Stem eens op een vrouw Joegoslavië buiten schot? jbeljaar de We zijn op drift van het hebben' IB Een pleidooi voor „de zachte krachten" f/Kl20 MEI 1977 BINNENLAND TROUW/KWARTET - j Aongste koninklijke j Haan China hebben we er I mn gehoord, maar enige >den kon Je ln dat land ■■big dames aantreffen met ns ollfaht-achtige voeten, iden hun moeders versierd >rt na de geboorte de zo te omzwachtelen, dat mpjes werden, oheen kwamen later bijna ichoenen, die de tenen pten. hese dames konden |op hun hielen lopen en a dus niet ver. Ze deden in |cen enig scharrelwerk, et te veel, want de achter de verminking jen sommige auteurs t vrouwen niet behoorden jen. Het was helemaal in k ze zulke lange nagels I dat zeook hun handen hden verroeren. bese man, die zijn Ijkheid bewees door Ite dik en kaal te zijn kte als hij rijk was zag peloze van de vrouw met ng aan, want losheid wordt vaak a met „lief". Alle kleine i zijn lief, ook al kunnen r zeer vervelend worden, tier heeft met roze einen wangetjes braaf I hulpeloos in een wiegje ^fiese vrpuwen slingerden s. „Zij zwaait als een ijnt een liefkozende ng van Chinese r n geweest te zijn. Het zijn ft verhalen, die ndse mannen in deze ngstijd, waarbij de eid van de sexen meer dan rol speelt, zo onzeker In hoeverre lijken wij ndse mannen nog op die hinezen van vroeger? ^a vonden ze al drie i geleden, dat de iH^kndse vrouwen zeer Jicipeerd waren. indse vrouwen liepen Q)l idoor de straten van 0l <ij Zij hadden de reputatie lopende band overspel te Il0ten hun kinderen te lirlozen. De Chinezen net tevredenheid gezien dat wij door de door Henry C. Faas Portugezen weer uit Macao werden verwijderd. Dronkenschap, verwaarlozing van de kinderen en overspel behoeven niet noodzakelijkerwijs tekenen van gelijkberechtiging te zijn. Je hoort zelfs wel eens het tegendeel beweren. Immers: waarom zou een gelijkberechtigde vrouw de man naëpen? Maar er waren drieëneen halve eeuw geleden ook andere meer 'delende aanwijzingen, dat Nederlandse mannen enig respect voor vrouwen konden opbrengen. Dat is althans in 1638 pater Manuel Calado opgevallen in een ander gebied waar Nederlanders en Portugezen stuivertje verwisselden: Brazilië. Portugese vrouwen werden door Portugese mannen (die hun buren allerminst vertrouwden) achter gesloten deuren gehouden en bulten vervoerd in gesloten draagstoelen, hetgeen wij niet behoeven te betreuren want de dames verloren gewoonlijk reeds op zeer jeugdige leeftijd al hun tanden. Ook de Portugese vrouwen kregen moeilijke schoenen aan, waardoor het leek alsof zij een ijzeren bal meesleepten. Een verzameling van deze vrouwen bovendien naar Moors voorbeeld gehuld in pijen en kleedjes bracht, zo vertelt pater Calado, een bezoek aan „onze" prins (Johan) Maurits van Nassau. Zij kwamen gratie vragen voor mevrouw Jeronima de Almeide, moeder van negen dochters en drie zonen, die ter dood was veroordeeld wegens het huisvesten van leden van de Portugese ondergrondse. Knielend begaven zij zich naar de prins moeilijk manoeuvrerend want het was onfatsoenlijk je voeten te laten zien. Zij kusten zijn hand. Zij werden niettemin erg aardig ontvangen. Ze mochten opstaan. De prins zei, dat ze mooi waren en vroeg of ze wilden meeëten. De dames hebben het gedaan, hoewel zij gezien de stand van c\, H. Biersteker Dver ik uit Leviticus 25 smaken kon je volgens loeling van deze wet i wel failliet gaan, je nu kwijtraken en lijfeige- JU n de schuldeisers wor- •'"4 iaar nooit voorgoed. de of de pech van de vaderen iet