Jullie bezitten de muziek,
wij maken hem, zei Shepp
ubens, de geweldenaar
Over namaak diepzinnigheid
ERDAG 9 JULI 1977
KUNST
15
Fourment, een oudere zuster van Rubens' tweede echtgenote
Deze tekening van een geknielde man is een van de twee bekende studies voor
de man, die op het schilderij 'Abraham en Melchisedek' een bronzen wijnkan
G. Kruis
28 juni was het 400 jaar
den dat Peter Paul Rubens
oren werd. En dat feit
It, zoals onze Zuiderburen
zo treffend kunnen uit
en, met „gepaste luister"
rd. Dat sluit overigens een
|e gemoedelijke feestelijk-
,niet uit: in veel etablisse-
schenken ze bijvoor-
ld speciaal Rubens-bier in
■tciale Rubens-glazen en ook
e andere takken van de nij-
_e Belgische middenstand la-
zich bepaald niet onbe-
gd.
>ral in Antwerpen, waar ook de
este exposities van en over zijn
irt worden gehouden met als
feepunt de grote overzichtsten-
■stelling in het daarvoor hele-
m opgeknapte Koninklijke Mu-
tti voor Schone Kunsten: niet
ider dan 109 schilderijen en olie-
(schetsen en 64 tekeningen. Een
eke gebeurtenis, want het zit er
in, dat er ooit nog eens zo veel
ken van Rubens tegelijk getoond
en kunnen worden. Er zijn name-
steeds meer museums die in ver-
d met de al maar groter worden-
risico's geen schilderijen meer uit
en en ook de kosten van de verze-
Ing in dit geval zo'n 150 miljoen
den worden veel te hoog om
te kunnen dragen.
Rubens, die, zoals G. Knuttel Wzn in
zijn destijds befaamde boek „De Ne-
derlandsche Schilderkunst van Van
Eijck tot Van Gogh" (1938) nog
schreef, leider is van een groots be
drijf „waarbij hij buitengewoon
sterk het stempel van zijn persoon
lijkheid drukt op de talloze werken,
die naar zijn meer of minder uitvoe
rige ontwerpen, aanwijzingen en
voorstudies door de gezellen, waar
onder belangrijke kunstenaars, uit
gevoerd worden".
Dat is inderdaad het beeld zoals ve
len dat ook vandaag de dag nog van
Rubens voor ogen hebben. Een zwie
rig gekleed, hoofs man, die tussen
zijn drukke diplomatieke werkzaam
heden in, als een dirigent een orkest
van schilders leidde.
Legende
De laatste decennia is men daar an
ders over gaan denken. Dr. van Puy-
Van het een kwam het ander: een
neef van zijn eerste vrouw Isabella,
Jan Brant, die een vertrouweling was
van prins Maurits, trachtte contact
te leggen met de aartshertog Albert
en de Infante Isabella om te komen
tot een overeenkomst met de Spaan
se Nederlanden. Als hofschilder had
Rubens toegang tot het hof te Brus
sel en daar bracht hij dan verslag uit
van zijn gesprekken met Brandt bij
een ander familielid, Pieter Peckius,
die weer een raadsman was van de
Infante. Door die familierelaties
werd de kunstenaar als onderhande
laar in staatszaken betrokken. Zijn
grote doel wat dat betreft, de vrede
met de Verenigde Provinciën, heeft
hij niet kunnen bereiken, maar zijn
zending aan het Engelse hof had
daarentegen zoveel succes, dat hij in
1630 door Karei I zelfs tot ridder
geslagen werd.
Het ging zelfs zo ver, dat hij in dat
zelfde jaar als een van de drie kandi-
als velde bijv. schreef in 1965 dat Ru- daten voor de functie van ambassa-
bens zeker de onbetwistbare leider
was van de kunstenaars die hem
omringden. Maar daaruit, aldus Van
Puyvelde, moest je niet afleiden dat
hij zich geroepen voelde op te treden
als gids of leraar: „We weten nu
genoeg over hem om te mogen ver
klaren (niet: veronderstellen) dat hij
zich niet inliet met het opleiden van
leerlingen en dat het zo veel bespro-
deur van Spanje in Londen werd
voorgesteld. Maar dat ging niet door
omdat toen in 't algemeen gevonden
werd, dat je een schilder, een am
bachtsman dus, eigenlijk niet de ti
tel Minister des Konings kon geven.
