Stem eens op een vrouw
Joegoslavië buiten schot?
jbeljaar
de
We zijn
op drift van
het hebben'
IB
Een pleidooi
voor „de
zachte krachten"
f/Kl20 MEI 1977
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
-
j Aongste koninklijke
j Haan China hebben we er
I mn gehoord, maar enige
>den kon Je ln dat land
■■big dames aantreffen met
ns ollfaht-achtige voeten,
iden hun moeders versierd
>rt na de geboorte de
zo te omzwachtelen, dat
mpjes werden,
oheen kwamen later bijna
ichoenen, die de tenen
pten.
hese dames konden
|op hun hielen lopen en
a dus niet ver. Ze deden in
|cen enig scharrelwerk,
et te veel, want de
achter de verminking
jen sommige auteurs
t vrouwen niet behoorden
jen. Het was helemaal in
k ze zulke lange nagels
I dat zeook hun handen
hden verroeren.
bese man, die zijn
Ijkheid bewees door
Ite dik en kaal te zijn
kte als hij rijk was zag
peloze van de vrouw met
ng aan, want
losheid wordt vaak
a met „lief". Alle kleine
i zijn lief, ook al kunnen
r zeer vervelend worden,
tier heeft met roze
einen wangetjes braaf
I hulpeloos in een wiegje
^fiese vrpuwen slingerden
s. „Zij zwaait als een
ijnt een liefkozende
ng van Chinese
r n geweest te zijn. Het zijn
ft verhalen, die
ndse mannen in deze
ngstijd, waarbij de
eid van de sexen meer dan
rol speelt, zo onzeker
In hoeverre lijken wij
ndse mannen nog op die
hinezen van vroeger?
^a vonden ze al drie
i geleden, dat de
iH^kndse vrouwen zeer
Jicipeerd waren.
indse vrouwen liepen
Q)l idoor de straten van
0l <ij Zij hadden de reputatie
lopende band overspel te
Il0ten hun kinderen te
lirlozen. De Chinezen
net tevredenheid gezien
dat wij door de
door Henry C. Faas
Portugezen weer uit Macao
werden verwijderd.
Dronkenschap, verwaarlozing
van de kinderen en overspel
behoeven niet
noodzakelijkerwijs tekenen van
gelijkberechtiging te zijn. Je
hoort zelfs wel eens het tegendeel
beweren. Immers: waarom zou
een gelijkberechtigde vrouw de
man naëpen? Maar er waren
drieëneen halve eeuw geleden
ook andere meer 'delende
aanwijzingen, dat Nederlandse
mannen enig respect voor
vrouwen konden opbrengen. Dat
is althans in 1638 pater Manuel
Calado opgevallen in een ander
gebied waar Nederlanders en
Portugezen stuivertje
verwisselden: Brazilië. Portugese
vrouwen werden door Portugese
mannen (die hun buren
allerminst vertrouwden) achter
gesloten deuren gehouden en
bulten vervoerd in gesloten
draagstoelen, hetgeen wij niet
behoeven te betreuren want de
dames verloren gewoonlijk reeds
op zeer jeugdige leeftijd al hun
tanden.
Ook de Portugese vrouwen
kregen moeilijke schoenen aan,
waardoor het leek alsof zij een
ijzeren bal meesleepten. Een
verzameling van deze vrouwen
bovendien naar Moors voorbeeld
gehuld in pijen en kleedjes
bracht, zo vertelt pater Calado,
een bezoek aan „onze" prins
(Johan) Maurits van Nassau. Zij
kwamen gratie vragen voor
mevrouw Jeronima de Almeide,
moeder van negen dochters en
drie zonen, die ter dood was
veroordeeld wegens het
huisvesten van leden van de
Portugese ondergrondse.
Knielend begaven zij zich naar
de prins moeilijk
manoeuvrerend want het was
onfatsoenlijk je voeten te laten
zien. Zij kusten zijn hand. Zij
werden niettemin erg aardig
ontvangen. Ze mochten opstaan.
De prins zei, dat ze mooi waren
en vroeg of ze wilden meeëten. De
dames hebben het gedaan,
hoewel zij gezien de stand van
c\, H. Biersteker
Dver ik uit Leviticus 25
smaken kon je volgens
loeling van deze wet
i wel failliet gaan, je
nu kwijtraken en lijfeige-
JU n de schuldeisers wor-
•'"4
iaar nooit voorgoed.
de of de pech van de vaderen
iet bezocht aan de kinderen.
