Het leven van
de bladluis
Een leuke lokzet
Niet piekeren
maar puzzelen
„Bonus Socius", bundel
voor de fijnproevers.
U
mm*
mm
a
OASA
M
m
■ERmw
De factoren van Max
1
Q
Nieuwe
boeken
9
9
VARIA
Trouw/Kwartet
19
Het leven van de bladluis
dat staat nu wel zo mooi bo
ven dit stukje, maar dat kun
je niet zo een-twee-drie be
schrijven. Er bestaan vele
honderden soorten met elk
hun eigen levenswijze. Toch
zijn er zaken die ze ongeveer
gemeen hebben en die kun
nen we in elk geval eens
bezien.
Alleen al hun schadelijkheid recht
vaardigt een uitgebreide studie van
de biologie van bladluizen, maar
ook zonder dit aspect is hun levens
geschiedenis al boeiend genoeg.
Met de wantsen, de cicaden, de
schildluizen en de bladvlooien be
horen ze tot de snavelinsekten. Het
kenmerk van deze insektenorde, de
snavelvormige monddelen, is bij
bladluizen ontwikkeld tot een
prachtig apparaat. Binnen in de tot
een soepele scheve vergroeide bo
venlip zitten twee paar lange, dun
ne priemen, de vervormde boven-
en onderkaken. De onderkaakprie-
men zijn hol, zodat speeksel naar
de aangeboorde plek gevoerd en
plantesappen eruit opgezogen kun
nen worden. Maar het bijzondere
van de zuigsnavel ls dat deze in het
inwendige van de plant bestuur
baar is: de vier boortjes zijn aan het
begin vergroeid tot een harde zuig-
buis, maar de buigbare vrije einden
ervan zijn voorzien van afzonderlij
ke spiertjes, zodat ze binnen het
planteweefsel naar alle kanten en
naar willekeur afgebogen kunnen
worden. Bladluizen zijn trage die
ren en kunnen, als ze niet gestoord
worden, hun hele leven lang op
dezelfde plek ingeboord blijven
zitten.
Veel soorten
Het is niet makkelijk de vele soor
ten bladluizen van elkaar te onder
scheiden en daarom waag ik me
hier niet aan een beschrijving van
de verschillen. De variabiliteit in
vorm en kleur binnen de soort zelf
is al erg groot: de kleuï- van een en
hetzelfde dier kan in enkele uren,
vooral bij grote temperatuurver
schillen, veranderen. Bij bijna alle
soorten komen ook nog zowel onge
vleugelde als gevleugelde dieren
voor. De gevleugelde vormen wor
den als de oorspronkelijke be
schouwd, de ongevleugelde als een
aanpassing aan bijzondere omstan
digheden.
Vanaf zijn geboorte tot zijn dood
soms maar nauwelijks een millime
ter van plaats veranderend, heeft
het dier de vleugels totaal niet no
dig. Je kunt iets dergelijks vaststel
len aan de ogen, die veellenzig zijn,
maar ronde cornealensjes hebben
in plaats van de mooie zeshoekige
facetjes die we bij andere lnsekten
zien. De ongevleugelden hebben al
leen twee bolle veellenzige ogen, de
gevleugelde daarnaast nog drie tot
zes puntogen of ocellen, zoals de
meeste andere insekten die ook
hebben. Dit ls hieruit te verklaren
dat ongevleugelde bladluizen met
een minder goed gezichtsvermogen
toe kunnen dan de gevleugelde, die
populair gezegd „meer beleven".
