De schaduwen van augustus
5
{Washington, Moskou en de ontwapening
J
Nederland
al lang geen
koploper meer
-IUDAG 19 AUGUSTUS 1977
TROUW/KWARTET 9
Hoewel de blaadjes van kerken en
verenigingen en bedrijven meestal
niet verder komen dan de
generaliserende clichés „uitgerust en
versterkt weer aan de slag", wordt de
hervatting van het werk na de
vakantie evenals de vakantie zelf
- door iedereen weer Anders ervaren.
De „frisse kijk" en de „nieuwe moed"
waarmee men volgens het
Sterreclame-optimisme van talloze
sprekers en schrijvers de oude wereld
van vóór de vakantie weer
binnentreedt, zijn vermoedelijk
uiterst zeldzame verschijnselen, al
kan men zich deze „vruchten van de
vrije tijd" even gemakkelijk laten
aanpraten als de plotselinge liefde
voor abstracte schilderkunst,
orgelbespeling en opschriften op
oude grafstenen tijdens regenachtige
vakantiedagen.
Vanwege alle opgewekte tonen om
hen heen durven velen zich
nauwelijks te bekennen, dat de
stralende maand augustus diepere
schaduwen werpt dan de eindeloze
grauwheid van januari of november.
Na de vakantie moeten mensen die in
een paar weken een hechte eenheid
vormden, weer uiteenvallen in
individuen met eigen
verantwoordelij kheden.
m Het werk lijkt, juist omdat het enige
1 tijd onderbroken is,
onoverzichtelijker en
onoverkomelijker dan ooit. Lopen wij
niet ineens met lood in de schoenen,
als wij in het postkantoor de daar
tijdens onze afwezigheid vanwege de
te kleine buiten-bussen opgespaarde
brieven en drukwerken ophalen?
Tegen mij zei de loketbeambte
meelevend: u mag er nog wel een
vakantie achteraan hebben om dit
door te werken. Meteen voelde ik mij
beladen met een natte, zware jas van
vermoeidheid: consequent
doorgeredeneerd zou daar dan wéér
een vakantie op moeten volgen—zo
blijven we aan de gang, het
nooit-klaar-zijn houdt nooit op.
3 De stapel post groeide in mijn
handen boven zijn proporties uit,
door het idee alleen al dat al die
weekbladen weer elke week zouden
verschijnen Alsof het al*niet erg
genoeg was, dat er kritische brieven
bij zaten over artikelen die ik mij tot
jmijn schrik niet eens meer kon
wo, herinneren totdat ik merkte dat
89» sommige lezers van een
advertentieblad voor de Vecht-, Rijn-
en Amstelstreek een
A angstwekkend groot gebied mij
aanzagen voor de schrijver van
■iJg ingezonden stukken, die blijkbaar
rel meermalen in dat blad staan met de
ondertekening: O. Jager een mij
onbekende naamgenoot, die
5 J bovendien nog door een vaste
medewerker getypeerd werd als een
geroepene: „De heer O. Jager is via
ingezonden stukken nogal eens in het
nieuws en voelt zich geroepen om
meteen gevaren te signaleren".
Dat is de vuistslag van het
welkom-thuis: zodra wij de etiketten
van de koffers afhalen, worden er
weer etiketten op onszelf geplakt.
Daarom voelen velen zich nooit zo
str' moe als na een rustperiode. En omdat
sief Iedere vakantieganger geacht wordt
verfrist thuis te komen, worden zij
nog extra belast met de
waangedachte dat zij een kwalijke
uitzondering zijn.
Maar is het altijd een goed teken, als
iemand met een zucht van verlichting
weer aan het werk gaat? Misschien
was de vakantie een confrontatie met
een vacüum in de levenskunst of in
de relatie met een ander zodat een
volle agenda voor de nodige vulling
moet zorgen: zoiets als een
schoudervulling waardoor wij forser
lijken dan wij zijn.
De zwaarte van de overgang naar het
gewone leven wordt grotendeels
bepaald door de manier waarop de
vakantie is verwerkt. De één begint
na drie weken al weer naar huls te
verlangen; de ander die na drie weken
juist een beetje de smaak te pakken
krijgt, mag de beker van de vrijheid
nooit eens tot de bodem leegdrinken.
Er zijn vakantiegangers die in feite de
technische wereld ontvluchten en
daarom uiterst geïrriteerd raken, als
zij in de vakantie plotseling weer te
maken krijgen met mankementen
van technische apparaten.
