:ietsen in het museum
De vrome verliefdheden
van Maarten 't Hart
Talent
als doem
en zegen
Jluitengewone expositie in Boymans
flDAG 16 APRIL 1977
Trouw/Kwartet
29
por G. Kruis
het Museum Boymans-Van
hebben ze. nog
ar goed een jaar na die
rer het Symbolisme, weer
ms gezien een tentoonstel-
ig samen te stellen, waar-
wr het publiek het waard
ndt even in de rij te moeten
aan. „De Fiets" tot 13
uni een bekend onder-
erp. zeker voor de Nederlan
ds zou Je zo zeggen.
ergeet dat maar, want als Je ziet,
zo'n rijwiel met geestelijke ba-
ige volgepakt kan zijn, kan de
it - waarschijnlijk al door meer-
ire collega's gebruikt „wat heb
nou aan mijn (iets hangen" niet
ig uitblijven. Ik denk, dat er
laar weinig facetten, de fiets be-
effende, over het hoofd gezien
jn: 't is een indrukwekkende ten-
jonstelling geworden, zoals ge-
rulkelljk ongelooflijk geraffineerd
ïgericht door Dick Elffers en bege-
f id door een catalogus die 20.-,
jst, geen geld eigenlijk voor zo'n
jk en kleurrijk geïllustreerd ge-
chledenis- en handboek over de
lts, waarin daarenboven nog heel
it hoedanigheden belicht wor-
waar Je in 't dagelijkse leven
auwelijks meer bij stilstaat.
n er zo maar eens een paar uit te
alen: de fiets als „voertuig van de
nclpatle": want de vrouwen,
in veel aangelegenheden toch
jet vrij veel geduld hun tijd plach-
i af te wachten, trapten daar in
ival van de fiets niet in, wel, en al
k de vorige eeuw, flink door. Van-
iaar dat Je de vrouwen, verfijnd
lleus gekleed, in Griekse gewa-
Jen of desnoods alleen in haar par-
m. die veelvuldig voorkwamen
p de vroege reclame-affiches voor
e fiets, niet alleen maar moet zien
5 een plezierige versiering in de
n van: seks verkoopt nu eenmaal
feoed.
Ulj't Was voor een goed deel ook de
10 "Bedoeling ermee aan te tonen dat
ir bij gebruik van hun produkt
iets aan vrouwelijkheid behoefde
worden ingeboet. Het ging hen er
look) om, te laten zien dat zo'n fiets
ivooral voor de vrouw een bevrij
dend Instrument was. Niet ledereen
was overigens even enthousiast.
~!en zekere Ernest Maindron, wie
niet
ral1®'
(ooi
VOO
der
dat ook wezen mocht, schreef nog
in 1896:„De tweewieler, de driewie
ler en de tandem nemen dagelijks
in aantal toe; ze nemen op onze
muren een aanzienlijke plaats in
(affiches!); op onze wegen verschij
nen duizenden wielrijders waaraan
wij reeds een ontelbaar aantal ge
broken armen en benen te wijten
hebben. Dat noemt men de verbe
tering van het ras; er is dan ook wel
behoefte aan. Het rijwiel draagt
ertoe bij zowel de begroting in
evenwicht te brengen als de koet
sier overbodig te maken."
Het rijwiel wordt ook beschouwd
als een wapen in de sociale strijd;
niet alleen omdat het, in onze eeuw
dan, een redelijk betaalbaar ver
voermiddel werd, maar vooral,
kient Em Langui in zijn hoofdstuk
„Ruim baan voor de fiets" uit, om
dat de arbeiders niet alleen op de
fiets naar hun werk gingen, maar er
eveneens door in staat gesteld wer
den politieke vergaderingen, ook
als die op voor hen meer afgelegen
plaatsen gehouden werden, te be
zoeken.
Zo was de fiets als eenvoudig ver
voer- en in dat geval dus strijdmid
del te gebruiken in oorlogen, zoals
die in Vietnam. Als zodanig heeft
de ons zo vriendelijke, fit-
houdendemilieu-vriendelijke fiets
Jarenlang op lijsten gestaan van
strategisch materiaal, dat niet
mocht worden uitgevoerd naar be
paalde landen. Maar we hoeven
niet zo ver van huls: denk maar aan
de meisjes, die in de oorlogsjaren
de verbindingen onderhielden tus
sen de vele illegale groeperingen,
de koeriersters. In dat soort geval
len kan de fiets een geducht wapen
zijn.
