Jullie bezitten de muziek, wij maken hem, zei Shepp ubens, de geweldenaar Over namaak diepzinnigheid ERDAG 9 JULI 1977 KUNST 15 Fourment, een oudere zuster van Rubens' tweede echtgenote Deze tekening van een geknielde man is een van de twee bekende studies voor de man, die op het schilderij 'Abraham en Melchisedek' een bronzen wijnkan G. Kruis 28 juni was het 400 jaar den dat Peter Paul Rubens oren werd. En dat feit It, zoals onze Zuiderburen zo treffend kunnen uit en, met „gepaste luister" rd. Dat sluit overigens een |e gemoedelijke feestelijk- ,niet uit: in veel etablisse- schenken ze bijvoor- ld speciaal Rubens-bier in ■tciale Rubens-glazen en ook e andere takken van de nij- _e Belgische middenstand la- zich bepaald niet onbe- gd. >ral in Antwerpen, waar ook de este exposities van en over zijn irt worden gehouden met als feepunt de grote overzichtsten- ■stelling in het daarvoor hele- m opgeknapte Koninklijke Mu- tti voor Schone Kunsten: niet ider dan 109 schilderijen en olie- (schetsen en 64 tekeningen. Een eke gebeurtenis, want het zit er in, dat er ooit nog eens zo veel ken van Rubens tegelijk getoond en kunnen worden. Er zijn name- steeds meer museums die in ver- d met de al maar groter worden- risico's geen schilderijen meer uit en en ook de kosten van de verze- Ing in dit geval zo'n 150 miljoen den worden veel te hoog om te kunnen dragen. Rubens, die, zoals G. Knuttel Wzn in zijn destijds befaamde boek „De Ne- derlandsche Schilderkunst van Van Eijck tot Van Gogh" (1938) nog schreef, leider is van een groots be drijf „waarbij hij buitengewoon sterk het stempel van zijn persoon lijkheid drukt op de talloze werken, die naar zijn meer of minder uitvoe rige ontwerpen, aanwijzingen en voorstudies door de gezellen, waar onder belangrijke kunstenaars, uit gevoerd worden". Dat is inderdaad het beeld zoals ve len dat ook vandaag de dag nog van Rubens voor ogen hebben. Een zwie rig gekleed, hoofs man, die tussen zijn drukke diplomatieke werkzaam heden in, als een dirigent een orkest van schilders leidde. Legende De laatste decennia is men daar an ders over gaan denken. Dr. van Puy- Van het een kwam het ander: een neef van zijn eerste vrouw Isabella, Jan Brant, die een vertrouweling was van prins Maurits, trachtte contact te leggen met de aartshertog Albert en de Infante Isabella om te komen tot een overeenkomst met de Spaan se Nederlanden. Als hofschilder had Rubens toegang tot het hof te Brus sel en daar bracht hij dan verslag uit van zijn gesprekken met Brandt bij een ander familielid, Pieter Peckius, die weer een raadsman was van de Infante. Door die familierelaties werd de kunstenaar als onderhande laar in staatszaken betrokken. Zijn grote doel wat dat betreft, de vrede met de Verenigde Provinciën, heeft hij niet kunnen bereiken, maar zijn zending aan het Engelse hof had daarentegen zoveel succes, dat hij in 1630 door Karei I zelfs tot ridder geslagen werd. Het ging zelfs zo ver, dat hij in dat zelfde jaar als een van de drie kandi- als velde bijv. schreef in 1965 dat Ru- daten voor de functie van ambassa- bens zeker de onbetwistbare leider was van de kunstenaars die hem omringden. Maar daaruit, aldus Van Puyvelde, moest je niet afleiden dat hij zich geroepen voelde op te treden als gids of leraar: „We weten nu genoeg over hem om te mogen ver klaren (niet: veronderstellen) dat hij zich niet inliet met het opleiden van leerlingen en dat het zo veel bespro- deur van Spanje in Londen werd voorgesteld. Maar dat ging niet door omdat toen in 't algemeen gevonden werd, dat je een schilder, een am bachtsman dus, eigenlijk niet de ti tel Minister des Konings kon geven. Vandaar wellicht zijn