tijd een uur vooruit Trip hakt voor TNO knoop door Wetenschap en techniek [In Rotterdam staan de klokken bijna een half etmaal stil Niet iedereen is blij met verandering IHERPAG 19 MAART 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 17 dóór Peter van Lakerveld AMSTERDAM Op zondag 3 april staan in Rotterdam alle openbare klokken elf uur lang stil. Bijna een half etmaal hebben de Rotterdammers de gelegenheid om te wennen aan de zomertijd die zondagnacht om 02.00 uur Middeleuropese tijdrekening wordt ingevoerd. De openbare tijdaanwijzers worden in de nacht van zater dag op zondag om twaalf urn- precies buiten werking gesteld en beginnen om twaalf uur de volgende middag weer te lo pen. We zijn dan in werkelijk heid elf uur verder. Want iede reen heeft zijn uurwerk inmid dels een uur vooruitgezet. Tegelijk met Nederland wordt het morgen over twee weken ook in Bel gië, Luxemburg en Frankrijk een uur later. Frankrijk begon vorig jaar al met de zomertijd, lag dus zes maanden lang een uur voor op de Benelux. Het verschil wordt nu ver effend, maar dat betekent helaas niet dat de problemen er eenvoudi ger op geworden zijn. Om te begin nen laat Engeland al op 20 maart de zomertijd ingaan. De Britten liggen 's winters een uur achter, halen dat morgen in om vervolgens over vijf tien dagen het voordeel van de gelij ke tijd alweer te verliezen. Eind september gaan wij weer terug naar de „gewone" tijd, maar Engelnd handhaafd de zomertijd tot eind ok tober; opnieuw lopen ze aan de over kant van de Noordzee dan enkele weken met ons gelijk op. Ook op het continent is de uniformiteit ver te zoeken. Spanje bestaat het om op 2 april, een etmaal eerder dan Frank rijk en de Benelux, de horloges een uur vooruit te draaien, Italië volgt een week of zes later en Duitsland doet zelfs helemaal niet mee. Omschakeling Het overstappen op een andere I tijdrekening vraagt meer dan het I verzetten van het horloge. Duizen- I den elektrische apparaten (denk aan I 4e verkeerslichten) werken via een f geprogrammeerd tijdmechanisme I en zouden zonder ingreep op ver keerde uren werken. Het Gemeente lijk Energie Bedrijf van Rotterdam j lost dat op door het regelen van een zogenaamde „toonfrequentie- I ontvanger", een instrument dat rea- I geert op bepaalde signalen die via het elektriciteitsnet worden gege ven. Bij de al genoemde openbare tijdaanwijzers blijft dat signaal ge woon elf uur lang achterwege. Ook boilers die uitsluitend 's nachts j (goedkoop tarief) opwarmen, kun nen omgeschakeld worden. j Moeilijker is dat waar boilers zijn afgesteld door een schakelklok, dat is het geval bij nog slechts een gerin- I ge minderheid van de apparaten. I Daar doet het GEB niets aan, zodat j de consument 's nachts een uur later 1 warm water krijgt en 's morgens een I uur langer. Het vraagstuk van de openbare klokken wordt overigens per ge- j meente weer anders aangepakt. Amsterdam draait de tijdaanwijzers via een moederklok gewoon een uur verder. De klok in het Hilversumse raadhuis tevens precisietijdsein voor de radio draait door middel van een elektrische impuls twee uur lang twee maal zo hard als normaal. En in plaatsen met monumentale kerktorens moeten mannen hier en daar in het holst van de nacht naar boven om met de hand de wijzers te verzetten. De omschakelingsproblemen bij de telefonische tijdmelding worden op gelost door van de twee geluidsban den (er is er één in Den Haag en één in Utrecht) één tijdelijk uit te scha kelen. De ene band gaat door tot precies twee uur waarna de andere de dienst overneemt en prompt meldt dat het bij de volgende toon I drie uur, nul minuten en tien secon den