Weerloze dieren
Bladluizen hebben een langwerpig
lijf met een zachte, rekbare huid,
die geen enkele bescherming tegen
vijanden biedt, maar het voordeel
geeft dat het lichaam bij grote
voedselopname of als het eieren
bevat, sterk kan uitdijen. Opval
lend bij de meeste soorten zijn twee
beweegbare buisjes dicht bij de
achterlijfspunt op de rugzijde, bij
een paar soorten heel lang, bij an
dere daarentegen kort of nauwe
lijks herkenbaar. Het zijn lozings
buizen voor een wasachtige stof,
niet voor de honingdauw zoals
vroeger en sommige moderne on
derzoekers meenden. De buislozing
schijnt vooral bij storing op te tre
den en zou misschien op te vatten
zijn als een verdedigingsmiddel. De
honingdauw „komt er gewoon van
achteren uit". De opgezogen plan
tesappen bevatten veel suiker en
weinig eiwitten. Om voldoende ei
witten te verkrijgen moet een blad
luis dus heel veel plantesap zuigen
en het grote overschot aan water en
suiker uitscheiden.
Pasgeboren bladluizen lijken al
meteen sprekend op hun moeder.
Ze missen alleen het „staartje", dat
we bij het volwassen dier boven de
anus zien. Dat komt pas te voor
schijn bij de laatste vervelling, als
het een gevleugelde luis wordt te
gelijk met twee paar heel simpel
geaderde vlieginstrqmenten. Bij
jongen die later vleugels krijgen, ls
dat al te zien als ze nog heel Jong
zijn: donkere vlekjes op de kop
duiden de plaats van de toekomsti
ge ocellen aan, stompjes op de flan
ken de groeiende vleugels.
De voortplanting
Verreweg het belangwekkendstin
de levensgeschiedenis van de blad
luizen is de voortplanting, waarbij
een generatiewisseling optreedt:
een reeks van generaties van uislui
tend vrouwtjes die zich voortplan
ten zonder dat er eenmannetje aan
te pas komt, wordt op gezette tij
den onderbroken door een genera
tie van mannelijke en vrouwelijke
bladluizen die paren. Rechtuit in
gewikkeld wordt het als midden in
de reeks van vrouwtjesgeneraties
de luizen naar eenheel andere plan-
tesoort verhuizen, waarna de man
netjes en vrouwtjes voortbrengen
den generatie terugkeert naar de
stamplant. Veel bladluizesoorten
blijven namelijk hun voedselplant
bijzonder trouw of pendelen tussen
maar twee plantesoorten.
De grondvorm van een jaarcyclus
is. als we alle mogelijke variaties
per soort buiten beschouwing la
ten, vrij eenvoudig. Uit een over
winterd ei komt een vleugelloos
vrouwtje, de stammoeder van de
nieuwe bladlulsvestiging. Die legt
onbevruchte eitjes, waaruit jongen
komen die na acht tot tien, maar
meestal na twintig dagen volwas
sen zijn en dan ongevleugelde
vrouwtjes zijn geworden. Deze zijn
de maagdelijke moeders van een
derde generatie van vleugelloze
vrouwtjes. Dit kan zo doorgaan tot
in de nazomer, als de jongen zich
ontwikkelen tot gevleugelde man
netjes en vrouwtjes. Na de paring
leggen de gevleugelde vrouwtjes de
bevruchte eieren op beschutte
plekken op de voedselplanten en in
de volgende lente komen uit die
wintereieren de nieuwe stammoe
ders voort.
Een rozebladluis van dichtbij
ge reeks generaties zonder manne
tjes is dat alle dieren vrouwtjes
zijn, dat dus alle dieren eieren leg
gen en dat door het ontbreken van
de „nutteloos geworden" mannet
jes geen individuen verspild wor
den. Het streven van het schep
pingsplan voor bladluizen is klaar
blijkelijk gericht op een zo snel
mogelijke verovering en economi
sche uitbuiting van de voedsel
plant. Om dit te bereiken zijn er
soorten, waarvan de vrouwtjes
geen eieren meer leggen, maar de
jongen kant en klaar ter wereld
brengen, wat een aanmerkelijke tij
dwinst betekent. Hoewel het aantal
jongen dat één bladluis voort
brengt, maar klein is, gaat de ver
meerdering verbluffend snel, dank
zij de korte rijplngstijd van elk dier
en het feit dat elke luis zich voort
plant. De vergelijking dringt zich
op met het legendarische schaak
bord, waarop in elk vakje steeds
het dubbele aantal graankorrels
werd gelegd. De Engelse entomo
loog Buckton berekende dat de
theoretische nakomelingschap van
een enkele stammoeder in driehon
derd dagen het astronomische ge
tal van 17 X 10M of te wel
17.000.000.000.000.000.000.000.000.