Hoewel een man als Mao Tse Toeng
nog niet zo lang geleden de fiets
samen met de naaimachine, het
radiotoestel en het polshorloge, de
schuld gaf van de steeds meer toe
nemende verburgerlijking van het
Chinese proletariaat
Geschiedenis
En zo kom Je dan op de fiets als een
vervoermiddel dat miljoenen men
sen overal ter wereld veel vreugde
en sportief plezier geschonken
heeft en in weer steeds groeiende
mate, opnieuw schenkt. In de cata
logus wordt de hele (voorgeschie
denis uit de boeken gedaan. Ze
beginnen daar al in 1760 met de
Duitser Michael Kessler, die een
George Segal: „Man op een flets", 1961
soort loopfiets construeerde, net
als later, in 1779 de Fransen
Blanchard en Mesurier (met twee
zitplaatsen zelfs), gevolgd door De
Sivrac in 1790 met de célérifère.
Maar dat bleef, vooral omdat die
houten vehikels onbestuurbaar wa
ren. speelgoed voor henzelf en en
kele Jongelieden, 't Begon eigenlijk
pas in 1817, toen de wandelschuwe
baron Von Drais voluit Carl Lud-
wig Friedrich Christiaan, Freiherr
Von Drais zu Sauerbronn zijn
„Laufmachine" uitvond. Hij deed
er ook wat mee, produceerde ze, zij
het in heel kleine hoeveelheden,
vroeg er patent op aan en verkocht
licensies aan Franse, Engelse en
zelfs aan Amerikaanse relaties.
Toen in 1872 de „Ariel" op het
toneel verscheen weliswaar nog
zo'n geval met zo'n heel hoog voor
wiel waarmee een zekere James
Moore in 1873 toch al 23 km per uur
haalde begon het een beetje op
fietsen te lijken.
En om een lang verhaal kort te
maken: na het idee van de ketting
aandrijving ging het plotseling al
lemaal heel snel. De Engelse „Ro
ver" (1885) lijkt al heel veel op de
fiets van vandaag en toen John
Boyd Dunlop ook nog eens op de
proppen kwam met een redelijke
luchtband, was het niet meer tegen
te houden.
Van die ontwikkeling geeft de ex
positie een uitgebreid en duidelijk
overzicht. Niet alleen de „officiële"
modellen zijn er, maar ook allerlei
elegante speelgoedjes, die ik nau
welijks bij de fiets kan onderbren
gen, zoals die fraaie paardjes met
handaandrijving voor, denk ik,
toch wel erg rijke kindertjes toen.
Of die fiets uit Nyassa-land (om
streeks 1900), helemaal fiets met de
bedienlngswijze zoals wij die nog
steeds kennen, maar dan wel van
hout, met iets verende uit een soort
lianen gevlochten wielen/banden
en een „ketting" van touw.
En veel zaken, die met dat fietsen
te maken hebben. Fietsmode, door
de tijden heen, met alles wat daar
bij kijken komt. Ik herinner me ze
zelfs nog, zij het in een wat lichtere
en modernere uitvoering, die fraai
gekleurde, loodzware vlinders, die
aan de rokken bevestigd waren om
het opwaaien te voorkomen. Of de
carbid-lantaams, die zal ook me
nigeen zich nog herinneren - en hun
zonen, die er met wat carbid, een
beetje „spuug", een conservenblik
met een gaatje en een gestolen luci
fer heel gevaarlijk ploftulg van fa
briceerden veel medailles ook
van wedstrijden uit het verre verle
den, lauwerkransen en veel foto's.
Van de flets, zoals die vooral ge
bruikt werd door mensen die er de
vrijheid van de natuur mee opzoch
ten of gewoon mee naar hun werk
gingen door weer en wind. Maar
ook invalide-wagentjes tegen de
achtergrond van een pas gebom
bardeerde stad, fietstaxi's (niet in
Calcutta, Rangoon of Djakarta,
maar hier) en fietsen met houten of
helemaal geen banden.
Fiets in de kunst
En, waar het in een museum als dit
toch eigenlijk een beetje om gaat,
kunst. Schilderijen, beelden, teke
ningen. grafiek en objecten, bijeen
gebracht uit alle windstreken, een
eeuw fietsen verbeeld en in beeld.
