De bijna onzichtbare een Palestijn naar knipogen van links Israël Overbezorgdheid bedreigt rechtsstaat Tijdens het congres van de Palestijnse Natio nale Raad in Cairo had onze redacteur James Dorsey een gesprek met Najef Hawatmeh, leiders van één van de vele kleine Palestijnse groeperingen. Hawatmeh behoort tot de Pa lestij nen, die zoeken naar een dialoog met Israëli's. Maar de bedreigde positie waarin de Palestij nen als volk zonder land verkeren maakt hem uiterst behoedzaam. Formele con tacten met Israël worden vermeden. Het gaat langs omwegen en tussenpersonen. In zekere zin is onderstaand gesprek zo'n omweg. Ha watmeh maakte duidelijk dat hij het in elk geval beschouwde als een signaal naar Israë li's die daar gevoelig voor zijn. Afluister-affaires in West-Duitsland ZATERDAG 26 MAART 1977 BUITENLAND T rouw/Kwartet35 Najef Hawatmeh. leider van het Democratische Volks front voor de Bevrijding van Palestina, gelooft in de nood zaak van het bouwen van bruggen met alle progressieve en democratische krachten in Israël teneinde een ge meenschappelijke strijd te kunnen voeren. Al vanaf 1969 heeft hij tijdens de vergade ringen van de Palestijnse Na tionale Raad voorstellen in deze richting ingediend. Pas tijdens de laatste zitting van deze raad, die dient als Pales tijns parlement in ballings chap, was het Palestijnse ver zet bereid om tenminste een stap in deze richting te zetten. Hawatmeh, die zich zelf als een marxist-leninist beschouwt, stelt uitdrukkelijk dat dit standpunt „nooit als een alternatief voor de gewapende strijd" mag worden ge zien. Deze harde realiteit zullen ve le „progressieve en democratische" Israëli's niet zo gauw vergeten. In maart 1974 publiceerde de Ame rikaans-joodse journalist Paul Ja cobs een verklaring van Hawatmeh in het grootste Israëlische dagblad Jediot Achranot. In die verklaring gaf de Palestijnse leider te kennen dat hij met zionisten die de natio nale rechten van het Palestijnse volk erkennen betrekkingen wilde aanknopen. Hawatmeh ging zelfs zo ver om namen te noemen, onder meer die van reserve-generaal Mat- Peled en van de voormalige se- etaris-generaal van de Israëlische Arbeiderspartij Ari Eliav die nu beiden kernleden zijn van het ver leden jaar in Israël opgerichte co mité voor een Palestijns- Israëlische vrede. De verklaring van Hawatmeh werd in kringen van de linkse oppositie in Israël enthousiast ontvangen. Er werden pogingen gedaan om een ontmoeting tussen Eliav en Hawat meh te organiseren. Zover kwam het niet. Hawatmeh eiste een open baar gesprek terwijl Eliav de Pales tijn alleen in het diepste geheim wilde spreken. Dit wees Hawatmeh van de hand omdat hij meende dat een dergelijk gesprek slechts van „beperkte waarde" zou zijn. Het was echter niet de voor naamste reden waarom de ontmoe ting nooit plaats vond. In mei 1974, ongeveer twee maanden na de ver klaring van Hawatmeh in de Israë lische krant, overvielen guerrilla strijders van het Democratische Volksfront een school in het Israë lische stadje Maalot. Bijna tachtig jongens en meisjes werden gegij-* zeld. Gedurende een hele dag voer den de Israëlische autoriteiten on der verantwoordelijkheid van oud minister van defensie Mosje Dajan onderhandelingen met de Palestij- nen, die de vrijlating van Palestijn se politieke gevangenen in Israël eisten. De Israëlische militaire ingreep aan het einde van die dag eindigde in een bloedbad. Bijna dertig kin deren verloren hun leven, anderen werden voor de rest van hun leven verminkt, onder meer door de handgranaten die de Palestijnen in de menigte van kinderen gooiden die plat op de vloer van de school lagen en door de salvo's met machi negeweren die de strijders af vuurden. Links Israël was door deze actie van het Democratische Volksfront diep geschokt en verbijsterd. De illusie dat een gesprek met het Pa lestijnse verzet mogelijk was en die met de verklaring van Hawatmeh in Jediot Achranot realiteit leek te worden, werd in één dag teniet ge daan. Hawatmeh was niet beter en niet slechter dan de andere Pales tijnse leiders. Zijn woorden en ver klaringen