De schaduwen van augustus 5 {Washington, Moskou en de ontwapening J Nederland al lang geen koploper meer -IUDAG 19 AUGUSTUS 1977 TROUW/KWARTET 9 Hoewel de blaadjes van kerken en verenigingen en bedrijven meestal niet verder komen dan de generaliserende clichés „uitgerust en versterkt weer aan de slag", wordt de hervatting van het werk na de vakantie evenals de vakantie zelf - door iedereen weer Anders ervaren. De „frisse kijk" en de „nieuwe moed" waarmee men volgens het Sterreclame-optimisme van talloze sprekers en schrijvers de oude wereld van vóór de vakantie weer binnentreedt, zijn vermoedelijk uiterst zeldzame verschijnselen, al kan men zich deze „vruchten van de vrije tijd" even gemakkelijk laten aanpraten als de plotselinge liefde voor abstracte schilderkunst, orgelbespeling en opschriften op oude grafstenen tijdens regenachtige vakantiedagen. Vanwege alle opgewekte tonen om hen heen durven velen zich nauwelijks te bekennen, dat de stralende maand augustus diepere schaduwen werpt dan de eindeloze grauwheid van januari of november. Na de vakantie moeten mensen die in een paar weken een hechte eenheid vormden, weer uiteenvallen in individuen met eigen verantwoordelij kheden. m Het werk lijkt, juist omdat het enige 1 tijd onderbroken is, onoverzichtelijker en onoverkomelijker dan ooit. Lopen wij niet ineens met lood in de schoenen, als wij in het postkantoor de daar tijdens onze afwezigheid vanwege de te kleine buiten-bussen opgespaarde brieven en drukwerken ophalen? Tegen mij zei de loketbeambte meelevend: u mag er nog wel een vakantie achteraan hebben om dit door te werken. Meteen voelde ik mij beladen met een natte, zware jas van vermoeidheid: consequent doorgeredeneerd zou daar dan wéér een vakantie op moeten volgen—zo blijven we aan de gang, het nooit-klaar-zijn houdt nooit op. 3 De stapel post groeide in mijn handen boven zijn proporties uit, door het idee alleen al dat al die weekbladen weer elke week zouden verschijnen Alsof het al*niet erg genoeg was, dat er kritische brieven bij zaten over artikelen die ik mij tot jmijn schrik niet eens meer kon wo, herinneren totdat ik merkte dat 89» sommige lezers van een advertentieblad voor de Vecht-, Rijn- en Amstelstreek een A angstwekkend groot gebied mij aanzagen voor de schrijver van ■iJg ingezonden stukken, die blijkbaar rel meermalen in dat blad staan met de ondertekening: O. Jager een mij onbekende naamgenoot, die 5 J bovendien nog door een vaste medewerker getypeerd werd als een geroepene: „De heer O. Jager is via ingezonden stukken nogal eens in het nieuws en voelt zich geroepen om meteen gevaren te signaleren". Dat is de vuistslag van het welkom-thuis: zodra wij de etiketten van de koffers afhalen, worden er weer etiketten op onszelf geplakt. Daarom voelen velen zich nooit zo str' moe als na een rustperiode. En omdat sief Iedere vakantieganger geacht wordt verfrist thuis te komen, worden zij nog extra belast met de waangedachte dat zij een kwalijke uitzondering zijn. Maar is het altijd een goed teken, als iemand met een zucht van verlichting weer aan het werk gaat? Misschien was de vakantie een confrontatie met een vacüum in de levenskunst of in de relatie met een ander zodat een volle agenda voor de nodige vulling moet zorgen: zoiets als een schoudervulling waardoor wij forser lijken dan wij zijn. De zwaarte van de overgang naar het gewone leven wordt grotendeels bepaald door de manier waarop de vakantie is verwerkt. De één begint na drie weken al weer naar huls te verlangen; de ander die na drie weken juist een beetje de smaak te pakken krijgt, mag de beker van de vrijheid nooit eens tot de bodem leegdrinken. Er zijn vakantiegangers die in feite de technische wereld ontvluchten en daarom uiterst geïrriteerd raken, als zij in de vakantie plotseling weer te maken krijgen met