bezocht aan de kinderen. In het jubeljaar het vijf-i keerde alle grond in han- de oorspronkelijke eigena- nug. Ik kan me dus voorstel- Hftn stijgende tendens in de H| van vervreemde landbouw- ^pegronden in de eerste vijf- Tig jaar en een dalende in de Weinig ruimte voor specu- want dat kan alleen als de istige waarde van het goed iststaat en helemaal ge- p de waarde van wat er op [gebruikswaarde dus), er ook van mogen zeggen men zich er in het Oude d al nooit aan gehouden i hoe dat ooit zou moeten in jecompliceerde industriële happij ik blijf dit begin- ideale kruising vinden tus- lam Smith en Karl Marx, nge vrije ondernemlngsge- roduktie, maar geen kans op oping van bezit en macht in van enkelen. Na elke vijftig gint iedere speler weer met ijk aantal fiches, istenen in dit land hebben, de meerderheid nog had- il de Sabbatsrust opgelegd, tooit de rust van het Sab- r en zeker niet de intense lie een Jubeljaar in onze lishouding zou hebben ge il. Het blijven merkwaardi- rfstenen uit het O.T. Maar mee bedoeld moet zijn is Ik. Hoe dan ook, de oude Smith) heeft gewonnen. Dat i gebeuren was al duidelijk Jezus van Nazaret in de sy- 1 van zijn woonplaats zijn preek had gehouden. Over gyeljaar. I I ll it hun gebit aarzelingen gehad zullen hebben. De actiegroep vroeg Mauri ts vriendelijk de maaltijd geheim te willen houden, want vrouwen werden verondersteld alleen met hun mannen, hoogstens hun vader, te eten. Vrijgezel Maurits („Mauritius nooit vast aen 't juk der vrouwen", zoals Vondel het omschreef) was helemaal vertederd en tekende een gratiebeslult Een fijne geste, hoewel verslaggever pater Calado er naargeestig aan toevoegt, dat de Portugese vrouwen hun verzoek ondersteunden met een cadeautje van negentig kisten kostbare suiker. Zo beroerd waren we dus ook toen al niet. Naarstig zoekend naar andere blijken, dat de Nederlandse man in zijn verhouding tot de vrouw wel meevalt en in ieder geval voor verbetering vatbaar is, vond ik in het „Geïllustreerd weekblad voor de huiskamer" van 1903 een artikel getiteld .Meiden-emancipatie". Het stuk zal wel sarcastisch bedoeld zijn, want het start met de mededeling, dat dienstboden zich „tot op een ongehoord hoog standpunt van verstandelijke ontwikkeling en geestbeschaving" begonnen te ontwikkelen en dat zij vergaderingen organiseerden, waarop zij „met verwonderlijke raptongigheid" eisen stelden. Enkele van die eisen: a) „Iedere keukenbestuurster ontvangt bij het aanvaarden van hare betrekking een blaasbalg tot sparing harer longen, zes paar handschoenen en een waaier tot behoud van haar tint", b) „Zij eet met de familie aan tafel", c) Maximum-werktijd. „Den overigen tijd kan zij ongestoord aan haar toilet, aan studie en uitspanning wijden", d) Werksters voor de ruwe diensten, e) „Liefde houdt op eene misdaad te zijn", f) „Bij zonneschijn uitgaande, kan de keukenbestuurster vrijelijk den parasol, bij regenachtig weer de parapluie van mevrouw gebruiken". In 1977 ligt dat allemaal even anders. Het Engelse weekblad „The Observer" heeft de laatste twee weken de resultaten van een onderzoek over de vrouwen-emancipatie onder 1500 mensen (ook mannen dus) gepubliceerd. Het weren van vrouwen uit sommige pubs wordt het meest (90 procent) genoemd in een lijst beledigingen. De gewoonte om vrouwen aan te duiden met een verwijzing naar een man („Zij is de vrouw van komt nummer twee. Op de derde plaats komt de gewoonte van de overheid om bij het invullen van allerlei formulieren en bij het doen van uitkeringen