Skütsjesilen in gezuiverde atmosfeer
Marx' dubbelzinnige vrijheidsgezindheid
'Kwaadaardige mythe over Milton Friedman'
Ruzie om steeds gedurfder (en kostbaarder) tuigage bijgelegd
Uitgeweken Tsjech
promoveert op
totalitaire vrijheid
Klassenloze
samenleving
blijft
stalen korset
jS
IJDAG 1 JULI 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet PS 11/RH 9
door Haro Hielkema
DRACHTEN Het skütsjesilen is weer in een rustiger vaarwa
ter gekomen. Een winter lang heeft het gestormd in dit exclusief
Friese wereldje; er was meer herrie en onweer dan er ooit in de
zwaarste skütsjewedstrijd is geweest. Inmiddels kunnen er ech
ter weer berenburgjes gedronken worden en nog beter kan
er weer gezeild worden. Morgen al.
Kernpunt in de ruzies en scheldpar
tijen. die er in de afgelopen maanden
zijn geweest, is het al eeuwenlang
gehuldigde principe dat een schip
per baas is op eigen schip. Lang
voordat het skütsjesilen een natio
nale toeristische attractie werd. be
paalde de skütsjeschipper zijn eigen
koers. Hij maakte zelf uit of het weer
voor zijn schip te zwaar was, of hij
zijn mast vernieuwde en zijn zeil
vergrootte. Zelfstandigheid soms
neigend naar koppigheid is een
schipper en zeker een Friese schip
per niet vreemd.
In de afgelopen Jaren pasten die
skütsjeschippers hun eigen ideeën
ook toe op hun wedstrijdschepen. De
prestigeslag zorgde soms voor grote
re zeilen, hogere masten, schepen die
met een paar meter werden vergroot
of die een nieuw „vlak" (onderkant)
kregen. Omdat niet alle eigenaren
van skütsjes over veel geld beschik
ten om hun schepen te „verbeteren",
werd de ongelijkheid in de vloot
steeds groter. Enkele jaren achter
een mag het grootste skütsje de
Heerenveense Gerben van Manen
al de kampioenswimpel hijsen; en
het koppel schepen dat de achter
hoede vormt telt ook elk jaar dezelf
de gezichten.
Morgen starten de veertien
skOtsjes om twee uur bij
Grouw. Op hun rondreis door
Friesland strijden ze verder bij
de Veenhoop (niet ver van
Drachten) op maandag 4 juli,
bij Eernewoude op 5 juli, bij
Terhorne op 6 juli, bij Lang
weer op 7 juli, op de Fluessen
bij Elahuizen op 9 juli, op het
IJsselmeer bij Staveren op 11
juli, bij Woudsend op het
Heegermeer op 12 juli, bij
Lemmer op 13 èn 14 juli en
tenslotte op 15 juli op het
Sneekermeer bij Sneek. Vrij
dag 8 juli is de traditionele
rustdag.
bij mochten nemen, barste het on
weer onder de schippers In ale hevig
heid los. Het 8K8-bestuur kreeg vele
beschuldigingen naar het hoofd en
een aantal vergaderingen liep volle
dig uit de hand. De „professor" werd
ook een ezel genoemd en Siete Mee-
ter (Schipper van het Bolswarder
skütsje, dat in de afgelopen jaren
diverse keren omsloeg en dat als
meest „overtuigde" schip geldt) beet
de bestuurders zelfs toe dat ze het
skütsjesilen naar de bliksem hiel
pen. Het SKS-bestuur hield het toen
wel voor gezien en schortte zijn acti
viteiten op, in afwachting van initia
tieven van de leden.
Uit impasse
Reden voor de Sintrale Kommisje
Skütsjesilen (SKS), de overkoepe
lende organisatie, om eens te denken
over de slogan „gelijke kansen voor
iedereen". „It kin sa net langer; hjir-
re moatte wy hwat oan dwaen", ver
zuchtte SKS-voorzitter Alex Brinks-
ma uit Heerenveen de laatste jaren
veelvuldig. „Wij als SKS dragen ver
antwoording voor ongelukken: als er
schepen omslaan, omdat het zeil te
groot is of de mast te hoog is. Wij
moeten waken over de veiligheid van
het skütsjesilen. De veranderingen,
die op de skütsjes worden aange
bracht. tasten bovendien de authen
ticiteit van de schepen aan. Men kan
wel zeggen dat schippers ook vroeger
hun schepen veranderden, maar de
zeilen die nü op de skütsjes zitten
zijn vijftig procent groter dan vroe
ger. Oude foto's geven dat ook aan:
dat grote zeil past eigenlijk helemaal
niet bij dit type schip."