't Begin al in 1872, het jaar waarop
Claude Monet zijn zoontje schilder
de op zo'n al eerder genoemd speel-
goedpaard op drie wielen. Ik
schreef al, ik weet niet of je zo'n
fantasietje tot een fiets mag reke
nen, maar 't is in leder geval leuk
om op die manier Monet erbij te
hebben. Want de andere impressio
nisten waren verder niet zo happig
op het afbeelden van de flets. E.
Langui beweert zelfs zonder blik
ken of blozen dat (op Monet na
dan) geen impressionistisch schil
der ooit een penseelstreek aan de
fiets gewijd heeft. Daar zit een dis
sertatie in
Trouwens, ook de Fauvisten niet.
en dat terwijl een van hun voor
mannen, een van de grootste en
felste, Maurice de Vlamlnck, zélf de
wielersport beoefende.
Even terug, naar De Toulouse Lau-
trec, want die hield er zich wél mee
bezig en hoe: een hoogtepunt van
deze tentoonstelling is zijn prachti
ge tekening van Aristide Bruant op
de fiets. En dan, hij maakte zelfs
een affiche voor Simpson fletsket-
tlngen.
Zo zijn er bijna 120 werken bul
ten al die modellen, de affiches, de
foto's en het andere documentatie
materiaal van schilders van vele
generaties, Breitner is er en Bart
van der Leek, de expressionisten,
uit België en Duitsland, Légèr van
zelfsprekend en de Futuristen ui
teraard. Berserik en Westerik, Ap
pel, Van Bohemen, Constant. Tyt-
gat en Wenckebach, Sluyters en
Severinl maar ook 8poerri,
Raschenberg, Olderburg en Van
Amen. Picasso, Braque, Max Ernst
en hij zal er niet zijn Dall, en
nog zeer vele anderen (ongenoemd
maakt niet onbemind) zestig in to
taal. Het museum is dagelijks geo
pend van 10 tot 17 uur, op zon- en
feestdagèn van 11 tot 17 uur. Ko
ninginnedag gesloten, 't Is dit keer
niet gratis, de toegangsprijs is op
2.50 gesteld, kinderen tot 12 Jaar,
houders van CJP, Jeugdmuseum-
kaarten en 60+/85 'ers betalen
1.00. Bovendien zijn er op veel
N8-statlons speciaje treintoe
gangsbiljetten te krijgen, die recht
geven op toegang tot de ten
toonstelling met koffie en gebak ln
de coffeeshop van het museum.
Virginia Woolf behoort onge
twijfeld tot de grootsten onder
de Engelse auteurs van deze
eeuw. Zij leefde van 1882 tot
1941 en maakte deel uit van de
Bloomsbury-circle, die zich
nog vóór de eerste wereld
oorlog in Londen vormde.
Haar vader, Sir Leslie Step
hen, was een bekend letter
kundige; zijn eerste vrouw was
een dochter van William Thac
keray. Uitzijn tweede huwelijk
werden vier kinderen geboren,
onder wie Virginia.
De Bloomsbury-groep markeerde de
overgang tussen het Victoriaanse
tijdperk en de moderne letterkunde.
Onder de vele begaafde auteurs die
tot de groep gerekend moeten wor
den, was Virginia zeker niet de
minste. Integendeel.
ZIJ was gehpwd met Leonard Woolf,
zelf een bekend publicist. Merkwaar
dig genoeg is slechts weinig van Vir
ginia Woolf in het Nederlands ver
schenen, terwijl zij toch zo véél ge
schreven heeft: romans, essays, ge
dichten, biografieën, recensies en
daarenboven een dagboek in vele
delen.
Haar man heeft een excerpt samen
gesteld uit haar dagboeken en deze
bloemlezing is thans in het Neder
lands verschenen. Leonard Woolf
wijst er in een voorwoord op, dat een
dergelijke keuze altijd onbevredi
gend is, omdat een dagboek nooit de
mens ln zijn volheid openbaart
Daarenboven moesten tal van al te
persoonlijke zaken worden weggela
ten en moesten nog thans levende
mensen worden ontzien. Dat laatste
vermoed ik vooral hierom, omdat
Virginia Woolf soms meedogenloos
kon karakteriseren.
Toch is dit boek zeer waardevol, om
dat het de lezer een blik gunt in het
schrijversleven van de door haar ta
lent opgejaagde auteur. Zij móést
schrijven. Schrijven was voor haar
de enige vorm van leven die haar het
gevoel gaf, niet tevergeefs te leven.
