De Buffetjuffrouw met het wipneusje
Melk moet, maar
moet ook een
missionaire kerk?
Missionaire gemeente met drie ac
tiviteitskringen
VANDAAG fe«
VOORBUGANGtf"
uiereld
diakon
Qifo22ll
aterd
ZATERDAG 19 MAART 1977
KERK
Trouw/Kwartet
door A. J. Klei
Altijd. nou ja, bijna altijd
wanneer ik op een Rotterdams
station vertoef, moet ik denken aan
mr. Jacob van Lennep, en wanneer
mijn gedachten op de perrons in de
gelegenheid zijn zich te
vermenigvuldigen, denk ik dan
tevens aan mijn eindexamen. Een
en ander is gevolg van het feit dat
in de uitgave van „De pleegzoon"
van Van Lennep, die ik in huis heb,
een opstel van dr. Jan ten Brink is
opgenomen, geschreven na de dood
van Van lennep in 1868.
Ten Brink geeft hoog op van de
populariteit van Jacob van Lennep
en biedt daarvan het volgende,
verrukkelijke staal:
,,Het gebeurde in 1867, dat te Rot
terdam aan het station van den
Rhijnspoorweg bij het aankomen
van een trein uit Utrecht, een aar
dig knap juffertje stond bij eene
geopende deur aan het plankier.
Dat juffertje was eene Rotter-
damsche, die dagelijks vrij wat
menschen zag. daar zij haar guitig
wipneusje sedert een jaar achter
het buffet deed bewonderen door
wereldwijze handelsreizigers en
roodgeblakerde tweede-luitenants,
die op transport waren. Toen de
reizigers uit den trein zich over het
plankier verspreidden, zag zij te
midden van eene groep luidspre
kende heeren een grijsaard met on
gemeen vriendelijke glimlach en
golvende witte halren. Telkens
hield iemand hem staande, om hem
met een levendigen uitroep van
verrassing, van ingenomenheid ee-
nige snelle woorden toe te spreken,
die door den wellevenden man on
uitputtelijk geduldig werden be
antwoord. Ieder beijverde zich met
liefde den weg open te houden voor
den uiterlijk reeds zoo achtbaren
man. wiens tred door den last van
vijfenzestig jaren reeds vrij wat
van vroegere veerkracht miste. De
knappe buffetjuffrouw verwonder
de zich. dat één oude heer zoo ont
zettend veel kennissen om zich
heen verzamelde. En daar Hein, de
'witgekielde sjouwerman van het
goederenbureel, juist voorbij
kwam, vroeg ze: „Wie is die grijze
heer?"
„Wie? Wel nou, jij bent ook een
beste! Ken-je onzen Van Lennep
dan niet?"
't Feit Is historisch en werd door
een ooggetuige verteld."
Kijk. aan zulke knusse dingen
denk ik als de kale modernerigheid
van de Rotterdamse stations me
benauwt. En wat mijn eindexamen
betreft, toen Ik mijn kennis van de
vaderlandse letteren moest
bewijzen (en we tot mijn geluk bij
de negentiende eeuw terecht
kwamen), vermaakte ik de
bijzittende professor door op een
passend moment met die
buffetjuffrouw met het wipneusje
voor de draad te komen. En,
overmoedig geworden door het
succes, gaf ik ook nog een luimig
voorbeeld van Van Lenneps strijd
tegen het gebruik van „ph" in
plaats van „f". Een mevrouw
stuurde haar dienstbode er op uit
om te kijken of er in de schouwburg
een vrolijk stuk gegeven werd. Het
meisje kwam terug met de
mededeling: „Ze spelen de
mophondjes", terwijl in
werkelijkheid het klassieke
treurspel „Demophontes"
aangekondigd stond.
Zo heb ik Van Lennep leren
bewonderen, en zo bewonder ik
hem nóg: als een voornaam en
onderhoudend heer, voor wie het
een eer was, indien hij een glimlach
om de lippen zijner lezers
teweegbracht.Een heerlijke
man!, en ik geef voor zijn
„Ferdinand Huyck" graag een hele
stapel tobberige werkjes cadeau.