aanvrage, in 1631, tot opname in de adelstand. Er bestaat een document waarin daaro- ken werkhuis waar hij omringd was ver advies wordt gegeven door Don >ens woonde en werkte het belan- kste deel van zijn leven in Ant- pen, maar hij werd in Duitsland, liegen denkt men, geboren. Zijn er, Jan Rubens, een Antwerpse epen, had die stad om politieke men moeten verlaten. Trouwens, in Duitsland kreeg hij het moei- zo heeft hij een tijdlang opgeslo- gezeten in de Dillenburg, omdat een verhouding had gehad met van Saksen, de toenmalige tgenote van prins Willem van nje. Het heeft zijn vrouw Maria >elinckx bijzonder veel moeite en ral veel geld gekost om haar Is hij zichzelf in zijn brieven mde „onweerdige" man vrij te gen. vestigden zich daarna in Keulen toen Jan Rubens daar in 1587 keerde Maria met haar kinde naar Antwerpen terug. Na een d bij Tobias Verhaecht, Adam Noort en tenslotte bij Otto van ;n werd Peter Paul Rubens daar .598 opgenomen in het St. Lucas- le: de glorieuze loopbaan van Ru- de geweldenaar, was be door een aantal medewerkers, tot de legende behoort. De meester be schikte alleen over één of twee hel pers wij kennen hun namen die te zorgen hadden voor het voorberei den van panelen, doeken, paletten en penselen." Geen echte leerlingen dus, maar zijn invloed was enorm. Zelfs die andere gigant, Rembrandt van Rijn kwam daar kennelijk niet onderuit. Het kèn niet alleen toeval zijn, dat hij, juist na Rubens' bezoek aan Holland (in 1627) tot veel grotere formaten en een machtiger conceptie kwam, dan ooit tevoren het geval geweest was. Veel van zijn reizen maakte Rubens overigens niet als schilder, maar als diplomaat. Zijn oeuvre in ogen schouw genomen, kun je je er met recht over verwonderen, dat deze kunstenaar naast zijn toch overstel pend drukke artistieke bezigheden, nog tijd kon vinden voor staatsza ken. Maar niet over zijn aanleg en geschiktheid daarvoor: hij had zich in zijn kunst immers al doen kermen als iemand, die zijn medemensen snel doorzag (en kon beïnvloeden) en ook als een uiterst scherp waarne mer van het menselijk gedrag. En aan de andere kant zijn de contac ten, die hij in de „grote wereld" had uiteraard ook van bijzonder veel be lang geweest voor zijn carrière als schilder. Inigo de Brizuela, bisschop van Se govia en voorzitter van de Opperste Raad van Vlaanderen. Als gunstige redenen werden o.m. opgegeven Ru bens' faam als schilder in geheel Europa, het feit dat hij afstamde van eerbare ouders, zijn kennis van de letteren en de geschiedenis, zijn on derlegdheid in vele talen en de luis ter van zijn levenswijze. Pathetisch De manier waarop wekt bij ons (op bepaalde terreinen) nuchtere twintigste eeuwers en Noorderlingen bovendien, misschien meermalen de gedachten op aan de opera: de mu ziek blijft je boeien, terwijl je de meestal nogal theatrale libretto's op de koop toe neemt. Zo zou je ook Rubens kunnen zien. Je bewondert de technische middelen, de boeiende perspectieven, de gewaagde verkor tingen, maar het kan je anderzijds toch ook meermalen de indruk ge ven van bepaalde effectmatigheid: het lijkt te veel gespeeld, de bewo genheid grenst zo vaak dicht aan pathos, het gevoel aan sentiment. Maar Rubens is niet alleen de schil der van het over enorme doeken kri oelende forse, vooral vrouwelijk naakt, je kunt in Antwerpen ook vele diepgaande, indringende por tretten zien, niet zelden ten voeten uit, de prachtige landschappen uit de laatste periode van zijn leven (die enerzijds aan Bruegel, maar soms ook aan de schilders van Barbizon doen denken) en vooral niet te verge ten zijn prachtige verfijnde tekenin gen. Tot 30 september. Nog even, in 't kort, de andere ten toonstellingen: