Het leven van de bladluis Een leuke lokzet Niet piekeren maar puzzelen „Bonus Socius", bundel voor de fijnproevers. U mm* mm a OASA M m ■ERmw De factoren van Max 1 Q Nieuwe boeken 9 9 VARIA Trouw/Kwartet 19 Het leven van de bladluis dat staat nu wel zo mooi bo ven dit stukje, maar dat kun je niet zo een-twee-drie be schrijven. Er bestaan vele honderden soorten met elk hun eigen levenswijze. Toch zijn er zaken die ze ongeveer gemeen hebben en die kun nen we in elk geval eens bezien. Alleen al hun schadelijkheid recht vaardigt een uitgebreide studie van de biologie van bladluizen, maar ook zonder dit aspect is hun levens geschiedenis al boeiend genoeg. Met de wantsen, de cicaden, de schildluizen en de bladvlooien be horen ze tot de snavelinsekten. Het kenmerk van deze insektenorde, de snavelvormige monddelen, is bij bladluizen ontwikkeld tot een prachtig apparaat. Binnen in de tot een soepele scheve vergroeide bo venlip zitten twee paar lange, dun ne priemen, de vervormde boven- en onderkaken. De onderkaakprie- men zijn hol, zodat speeksel naar de aangeboorde plek gevoerd en plantesappen eruit opgezogen kun nen worden. Maar het bijzondere van de zuigsnavel ls dat deze in het inwendige van de plant bestuur baar is: de vier boortjes zijn aan het begin vergroeid tot een harde zuig- buis, maar de buigbare vrije einden ervan zijn voorzien van afzonderlij ke spiertjes, zodat ze binnen het planteweefsel naar alle kanten en naar willekeur afgebogen kunnen worden. Bladluizen zijn trage die ren en kunnen, als ze niet gestoord worden, hun hele leven lang op dezelfde plek ingeboord blijven zitten. Veel soorten Het is niet makkelijk de vele soor ten bladluizen van elkaar te onder scheiden en daarom waag ik me hier niet aan een beschrijving van de verschillen. De variabiliteit in vorm en kleur binnen de soort zelf is al erg groot: de kleuï- van een en hetzelfde dier kan in enkele uren, vooral bij grote temperatuurver schillen, veranderen. Bij bijna alle soorten komen ook nog zowel onge vleugelde als gevleugelde dieren voor. De gevleugelde vormen wor den als de oorspronkelijke be schouwd, de ongevleugelde als een aanpassing aan bijzondere omstan digheden. Vanaf zijn geboorte tot zijn dood soms maar nauwelijks een millime ter van plaats veranderend, heeft het dier de vleugels totaal niet no dig. Je kunt iets dergelijks vaststel len aan de ogen, die veellenzig zijn, maar ronde cornealensjes hebben in plaats van de mooie zeshoekige facetjes die we bij andere lnsekten zien. De ongevleugelden hebben al leen twee bolle veellenzige ogen, de gevleugelde daarnaast nog drie tot zes puntogen of ocellen, zoals de meeste andere insekten die ook hebben. Dit ls hieruit te verklaren dat ongevleugelde bladluizen met een minder goed gezichtsvermogen toe kunnen dan de gevleugelde, die populair gezegd „meer beleven". Weerloze dieren Bladluizen hebben een langwerpig lijf met een zachte, rekbare huid, die geen enkele bescherming tegen vijanden biedt, maar het voordeel geeft dat het lichaam bij grote voedselopname of als het eieren bevat, sterk kan uitdijen. Opval lend bij de meeste soorten zijn twee beweegbare buisjes dicht bij de achterlijfspunt op de rugzijde, bij een paar soorten heel lang, bij an dere daarentegen kort of nauwe lijks herkenbaar. Het zijn lozings buizen voor een wasachtige stof, niet voor de honingdauw zoals vroeger en sommige moderne on derzoekers meenden. De buislozing schijnt vooral bij storing op te tre den en zou misschien op te