Later, toen ik tot mijn vreugde de
tweedelige levensbeschrijving te
pakken kreeg, die jhr. dr. M. F. van
Lennep van zijn grootvader Jacob
uitgaf, leerde ik de jónge Van
Lennep kennen. Een Van Lennep,
die bevriend was met Da Costa en
die op 25-jarige leeftijd een Frans
dichtwerk over de genade
vertaalde en van een strenge
voorrede voorzag, waarin hij het
had over „den bedrieglijken toets
der menschelijke rede".
Van Lennep's geschrijf, waarin zijn
vader prof. mr. D. J. van Lennep
„geestdrijverij" bespeurde, leidde
tot een conflict en ten slotte, omdat
de vader grote invloed had op de
zoon, tot een breuk met de mannen
van het Réveil. In deze zaak heb ik
me weer eens kunnen verdiepen,
dank zij een pas bij Kok in
Kampen uitgekomen boekje, dat
„Nader tot het Réveil" heet (167
pagina's, geïllustreerd, prijs
22,50) en dat vijf nagelaten
opstellen (in hoofdzaak
uitgewerkte lezingen) behelst van
de onlangs overleden dr. M.
Elisabeth Kluit van het
Réveil-archief. In haar eerste
schets, waarin zij bezig is met de
verhouding van vader en zoon Van
Lennep tot het Réveil, schenkt zij
uitgebreid aandacht aan de
verwijdering tussen Jacob van
Lennep en Da Costa.
Professor Van Lennep
correspondeert uitvoerig met zijn
zoon over de zaak en adviseert
Jacob vriendelijk, maar dringend,
zijn „schrijf- en drukjeukte" een
poosje in toom te houden
„teneinde Uwen geest gelegenheid
te geven om wat te bekoelen".
Jacob gaat snel overstag, hij ziet in
dat de bijbel nergens vernederend
over de menselijke rede spreekt en
hij laat Da Costa weten, dat hij van
zijn dweepzucht genezen is. De
briefwisseling met Da Costa
eindigt ermee dat Da Costa in Van
Lennep een onverbeterlijke
vrijdenker ziet en dat Van Lennep
zijn vroegere vriend als een
fanatieke, kortzichtige dogmaticus
beschouwt.
„Door Da Costa vervreemdde Van
Lennep van het Réveil", zegt dr.
Kluit, maar eerder merkte zij op
dat Van Lennep „geen
doorzettingskracht voor innerlijke
strijd" had. Jhr. dr. M. F. van
Lennep geeft minder Da Costa (al
kan niemand hem, „vooral in die
dagen, van overdrijving vrij
pleiten") de schuld van de
verwijdering dan de omgeving van
zijn grootvader. Jacob van Lennep
werd „met geweld aan dien invloed
onttrokken. De emmers koud
water die hij van alle zijden
ontving, bluschten het vuur zijner
eerste liefde", aldus de kleinzoon.
Maar hoe dan ook, Da Costa loog er
niet om, zoals we kunnen merken
aan de forse citaten, die dr. Kluit
uit zijn brieven geeft. Da Costa
oordeelt dat Van Lennep zijn
„bedrelgelijke rust" gemeen heeft
met „Deïsten, met
Godloochenaars, ja! openbaar
misdadigen" en in zijn laatste brief
aan Van Lennep, gedateerd 19
maart 1828, schrijft hij dat hij zich
alleen nog verplicht acht z'n
naaste, Van Lennep, „neerstelijk te
berispen en de zonde in hem niet te
verdragen.Van Lennep
antwoordt dat Da Costa evenmin
zijn pen als zijn mond bedwingen
kan en hij verbreekt de
correspondentie met de bede dat
God Da Costa het verkeerde van
diens „onnutte toorn" zal doen
inzien. Sedertdien heeft Jacob van
Lennep het kalmpjes aan gedaan
met de godsdienst. Dit zegt dr.
Kluit niet, dit beweer ik.
