:ietsen in het museum De vrome verliefdheden van Maarten 't Hart Talent als doem en zegen Jluitengewone expositie in Boymans flDAG 16 APRIL 1977 Trouw/Kwartet 29 por G. Kruis het Museum Boymans-Van hebben ze. nog ar goed een jaar na die rer het Symbolisme, weer ms gezien een tentoonstel- ig samen te stellen, waar- wr het publiek het waard ndt even in de rij te moeten aan. „De Fiets" tot 13 uni een bekend onder- erp. zeker voor de Nederlan ds zou Je zo zeggen. ergeet dat maar, want als Je ziet, zo'n rijwiel met geestelijke ba- ige volgepakt kan zijn, kan de it - waarschijnlijk al door meer- ire collega's gebruikt „wat heb nou aan mijn (iets hangen" niet ig uitblijven. Ik denk, dat er laar weinig facetten, de fiets be- effende, over het hoofd gezien jn: 't is een indrukwekkende ten- jonstelling geworden, zoals ge- rulkelljk ongelooflijk geraffineerd ïgericht door Dick Elffers en bege- f id door een catalogus die 20.-, jst, geen geld eigenlijk voor zo'n jk en kleurrijk geïllustreerd ge- chledenis- en handboek over de lts, waarin daarenboven nog heel it hoedanigheden belicht wor- waar Je in 't dagelijkse leven auwelijks meer bij stilstaat. n er zo maar eens een paar uit te alen: de fiets als „voertuig van de nclpatle": want de vrouwen, in veel aangelegenheden toch jet vrij veel geduld hun tijd plach- i af te wachten, trapten daar in ival van de fiets niet in, wel, en al k de vorige eeuw, flink door. Van- iaar dat Je de vrouwen, verfijnd lleus gekleed, in Griekse gewa- Jen of desnoods alleen in haar par- m. die veelvuldig voorkwamen p de vroege reclame-affiches voor e fiets, niet alleen maar moet zien 5 een plezierige versiering in de n van: seks verkoopt nu eenmaal feoed. Ulj't Was voor een goed deel ook de 10 "Bedoeling ermee aan te tonen dat ir bij gebruik van hun produkt iets aan vrouwelijkheid behoefde worden ingeboet. Het ging hen er look) om, te laten zien dat zo'n fiets ivooral voor de vrouw een bevrij dend Instrument was. Niet ledereen was overigens even enthousiast. ~!en zekere Ernest Maindron, wie niet ral1®' (ooi VOO der dat ook wezen mocht, schreef nog in 1896:„De tweewieler, de driewie ler en de tandem nemen dagelijks in aantal toe; ze nemen op onze muren een aanzienlijke plaats in (affiches!); op onze wegen verschij nen duizenden wielrijders waaraan wij reeds een ontelbaar aantal ge broken armen en benen te wijten hebben. Dat noemt men de verbe tering van het ras; er is dan ook wel behoefte aan. Het rijwiel draagt ertoe bij zowel de begroting in evenwicht te brengen als de koet sier overbodig te maken." Het rijwiel wordt ook beschouwd als een wapen in de sociale strijd; niet alleen omdat het, in onze eeuw dan, een redelijk betaalbaar ver voermiddel werd, maar vooral, kient Em Langui in zijn hoofdstuk „Ruim baan voor de fiets" uit, om dat de arbeiders niet alleen op de fiets naar hun werk gingen, maar er eveneens door in staat gesteld wer den politieke vergaderingen, ook als die op voor hen meer afgelegen plaatsen gehouden werden, te be zoeken. Zo was de fiets als eenvoudig ver voer- en in dat geval dus strijdmid del te gebruiken in oorlogen, zoals die in Vietnam. Als zodanig heeft de ons zo vriendelijke, fit- houdendemilieu-vriendelijke fiets Jarenlang op lijsten gestaan van strategisch materiaal, dat niet mocht worden uitgevoerd naar be paalde landen. Maar we hoeven niet zo ver van huls: denk maar aan de meisjes, die in de oorlogsjaren de verbindingen onderhielden tus sen de vele illegale groeperingen, de koeriersters. In dat soort geval len kan de fiets een geducht wapen zijn. Hoewel een man als Mao Tse Toeng nog niet zo