Alex Brinksma wijst bovendien op
de ongelijke financiële middelen van
de verschillende eigenaren/commis
sies. „Er zijn rijke commissies en er
zijn arme. Er zijn eigenaren die er
veel meer geld tegenaan kunnen
gooien dan andere. Een commissie
als die van Eernewoude heeft bij
voorbeeld een veel kleinere achter
ban dan het Sneeker comité. Eigen
lijk is het onmogelijk dat de skütsjes
zich nog langer op sportieve wijze
met elkaar meten, als op sommige
schepen maar eens in de vijf of zes
jaar een nieuw zeil aangebracht kan
worden en op andere vaker. Voor die
schepen die door die ongelijkheid
steeds in de achterhoude verkeren, is
het soms moeilijk een bemanning te
Akko van der Veen (63), eigenaar en
zwaardloper van het Drachtster skütsje: 'het
moet een Fries (eest blijven'.
vinden: voor potentiële winnaars
staan ze wel in de rij.
'Ezel'
Om al die redenen nam de SKS de
Delftse hoogleraar ir. Jelle Gerrits-
ma in de arm. Deze scheepsbouw
kundige moest een formule beden
ken om de wanverhouding in de
skütsjevloot te temmen en op die
wijze de animo voor de meest Friese
activiteit op te voeren. Toen Gerrits-
ma na allerlei proeven en metingen
(tonnen met water, hellingproeven)
met een grafiek kwam en daarmee
aangaf dat sommige skütsjes „over
tuigd" waren en dat andere er nog
wel een lapje zeil of metertje mast
Akko L. van der Veen, een 63-Jarige
accountant uit Drachten, eigenaar
van het Drachtster skütsje „De
Twee Gebroeders", ondernam de ac
tie. Hij trommelde alle eigenaren bij
elkaar om de skütsjesileri) uit de
impasse te halen. Dat lukte hem
ook: de beledigingen en grofheden
jegens het SKS-bestuur worden
door iedereen betreurd, Brinksma
en zijn collega's krijgen het verzoek
hun activiteiten te hervatten. Als
alternatief voor het „tuigenplan"
van prof. Oerritsma wordt te grote
skütsjes de mogelijkheid geboden
om ballast in te nemen om zodoende
de stabiliteit van de zeilschepen te
vergroten. Vóórdat de veertien
skütsjes morgenmiddag om twee
uur in Grouw starten, is gecontro
leerd of ze aan de voorwaarden
.voldoen.
Eigenaar-bemanningslid Van der
Veen is gelukkig met de tijdelijke
oplossing, die na het zeilseizoen op
nieuw in discussie zal komen. „Ik
kan niet zonder het skütsjesilen, net
als al die lui die erbij betrokken zijn:
die zijn allemaal mesjokke. In 1954
ik weet het nog goed ben ik met
het skütsjesilen begonnen: ik lag
met m'n kameraad in Sneek naar
het zeilen te kijken, er waren nog
maar zes of zeven skütsjes over.
Aldert Hoekstra voer op het schip
van de oude TJalling van der Veen;
hij had te weinig bemanning en
vroeg of wij mee wilden. Het was de
eerste keer dat ik als opstapper mee
ging, ik liep tegen de veertig. Sinds
dien heb ik altijd meegezeild. Toen
TJalling overleed heb ik in een im
puls het schip gekocht: ik bood net
iets meer dan een paraplukoopman.
Met Aldert Hoekstra en z'n mannen
trof ik een goeie ploeg. Hij zei: „Ik
wil wél voor Je varen, maar niet op
zondag en niet met studenten. Daar
was niet zo moeilijk aan te voldoen:
op zondag zijn er geen skütsjewed-
strijden. Sindsdien vaar ik met de
familie Hoekstra. Hattum heeft een
paar jaar geleden zijn vader als
schipper opgevolgd; verder varen
zijn drie broers en de zoons daarvan,
een of twee van mijn zoons, één
jongen die niet bij de familie hoort
en ik. Ik bedien de zwaarden.
fS? jp3j|
Het Drachtster skütsje 'De Twee Gebroeders": de laatste jaren in de achterhoede, maar nu voorzien van een
langere mast en meer zeil.