Vandaar wellicht zijn aanvrage, in
1631, tot opname in de adelstand. Er
bestaat een document waarin daaro-
ken werkhuis waar hij omringd was ver advies wordt gegeven door Don
>ens woonde en werkte het belan-
kste deel van zijn leven in Ant-
pen, maar hij werd in Duitsland,
liegen denkt men, geboren. Zijn
er, Jan Rubens, een Antwerpse
epen, had die stad om politieke
men moeten verlaten. Trouwens,
in Duitsland kreeg hij het moei-
zo heeft hij een tijdlang opgeslo-
gezeten in de Dillenburg, omdat
een verhouding had gehad met
van Saksen, de toenmalige
tgenote van prins Willem van
nje. Het heeft zijn vrouw Maria
>elinckx bijzonder veel moeite en
ral veel geld gekost om haar
Is hij zichzelf in zijn brieven
mde „onweerdige" man vrij te
gen.
vestigden zich daarna in Keulen
toen Jan Rubens daar in 1587
keerde Maria met haar kinde
naar Antwerpen terug. Na een
d bij Tobias Verhaecht, Adam
Noort en tenslotte bij Otto van
;n werd Peter Paul Rubens daar
.598 opgenomen in het St. Lucas-
le: de glorieuze loopbaan van Ru-
de geweldenaar, was be
door een aantal medewerkers, tot de
legende behoort. De meester be
schikte alleen over één of twee hel
pers wij kennen hun namen die
te zorgen hadden voor het voorberei
den van panelen, doeken, paletten
en penselen."
Geen echte leerlingen dus, maar zijn
invloed was enorm. Zelfs die andere
gigant, Rembrandt van Rijn kwam
daar kennelijk niet onderuit. Het
kèn niet alleen toeval zijn, dat hij,
juist na Rubens' bezoek aan Holland
(in 1627) tot veel grotere formaten en
een machtiger conceptie kwam, dan
ooit tevoren het geval geweest was.
Veel van zijn reizen maakte Rubens
overigens niet als schilder, maar als
diplomaat. Zijn oeuvre in ogen
schouw genomen, kun je je er met
recht over verwonderen, dat deze
kunstenaar naast zijn toch overstel
pend drukke artistieke bezigheden,
nog tijd kon vinden voor staatsza
ken. Maar niet over zijn aanleg en
geschiktheid daarvoor: hij had zich
in zijn kunst immers al doen kermen
als iemand, die zijn medemensen
snel doorzag (en kon beïnvloeden) en
ook als een uiterst scherp waarne
mer van het menselijk gedrag. En
aan de andere kant zijn de contac
ten, die hij in de „grote wereld" had
uiteraard ook van bijzonder veel be
lang geweest voor zijn carrière als
schilder.
Inigo de Brizuela, bisschop van Se
govia en voorzitter van de Opperste
Raad van Vlaanderen. Als gunstige
redenen werden o.m. opgegeven Ru
bens' faam als schilder in geheel
Europa, het feit dat hij afstamde van
eerbare ouders, zijn kennis van de
letteren en de geschiedenis, zijn on
derlegdheid in vele talen en de luis
ter van zijn levenswijze.
Pathetisch
De manier waarop wekt bij ons
(op bepaalde terreinen) nuchtere
twintigste eeuwers en Noorderlingen
bovendien, misschien meermalen de
gedachten op aan de opera: de mu
ziek blijft je boeien, terwijl je de
meestal nogal theatrale libretto's op
de koop toe neemt. Zo zou je ook
Rubens kunnen zien. Je bewondert
de technische middelen, de boeiende
perspectieven, de gewaagde verkor
tingen, maar het kan je anderzijds
toch ook meermalen de indruk ge
ven van bepaalde effectmatigheid:
het lijkt te veel gespeeld, de bewo
genheid grenst zo vaak dicht aan
pathos, het gevoel aan sentiment.
Maar Rubens is niet alleen de schil
der van het over enorme doeken kri
oelende forse, vooral vrouwelijk
naakt, je kunt in Antwerpen ook
vele diepgaande, indringende por
tretten zien, niet zelden ten voeten
uit, de prachtige landschappen uit
de laatste periode van zijn leven (die
enerzijds aan Bruegel, maar soms
ook aan de schilders van Barbizon
doen denken) en vooral niet te verge
ten zijn prachtige verfijnde tekenin
gen. Tot 30 september.