Mijn hele verhaal wil tenslotte niet
anders doen dan krachtig
aandacht vragen voor „Nader tot
het Réveil". Ik ben tuk op
dergelijke boekjes en ik hoop,
velen-met-mij. De andere opstellen
van dr. Kluit gaan over: de functie
van het boek in het Réveil,
Heldring, de diaconessen in het
Réveil, en: Israël als knooppunt
van het internationale Réveil. Ik
pikte Jacob van Lennep er uit,
omdat ik, naar gebleken kan zijn,
nogal op hem gesteld ben.
door prof. dr H. M. Kuitert
De christelijke kerk is gewend over zichzelf te spreken in
termen van haar eigen leer. Dat is riskant: je hoort alleen jezelf
over jezelf praten en nooit de anderen. Nog riskanter is het, dat
dit spreken van de kerk over zichzelf gebruik maakt van
verheven geloof staal: je hoort jezelf over jezelf praten met
behulp van bewoordingen die alleen op zondag duidelijk zijn.
Maar het meest riskante is stellig dat de christelijke kerk ook
haar kwalen niet anders dan op deze manier pleegt te definië
ren: wat de kerk mankeert, is gebrek aan geloof, uitverkoop
van waarheid, godsverduistering bij kerkmensen enz. Stel je
intussen eens voor dat de kerk niet in termen van haar eigen
geloofstaal werd beschreven, maar een beetje nuchterder en
wat meer door-de-weeks. Hoe zou zeer dan uitzien? En vooral.
Hoe zouden de kwalen van de kerk eruit zien als je eens wat
nuchterder begon te praten, en in welke richting zou je
genezing van de kwalen moeten zoeken?
Met dit aanloopje begin ik, omdat
er onlangs een boek verschenen is
dat Inderdaad de weg gaat die ik
hierboven heb aangeduid: het be
schrijft de kerk vanuit de ge
zichtshoek van een organisatie
socioloog en komt juist vanuit dat
gezichtspunt tot de voorzichtige
tmaar veelzeggende) suggestie dat
het falen van de kerk in onze sa
menleving nog wel eens aan wat
anders zou kunnen liggen dan aan
het falen van de christelijke
godsdienst, namelijk aan het falen
van de kerk om een goede organisa
tie te kunnen opbouwen
Het boek in kwestie is het proef
schrift van Mady A. Thung, dat in
het Engels is geschreven en uitge
geven onder de titel „The Precari
ous Organisation Sociological
Explorations of the Church's Missi
on and Structure" (uitgave Mou-
ton. Den Haag 1976. prijs 39 gul-
Onze adressen:
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wibautstraat 131
Tel 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam
Tel. 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22 Den Haag
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN
Postbus 3
Melkmarkt 56 Zwolle
Tel 05200-17030
den). Omdat een boek dat in een
vreemde taal is geschreven niet
voor iedereen toegankelijk is, zal ik
hieronder enkele hoofdlijnen eruit
weergeven. De schrijfster is
tenslotte een Nederlandse, de situ
atie die ze voor ogen heeft is de
Nederlandse situatie, en de be
leidslijnen die ze trekt lijken mij
voor onze Nederlandse situatie zeer
de moeite waard. In één woord: ik
vind het een waardevol boek, en
waardevolle boeken moeten gesig
naleerd worden, ook al zijn ze in het
Engels geschreven.
Ik ben mij ervan bewust dat de
schrijfster socioloog is en ik zelf
theoloog, en dat beide vakken aan
merkelijk verschillende Invalshoe
ken (en methoden) hebben, ook al
houden ze zich soms dan met de
zelfde werkelijkheid (bij voorbeeld
de kerk) bezig. Maar laten we dan
maar zeggen dat mijn overzicht
niets anders voorstelt dan hoe een
theoloog reageert op het werk van
een socioloog. Welnu, ik onderga
het boek, in al de zakelijkheid die
het bezit, allereerst als een verade
ming.