In het jubeljaar het vijf-i
keerde alle grond in han-
de oorspronkelijke eigena-
nug. Ik kan me dus voorstel-
Hftn stijgende tendens in de
H| van vervreemde landbouw-
^pegronden in de eerste vijf-
Tig jaar en een dalende in de
Weinig ruimte voor specu-
want dat kan alleen als de
istige waarde van het goed
iststaat en helemaal ge-
p de waarde van wat er op
[gebruikswaarde dus),
er ook van mogen zeggen
men zich er in het Oude
d al nooit aan gehouden
i hoe dat ooit zou moeten in
jecompliceerde industriële
happij ik blijf dit begin-
ideale kruising vinden tus-
lam Smith en Karl Marx,
nge vrije ondernemlngsge-
roduktie, maar geen kans op
oping van bezit en macht in
van enkelen. Na elke vijftig
gint iedere speler weer met
ijk aantal fiches,
istenen in dit land hebben,
de meerderheid nog had-
il de Sabbatsrust opgelegd,
tooit de rust van het Sab-
r en zeker niet de intense
lie een Jubeljaar in onze
lishouding zou hebben ge
il. Het blijven merkwaardi-
rfstenen uit het O.T. Maar
mee bedoeld moet zijn is
Ik. Hoe dan ook, de oude
Smith) heeft gewonnen. Dat
i gebeuren was al duidelijk
Jezus van Nazaret in de sy-
1 van zijn woonplaats zijn
preek had gehouden. Over
gyeljaar.
I I ll
it
hun gebit aarzelingen gehad
zullen hebben.
De actiegroep vroeg Mauri ts
vriendelijk de maaltijd geheim te
willen houden, want vrouwen
werden verondersteld alleen met
hun mannen, hoogstens hun
vader, te eten. Vrijgezel Maurits
(„Mauritius nooit vast aen 't juk
der vrouwen", zoals Vondel het
omschreef) was helemaal
vertederd en tekende een
gratiebeslult Een fijne geste,
hoewel verslaggever pater
Calado er naargeestig aan
toevoegt, dat de Portugese
vrouwen hun verzoek
ondersteunden met een
cadeautje van negentig kisten
kostbare suiker.
Zo beroerd waren we dus ook
toen al niet. Naarstig zoekend
naar andere blijken, dat de
Nederlandse man in zijn
verhouding tot de vrouw wel
meevalt en in ieder geval voor
verbetering vatbaar is, vond ik in
het „Geïllustreerd weekblad voor
de huiskamer" van 1903 een
artikel getiteld
.Meiden-emancipatie". Het stuk
zal wel sarcastisch bedoeld zijn,
want het start met de
mededeling, dat dienstboden
zich „tot op een ongehoord hoog
standpunt van verstandelijke
ontwikkeling en
geestbeschaving" begonnen te
ontwikkelen en dat zij
vergaderingen organiseerden,
waarop zij „met verwonderlijke
raptongigheid" eisen stelden.
Enkele van die eisen: a) „Iedere
keukenbestuurster ontvangt bij
het aanvaarden van hare
betrekking een blaasbalg tot
sparing harer longen, zes paar
handschoenen en een waaier tot
behoud van haar tint", b) „Zij eet
met de familie aan tafel", c)
Maximum-werktijd. „Den
overigen tijd kan zij ongestoord
aan haar toilet, aan studie en
uitspanning wijden", d)
Werksters voor de ruwe diensten,
e) „Liefde houdt op eene misdaad
te zijn", f) „Bij zonneschijn
uitgaande, kan de
keukenbestuurster vrijelijk den
parasol, bij regenachtig weer de
parapluie van mevrouw
gebruiken".