is. Weinig Nederlanders zullen dat tijdstip bewust meemaken, niet voor niets gaat de zomertijd in op een moment waarop het grootste deel van de bevolking in diepe rust ligt. Een enkeling verblijft om twee uur die nacht misschien nog in een I bar of nachtclub, laatstgenoemde bedrijven zijn vaak tot vier uur open en in Amsterdam mogen de zoge- I naamde 8-2 cafees op zaterdag tot drie uur doorgaan. Hoe dat met de vergunningen in de I nacht van 2 op 3 april zit. is op dit ogenblik nog niet duidelijk. De laat openblijvende horecainrichtingen missen een uur omzet, omdat de tijd een uur verspringt; het zal van de I gemeentebesturen afhangen of de zaken later mogen sluiten. Zowel bij Horeca-Nederland als bij enkele gro te gemeenten was men overigens verrast door deze consequentie van het verzetten van de klok, een „kwestie" waarover kennelijk nog niet was nagedacht. Recreatie Zijn alle verschuivingsoperaties eenmaal achter de rug, dan begint „Tjong*, tjonge, wat maoke ze der eigen drukl" Tegen de zomertijd bestond vroeger veel verzet, vooral in kringen van boeren. Deze prent werd afgedrukt in het christelijk weekblad 'De Ster' van 23 maart 1923. Zo laat als deze klok aanwijst zal het in de nacht van 2 op 3 april nooit worden het leven van alle dag weer, een dag die ons 's ochtends een uur minder en 's avonds een uur meer daglicht geeft. De gelegenheid voor open luchtrecreatie zal aanzienlijk groter zijn, we kunnen na het werk nog uitvoerig fietsen, wandelen, tennis sen of bij mooi weer op een terrasje of in de tuin zitten. Ook competitieleider Jan Huij- brechts van de afdeling betaald voetbal van de KNVB is daarom zeer te spreken over de zomertijd. Afgelaste wedstrijden op terreinen zonder lichtinstallatie zullen op de door-de-weekse avonden worden in gehaald en voor de jeugdcompetitie overweegt hij een compleet be kerprogramma midden in de week. Eerste divisieclubs kunnen met in gang van 3 april zelf bepalen of ze op zaterdagavond of zondag willen spe len net zo als eredivisieclubs dat al lang kunnen. Maar die beschikken merendeels over kunstlicht. De amateurs spelen waarschijnlijk een volledige competitieronde op een woensdagavond in april. Voordelen te over dus. Toch staat niet iedereen te juichen over het extra uur daglicht vanaf 3 april. Dat Duitsland pas in 1978 meedoet, heeft nogal wat consequenties voor het zeer intensieve economische ver keer tussen ons land en de Bondsre publiek. Neem de Limburgse pendelaars. Duizenden mensen zullen tot eind september tweemaal per dag hun horloge moeten verzetten, 's Och tends hoeven ze pas een uur later van huis, maar de kinderen gaan op de gewone tijd naar school. Dit vraagt extra organisatietalent in de gezinnen. Gelukkig duurt deze last voor de grensbewoners slechts een half jaar, anders was het voor dorpen die gro tendeels op Duitsland zijn georiën teerd te overwegen het voorbeeld te volgen van de Canadese stad Windsor, gelegen in het uiterste wes ten van de provincie Ontario. Deze provincie heeft net als New York de oost-Amerikaanse tijd. Windsor is alleen door een brug (de grens) gescheiden van de Ameri kaanse automobielstad Detroit waar de Centraal-Amerikaanse tijd geldt. Omdat duizenden inwoners van Windsor in Detroit werken, is het in de Canadese stad even laat als in Detroit, maar een uur vroeger dan in de rest van Ontario. In Duitsland lopen tot 25 september alle klokken een uur achter bij de onze. Alle treinen naar en vanuit dat land vertrekken een uur later en komen ook een uur later in Neder land binnen. Sommige binnenlandse lijnen in Groningen en Zuid-Limburg zijn eveneens aangepast. Dan zijn er en