De kerk is te zien als een organisa
tie; daarmee beginnen de uiteen
zettingen. Ze moeten daarmee ook
wel beginnen, want wat zal een
organisatie-socioloog zich met de
kerk bezighouden als vanuit de so
ciologie gezien de kerk niet de
kernmerken vertoont van wat in
dat vak een organisatie heet.
Missionaire kerk
Maar wat voor een organisatie?
Een godsdienstige, ook dat ligt
voor de hand. Maar op dat punt
begint tegelijk de originaliteit van
het boek. Godsdienstige organisa
ties (ook kerkgenootschappen) zijn
uit den treure al voorwerp van on
derzoek geweest en ln soorten en
typen ondergebracht. Op basis van
de bestaande typologie van kerke-
lijk-godsdienstige organisaties
voegt Mady Thung een nieuw type
aan het lijstje toe: de missionaire
kerk.
Het verschil met de bestaande rij
tjes is dat die zijn samengesteld uit
bestaande soorten van kerk-zijn,
terwijl de missionaire kerk van Ma
dy Thung eigenlijk nog niet be
staat, maar het karakter heeft van
een ontwerp, een blauwdruk voor
een bepaalde manier van kerk-zijn.
Die blauwdruk ontspringt
eensdeels aan de voorkeur van Ma
dy Thung zelf: zij kiest voor de
missionaire kerk als de soort kerk
waar ze het meest voor voelt. Niet
zonder goede gronden daarvoor te
hebben demissionaire kerk is
ongeveer de kerk zoals
men haar in de kringen van de
men hem in de kringen van de
wereldraad van kerken graag ziet,
een kerk die een missie heeft, een
opdracht ten aanzien van de sa
menleving waarin ze verkeert. Mis
sionaire kerk is dus meer dan zen
dingskerk: het is zoiets als: samen
leving veranderende kerk. Maar de
ze inzet is toch een keuze. Voor
hetzelfde geld had de schrijfster
kunnen inzetten bij een liturgische
of een meditatieve kerk. Wie niets
voor een missionaire kerk voelt
(missionair dus in de zin van Mady
Thung) zal voor de rest van het
boek dus ook niets voelen.
Blauwdruk
Wat is die rest? Met deze vraag
kom ik weer terug op de term
blauwdruk die ik gebruikte. Laten
we nu eens uitgaan van de veron
derstelling dat de kerk zoiets als
missionaire kerk moet zijn, hoe
moet je zo'n kerk dan, volgens alle
regels van de kunst en alle wijsheid
die de sociologie in dit opzicht be
zit, organiseren? Blauwdruk bete
kent dus: bouwvoorschrift met
inderdaad de klemtoon op voor
schrift. Het boek wil een voor
schrift geven bescheiden en ui
terst consciëntieus opgezet voor
het opzetten van een in sociolo
gisch opzicht verantwoorde kerk
organisatie. Kerk blijft kerk; ook
de missionaire kerk blijft kerk.
Maar kerk gaat ook als kerk de
mist in als kerk zich van de meest
eenvoudige „wetten" van de socio
logie niets aantrekt.
Waar moet Je eerst op leren letten?
In een hoofdstuk dat een schat van
lezenswaardig materiaal bevat,
laat de schrijfster eerst nog eens
zien hoe gemakkelijk en hoe snel
godsdienst (ook het christelijk ge
loof) „ingepakt" werd en wordt
door zijn omgeving. Dat is om zo
te zeggen de druk van buitenaf,
die het een kerk moeilijk maakt om
kerk te zijn. Maar ook van binne
nuit ontstaan er allerlei moeilijkhe
den, in ieder geval voor de missio
naire kerk!
Wiebel
Als organisatie op basis van vrijwil
ligheid is de kerk toch al een wiebel
geval (daarop slaat de titel: precari
ous organization). Maar daar komt
bij dat de kerk gewend is vooral en
voornamelijk over de laatste waar
den en doeleinden te spreken: God,
het heil, de toekomst, het konink
rijk, de zonde, enz. De kerk werkt
dus dat blijkt daaruit vooral
met oningevulde woorden (wat ei
genlijk heil is en waaruit zonde
bestaat, horen we niet). Dat hindert
natuurlijk niets, behalve als je nou
juist de samenleving zou willen
beïnvloeden en liefst veranderen.
