harloite van Pallandt, kunsi van alle tijde „Op smoelen slaan" of wang toekeren Gelukkig kind in de Gortstraat mi Nieuwe boeken b~ -• - !/:V i- Charlotte H. D. baronesse van Pallandt werd op 24 september 1898 te Arnhem geboren. Na haar kostschooltijd in het En gelse ,,Kent House" kreeg zij in de jaren 1918-1919 de eerste schilderlessen van A. Roelofs. Veel later pas, toen ze in Pa rijs woonde en bij André Lho- te studeerde (1926-1927), moe digde de Russische beeldhou wer Akop Gurdjan haar aan te gaan beeldhouwen. In 1928 ging ze terug naar Ne derland, waar Albert Termote haar leerde snijden in hout. Ze kreeg ook veel raadgevin gen van Wenckebach. In 1937 ontving zij de tweede prijs op een internationale tentoonstelling van de stad Parijs, later gevolgd door een bekroning van de Keukenhof, de Nederlandse Prijs van de Kritiek (1960) en de derde prijs van de Biennale van Car rara. Ze is Officier in de Orde van Oranje Nassau. Charlotte van Pallandt woont en werkt nog steeds in Noordwijk. door dr. C. Rijnsdorp De lectuur van Jan van Spaendonck, „Belle époque en antikunst" (uitg. Boom, MeppeL'Amsterdam, 306 blz.. 39,50) herinnerde mij levendig aan het begin van de jaren dertig. Er waren toen drie boeken, die op mij diepe indruk maakten en voor mijn ontwikkeling veel betekenden. Het lezen van het nagelaten werk van Friedrich Nietzsche was een duel, maar hij leerde mij het christendom in een cultuurhistorisch kader plaatsen. En. vreemd genoeg, hij bracht mij een helder besef van het transcendente bij. „De Opstand der horden" van Ortega y Gasset deed mij de betekenis van de massificatie zien en de vergankelijkheid van de Europese elite-cultuur. Broder Christiansen, met zijn „Das Gesicht unserer Zeit", maakte mij de klimaatwisseling van het algemene levensgevoel duidelijk, zoals dat zich openbaart, spontaan en op verschillende plaatsen tegelijk, in de kunst tot in de mode toe. Emotioneel Het boek van Van Spaendonck beschrijft de jaren 1909 tot 1914, juist de jaren die samenvielen met mijn eigen rijping. Elk van die jaren heeft voor mij een eigen gezicht. Ik heb dus een emotionele band met dit boek. want wat de auteur beschrijft m korte hoofdstukken met interessante noten heb lk, zij het dan uit de verte en fragmentarisch, persoonlijk meegemaakt en ik mag wel zeggen intensief. Als men voor zulke zaken een orgaan bezit, zijn fragmentarische gegevens voldoende om daaruit bepaalde gehelen op te bouwen; beter nog dan de archeoloog die uit een paar beenderresten een skelet reconstrueert, want als tijdgenoot leefde en ademde ik in de atmosfeer van die tijd. Dada Het boek gaat voornamelijk over twee richtingen in de kunst en in de levenswijze, waarvan de aanvangen al vóór de eerste wereldoorlog kunnen worden teruggevonden. Het zijn dada en surrealisme. In een kort artikel kan men alleen maar hoofdlijnen aangeven. Dada. met als voornaamste figuur Hans Arp (geb. 1888) was in hoofdzaak destructief. De jonge soldaat die de loopgravenoorlog overleefd had, was woedend. Hij wilde „op smoelen slaan", de gezichten namelijk van de autoriteiten op alle gebied, die hem met mooie kreten naar de slachtbank hadden gestuurd en zelf buiten schot bleven. Maar en dit moeten we voortdurend in het oog houden het gaat hier over kunstenaars: schilders, dichters en dergelijke. Het was een artistiek protest, met overigens onvermijdelijk een uitstraling naar alle levensgebieden. Surrealisme Het surrealisme, met als centrale