kele tientallen kleine douanekanto ren die gemiddeld van 7 tot 21 uur open zijn. Al te veel maakt dat niet uit trouwens. De 24 grootste grenso vergangen tussen Nederland en de Bondsrepubliek waar het leeuwe- deel van de vrachtwagens passeert, zijn dag en nacht open. Ingrijpend Ingrijpender zijn de gevolgen voor de Aalsmeerse bloemenveiling. Zes tig procent van de aanvoer gaat naar Duitsland. Normaal belt de Duitse bloemenhandel tussen zeven en acht uur in de ochtend, dat wordt nu acht tot negen uur, want de Duit ser komt echt niet eerder zijn bed uit voor de zomertijd in het buur land. Voor de Nederlandse expor teur is acht negen uur echter te laat om goede partijen te kunnen kopen. Een oplossing zou theoretisch zijn de veiling om acht uur in plaats van om zeven uur te 'laten beginnen, maar dat geelt weer problemen voor de vele part-time personeelsleden die in de middag nog een andere baan hebben (er zijn mensen onder met een eigen kwekerijtje) en niet een uur later willen ophouden. Bo vendien voelen de Nederlandse af nemers en exporteurs op België en Frankrijk Weinig voor een latere tijd. Naar een compromis wordt nog gezocht, een woordvoerder van de veiling verwacht evenwel dat het zeven uur blijft. Exporteurs op Duitsland die wél tijdig hun order weg kunnen krijgen profiteren daar dan in ieder geval van, want naar Duitse tijd zijn ze een uur eerder bij hun afnemers. Dat voordeel hebben ook de groen te- en fruitexporteurs op de Bondsrepubliek, zo blijkt uit woor den van secretaris Gljsbert van het Centraal Bureau Tuinbouwveilin gen. De Veilingen wijzigen hun aan- vangsuur niet. Ze beschikken bijna allemaal over grote koelruimten waar het fruit, dat doorgaans de vorige dag geoogst is, bewaard kan blijven. De heer Gijsbert ziet misschien wel problemen bij verse groenten van de koude grond, bijvoorbeeld sla, die dezelfde morgen gesneden wordt. De tuinders hebben in de ochtend een uur minder daglicht en het zou kunnen gebeuren dat de vorige avond al geoogst moet worden met risico's van kwaliteitsverlies. Dat uur minder in de ochtend is bij de boeren vooral voor de tweede wereldoorlog reden geweest zich he vig tegen de zomertijd te verzetten. Ochtenddauw verdween een uur la ter. hooien eist droogte en dat kon dus ook pas een uur later beginnen. Ook met melken waren er obstakels te overwinnen. Ditmaal is er echter van oppositie nauwelijks sprake ge weest. Een woordvoerder van de Christelijke Boeren- en Tuinders- bond zei vorig jaar al niet op de zomertijd te zitten wachten maar toch geen actie te zullen voeren. Door de mechanisatie van de landbouw en de verbeterde koelmo- gelijkheden voor de melk zijn de bezwaren een stuk vernminderd. Natuurlijk zijn er nog tientallen an dere consequenties van het invoeren van de zomertijd. Voor de KLM bij voorbeeld, die de hele lijndienstre geling een uur heeft verschoven om in het buitenland op dezelfde tijd te kunnen blijven vliegen. Toch is de indruk, dat Nederland het verzetten van de klok zonder al te veel schok ken zal verwerken. Ontstaan Nog maar ruim honderd jaar gele den zou het massale draaien aan de wijzers trouwens ondenkbaar zijn geweest. Eenvoudig om de reden dat er geen uniforme tijd bestond. Ieder dorp en elke stad had een eigen tijd, en daarbij werd uitgegaan van de gedachte dat het twaalf uur was als de zon in het zuiden stond. Nu staat de zon in Enschede tien minuten eerder op het hoogste punt dan in Den Haag, de klokken zullen des tijds in Twente daarom wel tien mi nuten voor hebben gelopen op de uurwerken in de residentie. Het rei zen ging echter zo langzaam dat nie mand zich aan die verschillen stoorde. Dat