vatten zijn als een verdedigingsmiddel. De honingdauw „komt er gewoon van achteren uit". De opgezogen plan tesappen bevatten veel suiker en weinig eiwitten. Om voldoende ei witten te verkrijgen moet een blad luis dus heel veel plantesap zuigen en het grote overschot aan water en suiker uitscheiden. Pasgeboren bladluizen lijken al meteen sprekend op hun moeder. Ze missen alleen het „staartje", dat we bij het volwassen dier boven de anus zien. Dat komt pas te voor schijn bij de laatste vervelling, als het een gevleugelde luis wordt te gelijk met twee paar heel simpel geaderde vlieginstrqmenten. Bij jongen die later vleugels krijgen, ls dat al te zien als ze nog heel Jong zijn: donkere vlekjes op de kop duiden de plaats van de toekomsti ge ocellen aan, stompjes op de flan ken de groeiende vleugels. De voortplanting Verreweg het belangwekkendstin de levensgeschiedenis van de blad luizen is de voortplanting, waarbij een generatiewisseling optreedt: een reeks van generaties van uislui tend vrouwtjes die zich voortplan ten zonder dat er eenmannetje aan te pas komt, wordt op gezette tij den onderbroken door een genera tie van mannelijke en vrouwelijke bladluizen die paren. Rechtuit in gewikkeld wordt het als midden in de reeks van vrouwtjesgeneraties de luizen naar eenheel andere plan- tesoort verhuizen, waarna de man netjes en vrouwtjes voortbrengen den generatie terugkeert naar de stamplant. Veel bladluizesoorten blijven namelijk hun voedselplant bijzonder trouw of pendelen tussen maar twee plantesoorten. De grondvorm van een jaarcyclus is. als we alle mogelijke variaties per soort buiten beschouwing la ten, vrij eenvoudig. Uit een over winterd ei komt een vleugelloos vrouwtje, de stammoeder van de nieuwe bladlulsvestiging. Die legt onbevruchte eitjes, waaruit jongen komen die na acht tot tien, maar meestal na twintig dagen volwas sen zijn en dan ongevleugelde vrouwtjes zijn geworden. Deze zijn de maagdelijke moeders van een derde generatie van vleugelloze vrouwtjes. Dit kan zo doorgaan tot in de nazomer, als de jongen zich ontwikkelen tot gevleugelde man netjes en vrouwtjes. Na de paring leggen de gevleugelde vrouwtjes de bevruchte eieren op beschutte plekken op de voedselplanten en in de volgende lente komen uit die wintereieren de nieuwe stammoe ders voort. Een rozebladluis van dichtbij ge reeks generaties zonder manne tjes is dat alle dieren vrouwtjes zijn, dat dus alle dieren eieren leg gen en dat door het ontbreken van de „nutteloos geworden" mannet jes geen individuen verspild wor den. Het streven van het schep pingsplan voor bladluizen is klaar blijkelijk gericht op een zo snel mogelijke verovering en economi sche uitbuiting van de voedsel plant. Om dit te bereiken zijn er soorten, waarvan de vrouwtjes geen eieren meer leggen, maar de jongen kant en klaar ter wereld brengen, wat een aanmerkelijke tij dwinst betekent. Hoewel het aantal jongen dat één bladluis voort brengt, maar klein is, gaat de ver meerdering verbluffend snel, dank zij de korte rijplngstijd van elk dier en het feit dat elke luis zich voort plant. De vergelijking dringt zich op met het legendarische schaak bord, waarop in elk vakje steeds het dubbele aantal graankorrels werd gelegd. De Engelse entomo loog Buckton berekende dat de theoretische nakomelingschap van een enkele stammoeder in driehon derd dagen het astronomische ge tal van 17 X 10M of te wel 17.000.000.000.000.000.000.000.000. 