Nog even, in 't kort, de andere ten
toonstellingen: tot 20 september in
het Hessenhuis. Falconrui 51 een di
dactische Rubenstentoonstelling;
tot 19 september, in de St. Jacobs-
kerk „Kunstwerken uit de eeuw van
Rubens in Antwerpse kerken en
kloosters"; tot 25 september in het
Archief en Museum voor het Vlaam
se Cultuurleven, Minderbroeders-
straat 22 „De roem van Rubens"; en
tot 18 september in het Provinciaal
Museum voor Kunstambachten
„Het Sterckshof", Hooftvunderlaan,
Deurne „De mode in Rubens tijd".
door Rud Niemans
„Jazz, improvisatie en organi
satie van een groeiende min
derheid" verscheen als een 270
pagina's tellende paperback
van de hand van Volkskrant
criticus Rudy Koopmans bij
de Socialistische Uitgeverij
Amsterdam, 18,75).
In zijn inleiding stelt de auteur vast,
dat de specifieke jazzliteratuur in
ons land dun is gezaaid. Voor het
buitenland geldt hetzelfde, de ge
schiedschrijving van de Jazz werpt
alleen dan een nieuw licht op de
zaak, wanneer de sociaal-maat
schappelijke aspecten worden uit
gediept, de reflectie van het wereld
gebeuren op deze muziek geanaly
seerd en met name de ontwikkelin
gen van de 70er jaren eens overzich
telijk op een rijtje worden gezet,
terzijde van alle overbodige ballast.
Koopmans laat er terzake van de
teneur van zijn boek geen twijfel
over bestaan, dat het accent valt op
de actuele, geïmproviseerde muziek,
waarin verstarring en het gesettelde
stilisme een vloek is. Individueel of
in gegroepeerd verband houdt men
de muziek in voortdurende bewe
ging, door en herwaardering van
theorieën en normen, waarbij rit
miek, sound, samenspel via nieuwe
improvisatietechnieken een geheel
andere functie en verhouding tot
elkaar gaan krijgen. Koopmans' ei
gen aandeel bepaalt zich vooreerst
tot een beknopte, maar gedegen
schets van die voorgeschiedenis,
een hoofdstuk culminerend in een
signalement van de recente ople
ving van de jazz in New York, be
lichaamd ook al op de omslag van
het boek door de Jonge tenorsaxo
fonist David Murray. Later, in de
hoofdstukken 4 en 5 komt de Neder
landse scene uit de verf, waarin de
auteur pas een merkbaar sympathi
serende toon laat doorklinken, wan
neer hij toe is aan de periode 1968 -
naar nu.
Verzelfstandiging
De verzelfstandiging van onze klei
ne jazzwereld voltrekt zich dan,
wordt uit nood geboren, in een tijd
van benauwende podia-malaise en
een flagrant gebrek aan speelgele-
genheden. De Instant Composers
Pool ontstaat, er komen muziek-po-
litieke acties (niet alleen op Jazzge-
bied trouwen), de Stichting Jazz in
Nederland wordt door de musici zelf
overgenomen.
De BIM-vakbond gaat v'oorop in een
professionele aanpak van het subsi
diebeleid van de overheid, het mu
ziektheater schept, dankzij de im
pulsen van een Willem Breuker, aan
vullende werkgelegenheid en er ont
brandt een nog altijd onopgelost
conflict met de Hilversumse om
roep. Daar leeft men in de ban van
luisterdichtheidscljfers en onder
maatse honoreringen. Voor al die
luidruchtige improvisatoren worden
de studiodeuren dichtgeknald.
De door vele vertalingen van het
begrip „commercie" geleide platen
firma's staan al evenmin met con
tracten te zwaaien en de jazz-fan die
iets recents in huis wil halen, wendt
zich óf tot door musici zelf gerunde
produkties (w.o. ICP, BV Haast), of
schaft zich de „Wlldflower" loftjazz-
serie aan middels een gang naar het
BIM-Huis, waar mobiele platenboe
ren ze op hun wenken bedienen.
Koopmans rondt dit onderwerp af
met luistervoorbeelden (leuk als je
de platen hebt, adressen, practische
tips.).