mankementen van technische apparaten. Nadat ik het eerste hoofdstuk gelezen had van „Zen en de kunst van het motoronderhoud" van Robert Pirsig, heb ik pas goed begrepen waarom ik een overigens geslaagde vakantie in een heuvelachtige streek voorgoed overschaduwd zag door een weigerende handrem. Als het lukt om in de vakantie de wereld terug te brengen tot een overzichtelijk geheel dat wij in onze greep hebben, is de overgang naar de „normale" (abstracte en technocratische) samenleving des te pijnlijker. Onze arbeidsvreugde is afhankelijk van de door Pirsig bepleite innerlijke gemoedsrust, die voortspruit uit een door Okke Jager harmonieuze band met het werk, bevrijd uit de sfeer van het harteloze subjectrobject-duallsme. Zo'n kalmte wordt wellicht alleen door een hengelaar ervaren. Maar kan hij die mét de gevangen vissen mee naar huis nemen? Zou zo'n gemoedsrust het geheim zijn van de zeldzame mensen die geen vakantie nodig hebben? Ik denk aan iemand als Verkuyl, die elke „vakantie" gebruikt om een boek te schrijven, omdat hij alleen dén door bijna niemand wordt opgebeld. Dat heeft niets te maken met de mythe van de wonderbaarlijke uitzonderlijkheid van de geboren schrijver die onder alle omstandigheden schrijft. Omdat de vakantie een betrekkelijk nieuw sociaal verschijnsel is, is de mythologische ontwikkeling ervan alleen nog maar door Roland Barthes enigszins onthuld. Tijdschriften hebben ons weer laten zien hoe ook koningen, ministers en schrijvers „gewoon" met vakantie gaan, maar die schrijvers zijn onechte vakantiegangers, zoals zij ook onechte werkers zijn: zij gaan door met produceren. „In tegenstelling tot andere werkers die wezenlijk veranderen en op het strand nog slechts badgasten zijn, blijft de schrijver overal in het bezit van zijn schrijversnatuur: op vakantie laat hij zich van zijn menselijke kant zien, maar de godheid (de Muze) blijft, je blijft schrijver, zoals Lodewijk de Veertiende koning bleef, tot op zijn chaise-percée" (Barthes). Voor zulke creatie velingen is er j>auwell j ks een grens tussen vrije tijd en werktijd. Maar voor de duizenden burgers die hun vakantie op het water hebben doorgebracht, moet de overgang wel heel groot zijn: hun boot gaf gestalte aan hun onbewust verlangen naar een onbestemd vertrek, het tegendeel van thuiskomen. Of juist niet? De voorliefde voor het schip kan ook voortkomen uit de begeerte naar de beschikking over zoveel mogelijk voorwerpen binnen een absoluut eindige ruimte, een verhevigde vorm van huiselijkheid. Het schip is eerder woning dan transportmiddel, omdat het gesloten is, zonder uitweg. Elke boot kan een woonboot zijn. Zelfs de schepen van Jules Verne zijn gezellige hoekjes bij het vuur. In het knusse wereldje van een zeilschip is de vakantie-vierende werknemer een paar weken de meester, de eigenaar, schipper naast Ood. Voor hen die zich hun vakantie lieten voorschrijven door een reisgids waarin het landschap tot schilderachtige plekjes en de steden tot musea en monumenten worden teruggebracht, is de terugkeer naar het dagelijks leven een verhuizing van de mythe naar de werkelijkheid. De burgerlijke mythologie die uitgaat van de (liefst religieuze) kunst als fundamentele waarde van de cultuur, maar die haar „schatten" slechts beschouwt als een troostgevende opeenstapeling van koopwaar, moet een culturele verstrooiing mogelijk maken, die enerzijds zo exotisch mogelijk moet lijken, maar anderzijds toch becijferd en in beslag genomen moet kunnen worden, zodat men de boekhouding van het onzegbare kan bijhouden. „Kerken bezichtigen" is een ietwat vermoeiende, maar effectieve manier om met het mysterie klaar te komen zonder het te loochenen. Na zo'n toeristen-menu eenheidsprijs, maar wel voedzaam is het rauwe leven wel weer andere kost. Maar als wij met Barthes de mythen doorzien en de