000.000 (17 quintiljoen) kan berei ken. Dit komt hierop neer dat de bladluizenmassa een laag van een kilometer dikte over de hele aar doppervlakte zou vormen. Dat de wereld toch nog steeds bewoon baar is, danken we aan het leger van natuurlijke vijanden die deze insekten naar het leven staan. Ook is het klimaat nooit gedurende driehonderd dagen van het Jaar op timaal voor de ontwikkeling van bladluizen, zodat de voortplanting vaak afgeremd wordt. Bij een zo snelle vermeerdering treedt naturrlijk al na een paar generaties voedselgebrek op onder de luizen die elkaar op de plantver- dringen, te meer omdat de Jongen zich in de buurt van de moeder vastzuigen. In dat geval wordt de reeks vleugelloze moeders onder broken en komt er een generatie van gevleugelde vrouwtjes, die die nen om het gebied van de soort uit te breiden en uit te zwermen naar andere voedselplanten, waar ze zich weer zonder vereniging met mannetjes voortplanten. Op som mige mooie, windstille dagen zie Je ze als duizenden pluisjes in het zonlicht zweven. Hun vliegen be staat vooral uit in de lucht blijven en zich laten meevoeren door lucht stromingen. Vandaar dat tocht „luizen op de planten geeft". Een gevleugelde berkebladluis Gevleugelde zwarte luizemoeders met hun kroost. Dit keer prijkt boven de rubriek de naam van een onvergetelijk middeleeuws probleemcomponist, die in de schaakliteratuur zal blijven voortleven. De actuele reden is echter, dat ter gelegen heid van de 75e verjaardag van Meindert Niemeijer een (eestbun del verscheen onder de titel „Bonus Socius" (Uitgave Kon. Bibliotheek, 296 pagina's, 30. Deze titel is welgekozen, want als oorspronkelijk verzamelaar en schenker van het grootste deel van de wereldberoemde, schaakbiblio theek van de „Koninklijke" (Meer dan 15000 delen) kan hij het best geéerd worden met een ook voor hem symbolische naam. Als compo nist van 550 problemen moet Dr. Niemeijer zich met zijn oude voor ganger altijd verbonden gevoeld hebben, maar ook als auteur van meer dan dertig geschriften en veer- Ug artikelen over problemen en schaakgeschiedenis kan hij niet be ter dan met deze typerende naam gewaardeerd worden. Met Max Euwe is hij het, die de Nederlandse naam in de wereldschaakliteratuur hoog houdt. De bundel is iets voor fijnproevers: meer dan dertig zeer deskundige ar tikelen over geschiedenis, problema tiek, literatuur, prenten, emblemen en zelfs een artikel over achttien publikatles van medische tests on der schaakspelers! Uit een der publi katles van de Jarige ontlenen wij het volgende probleem. Dr. M. NIEMEIJER Majesteitsschennis, 19J1 SCHAKEN Ld3 Pf6 (Tot voor kort speelde men uitsluitend Pc6 of Lc5) 6. 0-0 d6 (d5 7. e5 Pfd7? 8. Pe6: te 9. Dh5t gè 10. Lg6: t). 7, c4 Le7 8. Pc3 0-0 9. De2 Pbd7 10. f4 Dc7 11. Khl b6 12. Ld2 g6? Zwart wil na Tael met e5 de mogelijkheid van Ph5 hebben. De verzwakking van de rokadestelling zal echter voelbaar Zijn. 13. Tacl Lb7 14. b4! Tac8 15. a3 Db8 16. Pf3 Tfe8 17. Teel Lf8 18. Pg5! h6? Stelling na 18. ...h67 JL A t s H 0 iAÜi Bi 1 Mat in twee zetten. Dat hier de witte koning een zet moet doen, is duidelijk. Want anders zou na 1.... Df5 geen mat op de vol gende zet te vinden zijn. Maar de koning heeft acht velden ter be schikking. Slechts één is Juist! Siciliaans. De Siciliaanse verdediging is een der scherpste openingen. Zelden eindi gen partijen hiermee in remise. Het nadeel ls, dat men de vele, uitgebrei de varianten wel goed moet kennen! De eerste partij werd onlangs in Plowdiw gespeeld, de tweede in Bagneux. COMMONS-PEJEW. 