lang geleden de fiets samen met de naaimachine, het radiotoestel en het polshorloge, de schuld gaf van de steeds meer toe nemende verburgerlijking van het Chinese proletariaat Geschiedenis En zo kom Je dan op de fiets als een vervoermiddel dat miljoenen men sen overal ter wereld veel vreugde en sportief plezier geschonken heeft en in weer steeds groeiende mate, opnieuw schenkt. In de cata logus wordt de hele (voorgeschie denis uit de boeken gedaan. Ze beginnen daar al in 1760 met de Duitser Michael Kessler, die een George Segal: „Man op een flets", 1961 soort loopfiets construeerde, net als later, in 1779 de Fransen Blanchard en Mesurier (met twee zitplaatsen zelfs), gevolgd door De Sivrac in 1790 met de célérifère. Maar dat bleef, vooral omdat die houten vehikels onbestuurbaar wa ren. speelgoed voor henzelf en en kele Jongelieden, 't Begon eigenlijk pas in 1817, toen de wandelschuwe baron Von Drais voluit Carl Lud- wig Friedrich Christiaan, Freiherr Von Drais zu Sauerbronn zijn „Laufmachine" uitvond. Hij deed er ook wat mee, produceerde ze, zij het in heel kleine hoeveelheden, vroeg er patent op aan en verkocht licensies aan Franse, Engelse en zelfs aan Amerikaanse relaties. Toen in 1872 de „Ariel" op het toneel verscheen weliswaar nog zo'n geval met zo'n heel hoog voor wiel waarmee een zekere James Moore in 1873 toch al 23 km per uur haalde begon het een beetje op fietsen te lijken. En om een lang verhaal kort te maken: na het idee van de ketting aandrijving ging het plotseling al lemaal heel snel. De Engelse „Ro ver" (1885) lijkt al heel veel op de fiets van vandaag en toen John Boyd Dunlop ook nog eens op de proppen kwam met een redelijke luchtband, was het niet meer tegen te houden. Van die ontwikkeling geeft de ex positie een uitgebreid en duidelijk overzicht. Niet alleen de „officiële" modellen zijn er, maar ook allerlei elegante speelgoedjes, die ik nau welijks bij de fiets kan onderbren gen, zoals die fraaie paardjes met handaandrijving voor, denk ik, toch wel erg rijke kindertjes toen. Of die fiets uit Nyassa-land (om streeks 1900), helemaal fiets met de bedienlngswijze zoals wij die nog steeds kennen, maar dan wel van hout, met iets verende uit een soort lianen gevlochten wielen/banden en een „ketting" van touw. En veel zaken, die met dat fietsen te maken hebben. Fietsmode, door de tijden heen, met alles wat daar bij kijken komt. Ik herinner me ze zelfs nog, zij het in een wat lichtere en modernere uitvoering, die fraai gekleurde, loodzware vlinders, die aan de rokken bevestigd waren om het opwaaien te voorkomen. Of de carbid-lantaams, die zal ook me nigeen zich nog herinneren - en hun zonen, die er met wat carbid, een beetje „spuug", een conservenblik met een gaatje en een gestolen luci fer heel gevaarlijk ploftulg van fa briceerden veel medailles ook van wedstrijden uit het verre verle den, lauwerkransen en veel foto's. Van de flets, zoals die vooral ge bruikt werd door mensen die er de vrijheid van de natuur mee opzoch ten of gewoon mee naar hun werk gingen door weer en wind. Maar ook invalide-wagentjes tegen de achtergrond van een pas gebom bardeerde stad, fietstaxi's (niet in Calcutta, Rangoon of Djakarta, maar hier) en fietsen met houten of helemaal geen banden. Fiets in de kunst En, waar het in een museum als dit toch eigenlijk een beetje om gaat, kunst. Schilderijen, beelden, teke ningen. grafiek en objecten, bijeen gebracht uit alle windstreken, een eeuw fietsen verbeeld en in beeld. 