In 1977 ligt dat allemaal even
anders. Het Engelse weekblad
„The Observer" heeft de laatste
twee weken de resultaten van een
onderzoek over de
vrouwen-emancipatie onder 1500
mensen (ook mannen dus)
gepubliceerd. Het weren van
vrouwen uit sommige pubs wordt
het meest (90 procent) genoemd
in een lijst beledigingen. De
gewoonte om vrouwen aan te
duiden met een verwijzing naar
een man („Zij is de vrouw
van komt nummer twee. Op
de derde plaats komt de
gewoonte van de overheid om bij
het invullen van allerlei
formulieren en bij het doen van
uitkeringen voorrang te geven
aan de man. Hoog op de lijst van
irritatie staat verder de
stompzinnigheid van tot
vrouwen gerichte TV-reclame en
het gebruik van vrouwelijk
schoon bij advertenties voor
auto's en radio-installaties.
Merkwaardig laag staan irritaties
over schoonheidswedstrijden (38
procent), het naroepen of
nafluiten op straat (23 procent)
en de onbenullige rol van
vrouwen in vele sprookjes. Wèl
pleitte een van de ondervraagde
vrouwen voor het herschrijven
van de laatste zin van
kinderverhalen tot: „Zij leefden
nog lang en ongelukkig".
Twee dingen vallen erg op in het
onderzoek. Mannen zijn het met
bijna gelijke cijfers eens met de
wensen van vrouwen:
beroepsopleiding; betere
betaling; gelijke belasting; zware
bestraffing van mannen, die
vrouwen misbruiken; de opvang
van vrouwen, die het moeilijk
hebbèn. Vrouwen stellen al de
eisen, die feministische
bewegingen naar voren brengen,
maar zij gebruiken vaak de
meest beledigende taal over die
bewegingen en willen niet met
wat zij „dat overdreven gedoe"
vinden vereenzelvigd worden.
Wat schieten we daarmee nu
allemaal op in het zicht van de
komende verkiezingen?
Antwoord: ik geen fluit. In
slechte momenten ben Je geneigd
met zelfvoldaanheid te
constateren, dat wij mannen
toch aardig soepel zijn. Zie je wel:
wij willen hetzelfde als zij. Zie je
wel: zij vrouwen houden ook niet
van dat geschreeuw, dat
verbranden van b.h.'s, dat lopen
in optochten.
Maar even later twijfel je weer.
Misschien zijn die felle
voorhoedes nodig om de
middenmoot van het
vrouwenlegioen uit de slaap te
krijgen. Misschien lijken de
gematigde vrouwen op die
kanariepiet, pie tin, die de kooi
niet uit wilde ook al stond het
deurtje open en riep iemand
„hup, kscht" van de buitenkant.
Gevangenschap went immers.
Wie weet is het de fout van ons
mannen, dat veel vrouwen zo
gematigd zijn.
Aan de andere kant over
vogeltjes gesproken is het niet
prachtig dat wij mannetjes
ijverig de wurmpjes brengen
naar de opengesperde bekjes van
de jonkies, terwijl moeder op het
nest ze warm houdt en
trouwens ook haar wurmpje
ontvangt? Is dat niet zeer
natuurlijk? Hoewel: er zij nook
mannetjes-vogels, die zelf zo nu
en dan op de eieren gaan zitten.
Tot welk soort behoor ik? Doe je
beschermend tegenover vrouwen
omdat het zo hoort en altijd zo
behoort te blijven of ben je alleen
maar bang verwijfd te lijken als
je niet de eieren bewaakt?
Mogelijk hoort die twijfel bij
emancipaties. De enige andere
emancipatie, die ik ooit heb
meegemaakt was die van de
katholieken in Nederland. Toen
veel protestanten het idee
hadden al gevaarlijk ver te zijn
gegaan in hun
tegemoetkomingen aan de
roomsen, werden de katholieken
in werkelijkheid nog lelijk achter
gesteld. Toen de katholieken al
jaren hun gelijke rechten
hadden, zaten zij nog vol
minderwaardigheidscomplexen
en deden erg opgewonden. Dat
soort schemerige tussen-situaties
schijnt er bij te horen. Het is toch
goed gekomen.
door mevrouw L. v.d. Grienten-van Willes
In zeven dagen schiep God hemel en aarde. En God zag. wat
Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. En God zeide „Zie,
Ik heb u al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse
aarde is en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende
boomvrucht is: het zij u tot spijze."
Al dadelijk wilde de mens méér. De slang zei tot Eva: „Ten
dage, dat gij eet van de boom der kennis, des goeds en des
kwaads, zult gij als God wezen, kennende het goed en het
kwaad". En zij nam van de vrucht en at en zij gaf ook haren
man met haar en hij at.