1. e4 c5 2. Pt3 e6 3. d4 Cd4 4. Pd4: a6 5. Nu volgt een stormachtige aanval. Lg7 was beter geweest. 19. Pf7:ü Kf7: 20. e5 Pg8 21. Dg4 Pe7. Schijnbaar is alles in orde. Pf5 dreigt! 22. Lg6:! Pg6: 23. f5 Pde5: (Pge5: 24. fet) 24. feö:! Ke7 (Kg7 25. Te5:! de 26. Tf7t) 25. Dg6:ü (Het derde offer beslist: Pg6: 26. Tf7t Kd8 27. Td7 mat) Kd8 26. Te5:! de5 27. Lh6:! Tc4. (Lh6: 28. Tdlt) 28. De8:t! Ke8: 29. Tf8:t Ke7 30. Tb8: Lc6 31. Pdl b5 32. Kgl Ke6: 33. Tb6. Opgegeven. OBRADOVID-GIFFORD 1. e4 c5 2. Pf3 e6 3. d4 cd4 4. Pd4. Pf6 5. Pc3 d6 6. g4 a6 7. Lg2. Waarschijn lijk niet het beste! Direct 7. g5 had moeten gebeuren. 7. Dc7 (Pc6!) 8. g5 Pfd7 9. h4 Pc6 10. h5 Pb6 11. Pc6: (11. Le3? Pc4. Hier blijkt het nadeel van Lg2) bc6 12. De2 a5 13. b3 a4 14. Le3 Le7 15.14 f6 16. h6 g6 17.15!? !g5 18. tg hg 19. Df2 Pd7 20. Ld4 e5 21. Le3 ab 22. cb Pf8 23. Lfl Pe6 24. Lc4 Ld8. Tegen 25. H7 gericht. 25. 0-0-0 Pf4 26. h7 Th7: 27. Th7. Dh7: 28. Td6: Dc7 29. Lc5 (29. Tc6? Dc6: 30. Lb5 Db5: 31. Pb5: Pd3t> Le7 30. Dh2 Lh3! (Ld6:? 31. Dh8t) 31. Tc6: Dc6:! 32. Lb5 Db5: 33. Pb5: Tc8 34. Kbl (34. b4 Lc5: 35. bc Tc5:t) Tc5: 35. a4 g4 36. Dg3 Lg2 en zwart won. OPLOSSING PROBLEEM: 1. Kb3! Dg8t 2. Te6 mat. Of 1... Dg7: 2. Te7 mat. LUDEK PACHMAN AO-bockje 1675: Honderd jaar Wim bledon, door Wessel Oudwortel. Uitg. Stichting IVIO, Lelystad. 20 blz. - 1,75. Bij uitgeverij Unieboek te Bussum verschenen: De kim blijft altijd ver, roman van T. Horsten, waarin bet leven van een kustvaartkapitein wordt beschreven (204 blz. - 24,50) en Het raadsel van de Wadden, ro man van E. Childers, rond de eeuw wisseling geschreven en in Engeland regelmatig herdrukt. Voor Nederland de eerste druk in de vertaling van ir. H. C. Bakker. (264 blz. - 24,50). VSn uitgeverij Riviere en Voorhoeve te Zwolle zijn de boeken: Neuralthe- Oplossing opgave nr. 604 Bijgaande figuur vertoont de oplos sing, waarin de omcirkelde „6" ook een „3" kan zijn. Dit kost mij heel wat punten, want terecht achtten de oplossers dit een schoonheidsfout! 696 8 5 4' 5 9 695 378 01 626 60} 428 913 6 7 116 953 477 856 7 6 458 7 3 5 §U4 925 371 5 9 1 7 4 6 2©9 6 6 7 2 13 34 5 7 9 980 447 &b9 9 1 698 592 954 221 49 764 184 362 914 892 422 215 479 99 7 406 44 528 20.7 619 522 3 4 556 254 162 530 b 5 985 617 779 604 515 •„Een bijzonder leuke puzzel, die vooral zijn charme vindt in de een voud van vinding en de menigvuldig heid van puzzeluren, die er in gaan zitten," verklaart de heer J. van Voorndveld (139) te Haarlem. Maar de heer G. van Surksum (25) te Bar- neveld is minder tevreden: „Waarde ringscijfer 5: het vele rekenwerk is toch wel hinderlijk af en toe". Ir. P. G. Sinla te Harmeien vraagt, hoeveel verschillende getallen kunnen wor den verkregen als de getallen 100 tot en met 999 door Max worden gefac- toriseerd en die factoren dan nieuwe getallen opleveren. Dit aantal be draagt 323 met 100 als laagste en 2261 als hoogste uitkomst. De dicht werken waren niet van de lucht. Zie hier het wrochtsel van de heer R. Conradie (43) te Heerhugowaard: U hebt ons nu wel met wat moois vereerd! Als een computer heb ik mij geweerd. Al ging het menigmaal ver keerd, een nieuwe rekenwijs heb ik geleerd, maar ook mijn moeiten zijn met één vermeerd. Ik vind het met een acht goed gewaardeerd. Het gemiddelde waarderingscijfer bedraagt 8,95; verkregen uit: 5 (1,0%), 6 (3.1%), 7 (7,1%), 8 (21,0%), 9 (25,0%), 10 (42,8%). De ladder staat boven 241 punten, met als prijswin naars: 1) A. Gelderloos, Regentesse- laan 18, Veenendaal (7e maal): 2) Mevrouw