij de wetten der Latijnse analyse en Germaanse synthese gelijkelijk worden overtreden. Hierin ligt, in het kort, de sleutel tot datgene wat wij in het Vlaams als vreemd en pijnlijk ondergaan. Het is nét geen Nederlands, maar voor een bijdehand iemand toch wel begrijpelijk. Daarom dienen wij bij alles wat ons als kromtaal voorkomt onmiddellijk te zoeken naar de Franse uitdrukking die tot voorbeeld heeft gediend, waarna men begrijpend en opgelucht zal glimlachen of in woede zal ontsteken, al naar de aard is. Vele Vlaamse uitdrukkingen zijn óf domweg letterlijk vertaald uit het Frans, óf juist vervangen door een purisme dat ook vaak weer een komische werking met zich meebrengt; het bekendste voorbeeld hiervan is de uitbater voor exploitantdat onweerstaanbaar aan uitbuiter doet denken (trouwens, wat een uitbater is heb ik nooit begrepen; is dit nu de eigenaar van een 'zakelijke instelling of een zetbaas?). Een derde mogelijkheid tot misverstand is het feit dat men in Vlaanderen de Nederlandse ontwikkeling van de betekenis van een woord nfet op de voet volgt en vasthoudt aan de oorspronkelijke betekenis. Zo kon men, al weer jaren terug, grote borden langs de Belgische wegen zien staan waarop de tekst „Autorijden met alcoholgebruik is moorddadig" te lezen was; afschrikwekkend bedoeld, maar voor Nederlanders juist een aansporing. Kortom, geloof nooit letterlijk wat er staat, maar vertaal het eerst terug. Ziet u ergens staan: „Ontdekt Uw hoofd", kijk dan niet nieuwsgierig in een spiegel, maar neem uw hoed af. TS\ 1 k Vlaanderen daarom komisch? Of de Brusselaars in him aandoenlijke pogingen Franser te zijn dan de Fransen? Vroeger heb ik dat vaak gedacht; talloos waren de gelegenheden waarop ik altijd in afzondering dus zonder mensen te kwetsen in hartelijk gelach uitbarstte. Dat lachen is me vergaan om verschillende redenen. De eerste aanleiding was dat je eens uitgelachen raakt en dan verder gaat kijken. Wat je dan te weten komt is minder leuk, en het valt me dan ook moeilijk een artikel van luchtige of badinerende aard over België te schrijven. Over Engeland of Frankrijk kan je dat doen, dat zijn gevestigde naties die tegen een stootje kunnen (nou ja, kleine stootjes dan, ga vooral in Frankrijk bij voorkeur geen flinke stoten lopen uitdelen), maar in België ligt dat anders. Grote tenen hebben ze daar, en het is niet aan ons om daarop te gaan staan. Ook als je eens stug of arrogant wordt behandeld, treedt dit dan met begrip tegemoet. Een Belg overdondert je liever met zijn Frans dan dat hij met zijn onverstaanbaar dialect te voorschijn komt. In België staan eigenlijk maar twee wegen open: als een tank dwars door alle fijngevoeligheden heen, of op eieren lopen. Om die diepwortelende problemen van de Vlamingen beter te begrijpen, kan ik eigenlijk niet beter doen dan de Vlaamse dichter Gils, met wie ik hierover een aantal jaren geleden een vraaggesprek had, aan het woord laten: T"\E terughoudendheid, de j-Michtgeraaktheid van de Vlamingen tegenover Nederlanders, de rancune die zich vaak uit in onze nogal forse grapjes over de Nederlanders, moet je dan ook zien als het produkt van een minderwaardigheidsgevoel. Men voelt zich hier niet alleen inferieur, men fs het ook. Di t besef van minderwaardigheid is historisch gegroeid. Ons afstandnemen van de Nederlanders is vaak ook noodgedwongen. Wij kunnen hier in het algemeen niet op tegen de Nederlandse spreekvaardigheid, en houden dan maar liever onze mond. Let op, wij hebben een dergelijke spreekvaardigheid ook wel, maar dan in ons eigen dialect. Daarin kunnen we ons met humor en precisie uitdrukken, maar dan krijg je weer dat men ons, ook in Vlaanderen, in een andere stad of streek niet meer kan verstaan. Daarvoor is nu eenmaal een overkoepelende taal nodig, het ABN, en juist in die taal kunnen de meesten van ons niet zo goed uit de voeten, moeten we ons beperken tot een steriele woordkeus. Een Vlaming moet eigenlijk, als hij ABN spreekt, bij zichzelf zijn dialect in het Nederlands vertalen. Bijna iedere Nederlander spreekt natuurlijk ook wel de een of andere vorm van dialect, maar die hebben het voordeel van een onmiddellijk contact met hun eigen, als normaal ervaren, levende Nederlands, en een betere scholing in hun taal. De oplossing