000.000 (17 quintiljoen) kan berei
ken. Dit komt hierop neer dat de
bladluizenmassa een laag van een
kilometer dikte over de hele aar
doppervlakte zou vormen. Dat de
wereld toch nog steeds bewoon
baar is, danken we aan het leger
van natuurlijke vijanden die deze
insekten naar het leven staan. Ook
is het klimaat nooit gedurende
driehonderd dagen van het Jaar op
timaal voor de ontwikkeling van
bladluizen, zodat de voortplanting
vaak afgeremd wordt.
Bij een zo snelle vermeerdering
treedt naturrlijk al na een paar
generaties voedselgebrek op onder
de luizen die elkaar op de plantver-
dringen, te meer omdat de Jongen
zich in de buurt van de moeder
vastzuigen. In dat geval wordt de
reeks vleugelloze moeders onder
broken en komt er een generatie
van gevleugelde vrouwtjes, die die
nen om het gebied van de soort uit
te breiden en uit te zwermen naar
andere voedselplanten, waar ze
zich weer zonder vereniging met
mannetjes voortplanten. Op som
mige mooie, windstille dagen zie Je
ze als duizenden pluisjes in het
zonlicht zweven. Hun vliegen be
staat vooral uit in de lucht blijven
en zich laten meevoeren door lucht
stromingen. Vandaar dat tocht
„luizen op de planten geeft".
Een gevleugelde berkebladluis
Gevleugelde zwarte luizemoeders met hun kroost.
Dit keer prijkt boven de rubriek de naam van een onvergetelijk
middeleeuws probleemcomponist, die in de schaakliteratuur zal
blijven voortleven. De actuele reden is echter, dat ter gelegen
heid van de 75e verjaardag van Meindert Niemeijer een (eestbun
del verscheen onder de titel „Bonus Socius" (Uitgave Kon.
Bibliotheek, 296 pagina's, 30.
Deze titel is welgekozen, want als
oorspronkelijk verzamelaar en
schenker van het grootste deel van
de wereldberoemde, schaakbiblio
theek van de „Koninklijke" (Meer
dan 15000 delen) kan hij het best
geéerd worden met een ook voor
hem symbolische naam. Als compo
nist van 550 problemen moet Dr.
Niemeijer zich met zijn oude voor
ganger altijd verbonden gevoeld
hebben, maar ook als auteur van
meer dan dertig geschriften en veer-
Ug artikelen over problemen en
schaakgeschiedenis kan hij niet be
ter dan met deze typerende naam
gewaardeerd worden. Met Max Euwe
is hij het, die de Nederlandse naam
in de wereldschaakliteratuur hoog
houdt.
De bundel is iets voor fijnproevers:
meer dan dertig zeer deskundige ar
tikelen over geschiedenis, problema
tiek, literatuur, prenten, emblemen
en zelfs een artikel over achttien
publikatles van medische tests on
der schaakspelers! Uit een der publi
katles van de Jarige ontlenen wij het
volgende probleem.
Dr. M. NIEMEIJER
Majesteitsschennis, 19J1
SCHAKEN
Ld3 Pf6 (Tot voor kort speelde men
uitsluitend Pc6 of Lc5) 6. 0-0 d6 (d5 7.
e5 Pfd7? 8. Pe6: te 9. Dh5t gè 10. Lg6:
t).
7, c4 Le7 8. Pc3 0-0 9. De2 Pbd7 10. f4
Dc7 11. Khl b6 12. Ld2 g6? Zwart wil
na Tael met e5 de mogelijkheid van
Ph5 hebben. De verzwakking van de
rokadestelling zal echter voelbaar
Zijn. 13. Tacl Lb7 14. b4! Tac8 15. a3
Db8 16. Pf3 Tfe8 17. Teel Lf8 18. Pg5!
h6?