Voor Van der Veen is skütsjesilen
een heel andere bezigheid dan zijn
dagelijks werk: „Dat maakt het
Juist zo enerverend; het is een heel
andere wereld, het pakt je. Mijn hele
gezin leeft mee. Een van m'n kinde
ren heeft ooit 'na gezegd: andere
kinderen gaan naar het buitenland.
Ik heb toen voorgesteld het skütsje
te verkopen, zodat wij ook naar het
buitenland zouden kunnen gaan,
maar dat leverde een storm van pro
test."
Or. H. Visser, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de economische facul
teit van de Vrije Universiteit, schrijft ons de volgende reactie op het op 23 juni
gepubliceerde artikel van onze redacteur James Dorsey „Israëlische Arbei
ders
partij houdt greep op vakbeweging":
In dit artikel wordt een bijzonder
negatief beeld geschilderd van de
econoom Friedman, wiens adviezen
verantwoordelijk zouden zijn voor
eer. hoop ellende in het Chili van
Pinochet. Zulke opmerkingen leest
men vaker over Friedman. Zij zijn
onjuist. Er is hier van een enigszins
kwaadaardige mythevorming spra
ke. Laat mij als tegenwicht een ge
deelte citeren uit het artikel "Milton
Friedman en de vrije-markt econo
mie-Commentaar' van de hand van
de Friedman-kenner E. J. Bomhoff,
verschenen in Wending jrg. 32 no. 4,
juni 1977:
„Wat Friedman in Chili gedaan
heeft weten wij uit een brief van
collega aan de universiteit van Chi
cago, professor Arnold Harberger.
Toen Friedman in de publiciteit een
al maar zwaardere adviseursrol van
Pinochet kreeg aangemeten, schreef
Harberger aan de president van de
Nobel-stichting om nog eens rustig
uit de doeken te doen wat hun beider
reis had behelsd. Tijdens hun zes
dagen in Chili gaven de twee econo
men colleges over de Chileense eco
nomie. Zij traden niet op als advi
seur van de Chileense regering en
zouden elk verzoek in die richting
van het huidige regime afwijzen
(Harberger was in het verleden wél
verschillende keren officieel econo
misch adviseur in Chili). In hun col
leges hebben zij duidelijke kritiek
geuit op het ontbreken van vrijheid
in Chili.
Friedman weigerde twee hem aange
boden eredoctoraten omdat zo'n offi
ciële huldiging kon worden opgevat
als Instemming met de regeringspo-
litle. De uitnodiging om naar Chili te
komen was een uitvloeisel van een
twintig Jaar oud uitwisselingspro
gramma tussen de universiteit van
Chicago en Katholieke Universiteit
van Santiago. Wanneer
we ook nog weten dat Friedman
sinds 1974 met niemand meer con
tact heeft gehad in Chili kunnen wij
'het feit dat Friedman zich heeft
Ingelaten met het verstrekken van
adviezen ten behoeve van het econo
misch beleid van het 'Pinochet-regi
me' tot zijn juiste proporties terug
brengen.'
Aan deze opmerkingen van Bomhoff
kan worden toegevoegd dat men
Friedman beslist onrecht doet door
te suggereren, zoals Dorsey in zijn
artikel in Trouw dat Friedman het
recht van de sterkste propageert,
zodat van behartiging van de belan
gen van de lagere sociale klassen
niets terecht komt. In werkelijkheid
wil Friedman juist de lagere sociale
klassen sterk genoeg maken om voor
zichzelf op te komen. In zijn boek
Capitalism and Freedom (1962) pro
pageert hij een systeem van negatie
ve Inkomstenbelastingen, zodat
mensen met een laag inkomen via de
belastingdienst een uitkering ont
vangen in plaats van belasting te
betalen, zonder de deprimerende
tussenkomst van allerlei bevoogd-
dende en betuttelende welzljnsin-
stanties. Dit voorstel van Friedman
wijkt slechts op enkele technische
punten af van de in Nederland door
de PPR verdedigde idee van een vast
basisinkomen voor iedereen! In het
zelfde boek heeft hij een oplossing
voor het in de V.S. spelende pro
bleem dat sociaal zwakke buurten
slechte scholen hebben, domweg om
financiële redenen: geeft de ouders
vouchers waarmee voor een bepaald
bedrag per jaar onderwijs gekocht
kan worden. De 'slechte' scholen
kunnen daarmee voldoende inkom
sten krijgen om hun peil te verbete
ren, falen ze daarin, dan zijn de kin
deren vrij naar andere scholen te
gaan.