Terecht en analoog aan een literaire
classic als „Hear me talkin' to ya"
laat Koopmans tenslotte een reeks
merendeels Nederlandse musici aan
het woord, die hun stempel op de
hedendaagse scene drukken. Een
staalkaart van verbale egocentrie.
kritische meningen over eens be
wonderde, nu versmade Amerikaan
se collega's met een soms in navran
te terminologie verpakte stoerheid,
die de interviewer (Koopmans) en
vervolgens de argeloze lezer moet
overtuigen van de ademstokkende
plicht, je tijd vooruit te blijven.
Ergens verwijt de gedachten-sprin
gerige Han Bennink de schrijver,
een 'kick' te hebben om "ólles jofel
te vinden." Wel, zolang dat een eer
lijke kick is, kan ik dat Koopmans
ook aanwrijven en er tegelijk vrede
mee hebben. Muziek gaat recht
streeks naar het oor. niet via het
pleidooi van het geschreven woord,
hoe kundig ook. Met andere woor
den, Koopmans kan mij een warme
genegenheid voor de „power" van
Frank Wright niet aanpraten. Ligt
dat nou aan de tenorist of aan mijn
ingebouwde luisterbarrière? Som
migen bouwen deze ontsnappings
clausule in: leuk om er over te lezen,
als ik er maar niet naar hoef te
luisteren." Tja Koopmans heeft
wèl geluisterd en een gedegen boek
over „ze" geschreven, dat mikt op
een meer dan flauwe interesse voor
het jazzgebeuren.
Grimmige waarheid
De inside-informatie over de Ameri
kaanse (free)jazzscene koos Koop
mans 2 vertaalde essays uit werk
van Frank Kofsky (Black nationa
lism and the revolution in Music) en
A. B. Spellmann (Ornette Coleman s
levensverhaal uit „Four lives in the
bebop-buslness." Ze staan centraal,
coveren van het boek.
Kofsky's betoog dient 3 maal daags
hardop voor de spiegel te worden
gelezen door een ieder die de witte of
zwarte jazzwijsheid meent in pacht
te hebben. Veel jazzboeken stonden
stijf van de sterke verhalen. De
grimmige waarheid over de nogal
racistische machtsstrukturen. die
toen en nu nog de zwarte Jazzmuzi
kant in de VS kortwieken of brutaal
weg beroven van het recht de eigen
cultuur uit te dragen, er nieuwe wen
dingen aan te geven, werden en wor
den vaak verdoezeld met een of an
der bluespatroon dat zonodig moet
worden uitgelegd. Kofsky maakt zin
voor zin verademend helder en met
chirurgische doortastendheid dui
delijk, welke machtsbolwerken door
blanken worden beheerst en mis
bruikt om de Parkers en andere Joe
Blow's in het gareel te houden: de
jazzkritiek, de clubs, de platenmaat
schappijen. de impressariaten etc.
Hij laat het Archie Shepp nog eens
zeggen: „Jullie bezitten de muziek,
wij maken hem Nog een citaat:
„men kan waarschijnlijk veilig stel
len, dat er meer zwarte vernieuwers
van betekenis geweest zijn op wille
keurig welke 2 instrumenten, dan er
blanken geweest zijn op alle instru
menten samen." Even verderop:
de zwarte man, op hetzelfde mo
ment vereerd als een artiest, begif
tigd met het grootste scheppende
vermogen en in de goot geschopt als
een nikker." Het Spellmann-essay
over Coleman sluit hier Inhoudelijk,
in ogenschijnlijk mildere termen,
nauw bij aan. Toen Ornette in New
York dan eindelijk volle zalen trok.
kwam Brubeck hem opvolgen, voor
gehalveerd publiek, maar met het
drievoudige honorarium. ..Take
five" voor de een, „take two" voor de
ander. Hoe zei Archie Shepp het ook
weer?