figuur André Breton (geb. 1896) is min of meer uit dada voortgekomen. Het heeft ermee gemeen, dat het dwars ingaat tegen de bestaande orde in maatschappij, familie, kerk en kunst. Maar, terwijl dada uitwas op vernietiging, wilde het surrealisme een nieuwe wereld ontdekken. Het was een soort „irrationele wetenschap, die op allerlei manieren het innerlijk verkende." Men richtte zich tegen kerk. gezin en werk, tegen rationalisme en onderwijs. Maar daarin ging het niet op, en het ging ook niet op in taal en poëzie. Het bedoelde een levenswijze te zijn en de taal vormde daarvan maar één aspect, evenals de schilderkunst. „Terwijl dada de bijl aan de wortel legde, sloeg het surrealisme de vegetatie gade." Voer ogen zweefde het visoen van de spontane mens. Men kan het surrealisme zien als een voortzetting van de romantiek. Dat we hier met kunstenaars te doen hebben, blijkt duidelijk uit hun ontmoeting met verwante, maar niet-kunstzinnige stromingen: de politieke en actieve anarchie, het communisme als stelsel en staatsreligie en de psycho-analyse van Freud. Dada en surrealisme hadden anarchistische trekken maar echt met bommen gooien en revolutie plegen was er niet bij. De opstandige en idealistische jongelui hadden communistische sympathieën, maar het officiële en georganiseerde communisme kon deze onverbeterlijke individualisten niet gebruiken. Breton had veel belangstelling voor de theorieën van Freud, maar het medisch aspect interesseerde hem in het geheel niet en bovendien moest Freud van deze„gekken" niets hebben. Voelsprieten De lezer merkt dat het boek dat we hier bespreken de j&ren 1909 tot 1914 niet op zichzelf beschouwt, maar als een voorafgaande periode, waarin de kunstenaar met geestelijke voelsprieten een vermoeden had van wat komen ging en er alvast fragmentarisch op vooruitliep. Het boek van Van Spaendonck is opzettelijk en uitsluitend beschrijvend, descriptief, en dat volgens de metabletische methode, die hier overigens blijft rusten. Dada en surrealisme zijn als zodanig voorbij, maar beide bewegingen hebben de cultuur die ons vandaag omgeeft, op honderd manieren beïnvloed. Over deze zaken in een krant schrijven, voor lezers die met neus en oog op de actualiteit van de dag worden gebruikt, heeft alleen zin wanneer men hen kan laten zien, dat het niet alleen boeiend, maar ook noodzakelijk is van deze dingen kennis te nemen. Daarom nog deze korte nabeschouwing. Wat in dit boek staat, is een bijdrage tot de geschiedenis van het Europese geestesleven in onze eeuw in het algemeen, en van de ondermijning van de structuren in kerk, staat en maatschappij, respectievelijk van gezag en hiërarchie in het bijzonder. Crisis De in naam christelijke beschaving is na twee wereldoorlogen en een jarenlange crisis daar tussen in krachteloos geworden en overwoekerd door een wildgroei van technisch kunnen. Wat de antieke mens, uit vrees voor overmoed die door de goden zou worden gestraft, en ook uit een gevoel van verbondenheid met de natuur, niet aandurfde, namelijk de consequenties te trekken uitzijn technisch vernuft en inzicht, is in de sfeer van de door Christus bevrijde mens, of laat ik zeggen door het christendom, een werkelijkheid geworden, die ons thans uit de hand is gelopen. Voor de dada's en de surrealisten betekende het christelijk geloof volstrekt niets. Ook hier wilden ze liefst alleen maar „op smoelen slaan". Victor Hugo had, al lang vóór hen, het aldus onder woorden gebracht: „Mijn