veranderde bij de opkomst van de trein. Nauwelijks was er een ver binding tussen oost- en west- Nederland tot stand gekomen of het werd nodig iets te organiseren opdat de dienstregeling geen janboel werd. In een voetnoot bij de zomerdienst regeling 1862 staat dat de tijd wordt geregeld naar de klok van het ko ninklijk paleis te Amsterdam. En bij de lijn Amsterdam/Rotterdam- Emmerik staat: „De uren van ver trek zijn geregeld: op Nederlandsch grondgebied naar Amsterdamschen tijd, op Pruisisch grondgebied naar Emmerikschen tijd". Dat scheelde zes minuten. Een grote stap vooruit was een af spraak tussen de drie belangrijkste spoorwegmaatschappijen (alle op gegaan in de NS) om de klokken op alle stations gelijk te zetten. In het verslag over 1874 van de Maatschap pij tot exploitatie van staatsspoor wegen lezen we: Sinds 15 Januarij 1875 wordt dagelijks het Centraal- Rijkstelegraaf-kantoor te Amster dam des morgens voor 9 ure in direc te verbinding gesteld met de stati ons te Utrecht van den Ned. Rhijnspoorweg en den Staatsspoor wegen tot het geven van een tijd sein. Dit sein wordt op ons station automatisch overgebracht op het ei gen net en op de telegraaflijn van den Oosterspoorweg. Door gelijktij dige overbrenging onzerzijds ontvangen nu alle spoorwegstations in Nederland een zelfde tijdsein. De maatregel werk goed en er worden geen klagten of moeijelljkheden over verschil in tijd meer ver nomen". Een ingenieuze vondst om in een periode zonder radio of telefoon toch dezelfde wijzers tand te krijgen. Inmiddels raakte de stationstijd zo ingeburgerd, dat na omstreeks 1890 bijna iedereen zich daarnaar ging richten. Het duurde evenwel nog tot 1908 eer Nederland wettelijk één. tijdrekening kreeg: de Amsterdam se tijd, die veertig minuten achter liep op de in Duitsland gebruikelijke Midden-Europese Tijd (MET) en twintig minuten vóór op de in Enge land gangbare Westeuropese tijd, beter bekend als Greenwich Mean- Time. Nederland behield de Amster damse tijd tot 1940 toen de Duitsers ons inlijfden bij de MET en zo is het sindsdien gebleven. Schemeren Waarmee het verhaal overigens nog niet af is, tenslotte gaat het over de zomertijd. Die werd in 1916 om ener gie-overwegingen het eerst inge voerd. Let wel! Dat was zomertijd ten opzichte van de Amsterdamse tijd. Laatstgenoemde tijdrekening liep veertig minuten op de tegen woordige MET achter, de zomertijd betekende dus slechts twintig minu ten meer licht in de avond dan we laatste tientallen jaren gewend zijn. Vertelsels van ouderen, dat ze tot elf uur 's avonds konden zitten scheme ren zijn daarom mooi, maar niet waar. Waarschijnlijk herinneren ze zich de lange zomeravonden uit de bezettingsjaren. Want nadat de Duitsers ons op 16 mei 1940 de klok veertig minuten vooruit hadden la ten zetten (naar de MET) kwam daar op 19 mei nog eens een uur bij: de Middel-Europese zomertijd, in feite de tijdrekening waarmee we van 3 april tot 25 september gaan leven. De zon staat dan niet om 12 uur in het hoogte punt maar om 13.40 uur. Aanvankelijk liet de bezetter de zo mertijd ook 's winters intact, waar door rond Kerstmis 1940 en 1941 de absurde situatie ontstond dat het in de ochtend pas tegen tienen licht werd en 's middags eerst om half zes de duisternis inviel. Van 1943 af gold de zomertijd weer in de meer gebrui kelijke maanden, het laatst in 1945., Op 16 september 1945 mocht Neder land voor het laatst eensgezind aan de wijzers draalen, nu 31 Jaar en zes maanden later mag het weer. Minister Trip heeft een knoop doorgehakt. Na een snelle en beheerste actie heeft hij, met het volle ge wicht van een kabinetsuitspraak achter