Stelling na 18. ...h67
JL
A
t
s
H 0
iAÜi
Bi
1
Mat in twee zetten.
Dat hier de witte koning een zet
moet doen, is duidelijk. Want anders
zou na 1.... Df5 geen mat op de vol
gende zet te vinden zijn. Maar de
koning heeft acht velden ter be
schikking. Slechts één is Juist!
Siciliaans.
De Siciliaanse verdediging is een der
scherpste openingen. Zelden eindi
gen partijen hiermee in remise. Het
nadeel ls, dat men de vele, uitgebrei
de varianten wel goed moet kennen!
De eerste partij werd onlangs in
Plowdiw gespeeld, de tweede in
Bagneux.
COMMONS-PEJEW.
1. e4 c5 2. Pt3 e6 3. d4 Cd4 4. Pd4: a6 5.
Nu volgt een stormachtige aanval.
Lg7 was beter geweest. 19. Pf7:ü Kf7:
20. e5 Pg8 21. Dg4 Pe7. Schijnbaar is
alles in orde. Pf5 dreigt! 22. Lg6:!
Pg6: 23. f5 Pde5: (Pge5: 24. fet) 24.
feö:! Ke7 (Kg7 25. Te5:! de 26. Tf7t)
25. Dg6:ü (Het derde offer beslist:
Pg6: 26. Tf7t Kd8 27. Td7 mat) Kd8
26. Te5:! de5 27. Lh6:! Tc4. (Lh6: 28.
Tdlt) 28. De8:t! Ke8: 29. Tf8:t Ke7
30. Tb8: Lc6 31. Pdl b5 32. Kgl Ke6:
33. Tb6. Opgegeven.
OBRADOVID-GIFFORD
1. e4 c5 2. Pf3 e6 3. d4 cd4 4. Pd4. Pf6
5. Pc3 d6 6. g4 a6 7. Lg2. Waarschijn
lijk niet het beste! Direct 7. g5 had
moeten gebeuren. 7. Dc7 (Pc6!) 8.
g5 Pfd7 9. h4 Pc6 10. h5 Pb6 11. Pc6:
(11. Le3? Pc4. Hier blijkt het nadeel
van Lg2) bc6 12. De2 a5 13. b3 a4 14.
Le3 Le7 15.14 f6 16. h6 g6 17.15!? !g5
18. tg hg 19. Df2 Pd7 20. Ld4 e5 21.
Le3 ab 22. cb Pf8 23. Lfl Pe6 24. Lc4
Ld8. Tegen 25. H7 gericht. 25. 0-0-0
Pf4 26. h7 Th7: 27. Th7. Dh7: 28. Td6:
Dc7 29. Lc5 (29. Tc6? Dc6: 30. Lb5
Db5: 31. Pb5: Pd3t> Le7 30. Dh2 Lh3!
(Ld6:? 31. Dh8t) 31. Tc6: Dc6:! 32.
Lb5 Db5: 33. Pb5: Tc8 34. Kbl (34. b4
Lc5: 35. bc Tc5:t) Tc5: 35. a4 g4 36.
Dg3 Lg2 en zwart won.
OPLOSSING PROBLEEM:
1. Kb3! Dg8t 2. Te6 mat. Of 1... Dg7:
2. Te7 mat.
LUDEK PACHMAN
AO-bockje 1675: Honderd jaar Wim
bledon, door Wessel Oudwortel. Uitg.
Stichting IVIO, Lelystad. 20 blz. -
1,75.
Bij uitgeverij Unieboek te Bussum
verschenen: De kim blijft altijd ver,
roman van T. Horsten, waarin bet
leven van een kustvaartkapitein
wordt beschreven (204 blz. - 24,50)
en Het raadsel van de Wadden, ro
man van E. Childers, rond de eeuw
wisseling geschreven en in Engeland
regelmatig herdrukt. Voor Nederland
de eerste druk in de vertaling van ir.