Friedman is inderdaad bang voor
overheidsingrijpen. Het gaat hem
vóór alles om de vrijheid van het
individu. Maar ook hij begrijpt dat
die vrijheid alleen in naam bestaat
als er op de 'vrije' markt enerzijds
heel zwakke, anderzijds heel sterke
partijen staan. De strijd voor vrij
heid en vrije keus houdt bij Fried
man dan ook een strijdtegen
machts
posities in. Het is te begrijpen dat de
Histadroet, waarvan het hoofdkan
toor te Tel Aviv in de volksmond als
'het Kremlin' wordt aangeduid, daar
niet over staat te juichen!
Men kan, dit als conclusie. Friedman
misschien verwijten dat hij te opti
mistisch is over de mogelijkheden
om een vrije markt goed te laten
functioneren en machtsposities te
elimineren, het verwijt dat hij het
recht van de sterkste wil laten gel
den verdient hij niet.
Heeft „De Twee Gebroeders" Jaren
lang de bijnaam „Eeuwige Tweede"
gedragen, in de laatste edities fi
nishte het Drachtster skütsje echter
voortdurend op het tweede plan.
Van der Veens eigendom is volgens
het tuigenplan van prof. Oerritsma
ook het skütsje met de geringste
mast en zeilen. „Wij hebben er nooit
aan meegedaan ons zeil te vergroten
of een hogere mast te plaatsen. Tot
dit Jaar hebben wij altijd met de
mast uit 1913 gezeild. Nu de norma
lisering van de schepen komt, blij
ken wij „ondertulgd": het zaakje
wordt aangepast, er staat een hoge
re mast op en we hebben tien vler
kante meter zeil meer. Het ging me
wel aan het hart; ik wilde het sküts
je altijd zo authentiek mogelijk hou
den. Maar aan de andere kant: als Je
jaar-ln-jaar-uit in de achterhoede
paradeert, wil Je wel eens naar vo
ren. Hoewel Je ook in de achterhoe
de elke dag gevechten levert"
Van der Veen hoopt dat de plannen
die nu nog in een experimenteel
stadium verkeren, het skütsjesilen
in de vaart omhoog zullen stuwen:
„Het wordt dit jaar een groot vraag
teken; als we geen verbetering ver
wacht hadden, waren we er niet aan
begonnen. Ik hoop dat het nu met
dat „zilvervlootgedoe" rondom som
mige skütsjes afgelopen is. Dat pro
bleem is veel groter dan de invloed
van de commercie, die op dit mo
ment al veel minder sterk is dan
enkele Jaren geleden.
Eigen feest
Skütsjesilen beschouwt Van der
Veen als zijn jaarlijkse uitje: „Als
het maar gemoedelijk blijft. Mijn
persoonlijke mening is dat het
skütsjesilen als een eigen feest ge
vierd moet worden. Ik beleef deze
sport voor mijn plezier: de hoofd
zaak is het evenement op zich. De
start Is een geweldig gebeuren
dan zeil Je een paar uur, drink Je Je
borreltje en dan is het mooi geweest.
Dat Dick van Rijn er met z'n radio
bijkomt, dat hoeft van mij niet zo.
Ik vergelijk het wel 'ns met het
carnaval: als noordelingen zich
daarmee gaan bezig houden, lukt
dat ook niet. Ik besef dat ik in de
contramine ben en dat de organisa
tie het voor een groot deel van het
publiek moet hebben. Maar ik zie
het als een Fries feest. Er is wel eens
gesuggereerd om met alle skütsjes
op het IJsselmeer bij Enkhulzen te
gaan varen: maar daar zullen ze mij
niet zien. Laat ze hier maar komen.
De skütsjes zijn er niet op gebouwd
om daar te varen."