Nadat ik het eerste hoofdstuk gelezen
had van „Zen en de kunst van het
motoronderhoud" van Robert Pirsig,
heb ik pas goed begrepen waarom ik
een overigens geslaagde vakantie in
een heuvelachtige streek voorgoed
overschaduwd zag door een
weigerende handrem. Als het lukt om
in de vakantie de wereld terug te
brengen tot een overzichtelijk geheel
dat wij in onze greep hebben, is de
overgang naar de „normale"
(abstracte en technocratische)
samenleving des te pijnlijker.
Onze arbeidsvreugde is afhankelijk
van de door Pirsig bepleite innerlijke
gemoedsrust, die voortspruit uit een
door Okke Jager
harmonieuze band met het werk,
bevrijd uit de sfeer van het harteloze
subjectrobject-duallsme. Zo'n kalmte
wordt wellicht alleen door een
hengelaar ervaren. Maar kan hij die
mét de gevangen vissen mee naar
huis nemen?
Zou zo'n gemoedsrust het geheim zijn
van de zeldzame mensen die geen
vakantie nodig hebben? Ik denk aan
iemand als Verkuyl, die elke
„vakantie" gebruikt om een boek te
schrijven, omdat hij alleen dén door
bijna niemand wordt opgebeld.
Dat heeft niets te maken met de
mythe van de wonderbaarlijke
uitzonderlijkheid van de geboren
schrijver die onder alle
omstandigheden schrijft. Omdat de
vakantie een betrekkelijk nieuw
sociaal verschijnsel is, is de
mythologische ontwikkeling ervan
alleen nog maar door Roland Barthes
enigszins onthuld.
Tijdschriften hebben ons weer laten
zien hoe ook koningen, ministers en
schrijvers „gewoon" met vakantie
gaan, maar die schrijvers zijn
onechte vakantiegangers, zoals zij
ook onechte werkers zijn: zij gaan
door met produceren.
„In tegenstelling tot andere werkers
die wezenlijk veranderen en op het
strand nog slechts badgasten zijn,
blijft de schrijver overal in het bezit
van zijn schrijversnatuur: op
vakantie laat hij zich van zijn
menselijke kant zien, maar de
godheid (de Muze) blijft, je blijft
schrijver, zoals Lodewijk de
Veertiende koning bleef, tot op zijn
chaise-percée" (Barthes). Voor zulke
creatie velingen is er j>auwell j ks een
grens tussen vrije tijd en werktijd.
Maar voor de duizenden burgers die
hun vakantie op het water hebben
doorgebracht, moet de overgang wel
heel groot zijn: hun boot gaf gestalte
aan hun onbewust verlangen naar
een onbestemd vertrek, het tegendeel
van thuiskomen. Of juist niet?
De voorliefde voor het schip kan ook
voortkomen uit de begeerte naar de
beschikking over zoveel mogelijk
voorwerpen binnen een absoluut
eindige ruimte, een verhevigde vorm
van huiselijkheid. Het schip is eerder
woning dan transportmiddel, omdat
het gesloten is, zonder uitweg. Elke
boot kan een woonboot zijn. Zelfs de
schepen van Jules Verne zijn
gezellige hoekjes bij het vuur. In het
knusse wereldje van een zeilschip is
de vakantie-vierende werknemer een
paar weken de meester, de eigenaar,
schipper naast Ood.
Voor hen die zich hun vakantie lieten
voorschrijven door een reisgids
waarin het landschap tot
schilderachtige plekjes en de steden
tot musea en monumenten worden
teruggebracht, is de terugkeer naar
het dagelijks leven een verhuizing
van de mythe naar de werkelijkheid.
De burgerlijke mythologie die
uitgaat van de (liefst religieuze) kunst
als fundamentele waarde van de
cultuur, maar die haar „schatten"
slechts beschouwt als een
troostgevende opeenstapeling van
koopwaar, moet een culturele
verstrooiing mogelijk maken, die
enerzijds zo exotisch mogelijk moet
lijken, maar anderzijds toch becijferd
en in beslag genomen moet kunnen
worden, zodat men de boekhouding
van het onzegbare kan bijhouden.
„Kerken bezichtigen" is een ietwat
vermoeiende, maar effectieve manier
om met het mysterie klaar te komen
zonder het te loochenen. Na zo'n
toeristen-menu eenheidsprijs,
maar wel voedzaam is het rauwe
leven wel weer andere kost.