zich, de Orga nisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onder zoek TNO verteld langs welke lijnen zij gereorgani seerd zal worden. Dat was voor de fijnproevers een om twee redenen adembenemende ontwikkeling. Ten eerste doorbrak de minis ter van wetenschapsbeleid hiermee zijn gevestigde repu tatie. Bijna vier Jaar lang was hij de nauwelijks zichtbare man die met ontelbare ge sprekken, met discussienota's, raadplegingen, beleidsnota's en veel overredingskracht be zig was om een echt we tenschapsbeleid mogelijk te maken. Een project dat niet anders dan geleidelijk kan vor deren, Iets op de grens tussen masseren en boetseren. Want het was levend materiaal waar in orde en structuur gebracht moest worden, en dat mocht tijdens het proces niet zodanig worden beschadigd dat het niet meer zou functioneren. De wetenschap is een kasplan tje, hoewel haar organisatie vormen minstens zo taal kun nen zijn als andere maatschap pelijke structuren. Er is de mi nister meer dan eens verweten dat hij zo voorzichtig was met het kasplantje dat hij nimmer vat zou krijgen op de structu ren. De vraag of hij voortva render had kunnen optreden doet nu niet ter zake. Het adembenemende nieuws ls dat hij rechtstreeks een structuur heeft aangevat en krachtig verbogen. Adembenemend ook omdat het een grote structuur met diepgewortelde problemen be trof. TNO heeft 5000 medewer kers in meer dan dertig institu ten, zet dit Jaar 400 miljoen gulden om, waarvan er 300 mil joen langs verschillende wegen van de overheid komen. Bij speciale wet in 1930 opgericht om „te bevorderen dat (het toegepast natuurwetenschap pelijk) onderzoek op de doel matigste wijze dienstbaar wordt gemaakt aan het alge meen belang". Sindsdien uit gegroeid tot een vrijwel onbe stuurbaar geheel. De onderdelen doen nuttig werk; algemeen wordt gevoeld dat zij nog veel nuttiger zou den kunnen zijn als er een centraal samenhangend beleid was. In plaats daarvan zijn er vier deelorganisaties (indus trie, gezondheid, voeding en defensie) die autonoom naast en langs elkaar heen werken. En zelfs binnen die deelorgani saties zijn er instituten die een grote mate van zelfstandigheid hebben opgebouwd. Omdat veel problemen tegenwoordig zo ingewikkeld zijn dat ze door meer instituten uit verschillen de organisaties samen moeten worden bestudeerd, had deze structuur zichzelf duidelijk overleefd. Commissie Minister Trip vatte dit pro bleem in 1974 aan door een commissie in te stellen die hem moest adviseren over de mogelijkheid om de relatie tus sen de overheid en TNO te verbeteren. Die commissie toog onder voorzitterschap van oud-PTT-dlrecteur H. Rei- noud aan het werk. Zij leverde in 1975 een tussenrapport in en maAkte zich op om haar eindrapport op een zodanige tijd klaar te hebben dat Trip er nog iets mee kon doen (de mi nister verlaat in mei het depar tement definitief). Maar daar kwam iets tussen, namelijk het ongeduld van de nieuwe voorzitter van TNO, oud-minister van volksgezond heid dr. L. B. J. 8tuyt. Nadat hij de kat wat uit de boom gekeken had. gaf 8tuyt in een voor TNO-ers opzienbare nieuwjaarsrede begin 1976 de gevestigde belangen en weer barstige structuren binnen zijn organisatie een schot voor de boeg. Hij keek daarna weer een tijd de kat uit de boom, maar er kwam geen of, naar zijn smaak niet voldoende bewe ging in de fronten. In oktober vorig jaar lanceerde Stuyt over de hoofden van zijn medebestuurderen heen, een blauwdruk voor het reorgani seren van TNO. waarin de centralistische touwtjes strak werden aangetrokken. Wat men ook van deze procedure mag denken (en er werden erg onvriendelijke dingen over ge dacht) zij bereikte in leder ge val dat de fronten in beweging kwamen. 