vakantie gebruiken om dichter bij de realiteit te komen wat dan? Dan moeten wij de vakantie wel ervaren als een verregaande relativering van al onze bedrijvigheid. En dan kan al op de eerste werkdag een gevoel van vergeefsheid en vergankelijkheid zich in het geniep als een snel in omvang toenemend gezwel onder onze huid nestelen. Wie daar met de vanzelfsprekendheid van „allemaal weer uitgerust" overheen huppelt, is geen pastor al schrijft hij het hele kerkblaadje vol met aankondigingen van nieuwe activiteiten. Bijna niets is zo ontmoedigend als de niets ontziende bezieling in die stroom van berichten dat alles weer gaat beginnen: de Jeugdzondag, de vredesweek, de eerste voorbereidingen voor de kerstzangavond. Het schip moet véren, natuurlijk; maar voelden wij ons in de vakantie niet weer onsïélf worden, toen een schip allereerst een besloten ruimte bleek te zijn? Werden wij niet weer méns als dagjesmensen? En is dit nu niet de diepste achtergrond van de ondergangsstemming bij de overgang na de vakantie: dr t eensklaps om het zo kori mogelijk te zeggen het schip verandert in de zee? Morgen en overmorgen duiken weer op achter vandaag. De problemen worden weer onafzienbaar. Het is de woonboot van Mattheus 6 34 die mensloos in een haven achterblijft voor een lange winters\aap. Ook De tekening is vandaag van Fischetti, de tekenaar van The Chicago Daily News, want Tom Janssen is nog steeds met vakantie. door H. J. Neuman Afgelopen dinsdag heeft de Mexi caanse afgevaardigde naar het Ge- Ineefse ontwapeningsoverleg, Alfon- o Garcia Robles, een beroep gedaan lop de Verenigde Staten en de Sowjet TJnie hun gezamenlijk voorzitter schap van de uit dertig nationale 'lelegaties bestaande conferentie |prijs te geven. Tiet gebeurt helaas maar zelden dat iet ontwapeningsoverleg in Genève wereldschokkend nieuws voort brengt. De conferentie leidt een ^enigszins lusteloos bestaan. Daarom >ehoeft het ook geen verbazing of verontrusting te wekken als pers, tadio en televisie doorgaans weinig undacht besteden aan de talloze •orstellen die daar worden inge leend en die vrijwel voorbestemd pijn in laden en archiefkasten te ferstoffen. Toch is deze keer het Mexicaanse voorstel in zoverre van £etekenis dat het weer eens de aan- icht vestigt op de stand van zaken waarin het ontwapeningsoverleg zich bevindt en op de middelen die men beraamt om in de toekomst andere wegen te kunnen gaan. De officiële naam van het ontwape ningsoverleg in Genève is: „Confe rence of het Committee on Disarma ment" (CCD). Het is het enige per manente multilaterale orgaan ter wereld voor onderhandelingen over deze categorie onderwerpen. De voorgeschiedenis is tamelijk inge wikkeld, maar men kan gevoeglijk stellen dat de CCD de opvolgster is van de achttien landen-commissie voor Ontwapening („Eighteen-Nati- on Disarmament Committee" of ENDC), die is ingesteld op grond van Resolutie 1722 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Na ties van 20 december 1961. Later is de naam veranderd en ook de samen stelling is uitgebreid. De band met de Verenigde Naties is, alleen al krachtens de voorgeschie denis, zeer nauw. De CCD fungeert bijna als een gespecialiseerd orgaan van de VN. Ze ontleent haar agenda aan de resoluties die de voorgaande maand december zijn aangenomen door de Eerste Commissie van de Assemblee. Sinds 1968 wordt de sa menstelling van de CCD bekrach tigd door de Algemene Vergadering; en bovendien voert de CCD haar besprekingen in het „Palais des Na tions" te Genève. Maar toch maakt zij, strikt formeel, geen deel uit van de VN-structuur. De ENDC/CCD dankt in wezen haar ontstaan aan de behoefte die de Ver enigde Staten en de Sowjet Unie op het hoogtepunt van de Koude Oorlog hadden aan een betrekkelijk beslo ten forum, „far from the maddening crowd". Vandaar dat Washington en Moskou