tot 20 september in het Hessenhuis. Falconrui 51 een di dactische Rubenstentoonstelling; tot 19 september, in de St. Jacobs- kerk „Kunstwerken uit de eeuw van Rubens in Antwerpse kerken en kloosters"; tot 25 september in het Archief en Museum voor het Vlaam se Cultuurleven, Minderbroeders- straat 22 „De roem van Rubens"; en tot 18 september in het Provinciaal Museum voor Kunstambachten „Het Sterckshof", Hooftvunderlaan, Deurne „De mode in Rubens tijd". door Rud Niemans „Jazz, improvisatie en organi satie van een groeiende min derheid" verscheen als een 270 pagina's tellende paperback van de hand van Volkskrant criticus Rudy Koopmans bij de Socialistische Uitgeverij Amsterdam, 18,75). In zijn inleiding stelt de auteur vast, dat de specifieke jazzliteratuur in ons land dun is gezaaid. Voor het buitenland geldt hetzelfde, de ge schiedschrijving van de Jazz werpt alleen dan een nieuw licht op de zaak, wanneer de sociaal-maat schappelijke aspecten worden uit gediept, de reflectie van het wereld gebeuren op deze muziek geanaly seerd en met name de ontwikkelin gen van de 70er jaren eens overzich telijk op een rijtje worden gezet, terzijde van alle overbodige ballast. Koopmans laat er terzake van de teneur van zijn boek geen twijfel over bestaan, dat het accent valt op de actuele, geïmproviseerde muziek, waarin verstarring en het gesettelde stilisme een vloek is. Individueel of in gegroepeerd verband houdt men de muziek in voortdurende bewe ging, door en herwaardering van theorieën en normen, waarbij rit miek, sound, samenspel via nieuwe improvisatietechnieken een geheel andere functie en verhouding tot elkaar gaan krijgen. Koopmans' ei gen aandeel bepaalt zich vooreerst tot een beknopte, maar gedegen schets van die voorgeschiedenis, een hoofdstuk culminerend in een signalement van de recente ople ving van de jazz in New York, be lichaamd ook al op de omslag van het boek door de Jonge tenorsaxo fonist David Murray. Later, in de hoofdstukken 4 en 5 komt de Neder landse scene uit de verf, waarin de auteur pas een merkbaar sympathi serende toon laat doorklinken, wan neer hij toe is aan de periode 1968 - naar nu. Verzelfstandiging De verzelfstandiging van onze klei ne jazzwereld voltrekt zich dan, wordt uit nood geboren, in een tijd van benauwende podia-malaise en een flagrant gebrek aan speelgele- genheden. De Instant Composers Pool ontstaat, er komen muziek-po- litieke acties (niet alleen op Jazzge- bied trouwen), de Stichting Jazz in Nederland wordt door de musici zelf overgenomen. De BIM-vakbond gaat v'oorop in een professionele aanpak van het subsi diebeleid van de overheid, het mu ziektheater schept, dankzij de im pulsen van een Willem Breuker, aan vullende werkgelegenheid en er ont brandt een nog altijd onopgelost conflict met de Hilversumse om roep. Daar leeft men in de ban van luisterdichtheidscljfers en onder maatse honoreringen. Voor al die luidruchtige improvisatoren worden de studiodeuren dichtgeknald. De door vele vertalingen van het begrip „commercie" geleide platen firma's staan al evenmin met con tracten te zwaaien en de jazz-fan die iets recents in huis wil halen, wendt zich óf tot door musici zelf gerunde produkties (w.o. ICP, BV Haast), of schaft zich de „Wlldflower" loftjazz- serie aan middels een gang naar het BIM-Huis, waar mobiele platenboe ren ze op hun wenken bedienen. Koopmans rondt dit onderwerp af met luistervoorbeelden (leuk als je de platen hebt, adressen, practische tips.). Terecht en analoog aan een literaire classic als „Hear me talkin' to ya" laat Koopmans tenslotte een reeks merendeels Nederlandse musici aan het woord, die hun stempel op de hedendaagse scene