Toen is het eigenlijk begonnen. Na
de vlucht uit het paradijs, bezeten
van een oerangst voor de natuur.
Onweders, aardbevingen, koude,
hitte, droogte, giftige planten, rep
tielen, insekten, verscheurende die
ren, oerangst. De mens kreeg ech
ter bescherming mee: zijn intellect,
vindingrijkheid, creatief vermogen.
Rivieren werden bedijkt, dorre
streken bevloeid, zeeën kregen we
ringen, dieren werden afgeschoten
uit zelfverdediging. Hutten werden
gebouwd tegen kou en gevaar,
voedsel verbouwd, in het zweet des
aanschijns. Men kon nog spreken
van een „bewerken en bewaren"
van de schepping.
Langzaam maar zeker werd de na
tuur beheerst, de dieren werden
tam, als ze nuttig, schuw als ze
bedreigd waren.
De mens ging verder: 't Was niet
meer genoeg, dit matig rechtvaar
dige leven, gepaard aan noeste
vlijt. Er moest méér komen, het
kostte wat het wilde...
We gingen onder het aardop
pervlak delven, onder het op
pervlak der zee. De techniek deed
haar intrede, de uitvindingen
volgden elkaar op. Alles leek nu
mogelijk! De noeste vlijt maakte
plaats voor het stopcontact, de
vreeze des Heeren voor zelfvol
daanheid, de creativiteit voor ge
makzucht.
De aarde week terug, bomen, die
ren, wateren weken terug. Overbe-
weiding, afbrandcultures vormden
woestijnen. Er was immers nog ge
noeg? Ontbossing (bodemerosie),
massale slachting wilde dieren, dit
alles niet meer voor voedsel of vei
ligheid, maar voor materieel gewin,
luxe en gemak. Nu na de eerste
trein, de auto, het vliegtuig, de su
personische straaljager, de raket.
We zullen het paradijs terug heb
ben en wel terstond. We razen over
de aarde. De „homo caravan us"
ontstaat. De onrust neemt toe. Mi
lieuverontreiniging!
De periode van het geloof in de
mens, de opmars der technologie,
het hoogtepunt, we zijn erover
Politieke gevangenen in Nederland
Er zijn in de samenleving van die
afspraken die min of meer stilzwij
gend worden getroffen en die het
terrein afbakenen waarop de open
bare gedachtenwisseling plaats
heeft. Een van die afspraken houdt
in dat e^n massale aanval door de
strijdkrachten van het Warschau
pact over de hele breedte van Lü-
beck tot Passau onwaarschijnlijk,'
mogelijk zelfs ondenkbaar is.
Ik laat nu in het midden of deze
afspraak, deze stilzwijgende over
eenkomst, realistisch is of niet. Van
meer onmiddellijk belang is het dat
polemologen en vredesonderzoekers
die zich overigens con amore achter
de hier bedoelde afspraak plaatsen,
daarop twee uitzonderingen toela
ten. De ene uitzondering betreft het
conflict dat niet als zodanig is be
doeld maar dat als het ware per
ongeluk ontstaan, de zgn. „acciden
tal war". De tweede uitzondering,
van oorsprong eigenlijk een voor
beeld van de „accidental war" maar
van lieverledeuitgegroeid tot een
zelfstandig geval, is „Joegoslavië-
na-de-dood-van-Tito".
Zodra de maarschalk het tijdelijke
met het eeuwige verwisselt, is een
toeneming van de spanningen
binnen Joegoslavië denkbaar. Af
zonderlijke groepen kunnen dan, om
de binnenlandse strijd te winnen, de
hulp inroepen van het buitenland;
en mogelijk is dat buitenland (lees:
Moskou) wel zo begerig zijn invloed
in Joegoslavië te versterken dat het
dergelijke verzoeken om hulp uit
lokt. Hoe zal de NAVO reageren als
in Joegoslavië de macht van de Sow-
jet Unie opdringt? Het is wel zeker
dat deze vraag niet in de eerste
plaats door polemologen is bedacht;
het antwoord is er niet minder be
langrijk om.