't Begin al in 1872, het jaar waarop Claude Monet zijn zoontje schilder de op zo'n al eerder genoemd speel- goedpaard op drie wielen. Ik schreef al, ik weet niet of je zo'n fantasietje tot een fiets mag reke nen, maar 't is in leder geval leuk om op die manier Monet erbij te hebben. Want de andere impressio nisten waren verder niet zo happig op het afbeelden van de flets. E. Langui beweert zelfs zonder blik ken of blozen dat (op Monet na dan) geen impressionistisch schil der ooit een penseelstreek aan de fiets gewijd heeft. Daar zit een dis sertatie in Trouwens, ook de Fauvisten niet. en dat terwijl een van hun voor mannen, een van de grootste en felste, Maurice de Vlamlnck, zélf de wielersport beoefende. Even terug, naar De Toulouse Lau- trec, want die hield er zich wél mee bezig en hoe: een hoogtepunt van deze tentoonstelling is zijn prachti ge tekening van Aristide Bruant op de fiets. En dan, hij maakte zelfs een affiche voor Simpson fletsket- tlngen. Zo zijn er bijna 120 werken bul ten al die modellen, de affiches, de foto's en het andere documentatie materiaal van schilders van vele generaties, Breitner is er en Bart van der Leek, de expressionisten, uit België en Duitsland, Légèr van zelfsprekend en de Futuristen ui teraard. Berserik en Westerik, Ap pel, Van Bohemen, Constant. Tyt- gat en Wenckebach, Sluyters en Severinl maar ook 8poerri, Raschenberg, Olderburg en Van Amen. Picasso, Braque, Max Ernst en hij zal er niet zijn Dall, en nog zeer vele anderen (ongenoemd maakt niet onbemind) zestig in to taal. Het museum is dagelijks geo pend van 10 tot 17 uur, op zon- en feestdagèn van 11 tot 17 uur. Ko ninginnedag gesloten, 't Is dit keer niet gratis, de toegangsprijs is op 2.50 gesteld, kinderen tot 12 Jaar, houders van CJP, Jeugdmuseum- kaarten en 60+/85 'ers betalen 1.00. Bovendien zijn er op veel N8-statlons speciaje treintoe gangsbiljetten te krijgen, die recht geven op toegang tot de ten toonstelling met koffie en gebak ln de coffeeshop van het museum. Virginia Woolf behoort onge twijfeld tot de grootsten onder de Engelse auteurs van deze eeuw. Zij leefde van 1882 tot 1941 en maakte deel uit van de Bloomsbury-circle, die zich nog vóór de eerste wereld oorlog in Londen vormde. Haar vader, Sir Leslie Step hen, was een bekend letter kundige; zijn eerste vrouw was een dochter van William Thac keray. Uitzijn tweede huwelijk werden vier kinderen geboren, onder wie Virginia. De Bloomsbury-groep markeerde de overgang tussen het Victoriaanse tijdperk en de moderne letterkunde. Onder de vele begaafde auteurs die tot de groep gerekend moeten wor den, was Virginia zeker niet de minste. Integendeel. ZIJ was gehpwd met Leonard Woolf, zelf een bekend publicist. Merkwaar dig genoeg is slechts weinig van Vir ginia Woolf in het Nederlands ver schenen, terwijl zij toch zo véél ge schreven heeft: romans, essays, ge dichten, biografieën, recensies en daarenboven een dagboek in vele delen. Haar man heeft een excerpt samen gesteld uit haar dagboeken en deze bloemlezing is thans in het Neder lands verschenen. Leonard Woolf wijst er in een voorwoord op, dat een dergelijke keuze altijd onbevredi gend is, omdat een dagboek nooit de mens ln zijn volheid openbaart Daarenboven moesten tal van al te persoonlijke zaken worden weggela ten en moesten nog thans levende mensen worden ontzien. Dat laatste vermoed ik vooral hierom, omdat Virginia Woolf soms meedogenloos kon karakteriseren. Toch is dit boek zeer waardevol, om dat het de lezer een blik gunt in het schrijversleven van de door haar ta lent opgejaagde auteur. Zij móést schrijven. Schrijven was voor haar de enige vorm van leven die haar het gevoel gaf, niet tevergeefs te leven. Zij "heeft een hard en moeilijk lot gehad, daarin