H. C. Bakker. (264 blz. - 24,50).
VSn uitgeverij Riviere en Voorhoeve
te Zwolle zijn de boeken: Neuralthe-
Oplossing opgave nr. 604
Bijgaande figuur vertoont de oplos
sing, waarin de omcirkelde „6" ook
een „3" kan zijn. Dit kost mij heel
wat punten, want terecht achtten de
oplossers dit een schoonheidsfout!
696 8 5 4' 5 9 695 378
01 626 60} 428 913 6
7 116 953 477 856 7 6
458 7 3 5 §U4 925 371
5 9 1 7 4 6 2©9 6 6 7 2 13
34 5 7 9 980 447 &b9 9
1 698 592 954 221 49
764 184 362 914 892
422 215 479 99 7 406
44 528 20.7 619 522 3
4 556 254 162 530 b 5
985 617 779 604 515
•„Een bijzonder leuke puzzel, die
vooral zijn charme vindt in de een
voud van vinding en de menigvuldig
heid van puzzeluren, die er in gaan
zitten," verklaart de heer J. van
Voorndveld (139) te Haarlem. Maar
de heer G. van Surksum (25) te Bar-
neveld is minder tevreden: „Waarde
ringscijfer 5: het vele rekenwerk is
toch wel hinderlijk af en toe". Ir. P.
G. Sinla te Harmeien vraagt, hoeveel
verschillende getallen kunnen wor
den verkregen als de getallen 100 tot
en met 999 door Max worden gefac-
toriseerd en die factoren dan nieuwe
getallen opleveren. Dit aantal be
draagt 323 met 100 als laagste en
2261 als hoogste uitkomst. De dicht
werken waren niet van de lucht. Zie
hier het wrochtsel van de heer R.
Conradie (43) te Heerhugowaard:
U hebt ons nu wel met wat moois
vereerd! Als een computer heb ik mij
geweerd. Al ging het menigmaal ver
keerd, een nieuwe rekenwijs heb ik
geleerd, maar ook mijn moeiten
zijn met één vermeerd. Ik vind het
met een acht goed gewaardeerd.
Het gemiddelde waarderingscijfer
bedraagt 8,95; verkregen uit: 5
(1,0%), 6 (3.1%), 7 (7,1%), 8 (21,0%), 9
(25,0%), 10 (42,8%). De ladder staat
boven 241 punten, met als prijswin
naars: 1) A. Gelderloos, Regentesse-
laan 18, Veenendaal (7e maal): 2)
Mevrouw H. M. Kuiper-ter Mul.
Zutphenseweg 192, Eefde (4e maal);
3) A. Pruijs, Dorpsstraat 88, Bun
schoten (2e maal); 4) Ir. P. G. Sinla,
Dammolen 88, Harmeien.
Rectificatie NPMP 205. Ditmaal is
niet de zetter maar ben ik de schuldi
ge. In probleem II staat „Ferdinand"
vermeld. Dit moet „Frits" zijn. Mijn
oprechte verontschuldiging!
Mr. G. van Vorden
De komende week staat nog geheel
in het teken van het Internationaal
Scholten-Honig damtoemooi, dat
naast wereldkampioen Wiersma nog
vele andere grootmeesters heeft aan
getrokken voor het tweejaarlijkse
spektakel. Naast de Rus Wladlmir
Kaplan, die nu in Italië woont, de
Fransman Hisard en de Amerikaan
Smith zijn ook de talentvolle Neder
landers Jansen, Van der Borst en
Clerc van de partij. Vooral Clerc, die
twee jaar geleden het toernooi won
vóór Wiersma, zal gebrand zijn op
een overwinning, omdat die hem het
recht geeft in het wereldkampioen
schap 1978 uit te komen.