Maar als wij met Barthes de mythen
doorzien en de vakantie gebruiken
om dichter bij de realiteit te komen
wat dan? Dan moeten wij de vakantie
wel ervaren als een verregaande
relativering van al onze
bedrijvigheid. En dan kan al op de
eerste werkdag een gevoel van
vergeefsheid en vergankelijkheid
zich in het geniep als een snel in
omvang toenemend gezwel onder
onze huid nestelen.
Wie daar met de vanzelfsprekendheid
van „allemaal weer uitgerust"
overheen huppelt, is geen pastor al
schrijft hij het hele kerkblaadje vol
met aankondigingen van nieuwe
activiteiten. Bijna niets is zo
ontmoedigend als de niets ontziende
bezieling in die stroom van berichten
dat alles weer gaat beginnen: de
Jeugdzondag, de vredesweek, de
eerste voorbereidingen voor de
kerstzangavond. Het schip moet
véren, natuurlijk; maar voelden wij
ons in de vakantie niet weer onsïélf
worden, toen een schip allereerst een
besloten ruimte bleek te zijn? Werden
wij niet weer méns als
dagjesmensen? En is dit nu niet de
diepste achtergrond van de
ondergangsstemming bij de
overgang na de vakantie: dr t
eensklaps om het zo kori mogelijk
te zeggen het schip verandert in de
zee? Morgen en overmorgen duiken
weer op achter vandaag. De
problemen worden weer
onafzienbaar.
Het is de woonboot van Mattheus
6 34 die mensloos in een haven
achterblijft voor een lange
winters\aap.
Ook
De tekening is vandaag van
Fischetti, de tekenaar van
The Chicago Daily News,
want Tom Janssen is nog
steeds met vakantie.
door H. J. Neuman
Afgelopen dinsdag heeft de Mexi
caanse afgevaardigde naar het Ge-
Ineefse ontwapeningsoverleg, Alfon-
o Garcia Robles, een beroep gedaan
lop de Verenigde Staten en de Sowjet
TJnie hun gezamenlijk voorzitter
schap van de uit dertig nationale
'lelegaties bestaande conferentie
|prijs te geven.
Tiet gebeurt helaas maar zelden dat
iet ontwapeningsoverleg in Genève
wereldschokkend nieuws voort
brengt. De conferentie leidt een
^enigszins lusteloos bestaan. Daarom
>ehoeft het ook geen verbazing of
verontrusting te wekken als pers,
tadio en televisie doorgaans weinig
undacht besteden aan de talloze
•orstellen die daar worden inge
leend en die vrijwel voorbestemd
pijn in laden en archiefkasten te
ferstoffen. Toch is deze keer het
Mexicaanse voorstel in zoverre van
£etekenis dat het weer eens de aan-
icht vestigt op de stand van zaken
waarin het ontwapeningsoverleg
zich bevindt en op de middelen die
men beraamt om in de toekomst
andere wegen te kunnen gaan.
De officiële naam van het ontwape
ningsoverleg in Genève is: „Confe
rence of het Committee on Disarma
ment" (CCD). Het is het enige per
manente multilaterale orgaan ter
wereld voor onderhandelingen over
deze categorie onderwerpen. De
voorgeschiedenis is tamelijk inge
wikkeld, maar men kan gevoeglijk
stellen dat de CCD de opvolgster is
van de achttien landen-commissie
voor Ontwapening („Eighteen-Nati-
on Disarmament Committee" of
ENDC), die is ingesteld op grond
van Resolutie 1722 van de Algemene
Vergadering van de Verenigde Na
ties van 20 december 1961. Later is
de naam veranderd en ook de samen
stelling is uitgebreid.
De band met de Verenigde Naties is,
alleen al krachtens de voorgeschie
denis, zeer nauw. De CCD fungeert
bijna als een gespecialiseerd orgaan
van de VN. Ze ontleent haar agenda
aan de resoluties die de voorgaande
maand december zijn aangenomen
door de Eerste Commissie van de
Assemblee. Sinds 1968 wordt de sa
menstelling van de CCD bekrach
tigd door de Algemene Vergadering;
en bovendien voert de CCD haar
besprekingen in het „Palais des Na
tions" te Genève. Maar toch maakt
zij, strikt formeel, geen deel uit van
de VN-structuur.