hadden niets te beteke nen, zijn daden spraken voor zich zelf. Voor Hawatmeh was de aanval op Ma'alot echter het bewijs voor „de tragedie van de Palestijnen en de Israëli's". Terwijl hij enerzijds pro beert de verantwoordelijkheid voor deze actie van zich af te schuiven, stelt hij anderzijds met nadruk dat de actie in Ma'alot, waarvan vaak beweerd wordt dat het gebeurde onder druk van de overige Pales tijnse guerrillagroepen vanwege de verklaring in Jediot Achranot, geen vergissing was. Voor Hawatmeh ligt de ver antwoordelijkheid voor Ma'alot bij de Israëli's die weigeren de natio nale rechten van het Palestijnse volk te erkennen en bij Mosje Da- jan die tijdens de onderhandelin gen „loog". „Wij zijn in een staat van oorlog. Wij hebben het recht om onze legitieme nationale rech ten te verwezenlijken met alle mid- re uitleg, in 1974 officieel door de PLO overgenomen. Dit wil niet zeggen dat Hawatmeh bereid is zijn impliciete erkenning van de staat Israël openlijk uit te spreken. „De toekomst zal moeten uitwijzen hoe zich de betrekkingen tussen de twee staten (Palestina en Israël) zullen ontwikkelen. Kijk naar de beide Dultslanden. Onze twee staten moeten en kunnen be staan. Als de Palestijnse staat een maal is opgericht ontstaat er een nieuw feit, een nieuwe atmosfeer, waarin banden tussen de twee sta ten zich kunnen ontwikkelen." Najef Hawatmeh delen die ons ter beschikking staan". Daarom wil Hawatmeh de vraag of een herhaling van Ma'alot mogelijk is ook niet beantwoorden. „De Israëlische politieke partijen houden de deur nog steeds geslo ten. Zij zijn allemaal kortzichtig." Wanneer Hawatmeh het heeft over de verwezenlijking van de Pales tijnse nationale rechten dan denkt hij aan de stichting van een staat naast Israël. Zijn organisatie was niet alleen de eerste Palestijnse groepering die een sociaal revoluti onaire ideologie aanvaardde maar ook de organisatie die na de Okto- beroorlog van 1973 binnen de Pa lestijnse Bevrijdingsbeweging (PLO) de gedachte lanceerde van de stichting van een „nationaal be stuur" in de door Israël sinds 1967 bezette gebieden. Deze gedachte werd. met een ande- Jiris en Sartawi behoren volgens Ondanks deze opstelling van Ha watmeh keert hij zich toch tegen de besprekingen in Parijs tussen functionarissen van de PLO en ver tegenwoordigers van het Israë lische vredescomité. „Wij zijn vóór de gesprekken in Parijs met Peled (voorzitter van het Israëlische co mité). Maar deze gesprekken moe ten serieus gevoerd worden. Peled zei dat hij PLO-functionarissen had ontmoet en dat is waar. Binnen 24 uur na de ontmoeting met Peled was er echter een ontkenning van de PLO. Dat is een komedie, dema gogisch geklets." Omdat deze besprekingen niet door de PLO maar door individuen werden gevoerd zijn zij zodoende maar een van de vele voorbeelden voor de „noodzaak van een demo cratische hervorming binnen de PLO". Met een ondertoon van verbitter ing praat hij over de twee Palestij nen, Issam Sartawi en Sabri Jiris die in Parijs bij de besprekingen met de Israëli's betrokken waren. Zij handelden volgens hem zonder vooraf de goedkeuring van het uit voerende comité van de PLO te hebben gekregen. Hawatmeh tot de „extremistische chauvinistische rechtse vleugel" binnen de PLO. Zij waren het Juist die zich tegen de inspanningen van het Democratische Volksfront in de Palestijnse Nationale Raad voor het aanknopen van betrekkingen met linkse Israëli's hadden verzet. Zij waren het juist die Hawatmeh na de publlkatie van de verklaring in Jediot Achranot hadden uitge maakt voor een „verrader van het Palestijnse patriottisme". De PLO moet volgens Hawatmeh worden hervormd omdat telkens weer blijkt dat initiatieven worden ontplooid in naam van de PLO zonder dat het bevoegde orgaan van de beweging, het uitvoerende comité, hiertoe heeft besloten. Ha watmeh heeft een lijst van voor beelden om deze bewering kracht bij te zetten. Hij stelt bijvoorbeeld dat de politieke afdeling van de PLO aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kurt Waldheim heeft meegedeeld dat de PLO bereid is aan de