drukken. Een staalkaart van verbale egocentrie. kritische meningen over eens be wonderde, nu versmade Amerikaan se collega's met een soms in navran te terminologie verpakte stoerheid, die de interviewer (Koopmans) en vervolgens de argeloze lezer moet overtuigen van de ademstokkende plicht, je tijd vooruit te blijven. Ergens verwijt de gedachten-sprin gerige Han Bennink de schrijver, een 'kick' te hebben om "ólles jofel te vinden." Wel, zolang dat een eer lijke kick is, kan ik dat Koopmans ook aanwrijven en er tegelijk vrede mee hebben. Muziek gaat recht streeks naar het oor. niet via het pleidooi van het geschreven woord, hoe kundig ook. Met andere woor den, Koopmans kan mij een warme genegenheid voor de „power" van Frank Wright niet aanpraten. Ligt dat nou aan de tenorist of aan mijn ingebouwde luisterbarrière? Som migen bouwen deze ontsnappings clausule in: leuk om er over te lezen, als ik er maar niet naar hoef te luisteren." Tja Koopmans heeft wèl geluisterd en een gedegen boek over „ze" geschreven, dat mikt op een meer dan flauwe interesse voor het jazzgebeuren. Grimmige waarheid De inside-informatie over de Ameri kaanse (free)jazzscene koos Koop mans 2 vertaalde essays uit werk van Frank Kofsky (Black nationa lism and the revolution in Music) en A. B. Spellmann (Ornette Coleman s levensverhaal uit „Four lives in the bebop-buslness." Ze staan centraal, coveren van het boek. Kofsky's betoog dient 3 maal daags hardop voor de spiegel te worden gelezen door een ieder die de witte of zwarte jazzwijsheid meent in pacht te hebben. Veel jazzboeken stonden stijf van de sterke verhalen. De grimmige waarheid over de nogal racistische machtsstrukturen. die toen en nu nog de zwarte Jazzmuzi kant in de VS kortwieken of brutaal weg beroven van het recht de eigen cultuur uit te dragen, er nieuwe wen dingen aan te geven, werden en wor den vaak verdoezeld met een of an der bluespatroon dat zonodig moet worden uitgelegd. Kofsky maakt zin voor zin verademend helder en met chirurgische doortastendheid dui delijk, welke machtsbolwerken door blanken worden beheerst en mis bruikt om de Parkers en andere Joe Blow's in het gareel te houden: de jazzkritiek, de clubs, de platenmaat schappijen. de impressariaten etc. Hij laat het Archie Shepp nog eens zeggen: „Jullie bezitten de muziek, wij maken hem Nog een citaat: „men kan waarschijnlijk veilig stel len, dat er meer zwarte vernieuwers van betekenis geweest zijn op wille keurig welke 2 instrumenten, dan er blanken geweest zijn op alle instru menten samen." Even verderop: de zwarte man, op hetzelfde mo ment vereerd als een artiest, begif tigd met het grootste scheppende vermogen en in de goot geschopt als een nikker." Het Spellmann-essay over Coleman sluit hier Inhoudelijk, in ogenschijnlijk mildere termen, nauw bij aan. Toen Ornette in New York dan eindelijk volle zalen trok. kwam Brubeck hem opvolgen, voor gehalveerd publiek, maar met het drievoudige honorarium. ..Take five" voor de een, „take two" voor de ander. Hoe zei Archie Shepp het ook weer? Archie Shepp Zijn faam als schilderHoewel zijn werken, bijna stuk voor stuk een machtige, overstelpende, beweeglij- door J. van Doorne ke, dramatische en van spanning doortrilde indruk maken, heb ik toch het idee, dat een deel van deze kunst Zoals vrijwel alle belangrijke veel Noorderlingen nooit helemaal steden, heeft Napels een zeer zal aanspreken en dat komt dan bewoeen eesohiedenis achter vooral door die nadrukkelijk sensu- °ewogen gescmeaenis acnter eel-pathetische visie. In de 17e eeuw ae begon, niettegenstaande de contra- reformatie, de wereldlijke macht van De oude Griekse kolonie Neapolis is Ouderwets de