Dan heb je niets aan woorden die je
niet invult. Niet-operationele doel
einden (zoals dat in de sociologie
heet) moeten, met andere woorden,
omgezet worden in operationele
doeleinden, want een organisatie
die er louter niet-operationele doe
leinden op na houdt, heeft geen
enkele invloed, integendeel, ligt
open voor manipulatie en druk
vanuit de omgeving. Waarom
wordt de kerk altijd weer „inge
pakt"?
Omdat ze haar doeleinden niet
werkbaar (operationaliseerbaar)
maakt. Nieuwe eis dus voor een
missionaire gemeente (een gemeen
te die wel invloed wil hebben en
niet ingepakt wil worden): hoe doe
je dat. doeleinden operationeel
(werkbaar) maken en dat telkens
opnieuw, in telkens weer andere
situaties?
Drie kringen
Vanuit deze en dergelijke organisa
tie-eisen komt Mady Thung tot het
tekenen van een missionaire kerk
die bestaat uit drie activiteitskrin
gen. In de eerste plaats de kring
waarin men zich bezighoudt met
het (her)formuleren van de laatste
doelen en waarden van het be
staan, in grote trekken overeenko
mend met het gros van de bestaan
de kerken en haar (bezinnings-)
activiteiten.
De tweede activiteitskring houdt
zich bezig met het werkzaam (en
werkbaar) maken van deze laatste
doeleinden naar de samenleving
toe, dus kort gezegd met het
(her)formuleren van sociaal-
ethische normen en beslissingen
die op de vraagstukken van onze
samenleving betrekking hebben.
Wat de derde activiteitskring be
treft: hier gaat het om de activiteit
in de zin van actie, van inzet voor
een bepaald project, bij voorbeeld
gastarbeiders aan huizen helpen (ik
noem maar een mogelijkheid).
Deze drie activiteitskringen moe
ten, elk voor zich, georganiseerd
worden (er wordt duidelijk aange
geven hoe); ze hebben een onderko
men nodig, een leerhuis (kan in
hetzelfde gebouw) en een organisa
torische verbindingslijn. Die
laatste is trouwens ook al daardoor
gegeven dat ln de voorstelling
van Mady Thung - ieder kerklid
aan alle drie kringen actief deel
neemt. Hoe de coördinatie van de
drie kringen in feite tot stand
komt, is een vraag die mij zou
dwingen hier ook nog iets van de
bestuursvorm van Mady Thungs
model te vertellen, maar dat zou te
ver voeren. Laat ik mogen volstaan
met de opmerking dat ze haar (za
kelijke) opvattingen hierover te
recht als een frontale aanval op de
ambtstheologie van de kerken be
schouwt.
Resten mij tot slot nog enkele op
merkingen die ik bij wijze van com
mentaar heb neergeschreven. Ik
heb al gezegd dat het boek vol
staat met, voorzover ik kan zien,
uiterst waardevolle adviezen aan
het adres van die wankele organi
satie die kerk heet. Ik denk aan het
vraagstuk van de recrutering van
nieuwe leden, van training, van be
stuur enz. Maar neem nu die recru
tering. Mady Thung zegt: natuur
lijk komt daar niets van terecht,
zolang je als kerk Jezelf niet een
bepaald image kunt geven. Doe
dus meer aan de sociaal-ethische
vragen, dan krijg je een gezicht en
doen een hoop mensen (weer) mee
die nu aan de kant staan. Ik denk
dat het inderdaad zo gaat. Maar
dat betekent een nieuw probleem:
zoals vroeger de „Stillen in den
lande" de kerk wel aantrekkelijk
vonden, zullen dat bij een missio
naire kerk de „activisten" zijn, de
mensen die graag de barricaden
opgaan. Dat laatste moet op zijn
tijd óók gebeuren, maar moet iede
reen dat doen? Om het maar kort
te houden: is het werkelijk nodig
dat alle leden gelijkelijk meedraai
en in alle drie kringen of zou het
ook zo kunnen dat, naar gelang de
„gaven" die iemand heeft, de ene
mens meer geschikt is voor de éne
en de andere meer geschikt voor de
andere kring? Ik ben mij ervan
bewust dat ik dan van de missio
naire kerk bijna zoiets als een mis
sionair compartiment binnen de
kerk maak.