samen het voorzitterschap van de CCD uitoefenen. Hun komen bevoegdheden toe die in VN-verband ondenkbaar zouden zijn: zij openen en sluiten de vergaderingen, zij con voceren informele bijeenkomsten, maken uit of er al dan niet experts zullen worden gehoord (en zo ja, welke) en laten bezoekers/toeschou wers toe of wijzen hen af. Het is trouwens helemaal een wat ongewone conferentie. Een echt werkschema is er niet. Er wordt niet onderhandeld of hooguit spelen zich in Genève de eerste stadia van on derhandelingen af. Het onderlinge begrip is verrassend groot. Die hele CCD draait in wezen om een betrek kelijk kleine groep van zeer gespeci aliseerde diplomaten die volledig thuis zijn in de technische aspecten van ontwapeningsvraagstukken. Zij zien elkaar veelvuldig. Van februari tot april en van juni tot augustus komen zij iedere dinsdag en donder dag bijeen. Vaak worden zij ook toe gevoegd aan de delegaties van hun landen naar de Algemene Vergade ring van de Verenigde Naties in New York, en dan komen zij dus opnieuw met elkaar in aanraking. Aan een enkel woord van elkaar hebben zij dikwijls genoeg om elkaar te ver staan; en het komt niet zelden voor dat zij elkaar helpen om de weder zijdse ministeries van buitenlandse zaken en defensie te overtuigen en de deelnemers aan de assemblée te onderwijzen. Maar hoe goed de onderlinge ver standhouding vaak ook is, de resul taten van de CCD zijn spaarzaam. Het is al weer lange tijd geleden dat door toedoen van Genève ontwape ningsafspraken laat staan: be langrijke ontwapeningsafspraken tot stand zijn gekomen. De bijeen komsten ontaarden in een vermoeid ritueel. Steeds meer onderwerpen komen buiten dè CCD aan de orde. En namen in het verleden de super- mogendheden nog wel de beleefd heid in acht ontwerp-afspraken, die zij met hun beiden hadden uitgedok terd, bij de CCD in te dienen, tegen woordig komt daarvan steeds minder terecht. Twee jaar geleden konden minister Van der Stoel en staatssecretaris Kooijmans in hun nota „Ontwape ning en veiligheid" dan ook terecht opmerken dat er een wijd verspreid gevoel van onbehagen leeft met be trekking tot de trage vooruitgang. Misschien ligt de oorzaak van de malaise hierin, dat de beide super- mogendheden het Geneefse forum niet meer zo hard nodig hebben. Er zijn andere ontmoetingsplaatsen genoeg. De vroegere Zweedse minister voor ontwapening, mevrouw Alva Myr- dal, zoekt het, blijkens haar recente boekwerk „The Game of Disarma- nent", in een soort samenzwering van de supermogendheden, die het ontwapeningsstreven van de andere landen zoveel mogelijk blokkeren en tegenwerken. Op zichzelf is het merkwaardig dat iemand die zo lang en van zo nabij het ontwapeningsoverleg heeft ge volgd tot zulke naïeve analyses kan komen. Maar misschien is een der door tnr. dr. A. A. van Rhijn Het Is te verwachten dat binnen afzienbare tijd vertegenwoor digers der werknemers in de Raden van Commissarissen (R.v.C.) zullen worden opgenomen. De P.v.d.A., het C.D.A. en D'66, met elkaar een grote meerderheid in het parlement, hebben zich daarvoor uitgesproken. De vakbeweging dringt er sterk op aan, nu zij bereid is voor wat betreft de lonen voor een termijn van twee jaren op de nullijn te gaan staan. Formateur Den Uyl heeft de eis in zijn program opgenomen. gelijke conclusie ook wel de blind doek die mensen voordoen, als ze bang zijn anders iets heel onrustba rends waar te nemen, namelijk het uitgeput raken van de mogelijkheid en de vindingrijkheid om langs de weg van geleidelijke stappen nog veel tot ontwapening en wapenbe heersing bij te dragen. Vandaar dat sommigen te denken valt aan iemand als Marek Thee, medewerker van het SIPRI in Stock holm helemaal af willen van de politiek van kleine stappen (sterker nog: van het hele begrip „arms con trol") en consequent willen aanstu ren op algemene