lijkt gemakkelijker dan ze is. Je zou zeggen, begin bij het kind en voed dat op in het Nederlands, zoals sommige Vlamingen dan ook wel doen. Maar een kind opgevoed in het ABN mist dan de rijkdom aan uitdrukkingen van het eigen dialect, het vervreemdt van zijn omgeving, terwijl het toch een Vlaams-Nederlands blijft spreken, en meestal geen gelegenheid krijgt te leren zich met het vanzelfsprekende gemak van de Nederlander uit te drukken. Ook het onderricht op school draagt bij tot deze toestand; onderwijzers en leraren beheersen zelf de taal onvoldoende. Zij werden vaak nog gevormd door mensen die in het Frans studeerden, zodat zij een niet zeer vlot Nederlands met de nodige gallicismen spreken. Overal ontbreekt de stimulans om goed Nederlands te spreken, men komt niet toe aan behoorlijk formuleren." - Duitsland en Engeland hebben wij onze taal heel goed kunnen handhaven zonder bufferstaat ertussen. Dat er germanismen en anglicismen binnensluipen is geen ramp, zo lang het niet te gek wordt; talen beïnvloeden elkaar nu eenmaal., vooral als zij tot één familie behoren. T7ERHELDERENDE uitspraken, die duidelijk maken hoe de gevoeligheden liggen. Wel moet ik erbij zeggen dat het niet voor alle Vlamingen geldt; een klein deel ervan heeft zich al aan genoemde moeilijkheden ontworsteld, terwijl een ander deel er nog niet eens aan toe is. Ook duidelijk wordt waarom velen in het Frans vluchten, omdat het onderwijs in deze taal wel goed is en het gebruik ervan wel wordt gestimuleerd. Bovendien is heel België een wandelend voorbeeld van het spreekwoord „Wiens brood men eet, wiens taal men spreekt", en de taal der broodheren was en is vaak nog Frans. En derde belemmering voor de waardering voor het Nederlands zijn de twee wereldoorlogen geweest, waarin de Duitse bezetter heel listig gebruik heeft gemaakt van de heersende gevoeligheden en de Vlamingen begunstigde, wat dezen zich soms dankbaar lieten welgevallen. Het Vlaams werd door de Franstaligen gelijkgesteld met het gehate Duits. Toegegeven moet worden dat aan vele Vlaamse organisaties die zich met de taalstrijd bezighielden een fascistisch luchtje heeft gezeten en nog wel zit. Dat ondanks genoemde factoren en ondanks de eeuwenlange onderdrukking het Nederlands zich in dialectvorm heeft gehandhaafd in België en in de toekomst zelfs een steeds grotere rol lijkt te gaan spelen, mag eigenlijk een wonder heten. Daar mogen die Vlamingen best een beetje trots op wezen, en dat mag in Nederland best wel eens meer gewaardeerd worden. Al wil ik hierin lang niet zo* ver gaan als sommige Vlamingen, die beweren dat zij door hun strijd Nederland hebben behoed voor een overmaat aan Franse invloeden. Grenzend aan TK zou deze Vlaamse stelling juist willen omdraaien: wij hebben veel meer verkeerde invloeden te vrezen van de Vlaamse kromtaal dan van het Frans. Tot op heden worden de Vlaamse gallicismen, dialektieke eigenaardigheden ep archaïsmen nog als grapje gebruikt, cabaretiers verdienen een aardige stuiver met Vlaamse imitaties, maar de ironie slijt af, en zo heb ik al hier en daar in Nederlandse publikaties in alle ernst het Vlaamse 'gekend' van 'connu') in plaats van het Nederlandse 'bekend' zien staan. Oppassen is hier de boodschap! Behandel de zuiderburen met liefde en begrip, steun ze in hun strijd, maar wijs hun taalvervuiling af! Kijk maar eens wat er gebeurt met de enige groep Nederlanders die dagelijks blootstaan aan Vlaamse invloeden, de wielrenners en de in België werkende voetballers. Na een paar jaar zie en hoor je ze, als ze voor radio of tv een vraaggesprek hebben, al naar de juiste uitdrukkingen zoeken en niet vinden. Sommigen hebben al dat onvervalste Vlaamse glazuur, waarbij je begrijpt wat ze zeggen, maar waarbij je ook het gevoel hebt dat het geen Nederlands is zonder dat je nu direct de vinger op de fout kunt leggen. Actueel is deze Vlaamse dreiging nog niet, maar veronderstel nu eens dat, zoals bepaalde groepen in België en Nederland wensen, Vlaanderen zich in de toekomst bij Nederland voegt. Daar moet je toch echt niet aan denken; de enige mogelijkheid om het Nederlands te behouden zou bestaan uit het strafbaar stellen van alle ingeslepen Vlaamse fouten, want krom spreken leidt tot krom denken, en dat gebeurt hier al