voorrang te geven aan de man. Hoog op de lijst van irritatie staat verder de stompzinnigheid van tot vrouwen gerichte TV-reclame en het gebruik van vrouwelijk schoon bij advertenties voor auto's en radio-installaties. Merkwaardig laag staan irritaties over schoonheidswedstrijden (38 procent), het naroepen of nafluiten op straat (23 procent) en de onbenullige rol van vrouwen in vele sprookjes. Wèl pleitte een van de ondervraagde vrouwen voor het herschrijven van de laatste zin van kinderverhalen tot: „Zij leefden nog lang en ongelukkig". Twee dingen vallen erg op in het onderzoek. Mannen zijn het met bijna gelijke cijfers eens met de wensen van vrouwen: beroepsopleiding; betere betaling; gelijke belasting; zware bestraffing van mannen, die vrouwen misbruiken; de opvang van vrouwen, die het moeilijk hebbèn. Vrouwen stellen al de eisen, die feministische bewegingen naar voren brengen, maar zij gebruiken vaak de meest beledigende taal over die bewegingen en willen niet met wat zij „dat overdreven gedoe" vinden vereenzelvigd worden. Wat schieten we daarmee nu allemaal op in het zicht van de komende verkiezingen? Antwoord: ik geen fluit. In slechte momenten ben Je geneigd met zelfvoldaanheid te constateren, dat wij mannen toch aardig soepel zijn. Zie je wel: wij willen hetzelfde als zij. Zie je wel: zij vrouwen houden ook niet van dat geschreeuw, dat verbranden van b.h.'s, dat lopen in optochten. Maar even later twijfel je weer. Misschien zijn die felle voorhoedes nodig om de middenmoot van het vrouwenlegioen uit de slaap te krijgen. Misschien lijken de gematigde vrouwen op die kanariepiet, pie tin, die de kooi niet uit wilde ook al stond het deurtje open en riep iemand „hup, kscht" van de buitenkant. Gevangenschap went immers. Wie weet is het de fout van ons mannen, dat veel vrouwen zo gematigd zijn. Aan de andere kant over vogeltjes gesproken is het niet prachtig dat wij mannetjes ijverig de wurmpjes brengen naar de opengesperde bekjes van de jonkies, terwijl moeder op het nest ze warm houdt en trouwens ook haar wurmpje ontvangt? Is dat niet zeer natuurlijk? Hoewel: er zij nook mannetjes-vogels, die zelf zo nu en dan op de eieren gaan zitten. Tot welk soort behoor ik? Doe je beschermend tegenover vrouwen omdat het zo hoort en altijd zo behoort te blijven of ben je alleen maar bang verwijfd te lijken als je niet de eieren bewaakt? Mogelijk hoort die twijfel bij emancipaties. De enige andere emancipatie, die ik ooit heb meegemaakt was die van de katholieken in Nederland. Toen veel protestanten het idee hadden al gevaarlijk ver te zijn gegaan in hun tegemoetkomingen aan de roomsen, werden de katholieken in werkelijkheid nog lelijk achter gesteld. Toen de katholieken al jaren hun gelijke rechten hadden, zaten zij nog vol minderwaardigheidscomplexen en deden erg opgewonden. Dat soort schemerige tussen-situaties schijnt er bij te horen. Het is toch goed gekomen. door mevrouw L. v.d. Grienten-van Willes In zeven dagen schiep God hemel en aarde. En God zag. wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. En God zeide „Zie, Ik heb u al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze." Al dadelijk wilde de mens méér. De slang zei tot Eva: „Ten dage, dat gij eet van de boom der kennis, des goeds en des kwaads, zult gij als God wezen, kennende het goed en het kwaad". En zij nam van de vrucht en at en zij gaf ook haren man met haar en hij at. Toen is het eigenlijk begonnen. Na de vlucht uit het paradijs, bezeten van een oerangst