8KS-voorzltter Brinksma hoopt op
een aantrekkelijk zellclrcus. dat
veertien dagen door Friesland trekt
„Scheepsbouwer Amels uit Mak-
kum. die de helllngproef met de
schepen heeft gedaan, is ervan over
tuigd dat diverse schepen beter zul
len zeilen dan tot nu toe. Natuurlijk,
er zijn erg veel problemen geweest
En we hebben als SKS ook wel eens
gedacht: we stoppen ermee, want
waar doen we het voor? Maar als de
skütsjes zaterdag weer starten
dat magnifieke gezicht dan er
vaar ik dat als de beloning voor ons
werk. De verstandhouding met de
schippers is weer prima en we zien
na de laatste wedstrijd wel weer."
Van der Veen tenslotte: "It moat
earst tongerje ear 't de loft wer op-
klearret" (Het moet eerst donderen
voordat de lucht weer opklaart).
door Huub Elzerman
UTRECHT Wat voor verband bestaat er tussen de denkbeelden van Karl Marx en de
communistische totalitaire staat? Hoe kon de vrijheidsgezinde Marx de bouwers van totalitaire
samenlevingen als Lenin, Stalin en Mao inspireren? Deze voor de arbeidersbeweging netelige
vragen worden door Jan Mirejovsky gesteld In zijn proefschrift „Totalitaire vrijheid, een analyse
van het vrijheidsbegrip bij Rousseau, Hegel en Marx.
Mirejovsky stelt zijn vragen niet
omdat de manier, waarop het staats-
communisme de socialistische bewe
ging moreel in diskrediet heeft ge
bracht, onvoldoende is beschreven.
Niet de ontsporingen zelf, maar de
wijsgerige wortels van de verloede
ring wil hij bloot leggen. Het gaat
daarbij vooral om het dubbelzinnige
vrijheidsbegrip dat Marx heeft ge
hanteerd.
Jan Mirejovsky studeerde theologie
en culturele antropologie in Praag.
Na de Russische inval in Tsjechoslo-
waije in 1968 vertrok hij naar Neder
land. Gisteren promoveerde hij aan
de Rijksuniversiteit te Utrecht tot
doctor in de wijsbegeerte. Promotors
waren de godsdienstfilosofen prof.
dr J de Graaf en prof. dr V.
Brümmer.
Mirejovsky geeft toe dat hij de con
clusies van zijn proefschrift al klaar
had voordat hij eraan begon. Gecon
fronteerd met het staatscommunis-
me in zijn geboorteland, is hij gaan
onderzoeken in hoeverre de moge
lijkheid van inhumaan denken en
handelen in het marxistische ont-
werp van de „socialistische nieuwe
menselijkheid" is ingebakken. In
zijn proefschrift beantwoordt hij die
vraag bevestigend. De „vrijheidsge
zindheid" van Marx is bij nadere
bestudering hoogst dubbelzinnig en
bevat voldoende aanknopingspun
ten om er een volstrekt onvrije, tota
litaire samenleving op te bouwen.
Illusie
Mirejovsky vergelijkt de hele wapen
uitrusting van de totalitaire staat;
de politie, de kampen, de psychiatri
sche inrichtingen en de middelen
van indoctrinatie met een stalen kor
set. dat een illusie overeind houdt
waarin zo langzamerhand niemand
meer in gelooft, namelijk Marx'
droom van een vrije, harmonieuze,
klassenloze samenleving.
Dat idee van een vrije samenleving,
waarvan de samenstellende delen
zinvol en zelfs „organisch" samen
hangen, heeft Marx aan de Duitse
filosoof Hegel ontleend. Een verschil
is dat Hegel merkwaardig genoeg
meende dat die vrije samenleving
nog in de Pruisische staat van de
grond zou komen en dat Marx dacht
dat er op zijn minst een revolutie
voor nodig zou zijn. Hegel komt na
een serie duizelingwekkende specu
laties tot de conclusie dat het indivi
du zijn vrijheid slechts kan vinden in
de aanvaarding van de staat en in de
daaraan vastgeknoopte wetten, nor
men en sociale beginselen. In de
staat verwerkelijkt zich het vrij-
heidsstreven van alle individuen, zo
leerde Hegel. Vaderlandsliefde be
schouwde hij dan ook als een vorm
van beschaving. Van het ongelukki
ge Hegeliaanse idee. dat een volko
men gelijkschakeling van het indivi
du met de maatschappij de volledige
vrijheid mogelijk maakt, heeft Marx
zich nooit losgemaakt.