Geneefse vre desconferentie over het Midden- Oosten deel te nemen als een onaf hankelijke delegatie met dezelfde rechten als alle andere deelnemers. De PLO had hiertoe officieel niet besloten. Ook hadden functionarissen van de PLO begin dit Jaar een docu ment aan de Oostenrijkse kanselier Bruno Kreisky overhandigd waar uit bleek dat de PLO van haar radicale standpunt was afgeweken terwijl dit geenszins het geval was. Een ander voorbeeld van de „anarchie" binnen de PLO is het gedrag van het zogenaamde „afwij zingsfront" dat weigert zich bij de besluiten van de meerderheid neer te leggen. Deze misstanden kunnen volgens Hawatmeh slechts door de vorming van een „collectieve leiding" wor den recht gezet. Hawatmeh ver klaart in principe niet afwijzend te staan tegen stappen die de indruk wekken alsof de PLO gematigd is geworden. Maar hij gelooft dat de ze stappen veel effectiever en veel geloofwaardiger zouden zijn wan neer de PLO-leiding collectief daar toe zou hebben besloten. Dit wil niet zeggen dat de verschil lende organisaties binnen de PLO niet onder hun eigen naam zelfstandig initiatieven mogen ont plooien maar dan onder hun eigen vlag en niet onder die van de PLO. Een voorbeeld van deze opstelling vormt dit vraaggesprek. Hawatmeh liet nadrukkelijk weten dat hij wilde dat dit vraaggesprek onder meer in het links-zionistische Israëlische maandblad New Out look wordt gepubliceerd. Deze poli tieke daad, zo stelt hij uitdrukke lijk, moet uitsluitend op rekening van het democratische volksfront en niet op rekening van de PLO worden toegeschreven. Volgens Hawatmeh was de be langrijkste reden om de Palestijnse Nationale Raad verleden week in Caïro bijeen te laten komen het opstellen van een politiek program ma dat de Egyptische president Sadat en de Syrische president As sad zal tegenhouden om zonder de PLO aan de Geneefse vredesconfe rentie deel te nemen. Dit program ma moet de Palestijnen het recht garanderen om naar hun land terug te keren en om een onafhankelijke staat te stichten. Hawatmeh is dui delijk een voorstander van een Pa lestijnse deelname aan de vredes conferentie mits de PLO vertegen woordigd wordt door een „onafhan kelijke delegatie en aan de confe rentie deel zal nemen vanaf het begin met dezelfde rechten als alle andere partijen". Gevraagd of hij een cent zou willen geven voor de uitspraken van Sa- dat en Assad over het recht op zelfbeschikkingen en onafhanke lijkheid van het Palestijnse volk is het antwoord van Hawatmeh on dubbelzinnig: „Nee, niet een cent". Toch verklaart hij dat de Palestij nen op dit moment de confrontatie met deze „rechtse dolle stieren" (Sadat en Assad) uit de weg willen gaan. In deze moeilijke situatie vormt PLO-leider Jasser Arafat, aan wiens zijde Hawatmeh telkens weer te vinden was, tijdens de zit ting van de Palestijnse Nationale Raad, een symbool voor de onaf hankelijkheid van de Palestijnen. Hij is een compromisfiguur binnen het Palestijnse verzet. Dit blijkt ook uit Hawatmehs omschrijving van Arafat als iemand die „zo sterk is als ie fout zit". Op de vraag hoe sterk Arafat is antwoord Hawatmeh: „Zo sterk als een rots". door J. den Boef De Westduitse regering is niet erg gelukkig met de wijze, waarop onder haar verantwoordelijkheid wordt gewaakt over de binnenlandse veilig heid. Telkens opnieuw treden verschijnselen aan de dag die er van getuigen, hoe gevoelig men in verantwoordelijke kringen reageert op vermeende pogingen tot ondermijning van de bestaande maatschappe lijke orde. Zo gevoelig zelfs dat bijna ongemerkt een situatie kon groeien, waarin de burgerlijke vrijheden ondergeschikt worden gemaakt aan noodzakelijk geachte veiligheidsmaatregelen. Al zes jaar geleden begonnen de proble men de regering in Bonn uit de hand te lopen, toen er een felle politiejacht werd geopend op de leden van de zgn. „Rote Armee Fraktion", van wie de voor- naamsten Andreas Baader en de inmid dels overleden Ulrike Meinhof waren. Een geïrriteerd politie-apparaat deed als of het met vogelvrij verklaarden te doen had. Het gevolg was dat talrijke mensen die niets met