voor de natuur. Onweders, aardbevingen, koude, hitte, droogte, giftige planten, rep tielen, insekten, verscheurende die ren, oerangst. De mens kreeg ech ter bescherming mee: zijn intellect, vindingrijkheid, creatief vermogen. Rivieren werden bedijkt, dorre streken bevloeid, zeeën kregen we ringen, dieren werden afgeschoten uit zelfverdediging. Hutten werden gebouwd tegen kou en gevaar, voedsel verbouwd, in het zweet des aanschijns. Men kon nog spreken van een „bewerken en bewaren" van de schepping. Langzaam maar zeker werd de na tuur beheerst, de dieren werden tam, als ze nuttig, schuw als ze bedreigd waren. De mens ging verder: 't Was niet meer genoeg, dit matig rechtvaar dige leven, gepaard aan noeste vlijt. Er moest méér komen, het kostte wat het wilde... We gingen onder het aardop pervlak delven, onder het op pervlak der zee. De techniek deed haar intrede, de uitvindingen volgden elkaar op. Alles leek nu mogelijk! De noeste vlijt maakte plaats voor het stopcontact, de vreeze des Heeren voor zelfvol daanheid, de creativiteit voor ge makzucht. De aarde week terug, bomen, die ren, wateren weken terug. Overbe- weiding, afbrandcultures vormden woestijnen. Er was immers nog ge noeg? Ontbossing (bodemerosie), massale slachting wilde dieren, dit alles niet meer voor voedsel of vei ligheid, maar voor materieel gewin, luxe en gemak. Nu na de eerste trein, de auto, het vliegtuig, de su personische straaljager, de raket. We zullen het paradijs terug heb ben en wel terstond. We razen over de aarde. De „homo caravan us" ontstaat. De onrust neemt toe. Mi lieuverontreiniging! De periode van het geloof in de mens, de opmars der technologie, het hoogtepunt, we zijn erover Politieke gevangenen in Nederland Er zijn in de samenleving van die afspraken die min of meer stilzwij gend worden getroffen en die het terrein afbakenen waarop de open bare gedachtenwisseling plaats heeft. Een van die afspraken houdt in dat e^n massale aanval door de strijdkrachten van het Warschau pact over de hele breedte van Lü- beck tot Passau onwaarschijnlijk,' mogelijk zelfs ondenkbaar is. Ik laat nu in het midden of deze afspraak, deze stilzwijgende over eenkomst, realistisch is of niet. Van meer onmiddellijk belang is het dat polemologen en vredesonderzoekers die zich overigens con amore achter de hier bedoelde afspraak plaatsen, daarop twee uitzonderingen toela ten. De ene uitzondering betreft het conflict dat niet als zodanig is be doeld maar dat als het ware per ongeluk ontstaan, de zgn. „acciden tal war". De tweede uitzondering, van oorsprong eigenlijk een voor beeld van de „accidental war" maar van lieverledeuitgegroeid tot een zelfstandig geval, is „Joegoslavië- na-de-dood-van-Tito". Zodra de maarschalk het tijdelijke met het eeuwige verwisselt, is een toeneming van de spanningen binnen Joegoslavië denkbaar. Af zonderlijke groepen kunnen dan, om de binnenlandse strijd te winnen, de hulp inroepen van het buitenland; en mogelijk is dat buitenland (lees: Moskou) wel zo begerig zijn invloed in Joegoslavië te versterken dat het dergelijke verzoeken om hulp uit lokt. Hoe zal de NAVO reageren als in Joegoslavië de macht van de Sow- jet Unie opdringt? Het is wel zeker dat deze vraag niet in de eerste plaats door polemologen is bedacht; het antwoord is er niet minder be langrijk om. Joegoslavië is uiteraard geen lid van het Noordatlantische bondge nootschap. Formeel kan het dus geen aanspraak maken op de over igens zeer behoedzaam geformuleer de bijstandsverplichting