Zij "heeft een hard en moeilijk lot
gehad, daarin bijgestaan door haar
man, die voor haar eerder een zeer
goede vriend dan een man was. De
schrijfster was namelijk inzake de
erotiek nogal ambivalent en zij geeft
daarvan in haar werk dan ook getui
genis.
Maar daarin schuilde haar moeilijk
heid niet. Nog vóór haar eerste ro
man „The Voyage out" ln 1915 ver
schenen was, had zij al een periode
van krankzinnigheid achter de rug.
Haar leven lang is zij geplaagd ge
weest door vlagen van zware hoofd
pijn. Aan het einde van haar leven,
als haar gezondheid sterk achteruit
door J. van Doorne
gaat, voelt zij de waanzin opnieuw
aankomen. Zij schrijft dan een ont
roerende afscheidsbrief aan haar,
man, sluipt het huis uit en verdrinkt
zich.
Bezetenheid
Wie de geringheid van de jaren dat
zij schreef vergelijkt met hoeveel zij
schreef, komt diep onder de Indruk
van de nooit aflatende ijver, waar
door zij bezield was. Nee, ijver is het
woord niet. Het was bezetenheid.
Vaak werkte zij aan twee, drie publi
caties tegelijk. Zodra een boek ge
schreven was, wist zij al wat zij ver
der „moest" doen. Daarenboven
hadden haar man en zij een eigen
uitgeverij opgericht: de Hogart-
Press. Dat gaf veel extra werk, maar
zij waren er daardoor zeker van dat
hun werk zou worden uitgegeven.
De boeken van Virginia Woolf kre
gen door de bank genomen een zeer
goede pers. Maar met welk een angst
en vrees werden de eerste recensies
verwacht En hoe blij is ze, als de
eerste recensies goed zijn.
In haar boeken houdt zij ervan, ka
rakters haarscherp te tekenen. Dat
blijkt ook uit het „Schrijversdag
boek". De beschreven personen wor
den niet met enkele woorden geka
rakteriseerd. Nee, zoveel mogelijk fa
cetten van de persoonlijkheid wor
den naar voren gebracht. Zij is daar
in scherp, maar bepaald niet liefde
loos. In haar werk legt zij zich er niet
nadrukkelijk op toe, omgeving of
natuur te beschrijven. Toch komen
zelfs in deze dagboek-notities heel
fraaie, markante natuurbeschrijvin
gen voor, onder andere van een re-
genstorm over een vijver. Zij was een
intellectueel heel begaafde vrouw.
Zij had zichzelf Latijn en Grieks
geleerd en verslond daarenboven ei
gentijdse en klassieke literatuur. Zij
was ook feministe en ln het dagboek
komt dan ook een woede-uitbarsting
voor die er niet om liegt. Zij, de alom
geëerde begaafde schrijfster mocht
niet in een bepaald Stichtingsbe
stuur zitting nemen vanwege haar
sexe.
Werkwoede
Ik sta versteld van haar werkwoede.
Een ander woord weet ik niet. Onge
twijfeld heeft zij, gedreven door een
Innerlijke kracht, zichzelf willen
waarmaken, zichzelf willen redden
van de dood. Zij was een vrouw die
niet in het bezit was van een reli
gieus perspectief. Dit leven was het
leven. Nu ken ik haar werk niet vol
doende om te durven zeggen dat zij
toch niet een vermoeden had van
een leven buiten of na dit leven.
Maar in de hier aangekondigde uit
gave geeft zij geen blijk van een
vermoeden dat dit leven een voorge-
boortelijk leven zou zijn. Ik oordeel
niet. Ik constateer.
Haar man heeft er ln een voorwoord
al op gewezen, dat de uitgave vele
gebreken vertoont. Ik neem het hem
niet kwalijk dat hij toch tot die uit
gave gekomen is. Maar nadat ik dit
boek gelezen heb, weet ik nog maar
weinig van Virginia Woolf. Ik weet
hoe zij geworsteld heeft met haar
boeken, ik weet hoe zwaar zij ge
vochten heeft om haar boeken zo
goed mogelijk te doen zijn. maar ik
weet niet wat zij wezenlijk gedacht
heeft tijdens het schrijven. Is dit
weggelaten? Daarom kan deze uitga
ve maar weinig bijdragen tot wat wij
willen weten over Virginia Woolf. De
titel van de uitgave is terecht:
„Schrijversdagboek". Het laat ons
zien welk een gevecht een schrijver
uitgegeven van zijn boek. Maar de
uitgave is niet het dagboek van een
schrijver. De mens achter de schrij
ver is verhuld in dit boek. Het
diepste is niet gezegd, ofwel verzwe
gen. Wie was Virginia Woolf?