De ENDC/CCD dankt in wezen haar
ontstaan aan de behoefte die de Ver
enigde Staten en de Sowjet Unie op
het hoogtepunt van de Koude Oorlog
hadden aan een betrekkelijk beslo
ten forum, „far from the maddening
crowd". Vandaar dat Washington en
Moskou samen het voorzitterschap
van de CCD uitoefenen. Hun komen
bevoegdheden toe die in VN-verband
ondenkbaar zouden zijn: zij openen
en sluiten de vergaderingen, zij con
voceren informele bijeenkomsten,
maken uit of er al dan niet experts
zullen worden gehoord (en zo ja,
welke) en laten bezoekers/toeschou
wers toe of wijzen hen af.
Het is trouwens helemaal een wat
ongewone conferentie. Een echt
werkschema is er niet. Er wordt niet
onderhandeld of hooguit spelen zich
in Genève de eerste stadia van on
derhandelingen af. Het onderlinge
begrip is verrassend groot. Die hele
CCD draait in wezen om een betrek
kelijk kleine groep van zeer gespeci
aliseerde diplomaten die volledig
thuis zijn in de technische aspecten
van ontwapeningsvraagstukken. Zij
zien elkaar veelvuldig. Van februari
tot april en van juni tot augustus
komen zij iedere dinsdag en donder
dag bijeen. Vaak worden zij ook toe
gevoegd aan de delegaties van hun
landen naar de Algemene Vergade
ring van de Verenigde Naties in New
York, en dan komen zij dus opnieuw
met elkaar in aanraking. Aan een
enkel woord van elkaar hebben zij
dikwijls genoeg om elkaar te ver
staan; en het komt niet zelden voor
dat zij elkaar helpen om de weder
zijdse ministeries van buitenlandse
zaken en defensie te overtuigen en
de deelnemers aan de assemblée te
onderwijzen.
Maar hoe goed de onderlinge ver
standhouding vaak ook is, de resul
taten van de CCD zijn spaarzaam.
Het is al weer lange tijd geleden dat
door toedoen van Genève ontwape
ningsafspraken laat staan: be
langrijke ontwapeningsafspraken
tot stand zijn gekomen. De bijeen
komsten ontaarden in een vermoeid
ritueel. Steeds meer onderwerpen
komen buiten dè CCD aan de orde.
En namen in het verleden de super-
mogendheden nog wel de beleefd
heid in acht ontwerp-afspraken, die
zij met hun beiden hadden uitgedok
terd, bij de CCD in te dienen, tegen
woordig komt daarvan steeds minder
terecht.
Twee jaar geleden konden minister
Van der Stoel en staatssecretaris
Kooijmans in hun nota „Ontwape
ning en veiligheid" dan ook terecht
opmerken dat er een wijd verspreid
gevoel van onbehagen leeft met be
trekking tot de trage vooruitgang.
Misschien ligt de oorzaak van de
malaise hierin, dat de beide super-
mogendheden het Geneefse forum
niet meer zo hard nodig hebben. Er
zijn andere ontmoetingsplaatsen
genoeg.
De vroegere Zweedse minister voor
ontwapening, mevrouw Alva Myr-
dal, zoekt het, blijkens haar recente
boekwerk „The Game of Disarma-
nent", in een soort samenzwering
van de supermogendheden, die het
ontwapeningsstreven van de andere
landen zoveel mogelijk blokkeren en
tegenwerken.
Op zichzelf is het merkwaardig dat
iemand die zo lang en van zo nabij
het ontwapeningsoverleg heeft ge
volgd tot zulke naïeve analyses kan
komen. Maar misschien is een der
door tnr. dr. A. A. van Rhijn
Het Is te verwachten dat binnen afzienbare tijd vertegenwoor
digers der werknemers in de Raden van Commissarissen
(R.v.C.) zullen worden opgenomen. De P.v.d.A., het C.D.A. en
D'66, met elkaar een grote meerderheid in het parlement,
hebben zich daarvoor uitgesproken. De vakbeweging dringt er
sterk op aan, nu zij bereid is voor wat betreft de lonen voor een
termijn van twee jaren op de nullijn te gaan staan. Formateur
Den Uyl heeft de eis in zijn program opgenomen.
gelijke conclusie ook wel de blind
doek die mensen voordoen, als ze
bang zijn anders iets heel onrustba
rends waar te nemen, namelijk het
uitgeput raken van de mogelijkheid
en de vindingrijkheid om langs de
weg van geleidelijke stappen nog
veel tot ontwapening en wapenbe
heersing bij te dragen.