en algehele ontwa pening („general and complete dis- armanent"). Anderen zien meer heil in structurele wijzigingen van het ontwapeningsoverleg zelf. Mexico heeft al eerder aangedron gen op het onderbrengen van de CCD in strikt VN-verband en op het afschaffen van het gecombineerde Amerikaans-Russische voorzitter schap. Aangenomen mag worden, dat dergelijke ideeën ook naar voren zullen komen op de speciale Algeme ne Vergadering over ontwapening die volgend jaar zal plaats hebben. Ook het voorstel om geregeld zgn. wereld-ontwapeningsconferenties te houden zal daar aan de orde komen. Of dat de vruchtbaarheid van het ontwapeningswerk zal bevorderen, staat nog te bezien. Maar als Wash ington en Moskou de voorzitterska mer neerleggen van de CCD, dan neemt althans de kans toe dat twee kernmogendheden, die zich tot dus ver afzijdig hebben gehouden na melijk Frankrijk en de Volksrepu bliek China rechtstreeks aan de discussie gaan deelnemen. Het spreekt vanzelf dat bij een derge lijke herstructurering der onderne ming nog al wat problemen moeten worden opgelost. De belangrijkste vraag lijkt mij of de vertegenwoordi gers van werknemers en aandeelhou ders in de R.v.C. in gelijk aantal aan wezig moeten zijn (pariteit) dan wel of de werknemerscommissarissen een minderheid moeten vormen. Een dergelijke minderheid is verwer pelijk. Zij is in strijd met de achter grond van het instituut der werkne merscommissaris. Terwijl de aan deelhouder in de onderneming slechts een klein, soms een groot deel van zijn kapitaal in de onderneming investeert, investeert de werknemer zijn leven in de onderneming. Reeds bij deze vergelijking is pariteit gebo den. Maar daar komt nog allerlei bij. De wetenschap van de werknemers commissarissen dat zij bij iedere be slissing door de vertegenwoordigers der aandeelhouders kunnen worden overstemd, moet hen in hun functie een gevoel van minderwaardigheid geven. Medezeggenschap der werkne mers brengt mede het dragen van verantwoordelijkheid. Maar als de werknemerscommissarissen slechts een minderheid vormen zullen zij ,voor, tegen hun zin, genomen beslis singen geen verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen. Ook zullen zij op deze wijze hun geloofwaardigheid te genover hun achterban verliezen. Wanneer met een minderheid aan werknemerscommissarissen wordt begonnen zal de vakbeweging het daarbij niet laten. Dat heeft de erva ring in West-Dultsland geleerd. In de Montanindustrie (ijzer, kolen, staal) bestaat daar reeds meer dan twintig Jaren de pariteit. Maar in alle andere grote ondernemingen moeten de werknemers met één derde deel van de leden van de R.v.C. genoegen ne men. Na een Jarenlange strijd heeft een wet van 1 juli 1976 ook in die andere ondernemingen pariteit ge bracht. Een waarschuwing voor ons om een dergelijke strijd, die schade lijk is voor de produktle, te ver mijden. In 1965 heeft de staatscommissie-Ver dam een rapport over de herstructu rering der onderneming uitgebracht, Heel mager werden daar een of twee werknemerscommissarissen gesugge reerd. Maar de sociale ontwikkeling heeft in die Jaren niet stil gestaan. De werknemerscommissaris die toen nog in de wieg lag is ondertussen een forse knaap geworden. Ook bij een keuze voor pariteit doet zich nog wel een nieuw probleem voor. De vraag is namelijk: moet de R.v.C. alleen bestaan uit commissa rissen van aandeelhouders en werk nemers (bipartite). Of wel moeten deze belde groepen door coöperatie nog enkele „buitenstaanders" aan de R.v.C. toevoegen (tripartite). recht op twee stemmen. Het is duide lijk dat men daarmede de vakbewe ging erg tegen de haren in heeft ge streken. Een oplossing De vraag rijst daarom of met een tripartite samenstelling geen beter resultaat kan worden bereikt. De ge zamenlijke commissarissen kiezen dan b.v. drie personen die aan