Althans deze uitgave geeft geen.
antwoord.
Al geeft ze dan een onvolkomen
beeld van de schrijfster, zij geeft wel
degelijk een dramatisch, ja tragisch
beeld van het gevecht dat Virginia
Woolf gevoerd heeft. Virginia Woolf
werd geteisterd door angsten en
pijn. En ook door haar talent. En
toch heeft dit talent haar telkens
weer gered van de vertwijfeling.
Want door de blijken van dit talent
wist zij dat zij leefde, van waarde
was. De uitgave is in twee delen. Elk
van die delen is gesierd met een
portret, het eerste met een
Jeugdportret, het tweede met één uit
het laatst van haar leven. De beide
afbeeldingen vertellen een ontroe
rend verhaal.
Virginia Woolf: „Schrijversdagboek"
(1918-1941) I II. Samengesteld door
Leonard .Woolf. Vertaling, Nawoord
en Aantekeningen van Joop van Hel
mond. Uitgave van De Arbeiderspers
te Amsterdam. Privé-domcin no. 37.
Paperback. Totaal aantal pagina's 466.
Prijs te zamen 49,50
door T. van Deel
Maarten 't Hart lijkt wel een
van die benijdenswaardige
mensen te zijn die hun typema
chine in directe verbinding
kunnen stellen met hun her
sens. Zodra zij iets bedacht
hebben staat het al op papier.
Zijn onwaarschijnlijke produktie
dwingt mij ertoe hem in letterlijke
zin constant bezig voor te stellen. In
elke Cultureel Supplement van de
NRC is hij present, niet zelden met
twee artikelen (vorige week een pagi
na over de fiets in de Nederlandse
literatuur en een halve pagina over
Strauss). In vrijwel elk nummer van
Maatstaf, van Tirade, van Hollands
maandblad, van Hollands Diep, van
de Haagse Post, van Vrij Nederland
komen we hem tegen. Hij recenseert
Nederlandse, buitenlandse litera
tuur en muziek, hij essayeert over
ethologische of literaire onderwer
pen, bestrijdt feministische
denkbeelden (zelfs in Opzij), en in de
Boekenmolen die we gratis bij
onze boekhandelaar kunnen meene
men moeten we lezen hoe vroeg
Maarten opstaat en hoe druk hij de
hele dag bezig is.
In het begin las ik dat allemaal nog.
Ik voelde bewondering voor zijn
veelzijdigheid, en vond de boeken
die hij Intussen gepubliceerd had
zonder uitzondering voortreffelijk:
twee romans, „Stenen voor een ran
suil" en „Ik had een wapenbroeder";
één studie over „Ratten"; één essay
bundel „De kritische afstand" en één
vooral voor Trouw-lezers mees
terlijke verhalenbundel met schet
sen uit het gereformeerde leven,
„Het vrome volk", waarvoor hij on
langs de Multatuliprijs ontgvlng. In
het begin volgde ik 't Hart dus nog
op zijn brede weg ln de publiciteit,
maar ik moet zeggen dat ik daar
allang van heb afgezien. Niet omdat
het niet bij te houden zou zijn, maar
omdat het zo hartstollend slecht ge
worden is wat hij schrijft.
Lucht
Het doet mij geen plezier te moeten
vaststellen dat Maarten 't Hart
zichzelf uit mijn aandacht heeft weg
geschreven. Maar nog minder plezier
doet het me te weten dat er iemand
wekelijks pagina's druks vult die uit
lucht bestaan, in erbarmelijk Neder
lands zijn gesteld en ln feite getuigen
van een naïef soort IJdelheid. Alle
boeken die 't Hart aanprijst zijn
steeds niet alleen .zeer" mooi, maar
ook de alleraangrijpendste die men
lezen kan. Elke week weer stort 't
Hart over zijn publiek een stroom
Maarten 't Hart
superlatieven uit in een moedeloos
makende stijl. De media doen er
geen goed aan.