verzen zullen ze verschrikken en vervloeken. Wat let me. dat lk al hun korans, bijbels, boeken, verscheur en wegtrap in de goot! Ik slaak de grote kreet der catastrofen; sofisten ga'k vermorzelen met mijn strofen. Tirannen sla ik dood." Wat is hierop uw antwoord? Toch niet alleen maar een stichtelijke frase? door W. F. Stafleu De Gortstraat, da's nu zo'n onaanzienlijk achteraf straat je, daar komt niemand meer. Maar ooit, toen het nog Gortstraatje heette, of nog eerder Achteromme van Sint-Pieterstraat, kende iedere Hagenaar het: bij de Spuistraat en de Veenestraat, dat oude, drukke hart van Den Haag. Johan van Oldenbamevelt heeft er op de hoek gewoond, en Frank van Borsele, de man van Jacoba van Beieren. En de familie Van der Gort, want daar komt de naam vandaan, zoals Johan Schwencke me leert („Wandelin gen door oud Den Haag" 1965). }c Gortslraat in Den Haag. Vooraan links het pand waar Nini bunt woonde (foto Edith Fricdhoff, aan het hierbij besproken mfiekje ontleend) Het letterkundig genootschap Oefe ning kweekt kennis werd er gesticht, een jaar nadat in 1833 de heer Van Stockum er een boekwinkel was be gonnen, op nummer 19. Daar ver schenen Vosmaer en Jonckbloet, Cremer en Bakhuizen van den Brink. Welnu. Van Stockum verhuisde naar het Buitenhof en J. K. de Liefde nam de winkel in de Gortstraat over, en na deze de heer Brunt. Vroeger zei men wel: „Hoe nederig is de Gort- straat-, maar de Liefde woont er in!" En over dat huis heeft Nini Brunt nu een fijnzinnig boekje ge schreven. waarin ze vertelt hoe zij kind geweest is in de stad die zich Eline Vere heugt. Nini Brunt is een dochter van die boekverkoper in de Gortstraat en ze heeft er gewoond tot haar kinderjaren voorbij waren. Ze vertelt, zonder veel pretenties, maar met een zeldzame zuiverheid en een klaarheid van stijl die je nau welijks mocht verwachten van een bejaarde dame die haar debuut schrijft ze vertelt over de jaren dat je nog kind kon zijn tn het hartje van de stad, waar je kon tollen in de galerij onder de Eerste Kamer en krijgertje spelen op Plein 1813. Veilige wereld Den Haag rondom de eeuwwisseling: een veilige wereld, het verloren Arca- dië, zegt ze zelf. De wereld van de gegoede middenstand: de meiden en de saaie naaister, de schorten en de strikken, het nachtpitje, de petero- lielamp en ook al glasgloeikousjes, de concerten in de Dierentuin en de eerste filmvoorstellingen in Pulchri Nini, zestien jaar Studio, de wrede verhalen van de prentenboeken (nooit vergeet ik het meer: „Mietje Mietje pas toch op, voorzichtig met dat mes"; Nini Brunt vertelt er ook van). Ze weet nog allerlei details, niet alleen van het kinderleven en de huizen en stra ten van toen, maar ze heeft kennelijk ook goed naar mensen gekeken: naar de eerste bediende van haar man, Leendert, bij andere heel oude Hagenaars wellicht nog bekend en bij voorbeeld naar de bedelaar die de naam kreeg „de man met de inge pakte poot" en die op koninginne dag in oranje lompen ging. Nini Brunt heeft samen met een vriendin zelfs nog eventjes een heus literair tijdschrift geredigeerd, Gou den Regen geheten. In het kortston dige bestaan kwamen er- bijdragen van niemand minder dan Marcellus Emants en Buysse binnen. De re dactrices waren veertien, vijftien jaar oud. Maar toen was de kinder tijd ook zowat voorbij. Het huls werd te klein voor het gezin Brunt, en het droevig afscheid van de Gortstraat was onvermijdelijk. „Ik had er in mijzelf zoveel beleefd en zoveel ont dekt, ik was er een 'gelukkig kind' geweest en die tijd was voorgoed voorbij. Ik schreef op de muur van ons slaapkamertje, waar ons grote bed had gestaan. 