rooms-katholieke kerk duidelijk ontstaan in de achtste eeuw voor af te nemen om plaats te maken voor Christus en ging in 332 voor Christus die van de vorsten. De kunst van de deel uitmaken van het Romeinse Barok bleek toen een imponerend rijk. Ge stad en omgeving werden middel om het tanen van die macht loter veroverd door de Longobarden ren. Zo komen in de roman Casanova voor, Lady Hamilton en Leopold Mo zart met zijn beroemde zoon, het wonderkind Wolfgang Amadeus. En dan niet te vergeten de wereld van de opera, met zijn zangers en zange ressen, in het bijzonder met de ca straten, de soprano's. zo lang mogelijk verborgen te hou den. Zij diende neem b.v. Rubens enorme altaarstukken in de Ant werpse kathedraal tot de verbeel ding van de massa te spreken. En ze deed dat. bus. de godin van de liefde, samen met Bacchus en Ceres, de goden van de wijn en het koren (uit 1612). en door de Normandiërs. Een van hen, Roger H, nam in 1130 de ko ningstitel aan, nadat hij Apulië en Sicilië onder zijn gezag gebracht had. Daarmee was het koninkrijk Napels (het koninkrijk der beide Si- ciliën) geboren. Het zou blijven be staan tot 1860, waarna het deel ging uitmaken van het zich verenigende Italië. Evenals alle andere landen en steden heeft het in die zeven eeuwen veel geleden onder feodale en dynas tieke twisten. De stad is nog steeds een brandpunt van cultuur, waarbij nijverheid niet vergeten mag worden en er nog al tijd een lompenproletariaat bestaat (de lazzaroni) dat een belangrijke rol gespeeld heeft in de roerige geschie denis van Napels. Over de laatste decennia van de achttiende eeuw zoals die zich in Napels heeft voltrokken, heeft de Franse auteur Dominique Fernan dez een roman geschreven: „Porpori- no, of de mysteries van Napels". Het is een lijvige roman, die in 1975 be kroond werd met de Prix Médicis. Het koninkrijk werd in die tijd be stuurd door Ferdinand I, zoon van de toenmalige koning van Spanje; de Spaanse invloed botste met de luchthartige, spotzieke en relative rende geest van de Napolitanen, al hoewel de Spaanse overheersers een omvangrijke stoet van prinsen, her togen en graven in het leven hadden geroepen. In de hier ingeleide roman maakt de lezer kennis met het hof. de adel en met tal van bekende Europese figu- De opzet van de roman is ouderwets: aan het werk gaat een voorwoord vooraf van een fictieve uitgever, waarin deze verhaalt dat hij tijdens een reis door Duitsland zo fortuinlijk was, een manuscript te vinden, ge schreven door de laatste castraat van Napels, Porporino geheten. De roman wordt gevormd door het re laas van die gesnedene, de „ik" van het werk. Een negentiende-eeuws, thans kinderachtig aandoend procé dé. Is de roman een historische ro- anan? Zo zou Je hem kunnen noe men. Geeft hij een betrouwbaar cul tuurbeeld? Min of meer. Maar een historische verantwoording ont breekt. Nu weet ik wel dat er in die tijd krankzinnige dingen gebeurd zijn, maar sommige van de in dit boek verhaalde gebeurtenissen kun nen niet op waarheid berusten. Dat geldt vooral voor wat er zich rondom de figuur van de verlate alchemist Don Raimondo afspeelt. Ik zou dan ook liever niet van een historische roman willen spreken, maar van een fantastische roman, die zijn décor aan de historie ont leent. Aan het einde wordt het werk zelfs een gruwelboek. Vóór Porporino gecastreerd werd, was hij een volstrekt onontwikkeld zoontje van een Slciliaanse boer (lees: slaaf). Maar in zijn denken en spreken geeft hij blijk van een on waarschijnlijk intellectueel niveau. Later in de roman, na een gedegen opleiding, geeft hij er blijk van, een slechts matig begaafd man te zijn. Ook zijn jeugdige vriendinnetje van vóór