Omdat ik veronderstel dat 't Hart
wel wat meer werk maakt van zijn
boeken de grijsheid was me daarin
nooit zo opgevallen en omdat zijn
laatste verhalenbundel mij als per
fect voor de geest stond, begon ik vol
goede moed aan „Mammoet op zon
dag", de zojuist verschenen nieuwe
verhalenbundeiing. Voor een deel
speelt het zich weer af in het gerefor
meerde Maassluis van 't Harts Jeugd,
waar zijn vader doodgraver was. Het
titelverhaal handelt over de aan
komst door de Nieuwe Waterweg van
een mammoet, te weten; een immens
droogdok.
Het geval wil dat deze mammoet op
zondag binnenvaart en aangezien er
's zondags naar de kerk dient gegaan
loopt het jongetje de aanblik mis.
ware het niet dat zijn vader na afloop
van de dienst hem toestaat op de
fiets het dok alsnog te gaan bezien.
Mooi en veelbetekenend beschrijft t
Hart de schuldgevoelens, gekweekt
door een opvoeding waarin Gods
straf de zondagse fietser zonder
twijfel zal treffen.
Bekend, voor wie „Het vrome volk"
las, is ook het optreden van de vader
tegenover de dominee in het aardige
verhaal „Tijdelijk dienstverband".
Of de historie van de lorrenboer
Jaap Schaap, die op elke begrafenis
aanwezig was, in de hoop dat de
predikant verhinderd zou zijn en hij
de stichtende woorden aan het graf
zou mogen spreken. Als hij dan één
keer die kans krijgt, spreekt hij over
„de Grote Lorrenboer daarboven",
die een kind heeft thuisgehaald.
Zijn hele preek staat ln het teken
van vergankelijkheid en lorren.
Amusant is ook de concurrentle-
geschledenis tussen enkele begrafe
nisondernemers en de kwaadheid
van de vader als er op het eind van
het Jaar weer nét geen 100, maar
precies 99 mensen zijn ter aarde
besteld, ln „Concurrentie".
Verliefdheid
Daarna spelen 't Harts verhalen zich
elders af: op ethologencongressen,
ln het vrije veld bij gedragsonder
zoek. bij iemand thuis die een agres
sieve rat onderhoudt, in een Engelse
pub die een drempel heeft waarover
iedereen struikelt. Het zijn stuk
voor stuk wel geslaagde verhalen.
De opmerkelijkste constante erin is
verliefdheid.
Er zijn zo'n zes verhalert ln deze
bundel die speciaal het fenomeen
verliefdheid zoals 't Hart dat
kent, want ze zijn onverhuld autobi
ografisch beschrijven. Het wordt
ervaren als een niet te stuiten ver
langen, op grond van summiere aan
schouwing, naar blj-iemand-zijn, en
tegelijkertijd speelt er het besef
doorheen dat de geliefde op afstand
gehouden dient te worden. Dikwijls
blijft het bij platonische bewonde
ring, een enkele keer wisselt men
een kus uit. en altijd gaat het meer
om dat gevóel dan om iets anders, 't
Hart slaagt er wel ln om die haast
mystieke band, die behoefte aan dis
tantie èn vereenzelviging, voelbaar
te maken. In feite is zijn stijl daar
niet heel geëigend voor, want het
viel mij op dat hij ook ln deze verha
len van weinig concentratie weet.
Uit de achtergrond van zo'n nogal
gerekte geschiedenis, springt dan
een meer lyrische passage over ver
liefdheid er met kracht uit
Veelschrijver
Maarten 't Hart is een veelschrijver
geworden en dat blijkt toch ook al
uit „Mammoet op zondag". Ettelijke
verhalen zijn ten slotte niet veel
meer dan uitgesponnen anecdotes,
ietsje gecompliceerd soms door een
enkel structureel foefje, maar over
het algemeen goed voor één keer
lezen. Misschien hooguit de helft
van de achttien verhalen onttrekt
zich aan dit oordeel, terwijl die score
naar mijn idee bij „Het vrome volk"
veel gunstiger uitpakt, 't Hart moet
er voor waken dat hij zijn verhalen
niet gaat schrijven als zijn kran
tenstukjes. Maar goed. we zien wel.
We hebben nu in elk geval van hem
weer iets waar wat aan te beleven
valt.
Maarten 't Hart. Mammoet op ton-
dag. Amsterdam, De Arbeider spert,
1977. 248 bis. 24,50.