'Dag oud huis', maar dat zal niemand ooit hebben ontdekt." Zo besluit Nini Brunt haar boekje, een lange brief eigenlijk, en met een zucht leg je hem weg. Hel huis in de Gortslraat. Kind in Den Haag, door Nini Brunt. Uitgave Nini Brunt en haar oudere zusje Em. Qucrido, 101 blz., 16.90. omstreeks 1895. Bij uitgeverij Elsevier, Amsterdam verschenen de volgende boeken: Het eumig boek, geschreven door Nico Kroeze, voor hobbyfilmers die met Eumlg-apparatuur werken. 144 blz. ongeveer 100 foto's en tekeningen in zwartwit en kleur. Twee science fic- tion-boeken: Galerij der giganten deel 3 samengesteld door R. 8ilver- berg (190 blz. - 12,90) en Bescherm heer van L. Niven (236 blz. 14,90); de psychothriller Illusie van William Goldman (224 blz. - 15,90); Engelen van de hel, door G 8eymour. Kun nen de Engelse en Israëlische gehei me dienst twee anonieme terroris ten stoppen voor het te laat is? (252 blz. - 15,90); De mistmonsters, door M. Crichton. Het verslag van de Ara bische diplomaat Ibn Fadlan over zijn huiveringwekkende ervaringen in 922 met de barbaarse Vikingen en de gruwelijke „eters van doden- vlees". (152 blz. - 12.50) In de serie Bruna culinair nu recep ten Uit Nederland en België van H. A. M. Halverhout. Uitg. Bruna, Utrecht, 128 blz. - 7,50. Bij dezelfde uitgeverij verscheen Het Kaïnste ken" van Ephraïm Kishon Een bitte re glimlach uit benard Israël. (202 blz. - 5,50). Bij uitgeverij Luitingh, Laren ver scheen: Lekkere kwark en yoghurt recepten, van N. Eekhof-Stork, D. de Bie-Geursen en N. v d. Marei, 96 blz - 9,90; een thriller getiteld Saldo moord, door B. Garfield, 174 blz 16,90; Shogun roman van J. Cla- vell, spelend in het feodale Japan. 631 blz. -ƒ36.90. Trouw/Kwartet en beweging te betrappen en vast te leggen. De kleine plastiekjes in de vitrines tonen dat overduidelijk. Maar een van de mooiste voorbeel den vind ik toch wel het standbeeld van Koningin Wilhelmina in Rot terdam: gelaatstrekken zijn er niet, 't is een brok strakke vorm een voor iedereen herkenbare houding. Een tentoonstelling om een paar keer heen te gaan! door G. Kruis eens een keer Charlotte van Pal- landts vroegste werk te zien is, zel den of nooit eerder getoonde teke ningen en schilderijen, die ze in de jaren twintig in Parijs maakte. En een groot aantal schetsen, meestal bedoeld als ontwerpen voor plas tieken en als zodanig vaak ook dui delijk herkenbaar. Maar tegelijker tijd zijn het kunstwerken, die een volkomen eigen leven zijn gaan lei den en die wat de artistieke kwali teit betreft beslist in niets onder doen voor de beelden. Ze zien er zo moeiteloos gedaan uit, alsof ze in één lange virtuoze soepele lijn zijn neergezet. Zonder moeite Zo kun je ook deze expositie bekij ken. Zonder enige moeite, ongehin derd door problemen, bewonde rend. Genietend kijken alleen maar. Een zien, dat geen begrip meer ver eist, geen vragen stelt, dat een bijna aanvaarden schenkt. Dat is dan misschien zo ongeveer wat be doeld wordt als het over het „be grijpen" van kunst gaat. 