Vandaar dat sommigen te denken
valt aan iemand als Marek Thee,
medewerker van het SIPRI in Stock
holm helemaal af willen van de
politiek van kleine stappen (sterker
nog: van het hele begrip „arms con
trol") en consequent willen aanstu
ren op algemene en algehele ontwa
pening („general and complete dis-
armanent"). Anderen zien meer heil
in structurele wijzigingen van het
ontwapeningsoverleg zelf.
Mexico heeft al eerder aangedron
gen op het onderbrengen van de
CCD in strikt VN-verband en op het
afschaffen van het gecombineerde
Amerikaans-Russische voorzitter
schap. Aangenomen mag worden,
dat dergelijke ideeën ook naar voren
zullen komen op de speciale Algeme
ne Vergadering over ontwapening
die volgend jaar zal plaats hebben.
Ook het voorstel om geregeld zgn.
wereld-ontwapeningsconferenties te
houden zal daar aan de orde komen.
Of dat de vruchtbaarheid van het
ontwapeningswerk zal bevorderen,
staat nog te bezien. Maar als Wash
ington en Moskou de voorzitterska
mer neerleggen van de CCD, dan
neemt althans de kans toe dat twee
kernmogendheden, die zich tot dus
ver afzijdig hebben gehouden na
melijk Frankrijk en de Volksrepu
bliek China rechtstreeks aan de
discussie gaan deelnemen.
Het spreekt vanzelf dat bij een derge
lijke herstructurering der onderne
ming nog al wat problemen moeten
worden opgelost. De belangrijkste
vraag lijkt mij of de vertegenwoordi
gers van werknemers en aandeelhou
ders in de R.v.C. in gelijk aantal aan
wezig moeten zijn (pariteit) dan wel
of de werknemerscommissarissen een
minderheid moeten vormen.
Een dergelijke minderheid is verwer
pelijk. Zij is in strijd met de achter
grond van het instituut der werkne
merscommissaris. Terwijl de aan
deelhouder in de onderneming
slechts een klein, soms een groot deel
van zijn kapitaal in de onderneming
investeert, investeert de werknemer
zijn leven in de onderneming. Reeds
bij deze vergelijking is pariteit gebo
den. Maar daar komt nog allerlei bij.
De wetenschap van de werknemers
commissarissen dat zij bij iedere be
slissing door de vertegenwoordigers
der aandeelhouders kunnen worden
overstemd, moet hen in hun functie
een gevoel van minderwaardigheid
geven. Medezeggenschap der werkne
mers brengt mede het dragen van
verantwoordelijkheid. Maar als de
werknemerscommissarissen slechts
een minderheid vormen zullen zij
,voor, tegen hun zin, genomen beslis
singen geen verantwoordelijkheid op
zich kunnen nemen. Ook zullen zij op
deze wijze hun geloofwaardigheid te
genover hun achterban verliezen.
Wanneer met een minderheid aan
werknemerscommissarissen wordt
begonnen zal de vakbeweging het
daarbij niet laten. Dat heeft de erva
ring in West-Dultsland geleerd. In de
Montanindustrie (ijzer, kolen, staal)
bestaat daar reeds meer dan twintig
Jaren de pariteit. Maar in alle andere
grote ondernemingen moeten de
werknemers met één derde deel van
de leden van de R.v.C. genoegen ne
men. Na een Jarenlange strijd heeft
een wet van 1 juli 1976 ook in die
andere ondernemingen pariteit ge
bracht. Een waarschuwing voor ons
om een dergelijke strijd, die schade
lijk is voor de produktle, te ver
mijden.
In 1965 heeft de staatscommissie-Ver
dam een rapport over de herstructu
rering der onderneming uitgebracht,
Heel mager werden daar een of twee
werknemerscommissarissen gesugge
reerd. Maar de sociale ontwikkeling
heeft in die Jaren niet stil gestaan. De
werknemerscommissaris die toen nog
in de wieg lag is ondertussen een
forse knaap geworden.
Ook bij een keuze voor pariteit doet
zich nog wel een nieuw probleem
voor. De vraag is namelijk: moet de
R.v.C. alleen bestaan uit commissa
rissen van aandeelhouders en werk
nemers (bipartite). Of wel moeten
deze belde groepen door coöperatie
nog enkele „buitenstaanders" aan de
R.v.C. toevoegen (tripartite).
recht op twee stemmen. Het is duide
lijk dat men daarmede de vakbewe
ging erg tegen de haren in heeft ge
streken.