Daarna kom ik aan een tweede
vraag. Melk moet, maar moet ook
een missionaire kerk? Mady Thung
heeft zichzelf aan het slot ook die
vraag gesteld, en geeft als
antwoord: Niet dat het zo nodig
moet, maar als Je het niet doet,
wordt de kerk nog meer.ingepakt"
dan vandaag al het geval is. Als ik
haar goed lees, zegt ze zelfs; of de
missionaire kerk werkelijk wat aan
de samenleving kan veranderen
staat nog te bezien, maar vat een
kerk zichzelf niet als „missionair"
op, dan komt er in elk geval hele
maal niets meer van de grond. Ze
heeft gelijk, denk lk. Maar deze
argumentatie betekent voor mij
wel dat ik liever zou zeggen: laten
we de reflectie- en actievleugels
van de kerk organisatorisch op po
ten zetten, liever dan: laten we héél
de kerk als missionaire kerk (in
Mady Thungs betiekenis van het
woord) organiseren.
Een laatste opmerking: het boek
van Mady Thung hoort, als ik haar
eigen organisatie-schema volg, in
kring 1 thuis, waar de hoogste en
laatste dingen worden besproken,
ook dus wat kerk-zijn is. In activi
teitskring 1 zullen daarom telkens
diepe en ingrijpende verschillen
van inzicht ontstaan. Trouwens
niet minder in de 2e en 3e activi
teitskring. Wat doe je met zulke
verschillen? Die los je op óf door
uitpraten tot de dood erop volgt (en
niets gedaan is), óf door uitsluiten
van elkaar, óf door veelvormigheid
te erkennen, te aanvaarden en
vruchtbaar te maken. Wie dat
laatste niet wil, hoeft aan Mady
Thungs boek niet eens te beginnen.
Ik bedoel daarmee te zeggen: aan
alle pogingen om van de kerk wat
te maken gaat zoiets als de goede
wil vooraf om dat samen met de
anderen te doen.
de bezinning over het christelijk geloof, ook
anfrc "-J
sten.
in zijn
nfrontatie met andere godsdien-
pENI
EEN NIEUW SOOBT OMGANB< 3
En de schriftgeleerden nópi
van de Farizeeën prOCcl
zagen dat Hij at pCidsl
met de zondaren en tollenaren jrj qqq
en zeiden tegen zijn leerlingen:
Dat Hij
met de zondaren en tollenaren
En Jezus hoorde het
en zei tegen hen:
De gezonden hebben
geen geneesheer nodig
maar die 't te kwaad hebben. ,1Krt,in,
Ik ben niet gekomen
ok het
afnei
4.000 ir
er bedi
emen:
uibouw
om rechtvaardigen te roepen,
maar zondaars.
(Markus 2. 15-17)
Jezus maakt opgang onder de
daars en tollenaars. Door Levi ui
nodigd, want zo zal 't wel geg.
zijn, eet Hij zelfs met ze. Dat r p
wrevel bij de mannen die het we
Zes dingen maken de leerling
een meester te schande, zo leren )nrl p
en daaronder dit: Hij mag niet '"U.C
lieden die de wet niet kennen
ha&rets, mensen van de straat)
tafel liggen. En waarom niet?
zou zich eens door hen aanget
ken kunnen voelen en hun gel
ken overnemen. Wij kennen ditk
gel: Waar je mee omgaat won
mee besmet, 't Is natuurlijk wel an e(
vraag hoe je dan met mensen ,Qrri
gaat. Jezus demonstreert altl MSTJ
een nieuw soort omgang. Die rincip
gang doorbreekt de taboes vaien ni€
officiële mannen, vandaar de vu
aan de discipelen. Jezus' antwo)Veree
spreekt van zieken en gezonden
menen gezond te zijn, dan moete a" Pr
niet zeuren dat de dokter geen i
dacht aan ze geeft. Jezus houd e huicl:
mens aan zijn woord. Prikt het< 'aand i
om hem de kans te geven uit dee salal
te komen. Maar je moet 't dan en
willen. onsom
tperim
|er 197f
ïkantie
6 naar
it ovei
it ovei
iderwe
ie CA
ZO-l
foor de
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK.