de RAF te maken hadden, op de openbare weg werden aangehou den om op een weinig zachtzinnige ma nier te worden ondervraagd en gefouil leerd soms nadat zij waren doorgere den, omdat zij vreesden het slachtoffer van een roofoverval te zullen worden. Er ontstond een sfeer van verdachtma king. met name rondom degenen die poli tieke contacten hadden onderhouden met Ulrike Meinhof, toen deze nog niet de weg van het geweld had gekozen en met haar maatschappijkritiek de aandacht had getrokken. Niet alleen bij de uit het studentenverzet geboren „buitenparle mentaire oppositie" (APO) ontmoette zij sympathie, maar ook bij gezeten burgers als de schrijver (Nobelprijswinnaari Heinrich Böll. die hun kritiek op het bestaande maatschappelijke systeem niet onder stoelen of banken staken en daardoor als „medeplichtigen" be schouwd dreigden te worden. Radicalen-decreet Werd hier zonder aanzien des persoons te werk gegaan, ook bij het uitvaardigen van het „Radicalen-decreet", dat in 1972 op het hoogtepunt van de jacht op de leden van de RAF werd ondertekend door kanselier Willy Brandt en de pre miers van de deelstaten, was dat het geval. Vooral mensen die in hun jonge jaren aangesloten waren bij uiterst linkse protestbewegingen kwamen door dit de creet in talrijke gevallen onnodig in grote moeilijkheden, omdat zij niet in aanmer king konden komen voor een over- heidsbetrekking. Zij waren aanvankelijk rechteloos omdat het vrijwel onmogelijk was, tegen uitsluiting in beroep te gaan. In deze gang van zaken is in de meeste Westduitse deelstaten verandering geko men. Gegadigden voor een overheidsbe- trekking gaan voortaan vrijuit, tenzij be wezen kan worden dat zij het op „onder mijning van de staat", van de bestaande rechtsorde dus, voorzien hebben. Deson danks is er een sfeer blijven bestaan, die onlustgevoelens in de hand werkt en de kritiek op het huidige maatschappelijke systeem slechts doet toenemen. Daar komt bij dat steeds meer jongeren zich van politieke activiteiten onthouden om dat zij geen moeilijkheden willen hebben, als zij eenmaal aan solliciteren toe zijn. De negatieve kanten van dit verschijnsel mogen niet worden onderschat, omdat zij een onverschilligheid in de hand kunnen werken die in de Westduitse politieke arena van de toekomsteen verlammende uitwerking kan hebben. Dit laatste geldt ook voor de wijzigingen in de strafwetge ving, die regering en parlement in Bonn noodzakelijk achtten om de leden van de RAF te kunnen berechten, die in de loop van 1972 in handen van de justitie waren gevallen. Veel te weinig werd beseft, dat maatre gelen die speciaal bedoeld waren om de gearresteerde leden van de RAF gerech telijk te kunnen vervolgen en hun sympa thisanten in en buiten deze groepering „En dan nu, op verzoek van onze jongens bij de geheime dienst, het voortzetten van hun activiteiten moeilijk te maken, voor vele anderen een aantasting van hun persoonlijke vrijheid konden gaan betekenen. Atoomgeleerde De jongste problemen, die de Westduitse regering in moeilijkheden hebben ge bracht, houden eveneens verband met de vrees voor activiteiten, die de veiligheid van de staat in gevaar kunnen brengen. Het begon enkele weken geleden met een onthulling in het Westduitse weekblad Der Spiegel over een afluisterschandaal, waarvan de atoomgeleerde Klaus Robert Traube het slachtoffer was geworden Minister van binnenlandse zaken Werner Maihofer moest toegeven, dat met zijn instemming (en medeweten van kanse lier Helmut Schmidts naaste medewer ker Manfred Schiller, hoofd van het „Bundeskanzleramt") in de woning van Traube afluisterapparatuur was aange bracht. Aanleiding was het feit, dat Traube be trekking onderhield met mensen, die door opsporingsinstanties in verband werden gebracht met van terroristische activiteiten verdachte groepen Eén daarvan was de Frankfortse advocate Inge Hornischer, die beschouwd werd als vertrouwenspersoon van terroristen, voor wie haar kantoor een contact-adres zou zijn geweest. Advocate Hornischer was bevriend met Hans-Joachim Klein, die zij met Traube in contact bracht, voordat zou