Joegoslavië is uiteraard geen lid van
het Noordatlantische bondge
nootschap. Formeel kan het dus
geen aanspraak maken op de over
igens zeer behoedzaam geformuleer
de bijstandsverplichting die de
kern vormt van het Noordatlantisch
verdrag. Als het zich na de dood van
Tito de eventuele avances van Mos
kou van het lijf wil houden d.w.z.
als de roep om broederlijke bijstand
uit eigen land niet of slechts zeer
zwak opklinkt dan is Joegoslavië
in de eerste plaats aangewezen op
zijn eigen vermogen militair van
zich af te bijten. Het beseft dat zelf
ook en enkele jaren terug is de wet
telijke grondslag gelegd voor een al
gemeen volksverzet, een „levée en
masse" die goed aansluit bij be-
door H. J. Neuman
staande en soms zeer roemruchte
tradities.
Maar daarnaast is er nóg iets. De
Joegoslavische veiligheidsbehoefte
wordt voor een deel óók gedekt
doordat de toekomstige reacties van
de MAVO ongewis zijn. Het bondge
nootschap zegt niet dat het bij een
opdringen van de Sowjet-macht in
Joegoslavië naar de wapeps zal grij
pen; per slot van rekening behoort
het land tot de „grijze zones" van
Dean Riisk. Maar de NAVO zegt
evenmin dat ze niet zal ingrijpen;
zelfs laat ze met een zeker genoegen
de indruk bestaan, alsof er al een
hoeveelheid „contingency plan
ning" is verricht.
De diplomaat of de politicus die
moeite heeft met strategische sche
mertoestanden en die op dit punt tot
klaarheid wenst te komen, oogst van
alle kant verwijten. In december
1975 heeft Helmut Sonnenfeldt, een
van de naaste medewerkers van Kis
singer, dat reeds ondervonden toen
hij voor een gezelschap diplomaten
in Londen zei dat Joegoslavië
„grenst" aan (dus geen deel uit
maakt van) „onze vitale belangen".
En presidentskandidaat Carter over
kwam iets dergelijks nadat hij in
oktober 1976 had verklaard, dat hij
Amerika niet beschouwde als de
eerstgeroepen beschermer van de
Joegoslavische onafhankelijkheid.
Intussen trekt Joegoslavië niet al
leen in veiligheidsopzicht profijt van
de ongewisheid van de NAVO-
reacties. Aan het voortbestaan van
die schemertoestand ontleent het
ook een zekere politieke on
kwetsbaarheid. Als men er in het
westen om wat voor reden dan ook
prijs op stelt dat Joegoslavië zijn
onafhankelijkheid behoudt, zo rede
neert men in Belgrado, don moet
men ons ook politiek een ruime
armslag laten. Dan moet het westen
met name goedvinden dat het door
Joegoslavië op tal van punten wordt
tegengesproken of zelfs bestreden.
Belgrado heeft deze stelling niet al
leen ontwikkeld, het heeft er ook
naar gehandeld; en tot dusver met
succes. Het westen heeft zeer veel
van Joegoslavië geslikt.
Maar de laatste tijd worden in het
westen, en met name in de Verenig
de Staten, stemmen hoorbaar die
zeggen: waarom zou de onafhanke
lijkheid van Joegoslavië ons meer
ter harte gaan dan de Joegoslaven
zelf en waarom gaan we in de prak
tijk uit van de veronderstelling dat
Joegoslavië, na het eerste kwade
woord onzerzijds, zijn toevlucht me
teen zal zoeken in of bij het
Warschau-Pact? Laurence Silber-
man heeft aldus reeds geredeneerd
toen hij nog Amerikaans ambassa
deur in Belgrado was.
Zo pas heeft hij zijn betoog herhaald
in het voorjaarsnummer van „Fo
reign Policy". Joegoslavië, dat zelf
moter te over op zijn hoofd heeft,
werkt het westen tegen bij de bevor
dering van de mensenrechten. Het
zit Amerika dwars ten aanzien van
de „dekolonisatie" van Portorico,
Guam en de Maagden-eilanden; het
steunt Noord-Korea in zijn pogingen
om de Amerikaanse strijdkrachten
weg te krijgen uit Zuid-Korea; het
bemoeit zich indirect met de onder
handelingen over het Panamaka
naal; het speelt een twijfelachtige
rol in het Midden-Oosten; en toen in
1976 de burgeroorlog in Angola in
volle hevigheid woedde, liet het toe
dat Russische militaire voorraden
via zijn luchtruim naar de MPLA
werden vervoerd. Op Amerikaanse
protesten antwoordde Belgrado dat
de Joegoslaven het verschil niet kon
den vaststellen tussen Russische
militaire en burgervliegtuigen. Sil-
berman voegt daaraan toe: „De he
mel sta Joegoslavië bij als dat waar
heen. We zitten vol met verworven
heden, we stikken in onze spullen,
we puffen van de hitte bij onze
centrale verwarming. We verblin
den onze ogen bij kunstlicht nacht
en dag. 't Kèn niet op! Méér!