't Is uiter aard wel een puur persoonlijke zaak. Want je vergeet op dergelijke momenten dat dit door jou zo be wonderde werk anderen weinig of misschien zelfs wel helemaal niets te zeggen heeft. En je denkt niet aan de achtergronden van die zo gemakkelijk vastgestelde, vanzelf sprekend gesignaleerde schoon heid en niet aan de reden, de diepe re oorzaak van die toch eigenlijk wel heel erg wonderlijke ontroe ring, teweeggebracht door een bonk hout, een stuk steen of een brok brons. Zö heb ik het werk van Charlotte van Pallandt gezien: het is een kunst die (op een enkele uitzonde ring na zoals het naar mijn gevoel wat vèrgezochte experiment met het zelfportret uit 1971) zö boeiend en direct overtuigend is, dat ze zon der meer overrompelt. Het is een kunst, die helemaal van deze tijd is, maar ook van alle tijden, kunst, zo oud als de wereld. Beelden, die afwisselend herinne ringen oproepen aan de klassieken, aan de sculpturen van de renais sance, maar ook aan de Benim- bronzen, kortom ze doen denken aan alle hoogtepunten, die de beeldhouwkunst gekend heeft. Deze expositie geeft een soort sa menvatting van velerlei traditione le verworvenheden. Met die verwor venheden woekerde deze kunstena res, ze overdacht ze, verwierp ze of verwerkte ze zodanig, dat ze in haar kunst tot een hechte eenheid sa mengevloeid zijn. Schroom Prof. Hans Jaffé schreef eens, dat bepaalde facetten van de heden daagse beeldhouwkunst laten zien dat het kunstwerk zich uit zijn ver heven isolement, uit de ideële we reld, waarin het tegenover de be- Maar juist mèt die eerbiedige schroom heb ik tegenover dit prachtige werk gestaan en ik had het gevoel dat ik het niet graag zonder dat gedaan had. Is het mogelijk om op een andere manier naar die meesterlijke por tretten te kijken, dat van barones se van Heemstra b.v. uit 1959, dat van Giséle d'Ailly uit 1965 of dat van Ro Mogendorff van weer enke le jaren later. Voorbeelden van on derlinge onvergelijkbaarheid, van een helemaal anders zijn. Stukken van een ontwikkeling, maar eerst en vooral plastieken, die iets laten zien van een werkelijk bewogen zoeken naar nieuwe uitingsmoge lijkheden, die de typering van de uitgebeelde nadrukkelijk verster ken. Zelf zegt ze: „Bij het portret moet je onmiddellijk iets zien dat buiten de gelijkenis omgaat en dat moet je maken". Ze bedoelt het meest wezenlijke. Charlotte van Pallandts figuren zijn van een eenvoudige natuurlijk heid: geen naturalisme dat op imi tatie berust dus, maar op het trach ten steeds en steeds weer houding schouwer stond, heeft bevrijd en dat het een feit is geworden tussen andere menselijke feiten, ontdaan van alle taboes en van de eerbiedi ge schroom van weleer. In veel gevallen Is de sfeer van overzichtsten toonstellingen van het werk van oudere kunste naars doortrokken met !een zekere weemoed, 'triestheid soms ook. Ze geven meermalen eigenlijk hoofdzakelijk een terugblik op wat iemand in zijn lange leven presteer de Gelegenheden waar je hoogte punten, hèt hoogtepunt, maar ook de eventuele teruggang voor ogen i wordt gehouden. Het enige dat uiteraard werkelijk van belang blijft, is de top, de be kroning van lange prioden van hard en intensief werken, experi menteren en zoeken, maar hoe je ook je ogen probeert te sluiten voor dat „andere", dat mindere, de to taalindruk wordt er toch altijd wel iets door ondermijnd. Op de tentoonstelling die nu van het werk meer dan honderd beel den, tekeningen en schilderijen van de beeldhouwster Charlotte van Pallandt in het Stedelijk Mu seum „Het Catharina Gasthuis" te Gouda (tot 27 juni) wordt gege ven, krijg je een heel ander beeld: dat van een nog steeds doorgaande ontwikkeling. 't Aantrekkelijke is, dat nu ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 19