H. M. Kuiper-ter Mul. Zutphenseweg 192, Eefde (4e maal); 3) A. Pruijs, Dorpsstraat 88, Bun schoten (2e maal); 4) Ir. P. G. Sinla, Dammolen 88, Harmeien. Rectificatie NPMP 205. Ditmaal is niet de zetter maar ben ik de schuldi ge. In probleem II staat „Ferdinand" vermeld. Dit moet „Frits" zijn. Mijn oprechte verontschuldiging! Mr. G. van Vorden De komende week staat nog geheel in het teken van het Internationaal Scholten-Honig damtoemooi, dat naast wereldkampioen Wiersma nog vele andere grootmeesters heeft aan getrokken voor het tweejaarlijkse spektakel. Naast de Rus Wladlmir Kaplan, die nu in Italië woont, de Fransman Hisard en de Amerikaan Smith zijn ook de talentvolle Neder landers Jansen, Van der Borst en Clerc van de partij. Vooral Clerc, die twee jaar geleden het toernooi won vóór Wiersma, zal gebrand zijn op een overwinning, omdat die hem het recht geeft in het wereldkampioen schap 1978 uit te komen. Aangezien uw redacteur helaas niet bij het toernooi aanwezig kan zijn, zult u enige weken moeten wachten alvorens u de mooiste partijen voor geschoteld krijgt, maar ik ben er nu al van overtuigd, dat het de moeite waard zal zijn. Ik ben benieuwd wat coming-man John van der Borst zal laten zien. Veel dammers grijpen de vakantie weken aan om wat aan studie te doen. Persoonlijk snuffel ik wat in oud materiaal en heel toevallig liep ik een vijf jaar oude oefenpartij te gen het lijf. waarin mijn tegenstan der het slachtoffer werd van een leu ke lokzet, een thema, dat over twee weken iets uitgebreider zal worden behandeld. 1: 32-28 18-22 2: 37-32 12-18 3: 41-37 7-12 4: 46-41 1-7 5: 34-30 20-25 6: 30-24 19x30 7: 35x24 14-20 8: 33-29 22x33 9: 39x28 18-22 10: 38-33 10-14 11: 42-38 16-21 (volgens de experts het sterkste antwoord). 12: 31-26 11-16 13: 37-31 7-11!? De kracht van deze zet ls mij niet hele maal duidelijk, maar dat ook 21-27 problemen kan opleveren leert on derstaand fragment uit een simul- taanpartij van niemand minder dan Ton Sijbrands tegen Schotanus, toen nog een van de sterkste spelers van Nederland: 13:.... 21-27 14: 32x21 16x27 15: 47-42! 14-19 16: 40-35 19x30 17: 35x24 5-10 18: 42-37 10-14? De beslissende fout! Aangewezen is 6-11, waarna de aanval op schijf 27 niet loopt en wit vroeg of laat moet be sluiten tot 38-32x32, waarna zeer in teressant spel ontstaat. 19: 37-32 14- 19 20: 32x21 19x30 21: 29-23 7-11 22: 41-37 11-16 (zwart moet wel Iets doen aan de dreiging 37-32-27!) 23: 37-32 16x27 24: 32x21 20-24 (zie diagram 1). zwart (14) DAMMEN 9 - -j «1 9 •j |A m Q Bl Q O G? Q Q wit (14) Het lijkt erop, dat zwart zeer goed staat en winst een kwestie van tijd ls, maar niets is minder waar en Sij brands zal dat overduidelijk aanto nen. De zwarte aanval op wits korte vleugel stelt niets voor, daar wit een IJzersterke verdediging heeft in de formatie 48, 49, 50, terwijl zwarts (zie diagram). korte vleugel bijzonder onvoordelig opgesteld is. 25: 38-32 13-18 (gedwongen) 26: 32-27 en zwart werd uiteindelijk inge maakt. In het vijf jaar oude oefenpartijtje ging het als volgt verder: 14:41-37 4-10 15: 43-39. Ook wit speelt niet op z'n sterkst, maar de bedoeling ls niet zwart aan zijn korte vleugel op te sluiten, maar hem te verlokken tot 21-27 15:21-27 16: 32x21 16x27 17: 40-34 11- 16 18: 44-40 Meestal wordt in een dergelijke situatie automatisch 45- 40 gekozen. Maar hier heeft de tekst zet wel degelijk een diepere strek king, die u straks duidelijk zal wor den. Toch dient gezegd te worden, dat de witspeler enigszins speculeert op de angst van zijn tegenstander, want direct aanvallen op schijf 24 biedt zwart niet geringe kansen. 