1974
1974. Rapport aan de Club van Ro
me: 't Kan op. Ja, het raakt al hard
op óók. Er is geen houen meer aan.
We zijn op drift van het werkwoord
„hebben". Raakt de aarde leeg,
prof. Forrester en Meadows? Geen
nood, we splijten gewoon de ato
men. Kunnen we nog een poosje
doorgaan. Wat zegt? Radioactief
afval, straling, terrorisme? Kom.
onzin, dat loopt wel los. We hebben
toch ons intellect?
Maar.... èls het ons eens uit de hand
loopt, één keertje maar? Daar
komt de oude oerangst weer om de
hoek: Seweso, Philips-Duphar,
Tiel, D.S.M. Billiton, vaten radio
actief afval lek in de oceaan.
We bouwen hemelhoge flats, maar
die beschermen ons niet We ma
ken griezelige wapens (100 miljard
per Jaar), het baat niet. Waar zullen
we schuilen bij het ergst denkbare
ongeluk? Bergen val op ons en heu
velen bedek ons! Waarheen, als er
echt iets gebeurt?
We doen intussen, of er niets aan de
hand is. De autoverkoop bereikte
vorig Jaar een record. „De econo
mie moet groeien", is de kreet. We
keren de aarde binnenste buiten,
want we hebben nog niet genoeg.
Zit het wel goed?
Er is ook iets anders aan de hand.
Wat zien we om ons heen? Zit het
wel zo goed met die welvaart? Is
het geen schijn? Er is een hunke
ring te bespeuren, vooral bij de
Jeugd, die de betonwoestijnen beu
is. De mode vertoont een middel
eeuwse, Oosterse, soms Western
trend.
Wat zien we nog meer? Lectuur van
Tolkien is „ln". Sagen en sprookjes.
Onkruiden (Bereklauw) in ere her
steld. Natuurgeneeswijze, eens ver
achtelijk beschimpt, neemt grote
vlucht. Rudolf Steiner-verering, ve
getarisme, alternatieve landbouw,
handgesponnen wol, transcenden
te meditatie, yoga, communes, Je-
sus-people, helaas ook drugs.
Evenzovele tekenen van onvrede
met het kille, commerciële leven
van onze welvaart. Er is een groot
heimwee van de Jongeren naar iets
anders: veiligheid, een nieuwe stijl
van leven of, Juist een oude? Naar
de natuur. Een ware diarree van
boeken over vogels, bloemen en
bomen is aan de gang. Kregen we
er onze natuur maar mee terug,
maar helaas het kost bomen. De
regenwouden worden gekapt voor
onze luxe. Hongersnood ls het
gevolg.
Er moet méér geproduceerd wor
den. z.g. voor de „werkgelegen
heid". jawel, maar dan wèl
kleinschalig, geen machines, die
schakelen Juist mensen uit! Maar
arbeidsintensief. Soft technology.
Kan de klok nog terug? Misschien,
geleidelijk. Krijgt Henrlëtte Ro
land Holst tóch gelijk, dat de zach
te krachten zullen winnen in 't end?
Dat zou dan het einde van een
materialistisch tijdperk kunnen
zijn. waarin de ene helft van de
wereld niet weet. waar de andere
van leeft. Dat die instelling het
moge winnen, zonder de noodzaak
van een nieuwe zondvloed, want,
die hebben we dan toch zélf ontke
tend.
De schrijfster van deze beschouwing
is huisvrouw, moeder van drie kin
deren en grootmoeder van vijf klein
kinderen, tekenares en publiciste,
secretaresse van de Werkgroep Mi
lieuzorg in Oegstgeest.