Aangezien uw redacteur helaas niet
bij het toernooi aanwezig kan zijn,
zult u enige weken moeten wachten
alvorens u de mooiste partijen voor
geschoteld krijgt, maar ik ben er nu
al van overtuigd, dat het de moeite
waard zal zijn. Ik ben benieuwd wat
coming-man John van der Borst zal
laten zien.
Veel dammers grijpen de vakantie
weken aan om wat aan studie te
doen. Persoonlijk snuffel ik wat in
oud materiaal en heel toevallig liep
ik een vijf jaar oude oefenpartij te
gen het lijf. waarin mijn tegenstan
der het slachtoffer werd van een leu
ke lokzet, een thema, dat over twee
weken iets uitgebreider zal worden
behandeld.
1: 32-28 18-22 2: 37-32 12-18 3: 41-37 7-12
4: 46-41 1-7 5: 34-30 20-25 6: 30-24 19x30 7:
35x24 14-20 8: 33-29 22x33 9: 39x28 18-22
10: 38-33 10-14 11: 42-38 16-21 (volgens
de experts het sterkste antwoord).
12: 31-26 11-16 13: 37-31 7-11!? De
kracht van deze zet ls mij niet hele
maal duidelijk, maar dat ook 21-27
problemen kan opleveren leert on
derstaand fragment uit een simul-
taanpartij van niemand minder dan
Ton Sijbrands tegen Schotanus,
toen nog een van de sterkste spelers
van Nederland: 13:.... 21-27 14: 32x21
16x27 15: 47-42! 14-19 16: 40-35 19x30
17: 35x24 5-10 18: 42-37 10-14? De
beslissende fout! Aangewezen is 6-11,
waarna de aanval op schijf 27 niet
loopt en wit vroeg of laat moet be
sluiten tot 38-32x32, waarna zeer in
teressant spel ontstaat. 19: 37-32 14-
19 20: 32x21 19x30 21: 29-23 7-11 22:
41-37 11-16 (zwart moet wel Iets doen
aan de dreiging 37-32-27!) 23: 37-32
16x27 24: 32x21 20-24 (zie diagram 1).
zwart (14)
DAMMEN
9
- -j
«1
9
•j
|A
m
Q
Bl
Q
O
G?
Q
Q
wit (14)
Het lijkt erop, dat zwart zeer goed
staat en winst een kwestie van tijd ls,
maar niets is minder waar en Sij
brands zal dat overduidelijk aanto
nen. De zwarte aanval op wits korte
vleugel stelt niets voor, daar wit een
IJzersterke verdediging heeft in de
formatie 48, 49, 50, terwijl zwarts (zie diagram).
korte vleugel bijzonder onvoordelig
opgesteld is.
25: 38-32 13-18 (gedwongen) 26: 32-27
en zwart werd uiteindelijk inge
maakt.
In het vijf jaar oude oefenpartijtje
ging het als volgt verder: 14:41-37 4-10
15: 43-39. Ook wit speelt niet op z'n
sterkst, maar de bedoeling ls niet
zwart aan zijn korte vleugel op te
sluiten, maar hem te verlokken tot
21-27
15:21-27 16: 32x21 16x27 17: 40-34 11-
16 18: 44-40 Meestal wordt in een
dergelijke situatie automatisch 45-
40 gekozen. Maar hier heeft de tekst
zet wel degelijk een diepere strek
king, die u straks duidelijk zal wor
den. Toch dient gezegd te worden,
dat de witspeler enigszins speculeert
op de angst van zijn tegenstander,
want direct aanvallen op schijf 24
biedt zwart niet geringe kansen.