de R.v.C. worden toegevoegd. Het voor dcel van een dergelijke regeling is een verruiming der deskundigheid. Bo vendien komen er dan figuren die bij grote tegenstellingen tussen aandeel houders en werknemers een gunstige bemiddelende rol kunnen spelen. Wil men een patstelling vermijden dan is het aanwijzen van een oneven aantal buitenstaanders nodig. Van daar dat ik er drie suggereerde. In de Europese Gemeenschap gaat de ge dachte ook uit naar een tripartite samenstelling: één-derde aandeel houders, één-derde werknemers en één-derde buitenstaanders. Het C.D.A. heeft zich daarbij aange sloten. Engeland In Engeland heeft een staatscommls- sle-Bullock enige maanden geleden een rapport over de herstructurering der onderneming uitgebracht. Ook dit rapport wil buitenstaanders in het bestuur (Board of Directors) opne men. Gedacht wordt b.v. aan een verhouding van vijf aandeelhouders, vijf werknemers en drie door hen ge zamenlijk aangewezen buitenstaan ders. Intussen kan op deze wijze toch nog een geblokkeerde toestand ontstaan wanneer aandeelhouders en werkne mers het over de personen der buiten staanders niet eens kunnen worden. Wanneer één de gunst der aandeel houders geniet, één de gunst der werknemers, dan zal de keus van de derde wel eens tot meningverschil aanleiding kunnen geven. Komt men er niet uit dan moet volgens het rap- port-Bullock een door de regering be noemde instantie de knoop doorhak-' ken. Maar het is duidelijk dat het oordeel van een dergelijke Salomon bij een tripartite samenstelling veel minder nodig zal zijn dan bij een bipartite samenstelling. Geleidelijk Bezwaren Wanneer de R.v.C. paritair alleen uit vertegenwoordigers van aandeelhou ders en werknemers bestaat, dan rijst al direct de vraag uit welke groep de voorzitter moet komen. Uiteraard zullen belde groepen daarop aan spraak maken waardoor al dadelijk een patstelling ontstaat De Westduitse wetgever heeft erg met dit probleem gesukkeld. De toen malige regering Brandt-Scheel stelde voor dat de eerste man van leder der beide groepen afwisselend voorzitter zou zijn. Maar daarmede zou aan de continuïteit der leiding geweld wor den aangedaan. Bovendien zou leder der belde groepen in de verleiding komen om de behandeling van een sterk controversieel probleem zo te manipuleren dat het onder haar voor zitter zou worden behandeld. De wet van 1 Juli 1976 heeft dan ook een andere regeling getroffen. De voorzitter moet uit de groep der aan deelhouders komen. Wanneer de stemmen staken dan heeft hij een De S.E.R. zal binnenkort over de her structurering der onderneming advi seren. Ook wanneer daarop een wet volgt zai slechts tot een geleidelijke invoering van de nieuwe maatregel kunnen worden overgegaan. De moei lijkheid zal vooral zijn voldoende des kundige werkneraerscommi8sarissen te vinden. Ik denk dat men aanvan kelijk wel vooral zal moeten zoeken onder vroegere vakbondsbestuur ders, sociale politici en wetenschaps mannen die het bedrijfsleven kennen. Nederland is met de werknemerscom missaris dan geen koploper. Zij be staan al in Zweden, Noorwegen, De nemarken en het meest uitgebreid in West-Dultsland. Het lijkt mij nodig dat in die landen wordt onderzocht welk profiel de werknemerscommis saris daar heeft. Wij kunnen daarme de in Nederland ons voordeel doen. Voor leden van de ondernemingsra den worden in ons land op dit ogen blik allerlei ontwikkelingscursussen gegeven. Er zou bij deze organisatie kunnen worden aangeknoopt om te bevorderen dat ook de werknemers- commissarissen meer en meer uit de kringen der werknemers zelf kunnen komen. In leder geval: de werknemerscom missaris brengt een Raad van Com missarissen nieuwe stijl. Mr. dr. A. A. van Rhijn is oud-lid van de Raad van Slate en oud-staatssecre taris van sociale saken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9