die de kern vormt van het Noordatlantisch verdrag. Als het zich na de dood van Tito de eventuele avances van Mos kou van het lijf wil houden d.w.z. als de roep om broederlijke bijstand uit eigen land niet of slechts zeer zwak opklinkt dan is Joegoslavië in de eerste plaats aangewezen op zijn eigen vermogen militair van zich af te bijten. Het beseft dat zelf ook en enkele jaren terug is de wet telijke grondslag gelegd voor een al gemeen volksverzet, een „levée en masse" die goed aansluit bij be- door H. J. Neuman staande en soms zeer roemruchte tradities. Maar daarnaast is er nóg iets. De Joegoslavische veiligheidsbehoefte wordt voor een deel óók gedekt doordat de toekomstige reacties van de MAVO ongewis zijn. Het bondge nootschap zegt niet dat het bij een opdringen van de Sowjet-macht in Joegoslavië naar de wapeps zal grij pen; per slot van rekening behoort het land tot de „grijze zones" van Dean Riisk. Maar de NAVO zegt evenmin dat ze niet zal ingrijpen; zelfs laat ze met een zeker genoegen de indruk bestaan, alsof er al een hoeveelheid „contingency plan ning" is verricht. De diplomaat of de politicus die moeite heeft met strategische sche mertoestanden en die op dit punt tot klaarheid wenst te komen, oogst van alle kant verwijten. In december 1975 heeft Helmut Sonnenfeldt, een van de naaste medewerkers van Kis singer, dat reeds ondervonden toen hij voor een gezelschap diplomaten in Londen zei dat Joegoslavië „grenst" aan (dus geen deel uit maakt van) „onze vitale belangen". En presidentskandidaat Carter over kwam iets dergelijks nadat hij in oktober 1976 had verklaard, dat hij Amerika niet beschouwde als de eerstgeroepen beschermer van de Joegoslavische onafhankelijkheid. Intussen trekt Joegoslavië niet al leen in veiligheidsopzicht profijt van de ongewisheid van de NAVO- reacties. Aan het voortbestaan van die schemertoestand ontleent het ook een zekere politieke on kwetsbaarheid. Als men er in het westen om wat voor reden dan ook prijs op stelt dat Joegoslavië zijn onafhankelijkheid behoudt, zo rede neert men in Belgrado, don moet men ons ook politiek een ruime armslag laten. Dan moet het westen met name goedvinden dat het door Joegoslavië op tal van punten wordt tegengesproken of zelfs bestreden. Belgrado heeft deze stelling niet al leen ontwikkeld, het heeft er ook naar gehandeld; en tot dusver met succes. Het westen heeft zeer veel van Joegoslavië geslikt. Maar de laatste tijd worden in het westen, en met name in de Verenig de Staten, stemmen hoorbaar die zeggen: waarom zou de onafhanke lijkheid van Joegoslavië ons meer ter harte gaan dan de Joegoslaven zelf en waarom gaan we in de prak tijk uit van de veronderstelling dat Joegoslavië, na het eerste kwade woord onzerzijds, zijn toevlucht me teen zal zoeken in of bij het Warschau-Pact? Laurence Silber- man heeft aldus reeds geredeneerd toen hij nog Amerikaans ambassa deur in Belgrado was. Zo pas heeft hij zijn betoog herhaald in het voorjaarsnummer van „Fo reign Policy". Joegoslavië, dat zelf moter te over op zijn hoofd heeft, werkt het westen tegen bij de bevor dering van de mensenrechten. Het zit Amerika dwars ten aanzien van de „dekolonisatie" van Portorico, Guam en de Maagden-eilanden; het steunt Noord-Korea in zijn pogingen om de Amerikaanse strijdkrachten weg te krijgen uit Zuid-Korea; het bemoeit zich indirect met de onder handelingen over het Panamaka naal; het speelt een twijfelachtige rol in het Midden-Oosten; en toen in 1976 de burgeroorlog in Angola in volle hevigheid woedde, liet het toe dat Russische militaire voorraden via zijn luchtruim naar de MPLA werden vervoerd. Op Amerikaanse protesten antwoordde Belgrado dat de Joegoslaven het verschil niet kon den vaststellen tussen Russische militaire en burgervliegtuigen. Sil- berman voegt daaraan toe: „De he mel sta Joegoslavië bij als dat waar heen. We zitten vol met verworven heden, we stikken in onze spullen, we puffen van de hitte bij onze centrale verwarming. We verblin den onze ogen bij kunstlicht nacht en dag. 