18:16-21. Deze zet is natuurlijk
niet verantwoord, want wit kan posi
tioneel waarschijnlijk wel winnen
met de passieve actie 40-35 en op 14-
19, 35-30 hetgeen doet denken aan de
actie, die ik in het Europees kampi
oenschap in 1974, tegen Oantwarg
had kunnen uitvoeren. In het ver
loop speculeer lk op het volgende: 19:
28-23
o
•i
a
Q
y
S
0
G
-
(G
Q'
wit (17)
Zwart kan nu eenvoudig een schijf
winnen met 14-19, maar hieraan kle
ven enige bezwaren. Zo staat zwarts
korte vleugel bijzonder ongunstig
opgesteld en het was mijn bedoeling
met 47-42, 49-44 en tenslotte de door
stoot 29-23 het zwarte centrum aan
te vallen en zodoende een schelding
teweeg te brengen tussen zwarts lin
ker- en rechterflank om vervolgens
met 33-28 de schijf terug te winnen
en te profiteren van zwarts korte
(zwak opgestelde) vleugel. Partijver
loop: zwart neemt de volgende ver
rassende combinatie, die echter ver
liest:
19:....12-18 20: 23x12 13-19 21: 2x4 8-13
22: 4x18 22x13 23: 31x11 6x8 24:26x17 25-
30 25: 34x25 8-12 26: 17x19 14x41 27:
25x14 10x19 en zwart heeft bijna een
dam voor twee schijven, maar wit
heeft verder gekeken. 28: 36-31 41-16
29: 33-28 46x23 40: 40-34 23x40 31: 45x34.
Een leuke lokzet. die echter minder
moeilijk is dan het er uit ziet
Frank Drost
rapie, door P. Dosch. Het boek gaat
over behandeling die via de renuwba-
nen op het lichaam inwerkt. (110 blz.
15,90) en Bestevaer, de geschiede
nis van Michiel Adriaanszoon de
Ruytcr door K. Norel (207 blz. -
16,90).
De vier sergeants, oorlogsroman van
Zeno. Uitg. Hollandia, Baarn 247 blz.
- 18,50.
De terugkeer van Sherlock Holmes,
door Sir Arthur Conan Doyle. De
complete Sherlock Holmes. Inleiding
van A. Wilson. Uitg. Contact Amster
dam. 331 blz. 26,50.
Gekwelde grond, Schouwcn-Duive-
land in ramp en herstel. Geheel her
zien door C. P. Pols. Opnieuw uitge
geven door De Zeeuwschc bockhan
del en uitgeverij, Zierikzce. 342 blz. -
58,75.
Er was eens een oud vrouwtje, een
oud verhaaltje opgeschreven en geïl
lustreerd door Tjeerd Bottema. Uitg.
Jansraa, Buitenpost. 14 blz. 3,75.
Eric Twinamc: „De regels van hel
wedstrijdzeilen 1977-1980". Uitgave
van Hollandia Baarn. 146 blz., prijs
18,50.
Ruim honderd pagina's van dit
reeds veel verkochte handboek, in
middels in vier vertalingen uitgeko
men, zijn gewijd aan praktijkgeval
len die zich bij het wedstrijdzeilen
voordoen. Van de meest eenvoudige
tot de Ingewikkeldste. Honderdvier
enveertig tekeningen begeleiden de
tekst, waarin de auteur (lid van de
zellraad van de Royal Yachting As
sociation) er in is geslaagd de echte
vaktermen in een begrijpelijke
spreektaal over te zetten. De letter
lijke tekst van het wedstrijdregle
ment ls achterin opgenomen. Wie
overweegt aan wedstrijden deel te
nemen, doet er goed aan dit boek,
dat tevens een handig naslagwerk
is. aan te schaffen. En kennis te
nemen van niet minder dan 78 arti
kelen, gevolgd door zes aan
hangsels.
Rubriek kinderboeken
In Oertle Evenhuls' rubriek over
kinderboeken In onze krant van gis
teren ls door een misstelling een
alinea onbegrijpelijk geworden. WIJ
laten hier het verminkte gedeelte
opnieuw volgen zoals het had beho
ren te zijn. „En misschien wordt de
volwassen literatuur ook wel enorm
overschat. Jan Blokker schreef eens
dat de kinderlectuur uitsluitend en
alleen als derivaat van de volwas-
senlectuur te beschouwen valt."