Benoemd te Lekkerkerk
hulppred. de heer H. Jonkerj
Randwijk, die deze benoeming li
aangenomen.
GEREF. KERKEN
Aangenomen naar Assen: B. Fii
te Rotterdam-IJsselmonde, die|
dankte voor Roden; naar Wil
ten: L. de Ruiter te Wirdum;
Bunschoten-Spakenburg: C.
man te H. I. Ambacht; naar Ai
veen-Buitenveldert: G. O. N.
huizen te Zutphen, die bedalf
voor Arnhem.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Zijndrecht: J. Kosl
Barneveld, die bedankte
Nunspeet.
ADVERTENTIES
In Gods Naam
helpen bij
gebrek aan eten
gebrek aan onderdak
gebrek aan vrijheid
gebrek aan recht
gebrek aan liefde
t.n.v. het Algemeen
Diakonaal Bureau van
de Geref. Kerken,
Burg. de Beaufortweg 18,
Leusden
Rijk g
storter
Amste
[I^Jj boekennieuws
Or. J.M. van Minnen
GESPREKKEN OVER HET GELOOF
4e druk. 116 blz./7.90
Dit boekje wil stimuleren tot een voortduren-
Prof. Dr. W.H. Veteme
LEER ERMEE TE LEVENI
2e druk. 80 blz../9.90
In dit boekje worden helder en klaar een
groot aantal vragen over het christelijk
geloof en het christelijk leven behandeld.
De. E. Th. Thijs
HELEMAAL JIJ ZIJN
2edruk.72blz., 8.25
Op bijzondere aanspreekbare wijze wordt in
dit boekje het evangelie aan jongeren door
gegeven. Geïllustreerd.
De. E. Tb. Thijs
DE GROETEN VAN GOD
2e druk, 56 blz. 7.25
Aan de hand van een krantenknipsel, een
stukje uit een brief. enz. bespreekt de auteur
op actuele en indringende wijze een aantal
bijbelteksten.
Verkrijgbaar in de boekhandel.
KOK KAMPEN
OP SPEURTOCHT
MET DE BIJBEL
Losbladige bijschrijfbl)bel
Bijschrijfbijbel in de NBG-vertalini et
1951bestaande uil 36 katerns bijbel
tekst met bijpassend goed bescbrÜ' pf-oii,
baar papier. Compleet met drie grijz
naaldbanden. eei
Formaat: 15x22 cm. lOdvei
Prijs: 49,50 "1 BL
ïsche;
Hulsbijbel met deuterocanonlek dicas
of apocriefe boeken
Bijbel in de NGB-vertaling 1951 meL zjjn
de deuterocanonieke of apocrief ncjUci(
boeken in een nieuwe vertaling. Ge
bonden in zwarte balacron band.
Formaat: 15x22 cm. ae.
ytl 25 «en i
Prijs: /Al, In E
lersma
Tussen Oud en Nieuw eft dit
Een nieuwe vertaling van de deutero etinget
canonieke of apocriefe boeken jaar tc
Formaat: 11x18 cm. iar gisl
11.40 „r
Prijzen exclusief verzendkosten.
Verkrijgbaar bij de boekhandel en Et rapp
Nederlands
Bijbelgenootschap
Postbus 620, Haarlem.
Tel. 023-259501
°fcbljtr^
spectie
gel
loratoi
lelt in
j bij m
werkt
fdelini
elheid
rd aa
zoek i
iblicee
g
gi