Archie Shepp
Zijn faam als schilderHoewel
zijn werken, bijna stuk voor stuk een
machtige, overstelpende, beweeglij- door J. van Doorne
ke, dramatische en van spanning
doortrilde indruk maken, heb ik toch
het idee, dat een deel van deze kunst Zoals vrijwel alle belangrijke
veel Noorderlingen nooit helemaal steden, heeft Napels een zeer
zal aanspreken en dat komt dan bewoeen eesohiedenis achter
vooral door die nadrukkelijk sensu- °ewogen gescmeaenis acnter
eel-pathetische visie. In de 17e eeuw ae
begon, niettegenstaande de contra-
reformatie, de wereldlijke macht van De oude Griekse kolonie Neapolis is Ouderwets
de rooms-katholieke kerk duidelijk ontstaan in de achtste eeuw voor
af te nemen om plaats te maken voor Christus en ging in 332 voor Christus
die van de vorsten. De kunst van de deel uitmaken van het Romeinse
Barok bleek toen een imponerend rijk. Ge stad en omgeving werden
middel om het tanen van die macht loter veroverd door de Longobarden
ren. Zo komen in de roman Casanova
voor, Lady Hamilton en Leopold Mo
zart met zijn beroemde zoon, het
wonderkind Wolfgang Amadeus. En
dan niet te vergeten de wereld van
de opera, met zijn zangers en zange
ressen, in het bijzonder met de ca
straten, de soprano's.
zo lang mogelijk verborgen te hou
den. Zij diende neem b.v. Rubens
enorme altaarstukken in de Ant
werpse kathedraal tot de verbeel
ding van de massa te spreken. En ze
deed dat.
bus. de godin van de liefde, samen met Bacchus en Ceres, de goden van de wijn en het koren (uit 1612).
en door de Normandiërs. Een van
hen, Roger H, nam in 1130 de ko
ningstitel aan, nadat hij Apulië en
Sicilië onder zijn gezag gebracht
had. Daarmee was het koninkrijk
Napels (het koninkrijk der beide Si-
ciliën) geboren. Het zou blijven be
staan tot 1860, waarna het deel ging
uitmaken van het zich verenigende
Italië. Evenals alle andere landen en
steden heeft het in die zeven eeuwen
veel geleden onder feodale en dynas
tieke twisten.
De stad is nog steeds een brandpunt
van cultuur, waarbij nijverheid niet
vergeten mag worden en er nog al
tijd een lompenproletariaat bestaat
(de lazzaroni) dat een belangrijke rol
gespeeld heeft in de roerige geschie
denis van Napels.
Over de laatste decennia van de
achttiende eeuw zoals die zich in
Napels heeft voltrokken, heeft de
Franse auteur Dominique Fernan
dez een roman geschreven: „Porpori-
no, of de mysteries van Napels". Het
is een lijvige roman, die in 1975 be
kroond werd met de Prix Médicis.
Het koninkrijk werd in die tijd be
stuurd door Ferdinand I, zoon van
de toenmalige koning van Spanje;
de Spaanse invloed botste met de
luchthartige, spotzieke en relative
rende geest van de Napolitanen, al
hoewel de Spaanse overheersers een
omvangrijke stoet van prinsen, her
togen en graven in het leven hadden
geroepen.
In de hier ingeleide roman maakt de
lezer kennis met het hof. de adel en
met tal van bekende Europese figu-
De opzet van de roman is ouderwets:
aan het werk gaat een voorwoord
vooraf van een fictieve uitgever,
waarin deze verhaalt dat hij tijdens
een reis door Duitsland zo fortuinlijk
was, een manuscript te vinden, ge
schreven door de laatste castraat
van Napels, Porporino geheten. De
roman wordt gevormd door het re
laas van die gesnedene, de „ik" van
het werk. Een negentiende-eeuws,
thans kinderachtig aandoend procé
dé. Is de roman een historische ro-
anan? Zo zou Je hem kunnen noe
men. Geeft hij een betrouwbaar cul
tuurbeeld? Min of meer. Maar een
historische verantwoording ont
breekt. Nu weet ik wel dat er in die
tijd krankzinnige dingen gebeurd
zijn, maar sommige van de in dit
boek verhaalde gebeurtenissen kun
nen niet op waarheid berusten. Dat
geldt vooral voor wat er zich rondom
de figuur van de verlate alchemist
Don Raimondo afspeelt.
Ik zou dan ook liever niet van een
historische roman willen spreken,
maar van een fantastische roman,
die zijn décor aan de historie ont
leent. Aan het einde wordt het werk
zelfs een gruwelboek.
Vóór Porporino gecastreerd werd,
was hij een volstrekt onontwikkeld
zoontje van een Slciliaanse boer
(lees: slaaf). Maar in zijn denken en
spreken geeft hij blijk van een on
waarschijnlijk intellectueel niveau.
Later in de roman, na een gedegen
opleiding, geeft hij er blijk van, een
slechts matig begaafd man te zijn.