't Kèn niet op! Méér! 1974 1974. Rapport aan de Club van Ro me: 't Kan op. Ja, het raakt al hard op óók. Er is geen houen meer aan. We zijn op drift van het werkwoord „hebben". Raakt de aarde leeg, prof. Forrester en Meadows? Geen nood, we splijten gewoon de ato men. Kunnen we nog een poosje doorgaan. Wat zegt? Radioactief afval, straling, terrorisme? Kom. onzin, dat loopt wel los. We hebben toch ons intellect? Maar.... èls het ons eens uit de hand loopt, één keertje maar? Daar komt de oude oerangst weer om de hoek: Seweso, Philips-Duphar, Tiel, D.S.M. Billiton, vaten radio actief afval lek in de oceaan. We bouwen hemelhoge flats, maar die beschermen ons niet We ma ken griezelige wapens (100 miljard per Jaar), het baat niet. Waar zullen we schuilen bij het ergst denkbare ongeluk? Bergen val op ons en heu velen bedek ons! Waarheen, als er echt iets gebeurt? We doen intussen, of er niets aan de hand is. De autoverkoop bereikte vorig Jaar een record. „De econo mie moet groeien", is de kreet. We keren de aarde binnenste buiten, want we hebben nog niet genoeg. Zit het wel goed? Er is ook iets anders aan de hand. Wat zien we om ons heen? Zit het wel zo goed met die welvaart? Is het geen schijn? Er is een hunke ring te bespeuren, vooral bij de Jeugd, die de betonwoestijnen beu is. De mode vertoont een middel eeuwse, Oosterse, soms Western trend. Wat zien we nog meer? Lectuur van Tolkien is „ln". Sagen en sprookjes. Onkruiden (Bereklauw) in ere her steld. Natuurgeneeswijze, eens ver achtelijk beschimpt, neemt grote vlucht. Rudolf Steiner-verering, ve getarisme, alternatieve landbouw, handgesponnen wol, transcenden te meditatie, yoga, communes, Je- sus-people, helaas ook drugs. Evenzovele tekenen van onvrede met het kille, commerciële leven van onze welvaart. Er is een groot heimwee van de Jongeren naar iets anders: veiligheid, een nieuwe stijl van leven of, Juist een oude? Naar de natuur. Een ware diarree van boeken over vogels, bloemen en bomen is aan de gang. Kregen we er onze natuur maar mee terug, maar helaas het kost bomen. De regenwouden worden gekapt voor onze luxe. Hongersnood ls het gevolg. Er moet méér geproduceerd wor den. z.g. voor de „werkgelegen heid". jawel, maar dan wèl kleinschalig, geen machines, die schakelen Juist mensen uit! Maar arbeidsintensief. Soft technology. Kan de klok nog terug? Misschien, geleidelijk. Krijgt Henrlëtte Ro land Holst tóch gelijk, dat de zach te krachten zullen winnen in 't end? Dat zou dan het einde van een materialistisch tijdperk kunnen zijn. waarin de ene helft van de wereld niet weet. waar de andere van leeft. Dat die instelling het moge winnen, zonder de noodzaak van een nieuwe zondvloed, want, die hebben we dan toch zélf ontke tend. De schrijfster van deze beschouwing is huisvrouw, moeder van drie kin deren en grootmoeder van vijf klein kinderen, tekenares en publiciste, secretaresse van de Werkgroep Mi lieuzorg in Oegstgeest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13