de chirurgische ingreep gaat figuurlijk mank aan eenzelfde on waarschijnlijkheid. Kort en goed, de roman is tweeslachtig: vlees noch vis. Dat woord tweeslachtig brengt mij tot het eigenlijke thema van het werk. En dat is het verbinden van het leven met de mythe van de an drogyn: het twee-geslachtelijke we zen. Naar diens lichamelijke en geeestelijke staat zou ieder mens ten diepste hunkeren. Een gelukzali ge staat, die de mens door middel van zijn (haar) erotiek vergeefs tracht te benaderen. Die erotiek brengt, naast genot en geluk, dan ook veel leed en pijnlijke, span ningen. Nu heeft er nooit een androgyn be staan. Toch brengt de auteur de mythe in verband met de voorkeur voor zijn castraat in het Napels van toen. De castraat zou de belicha ming zijn van dat verlangen van de enkele mens om zowel man als vrouw te zijn. Waanzin Dat lijkt mij psychologische waan zin. Want dat castraat is geen vrouw maar een verminkte man. Het hele boek speelt met de foutieve gedach te, dat de enkele mens zou hunkeren naar zowel man als vrouw zijn. Het tegendeel is waar. De verrukkingen van de erotiek komen voort uit het feit, dat de „andere" inderdaad an ders is. De mens ervaart dat anders zijn als een geheim, een mysterie, dat hem of haar een groot geluksge voel schenkt. Daarenboven door breekt de geslachtelijke liefde op unieke wijze de eenzaamheid van de enkele mens. In de roman wordt veel gediscussi eerd over de vraag waarom men in Napels ook de rollen van de manne lijke helden toch bij voorkeur door castraten liet spelen en zingen, al hoewel toch tenoren en bassen voor handen waren. Die voorkeur zou dan voortkomen uit dat verlangen naar de androgyn. Het komt mij voor, dat dit er niets mee te maken heeft Die voorkeur vond zijn grond in sleur, spotzucht en verdorven estheticisme. Dat de aldaar heersende kerk de vermin king van jongetjes heeft goedge keurd en bevorderd, is een al oud bewijs voor de stelling dat de kerk van vóór de reformatie niet alleen theologisch het spoor totaal bijster was. Er valt nog wel méér over te zeggen. Als het waar was, dat het mensdom hunkerde naar die staat van dub belslachtigheid van de enkele mens. zou dat vast niet alleen in het Na pels van toen gestalte hebben gekre gen. Men zou dus kunnen denken, dat de auteur toch slechts een ze denschildering van dat Napels heeft willen geven. Maar ook dót is niet waar. want de auteur is er wel dege lijk op uit, de hele wereld en alle tijden bij zijn hoofdtherma te be trekken. Goedkoop Hij geeft zelf het bewijs. Hij laat een van zijn hoofdpersonen in deze twee eeuwen geleden spelende roman de gedachte uitwerken, dat als de cas traten niet meer het endrogyne ver langen vertegenwoordigen, er mis schien in latere eeuwen een Jeugd zal opstaan die in kleding, haar dracht en opsmuk de verschillen tussen de beide geslachten zal trachten te verdoezelen. De hippies dus van onze tijd. Ik vind dit maar een goedkoop foefje. Je kunt als auteur in elk historische roman op die manier profeten laten opstaan. Het werk is voor mij vrucht van onrijp denken. Het ontbreekt de au teur aan voldoende psychologische en wijsgerig inzicht, en aan biologi sche kennis. En zeker ook aan theo logisch inzicht. De bijbel leert na drukkelijk. dat de een-geslachtelijk heid van de enkele mens door God gewild is, opdat de mens naar zijn bechelden aard zou delen in de god delijke verrukkingen. Dominique Fernandez: „Porporino, of de mysteries van Napels". Oor spronkelijke titel: „Porporino, ou les mystères de Naples". Vertaald door Jenny Tuin. Bij A. W. Bruna Zoon te Utrecht. Paperback. Aantal pagi na's 362 Prijs 27.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 15