Ook zijn jeugdige vriendinnetje van
vóór de chirurgische ingreep gaat
figuurlijk mank aan eenzelfde on
waarschijnlijkheid. Kort en goed, de
roman is tweeslachtig: vlees noch
vis.
Dat woord tweeslachtig brengt mij
tot het eigenlijke thema van het
werk. En dat is het verbinden van
het leven met de mythe van de an
drogyn: het twee-geslachtelijke we
zen. Naar diens lichamelijke en
geeestelijke staat zou ieder mens
ten diepste hunkeren. Een gelukzali
ge staat, die de mens door middel
van zijn (haar) erotiek vergeefs
tracht te benaderen. Die erotiek
brengt, naast genot en geluk, dan
ook veel leed en pijnlijke, span
ningen.
Nu heeft er nooit een androgyn be
staan. Toch brengt de auteur de
mythe in verband met de voorkeur
voor zijn castraat in het Napels van
toen. De castraat zou de belicha
ming zijn van dat verlangen van de
enkele mens om zowel man als
vrouw te zijn.
Waanzin
Dat lijkt mij psychologische waan
zin. Want dat castraat is geen vrouw
maar een verminkte man. Het hele
boek speelt met de foutieve gedach
te, dat de enkele mens zou hunkeren
naar zowel man als vrouw zijn. Het
tegendeel is waar. De verrukkingen
van de erotiek komen voort uit het
feit, dat de „andere" inderdaad an
ders is. De mens ervaart dat anders
zijn als een geheim, een mysterie,
dat hem of haar een groot geluksge
voel schenkt. Daarenboven door
breekt de geslachtelijke liefde op
unieke wijze de eenzaamheid van de
enkele mens.
In de roman wordt veel gediscussi
eerd over de vraag waarom men in
Napels ook de rollen van de manne
lijke helden toch bij voorkeur door
castraten liet spelen en zingen, al
hoewel toch tenoren en bassen voor
handen waren. Die voorkeur zou
dan voortkomen uit dat verlangen
naar de androgyn.
Het komt mij voor, dat dit er niets
mee te maken heeft Die voorkeur
vond zijn grond in sleur, spotzucht
en verdorven estheticisme. Dat de
aldaar heersende kerk de vermin
king van jongetjes heeft goedge
keurd en bevorderd, is een al oud
bewijs voor de stelling dat de kerk
van vóór de reformatie niet alleen
theologisch het spoor totaal bijster
was.
Er valt nog wel méér over te zeggen.
Als het waar was, dat het mensdom
hunkerde naar die staat van dub
belslachtigheid van de enkele mens.
zou dat vast niet alleen in het Na
pels van toen gestalte hebben gekre
gen. Men zou dus kunnen denken,
dat de auteur toch slechts een ze
denschildering van dat Napels heeft
willen geven. Maar ook dót is niet
waar. want de auteur is er wel dege
lijk op uit, de hele wereld en alle
tijden bij zijn hoofdtherma te be
trekken.
Goedkoop
Hij geeft zelf het bewijs. Hij laat een
van zijn hoofdpersonen in deze twee
eeuwen geleden spelende roman de
gedachte uitwerken, dat als de cas
traten niet meer het endrogyne ver
langen vertegenwoordigen, er mis
schien in latere eeuwen een Jeugd
zal opstaan die in kleding, haar
dracht en opsmuk de verschillen
tussen de beide geslachten zal
trachten te verdoezelen.
De hippies dus van onze tijd. Ik vind
dit maar een goedkoop foefje. Je
kunt als auteur in elk historische
roman op die manier profeten laten
opstaan.
Het werk is voor mij vrucht van
onrijp denken. Het ontbreekt de au
teur aan voldoende psychologische
en wijsgerig inzicht, en aan biologi
sche kennis. En zeker ook aan theo
logisch inzicht. De bijbel leert na
drukkelijk. dat de een-geslachtelijk
heid van de enkele mens door God
gewild is, opdat de mens naar zijn
bechelden aard zou delen in de god
delijke verrukkingen.
Dominique Fernandez: „Porporino,
of de mysteries van Napels". Oor
spronkelijke titel: „Porporino, ou les
mystères de Naples". Vertaald door
Jenny Tuin. Bij A. W. Bruna Zoon
te Utrecht. Paperback. Aantal pagi
na's 362 Prijs 27.50.