18:16-21. Deze zet is natuurlijk niet verantwoord, want wit kan posi tioneel waarschijnlijk wel winnen met de passieve actie 40-35 en op 14- 19, 35-30 hetgeen doet denken aan de actie, die ik in het Europees kampi oenschap in 1974, tegen Oantwarg had kunnen uitvoeren. In het ver loop speculeer lk op het volgende: 19: 28-23 o •i a Q y S 0 G - (G Q' wit (17) Zwart kan nu eenvoudig een schijf winnen met 14-19, maar hieraan kle ven enige bezwaren. Zo staat zwarts korte vleugel bijzonder ongunstig opgesteld en het was mijn bedoeling met 47-42, 49-44 en tenslotte de door stoot 29-23 het zwarte centrum aan te vallen en zodoende een schelding teweeg te brengen tussen zwarts lin ker- en rechterflank om vervolgens met 33-28 de schijf terug te winnen en te profiteren van zwarts korte (zwak opgestelde) vleugel. Partijver loop: zwart neemt de volgende ver rassende combinatie, die echter ver liest: 19:....12-18 20: 23x12 13-19 21: 2x4 8-13 22: 4x18 22x13 23: 31x11 6x8 24:26x17 25- 30 25: 34x25 8-12 26: 17x19 14x41 27: 25x14 10x19 en zwart heeft bijna een dam voor twee schijven, maar wit heeft verder gekeken. 28: 36-31 41-16 29: 33-28 46x23 40: 40-34 23x40 31: 45x34. Een leuke lokzet. die echter minder moeilijk is dan het er uit ziet Frank Drost rapie, door P. Dosch. Het boek gaat over behandeling die via de renuwba- nen op het lichaam inwerkt. (110 blz. 15,90) en Bestevaer, de geschiede nis van Michiel Adriaanszoon de Ruytcr door K. Norel (207 blz. - 16,90). De vier sergeants, oorlogsroman van Zeno. Uitg. Hollandia, Baarn 247 blz. - 18,50. De terugkeer van Sherlock Holmes, door Sir Arthur Conan Doyle. De complete Sherlock Holmes. Inleiding van A. Wilson. Uitg. Contact Amster dam. 331 blz. 26,50. Gekwelde grond, Schouwcn-Duive- land in ramp en herstel. Geheel her zien door C. P. Pols. Opnieuw uitge geven door De Zeeuwschc bockhan del en uitgeverij, Zierikzce. 342 blz. - 58,75. Er was eens een oud vrouwtje, een oud verhaaltje opgeschreven en geïl lustreerd door Tjeerd Bottema. Uitg. Jansraa, Buitenpost. 14 blz. 3,75. Eric Twinamc: „De regels van hel wedstrijdzeilen 1977-1980". Uitgave van Hollandia Baarn. 146 blz., prijs 18,50. Ruim honderd pagina's van dit reeds veel verkochte handboek, in middels in vier vertalingen uitgeko men, zijn gewijd aan praktijkgeval len die zich bij het wedstrijdzeilen voordoen. Van de meest eenvoudige tot de Ingewikkeldste. Honderdvier enveertig tekeningen begeleiden de tekst, waarin de auteur (lid van de zellraad van de Royal Yachting As sociation) er in is geslaagd de echte vaktermen in een begrijpelijke spreektaal over te zetten. De letter lijke tekst van het wedstrijdregle ment ls achterin opgenomen. Wie overweegt aan wedstrijden deel te nemen, doet er goed aan dit boek, dat tevens een handig naslagwerk is. aan te schaffen. En kennis te nemen van niet minder dan 78 arti kelen, gevolgd door zes aan hangsels. Rubriek kinderboeken In Oertle Evenhuls' rubriek over kinderboeken In onze krant van gis teren ls door een misstelling een alinea onbegrijpelijk geworden. WIJ laten hier het verminkte gedeelte opnieuw volgen zoals het had beho ren te zijn. „En misschien wordt de volwassen literatuur ook wel enorm overschat. Jan Blokker schreef eens dat de kinderlectuur uitsluitend en alleen als derivaat van de volwas- senlectuur te beschouwen valt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 19