bijgestaan door haar man, die voor haar eerder een zeer goede vriend dan een man was. De schrijfster was namelijk inzake de erotiek nogal ambivalent en zij geeft daarvan in haar werk dan ook getui genis. Maar daarin schuilde haar moeilijk heid niet. Nog vóór haar eerste ro man „The Voyage out" ln 1915 ver schenen was, had zij al een periode van krankzinnigheid achter de rug. Haar leven lang is zij geplaagd ge weest door vlagen van zware hoofd pijn. Aan het einde van haar leven, als haar gezondheid sterk achteruit door J. van Doorne gaat, voelt zij de waanzin opnieuw aankomen. Zij schrijft dan een ont roerende afscheidsbrief aan haar, man, sluipt het huis uit en verdrinkt zich. Bezetenheid Wie de geringheid van de jaren dat zij schreef vergelijkt met hoeveel zij schreef, komt diep onder de Indruk van de nooit aflatende ijver, waar door zij bezield was. Nee, ijver is het woord niet. Het was bezetenheid. Vaak werkte zij aan twee, drie publi caties tegelijk. Zodra een boek ge schreven was, wist zij al wat zij ver der „moest" doen. Daarenboven hadden haar man en zij een eigen uitgeverij opgericht: de Hogart- Press. Dat gaf veel extra werk, maar zij waren er daardoor zeker van dat hun werk zou worden uitgegeven. De boeken van Virginia Woolf kre gen door de bank genomen een zeer goede pers. Maar met welk een angst en vrees werden de eerste recensies verwacht En hoe blij is ze, als de eerste recensies goed zijn. In haar boeken houdt zij ervan, ka rakters haarscherp te tekenen. Dat blijkt ook uit het „Schrijversdag boek". De beschreven personen wor den niet met enkele woorden geka rakteriseerd. Nee, zoveel mogelijk fa cetten van de persoonlijkheid wor den naar voren gebracht. Zij is daar in scherp, maar bepaald niet liefde loos. In haar werk legt zij zich er niet nadrukkelijk op toe, omgeving of natuur te beschrijven. Toch komen zelfs in deze dagboek-notities heel fraaie, markante natuurbeschrijvin gen voor, onder andere van een re- genstorm over een vijver. Zij was een intellectueel heel begaafde vrouw. Zij had zichzelf Latijn en Grieks geleerd en verslond daarenboven ei gentijdse en klassieke literatuur. Zij was ook feministe en ln het dagboek komt dan ook een woede-uitbarsting voor die er niet om liegt. Zij, de alom geëerde begaafde schrijfster mocht niet in een bepaald Stichtingsbe stuur zitting nemen vanwege haar sexe. Werkwoede Ik sta versteld van haar werkwoede. Een ander woord weet ik niet. Onge twijfeld heeft zij, gedreven door een Innerlijke kracht, zichzelf willen waarmaken, zichzelf willen redden van de dood. Zij was een vrouw die niet in het bezit was van een reli gieus perspectief. Dit leven was het leven. Nu ken ik haar werk niet vol doende om te durven zeggen dat zij toch niet een vermoeden had van een leven buiten of na dit leven. Maar in de hier aangekondigde uit gave geeft zij geen blijk van een vermoeden dat dit leven een voorge- boortelijk leven zou zijn. Ik oordeel niet. Ik constateer. Haar man heeft er ln een voorwoord al op gewezen, dat de uitgave vele gebreken vertoont. Ik neem het hem niet kwalijk dat hij toch tot die uit gave gekomen is. Maar nadat ik dit boek gelezen heb, weet ik nog maar weinig van Virginia Woolf. Ik weet hoe zij geworsteld heeft met haar boeken, ik weet hoe zwaar zij ge vochten heeft om haar boeken zo goed mogelijk te doen zijn. maar ik weet niet wat zij wezenlijk gedacht heeft tijdens het schrijven. Is dit weggelaten? Daarom kan deze uitga ve maar weinig bijdragen tot wat wij willen weten over Virginia Woolf. De titel van de uitgave is terecht: „Schrijversdagboek". Het laat ons zien welk een gevecht