genoeg. Maar dat is natuurlijk ondoenlijk, dat draait weer uit op een tiendaagse veldtocht. I E^BI VTjK®! .Y-S /"^.ELUKKIG is een samengaan economisch en politiek gezien vrijwel onhaalbaar, terwijl we eveneens kunnen vertrouwen op die eeuwenoude, eigenaardige Hollandse afkeer van gebiedsuitbreiding binnen Europa, die afkeer van buitengewesten, veenkoloniën en generaliteitslanden die het welvarende westen immers alleen maar geld kosten. Het gevaarlijkste is nog de Waalse groepering die aansluiting van Wallonië bij Frankrijk voorstaat; Parijs wil er natuurlijk best een wingewest bij, daar hebben ze altijd al soep van gelust, van landwinst, en als Wallonië zich op eigen houtje bij Frankrijk voegt, zal Vlaanderen wel naar Nederland drijven. Brussel kan dan Europese hoofdstad worden, daar is verder niets aan verloren. Hopelijk blijft dit alles theorie, maar de ellende is en blijft dat er eigenlijk geen Belgen zijn, ook al heeft de eerbiedwaardige professor Pirenne zijn hele leven besteed aan het fabriceren en bedenken van een Belgische geschiedenis vanaf de oertijd tot heden in een groot aantal forse delen. Bij de Vlamingen ontbreekt overal de stimulans om goed Nederlands te spreken, zegt de dichter Gils, daarbij barmhartig de massa's Nederlanders vergetend die deze stimulans ook niet ondervinden. Maar wel hebben wij een overheid die ons niet opscheept met bordjes waarop „doodsgevaar" staat. En daarop wilde ik toch even terugkomen, want zoals gezegd ligt hierin de sleutel tot alle moeilijkheden. S'<j iMtnïfcUv CfOiot— 'yc'Hiic f— Hoe komt de Belgische overheid daar nu bij om met totale verachting van, en zelfs haat jegens, een levende taal zulke bordjes te plaatsen? Goed, men gaat van het Frans uit, de Belgen die het recht hebben zulke bordjes te ontwerpen zijn zeer hooggeplaatst en dus Franstalig. Er zit dan ergens een meneer in een Brussels vertrek die de opdracht krijgt „danger de mort" in het Nederlands te vertalen. Hij grijpt zijn woordenboek en zoekt „danger" op. Dat blijkt gevaar te zijn. Daarna ziet hij onder „mort" dat dit dood betekent. „Gevaar van dood" ligt nu voor de hand, maar dat wordt hem toch al te gortig, zelfs in België kan niet alles, en daarom maakt hij er doodsgevaar van. Hij levert zijn tekst in, krijgt diverse schouderklopjes voor de ontdekking en samenstelling van een geheel nieuw Nederlands woord, en neemt tevreden weer achter zijn schrijftafel plaats. y o gaat dat in zijn werk, maar wat mij nu zo intrigeert en al jarenlang tot zwetens toe bezighoudt is de vraag waarom zo'n man niet even nagaat hoe de term in het Nederlands werkelijk luidt. Dat moet toch een kleine moeite zijn, even een telefoontje naar één van de dertien miljoen Nederlanders en hij is op de hoogte. Maar dat doet hij niet, het kan hem geen lor schelen; hij geeft zijn tekst door naar de fabriek en die fabriceert duizenden metalen bordjes met dat krankzinnige, niet-bestaande woord erop. Die worden overal in Vlaanderen vastgeschroefd zonder dat iemand protesteert. Het is deze verbijsterende arrogantie die menige Vlaming doet koken van woede. Vlaanderen, zo is wel gezegd, leeft nog steeds onder een bezettende macht, en daar gaat het wel erg op lijken. Je kan je kwaad maken of vrolijk, het helpt allemaal niets. Nog deze ochtend lag er een brief in mijn bus van het gemeentebestuur van Antwerpen (zoals men ziet correspondeer ik regelmatig met leidinggevende kringen). En wat staat er op de envelop gestempeld? „Nodig te sluiten!" (uitroepteken van mij). Daar heeft men weer zoiets: je begrijpt de betekenis, die brief is zo belangrijk dat de envelop niet open mag blijven en door een of andere knuppel in de postkamer dient te worden dichtgelikt. maar „nodig te sluiten" is geen Nederlands. Ik bedoel maar, er zijn mensen die menen dat de taalstrijd in België al gestreden is. Volgens mij staan we pas aan het begin. Bob den Uyl (geboren 1930) is auteur van onder meer „Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam" (Mul- tatuliprijs 1976) en het onlangs ver schenen „Een zwervend bestaan". In een zijner verhalen heeft hij eens beweerd, dal hij een haat-liefde-ver houding met België beeft PRODUKTIE DICK RINGLEVER VORMGEVING HEN NV Tl'RIM.JN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 29