Integendeel. In de hogere fase van
de communistische maatschappij
zal de toekomstige mens het vermo
Jan Mirejovsky
gelijkgeschakelde individuen
gen ontwikkelen om nooit naar iets
anders te verlangen dan naar de
dingen, die de maatschappij hem
kan geven. Zoals Hegel zelf be
schouwde Marx het streven van het
individu naar onafhankelijkheid en
persoonlijke vrijheid als verwerpe
lijk. Juist het ontbreken van harmo
nische verhoudingen tussen indivi
du en gemeenschap en tussen de
enkelingen onderling zag Marx als
een teken, dat er met de samenle-
ving iets niet in orde was. Omdat
Marx echter een revolutionair was
en omdat aanhangers van omwente
lingen als „non-conformisten" per
definitie worden gezien, wordt deze
anti-individualistische, radicaal
conformistische strekking van het
marxisme zelden opgemerkt.
Handjevol
De problemen in Oost-Europa zijn
volgens Mirejovsky pas goed ont
staan. toen na de revolutie van 1917
een handjevol bolsjewlki begon met
de opbouw van het communisme in
Rusland. Ze werden snel geconfron
teerd met enorme tegenslagen.
Maar het geloof in de almacht van
het revolutionaire geweld, de suc-
ces-dwang, de noodzaak om de Juist
heid van de revolutie te bewijzen
met een eensgezinde en enthousias
te massa, deden de rest. De nodige
bewijzen werden gefabriceerd, stuk
ken van Marx geënsceneerd in
plaats van verwerkelijkt.
De hele facade van enthousiaste
één-mei-vierders, van mensen die
vrijwillig op zondag doorwerken, het
op uitnodiging tekenen van protest
brieven. de in scène gezette vormen
van zelfkritiek, de officiële cultus
rondom vijfjarenplannen, waarvan
„arbeiders, boeren en intelligentsia"
steeds weer in vervoering raken, is
niets minder dan een imitatie van
Marx' vrije samenleving. Een imita
tie overigens, die mensen in de gele
genheid stelt om compromis na
compromis te sluiten. „Iemand, die
zegt dat de inval in Tsjechoslowa-
kije een daad van socialistische
broederliefde is. is rijp voor elk com
promis", aldus Mirejovsky.
Wantrouwen
Het is duidelijk dat er in de benade
ring van de promovendus geen
plaats is voor het vrijheidsethos van
Marx. Mirejovsky bekijkt het huma
nistische vrijheidsideaal van Marx
met een wantrouwen, dat waarschij
nlijk alleen kan worden opgebracht
door iemand die het allemaal aan
den lijve heeft ondervonden. Zo
schuift Mirejovsky Marx ook in de
schoenen dat hij het gebruik van
geweld als enige oplossing van de
sociale problemen zag. De uitspraak
van Marx na het congres van de
Internationale in Den Haag 1872
dat hij een vreedzame, evolutionaire
ontwikkeling naar het socialisme in
de Verenigde Staten, Engeland en
misschien in Nederland voor moge
lijk hield, wuift Mirejovsky weg.
„Die uitspraak, zegt hij, wordt el
ders gerelativeerd."
Meer in het algemeen kan ook de
vraag worden gesteld of het verant
woord is de verloedering van het
communisme los van elke maat
schappelijke oorzaak op te hangen
aan enkele filosofische notities van
Marx. Dat klemt temeer daar Marx
op het punt van de toekomstige
samenleving met opzet vaag is ge
bleven.
Hij heeft nimmer een blauwdruk
van de toekomstige maatschappij
willen geven. In dit licht bezien is
ook het werk van Mirejovsky niet
het laatste woord, ook niet de laat
ste Marx interpretatie. Op zichzelf is
dat geen verwijt. Het zal nog wel
even duren voordat het laatste
woord is geschreven over een stam
vader, die om twee ongedwongen
voorbeelden te geven zowel de
Partij van de Arbeid als de Commu
nistische Partij van Nederland als
nazaten heeft. Dat Mirejovsky zijn
wetenschappelijke gramschap in de
eerste plaats richt op de zusterpar
tijen van de CPN ligt vanuit zijn
achtergronden bezien ook wel een
beetje voor de hand.
.i