een schrijver uitgegeven van zijn boek. Maar de uitgave is niet het dagboek van een schrijver. De mens achter de schrij ver is verhuld in dit boek. Het diepste is niet gezegd, ofwel verzwe gen. Wie was Virginia Woolf? Althans deze uitgave geeft geen. antwoord. Al geeft ze dan een onvolkomen beeld van de schrijfster, zij geeft wel degelijk een dramatisch, ja tragisch beeld van het gevecht dat Virginia Woolf gevoerd heeft. Virginia Woolf werd geteisterd door angsten en pijn. En ook door haar talent. En toch heeft dit talent haar telkens weer gered van de vertwijfeling. Want door de blijken van dit talent wist zij dat zij leefde, van waarde was. De uitgave is in twee delen. Elk van die delen is gesierd met een portret, het eerste met een Jeugdportret, het tweede met één uit het laatst van haar leven. De beide afbeeldingen vertellen een ontroe rend verhaal. Virginia Woolf: „Schrijversdagboek" (1918-1941) I II. Samengesteld door Leonard .Woolf. Vertaling, Nawoord en Aantekeningen van Joop van Hel mond. Uitgave van De Arbeiderspers te Amsterdam. Privé-domcin no. 37. Paperback. Totaal aantal pagina's 466. Prijs te zamen 49,50 door T. van Deel Maarten 't Hart lijkt wel een van die benijdenswaardige mensen te zijn die hun typema chine in directe verbinding kunnen stellen met hun her sens. Zodra zij iets bedacht hebben staat het al op papier. Zijn onwaarschijnlijke produktie dwingt mij ertoe hem in letterlijke zin constant bezig voor te stellen. In elke Cultureel Supplement van de NRC is hij present, niet zelden met twee artikelen (vorige week een pagi na over de fiets in de Nederlandse literatuur en een halve pagina over Strauss). In vrijwel elk nummer van Maatstaf, van Tirade, van Hollands maandblad, van Hollands Diep, van de Haagse Post, van Vrij Nederland komen we hem tegen. Hij recenseert Nederlandse, buitenlandse litera tuur en muziek, hij essayeert over ethologische of literaire onderwer pen, bestrijdt feministische denkbeelden (zelfs in Opzij), en in de Boekenmolen die we gratis bij onze boekhandelaar kunnen meene men moeten we lezen hoe vroeg Maarten opstaat en hoe druk hij de hele dag bezig is. In het begin las ik dat allemaal nog. Ik voelde bewondering voor zijn veelzijdigheid, en vond de boeken die hij Intussen gepubliceerd had zonder uitzondering voortreffelijk: twee romans, „Stenen voor een ran suil" en „Ik had een wapenbroeder"; één studie over „Ratten"; één essay bundel „De kritische afstand" en één vooral voor Trouw-lezers mees terlijke verhalenbundel met schet sen uit het gereformeerde leven, „Het vrome volk", waarvoor hij on langs de Multatuliprijs ontgvlng. In het begin volgde ik 't Hart dus nog op zijn brede weg ln de publiciteit, maar ik moet zeggen dat ik daar allang van heb afgezien. Niet omdat het niet bij te houden zou zijn, maar omdat het zo hartstollend slecht ge worden is wat hij schrijft. Lucht Het doet mij geen plezier te moeten vaststellen dat Maarten 't Hart zichzelf uit mijn aandacht heeft weg geschreven. Maar nog minder plezier doet het me te weten dat er iemand wekelijks pagina's druks vult die uit lucht bestaan, in erbarmelijk Neder lands zijn gesteld en ln feite getuigen van een naïef soort IJdelheid. Alle boeken die 't Hart aanprijst zijn steeds niet alleen .zeer" mooi, maar ook de alleraangrijpendste die men lezen kan. Elke week weer stort 't Hart over zijn publiek een stroom Maarten 't Hart superlatieven uit in een moedeloos makende stijl. De media doen er geen goed aan. Omdat ik veronderstel dat 't Hart wel wat meer werk maakt van zijn boeken de grijsheid was me daarin nooit zo opgevallen en omdat zijn