Een oplossing
De vraag rijst daarom of met een
tripartite samenstelling geen beter
resultaat kan worden bereikt. De ge
zamenlijke commissarissen kiezen
dan b.v. drie personen die aan de
R.v.C. worden toegevoegd. Het voor
dcel van een dergelijke regeling is een
verruiming der deskundigheid. Bo
vendien komen er dan figuren die bij
grote tegenstellingen tussen aandeel
houders en werknemers een gunstige
bemiddelende rol kunnen spelen.
Wil men een patstelling vermijden
dan is het aanwijzen van een oneven
aantal buitenstaanders nodig. Van
daar dat ik er drie suggereerde. In de
Europese Gemeenschap gaat de ge
dachte ook uit naar een tripartite
samenstelling: één-derde aandeel
houders, één-derde werknemers en
één-derde buitenstaanders. Het
C.D.A. heeft zich daarbij aange
sloten.
Engeland
In Engeland heeft een staatscommls-
sle-Bullock enige maanden geleden
een rapport over de herstructurering
der onderneming uitgebracht. Ook
dit rapport wil buitenstaanders in het
bestuur (Board of Directors) opne
men. Gedacht wordt b.v. aan een
verhouding van vijf aandeelhouders,
vijf werknemers en drie door hen ge
zamenlijk aangewezen buitenstaan
ders.
Intussen kan op deze wijze toch nog
een geblokkeerde toestand ontstaan
wanneer aandeelhouders en werkne
mers het over de personen der buiten
staanders niet eens kunnen worden.
Wanneer één de gunst der aandeel
houders geniet, één de gunst der
werknemers, dan zal de keus van de
derde wel eens tot meningverschil
aanleiding kunnen geven. Komt men
er niet uit dan moet volgens het rap-
port-Bullock een door de regering be
noemde instantie de knoop doorhak-'
ken. Maar het is duidelijk dat het
oordeel van een dergelijke Salomon
bij een tripartite samenstelling veel
minder nodig zal zijn dan bij een
bipartite samenstelling.
Geleidelijk
Bezwaren
Wanneer de R.v.C. paritair alleen uit
vertegenwoordigers van aandeelhou
ders en werknemers bestaat, dan rijst
al direct de vraag uit welke groep de
voorzitter moet komen. Uiteraard
zullen belde groepen daarop aan
spraak maken waardoor al dadelijk
een patstelling ontstaat
De Westduitse wetgever heeft erg
met dit probleem gesukkeld. De toen
malige regering Brandt-Scheel stelde
voor dat de eerste man van leder der
beide groepen afwisselend voorzitter
zou zijn. Maar daarmede zou aan de
continuïteit der leiding geweld wor
den aangedaan. Bovendien zou leder
der belde groepen in de verleiding
komen om de behandeling van een
sterk controversieel probleem zo te
manipuleren dat het onder haar voor
zitter zou worden behandeld.
De wet van 1 Juli 1976 heeft dan ook
een andere regeling getroffen. De
voorzitter moet uit de groep der aan
deelhouders komen. Wanneer de
stemmen staken dan heeft hij een
De S.E.R. zal binnenkort over de her
structurering der onderneming advi
seren. Ook wanneer daarop een wet
volgt zai slechts tot een geleidelijke
invoering van de nieuwe maatregel
kunnen worden overgegaan. De moei
lijkheid zal vooral zijn voldoende des
kundige werkneraerscommi8sarissen
te vinden. Ik denk dat men aanvan
kelijk wel vooral zal moeten zoeken
onder vroegere vakbondsbestuur
ders, sociale politici en wetenschaps
mannen die het bedrijfsleven kennen.
Nederland is met de werknemerscom
missaris dan geen koploper. Zij be
staan al in Zweden, Noorwegen, De
nemarken en het meest uitgebreid in
West-Dultsland. Het lijkt mij nodig
dat in die landen wordt onderzocht
welk profiel de werknemerscommis
saris daar heeft. Wij kunnen daarme
de in Nederland ons voordeel doen.
Voor leden van de ondernemingsra
den worden in ons land op dit ogen
blik allerlei ontwikkelingscursussen
gegeven. Er zou bij deze organisatie
kunnen worden aangeknoopt om te
bevorderen dat ook de werknemers-
commissarissen meer en meer uit de
kringen der werknemers zelf kunnen
komen.
In leder geval: de werknemerscom
missaris brengt een Raad van Com
missarissen nieuwe stijl.
Mr. dr. A. A. van Rhijn is oud-lid van
de Raad van Slate en oud-staatssecre
taris van sociale saken.