blijken, dat hij zich in krin gen van terroristen ophield. Klein nam in 1975 deel aan de overval op het OPEC- gebouw in Wenen. Traube en Hornischer ontkenden heftig, van tevoren op de hoogte te zijn geweest van het feit dat Klein tot een ter reurgroep behoorde. Hetzelfde geldt voor de activiteiten van Wilfried Böse, die vorig jaar tot de vliegtuigkapers behoor de, die op het vliegveld van Entebbe m Oeganda omkwamen in een kort gevecht met Israëlische commando's. Advocate Hornischer houdt vol. dat zij Böse in 1975 slechts op diens verzoek rechtsbijstand heeft verleend, nadat hij uit Frankrijk was verwijderd omdat hij een valse pas bezat. Ook haar contact met Baader gearresteerd wegens brandstichting in een Frankforts warenhuis was uitslui tend beroepshalve. Stammheim-affaire Aangezien Traube sterk de schijn tegen zich had, maar desondanks volkomen vrijuit bleek te gaan, zag minister Maiho fer zich genoodzaakt de kernfysicus offi cieel te rehabiliteren en het parlement te beloven dat maatregelen genomen zou den worden om te voorkomen, dat zelfs een „uitzonderingsgeval" als dat van Traube zich opnieuw kan voordoen. La ter bleek, dat de minister toen al op de hoogte was van het feit, dat er een nieuw afluisterschandaal aan het licht was ge komen, hetwelk zich had voorgedaan in de bij Stuttgart in de deelstaat Baden- Wiirttemberg gelegen Stammheim- gevangenis, waarin Baader. Gudrun En- sslin en Jan-Carl Raspe worden vastge houden. Blijkbaar had het kabinet van kanselier Schmidt besloten, met publikaties over de nieuwe affaire te wachten, tot de reha bilitatie van Traube een feit was en de iaak rondom de kernfysicus als afgeslo ten kon worden beschouwd. Later bleek »r nog een andere reden te zijn. Minister Maihofer stond geheel bulten de Stammheim-affaire, maar Manfred SchO Ier had zonder kanselier Schmidt in te lichten de onder hem ressorterende „Bundesnachrichtendienst" (de geheime dienst, die zich in het algemeen niet mag bezighouden met binnenlandse proble men) toestemming gegeven om in de gevangenis afluisterapparatuur te plaatsen. Schüler deed dit naar aanleiding van een verzoek van de regering van Baden- Wiirttemberg, dat verband hieldt met het vermoeden dat er plannen bestonden om de drie RAF-leden uit Stammheim te bevrijden. Dat was kort na de ontvoering van de CDU-afgevaardigde Peter Lorenz in Berlijn en de mislukte overval op de Westduitse ambassade in Stockholm. Achteraf verdedigt Schüler zijn mede werking met de bewering, dat hij er des tijds van uitging, dat de afluister apparatuur in „lege ruimten" zou worden aangebracht, maar niet in de cellen van de gevangenen. Maar moet dat wèl aan vaardbaar worden geacht? Afbreking proces? De verdedigers van de RAF-leden in de Stammheim-gevangenis proberen de af- luister-affaire nu te gebruiken om afbre king van het proces tegen hun cliënten te verkrijgen. Of zij daarin slagen, valt nog te bezien, tenzij zich nieuwe ontwikkelin gen voordoen, waaraan zij nieuwe argu menten kunnen ontlenen Zo bestaat er een ernstig vermoeden dat ook in zes andere deelstaten, waar leden van de RAF gevangen worden gehouden (Beie ren. Rijnland-Palts, Noordrljn-Westfalen. Nedersaksen. Hessen en Hamburg) in de zelfde periode afluister-apparatuur werd aangebracht, om soortgelijke redenen als in Baden-Württemberg. Intussen is het van minder belang om na te gaan. wie de meeste verantwoordelijk heid dragen voor affaires, als nu aan het licht zijn gekomen: de regering in Bonn of die van de deelstaat, waar hulp werd gevraagd. Ook heeft het aanwijzen van een zondebok weinig zin. Het ewge wat nodig is. is een groeiend besef dat de gevaren, waaraan een moderne samenle ving meer en meer wordt blootgesteld, nooit aanleiding mogen zijn om een loop- Je te nemen met de rechten, die in de grondwet zijn verankerd. Het werk van degenen die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de veiligheid zal er nog moeilijker door worden. Maar het risico dat de rechtsstaat in fasen wordt uitgehold, kan er door worden wegge nomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 35