laatste verhalenbundel mij als per fect voor de geest stond, begon ik vol goede moed aan „Mammoet op zon dag", de zojuist verschenen nieuwe verhalenbundeiing. Voor een deel speelt het zich weer af in het gerefor meerde Maassluis van 't Harts Jeugd, waar zijn vader doodgraver was. Het titelverhaal handelt over de aan komst door de Nieuwe Waterweg van een mammoet, te weten; een immens droogdok. Het geval wil dat deze mammoet op zondag binnenvaart en aangezien er 's zondags naar de kerk dient gegaan loopt het jongetje de aanblik mis. ware het niet dat zijn vader na afloop van de dienst hem toestaat op de fiets het dok alsnog te gaan bezien. Mooi en veelbetekenend beschrijft t Hart de schuldgevoelens, gekweekt door een opvoeding waarin Gods straf de zondagse fietser zonder twijfel zal treffen. Bekend, voor wie „Het vrome volk" las, is ook het optreden van de vader tegenover de dominee in het aardige verhaal „Tijdelijk dienstverband". Of de historie van de lorrenboer Jaap Schaap, die op elke begrafenis aanwezig was, in de hoop dat de predikant verhinderd zou zijn en hij de stichtende woorden aan het graf zou mogen spreken. Als hij dan één keer die kans krijgt, spreekt hij over „de Grote Lorrenboer daarboven", die een kind heeft thuisgehaald. Zijn hele preek staat ln het teken van vergankelijkheid en lorren. Amusant is ook de concurrentle- geschledenis tussen enkele begrafe nisondernemers en de kwaadheid van de vader als er op het eind van het Jaar weer nét geen 100, maar precies 99 mensen zijn ter aarde besteld, ln „Concurrentie". Verliefdheid Daarna spelen 't Harts verhalen zich elders af: op ethologencongressen, ln het vrije veld bij gedragsonder zoek. bij iemand thuis die een agres sieve rat onderhoudt, in een Engelse pub die een drempel heeft waarover iedereen struikelt. Het zijn stuk voor stuk wel geslaagde verhalen. De opmerkelijkste constante erin is verliefdheid. Er zijn zo'n zes verhalert ln deze bundel die speciaal het fenomeen verliefdheid zoals 't Hart dat kent, want ze zijn onverhuld autobi ografisch beschrijven. Het wordt ervaren als een niet te stuiten ver langen, op grond van summiere aan schouwing, naar blj-iemand-zijn, en tegelijkertijd speelt er het besef doorheen dat de geliefde op afstand gehouden dient te worden. Dikwijls blijft het bij platonische bewonde ring, een enkele keer wisselt men een kus uit. en altijd gaat het meer om dat gevóel dan om iets anders, 't Hart slaagt er wel ln om die haast mystieke band, die behoefte aan dis tantie èn vereenzelviging, voelbaar te maken. In feite is zijn stijl daar niet heel geëigend voor, want het viel mij op dat hij ook ln deze verha len van weinig concentratie weet. Uit de achtergrond van zo'n nogal gerekte geschiedenis, springt dan een meer lyrische passage over ver liefdheid er met kracht uit Veelschrijver Maarten 't Hart is een veelschrijver geworden en dat blijkt toch ook al uit „Mammoet op zondag". Ettelijke verhalen zijn ten slotte niet veel meer dan uitgesponnen anecdotes, ietsje gecompliceerd soms door een enkel structureel foefje, maar over het algemeen goed voor één keer lezen. Misschien hooguit de helft van de achttien verhalen onttrekt zich aan dit oordeel, terwijl die score naar mijn idee bij „Het vrome volk" veel gunstiger uitpakt, 't Hart moet er voor waken dat hij zijn verhalen niet gaat schrijven als zijn kran tenstukjes. Maar goed. we zien wel. We hebben nu in elk geval van hem weer iets waar wat aan te beleven valt. Maarten 't Hart. Mammoet op ton- dag. Amsterdam, De Arbeider spert, 1977. 248 bis. 24,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 29