8chrik en verwarring stegen tot ongekende hoogten- Dat kan in een vastgelopen situatie best heilzaam werken, maar het had in dit geval zeker één nadeel. De commlssle- Reinoud moest minister Trip melden dat zij, gezien de ge beurtenissen, extra tijd nodig had voor haar eindrapport. Dat zou betekenen dat de mi nister TNO in wanorde zou moeten achterlaten, want zon der het advies van de door hemzelf ingestelde commissie kon hij weinig doen. Kortsluiting Trip organiseerde toen een kortsluiting van de procedure. HIJ zette zijn gedachten over de reorganisatie van TNO ln hoofdlijnen op papier. Dat pa pier ging in Januari van dit Jaar voor spoedadvles naar de com- missie-Relnoud, naar de Raad van advies voor het we tenschapsbeleid en naar TNO zelf. Of de heren zo mogelijk binnen een maand wilden rea geren. Een ongebruikelijk kor te termijn voor dit soort zaken, maar het lukte de heren. Mede op grond van deze adviezen stelde Trip een „richting ge vende uitspraak" op, waarin de hoofdlijnen voor een ver nieuwde TNO zijn vastgelegd. Over de uitwerking moet nog uitgebreid tussen betrokkenen overlegd worden. Maar over de hoofdlijnen hoeft niet meer gepraat te worden, want die zijn op 11 maart door de ministerraad vastgesteld. Tot die hoofdlijnen behoort de constatering dat de autonomie van TNO's deelorganisaties zal worden beëindigd. Gezien de voorgeschiedenis ls dat een uitspraak van groot belang. Een uitzichtloze loopgraven- strijd om gevestigde posities is hiermee door beslissing van de scheidsrechter beëindigd. Door een fragment uit het spoedadvles van de commis- sle-Reinoud wordt dat helder geïllustreerd. Pas nog ls weer duidelijk gebleken, staat er, dat de deelorganisaties „hun bevoegdheden slechts in onbe tekende mate willen overdra gen (aan een centrale leiding). Zij moeten zich wel aldus opstellen, omdat wanneer zij voldoende bevoegdheden zou den overdragen, voor hen in feite een lege dop overblijft." Aan die lege dop zitten de TNO-bestuurders deze week te wennen, en dat doet ongetwij feld pijn. Maar al z'n leven zul len ze er nog eens blij om zijn. Want het kan echt een stuk beter worden dan het was. BIJ de totstandkoming van ae beslissing ls overigens de scheidsrechter niet buiten schot gebleven. Als de samen werking tussen overheid en TNO niet zo geweldig is, dan Ls dat een tweezijdige aangele genheid, schreef voorzitter Stuyt in zijn spoedadvies fijntjes. Die gedachte wordt door de Raad van advies voor het wetenschapsbeleid Ln een belangwekkende passage ln zijn spoedadvies uitgewerkt Overheid TNO is niet de enige club die lijdt aan een wat onhandige onderverdeling en een te grote onafhankelijkheid der delen, noteert de RAWB. Bij de rijks overheid ls een soortgelijk pro bleem aan de hand. De manier waarop de werkterreinen van de ministeries zijn verdeeld en afgebakend, draagt elementen van veroudering en verstarring in zich, „die aanpassingen aan snel veranderende omstandig heden belemmeren". De verschillende vakministers hebben in de eerste plaats be lang bij een duidelijke relatie met en invloed op dat onder deel van TNO dat op hun eigen beleidsterrein ls gericht. ZIJ zullen daarbij zo weinig moge lijk bemoeiingen van andere departementen op prijs stel len, en evenmin afhankelijk heid van de coördinerende mi nister van wetenschapsbeleid. De RAWB.kan dit uit de eerste hand weten: zijn voorzitter, prof. dr. ir. A. A. Th. M van Trier, was de kortstondige voorganger van dr. 8tuyt als voorzitter van TNO. De nog niet uitgekristalliseer de verhouding tussen de coör dinerende minister van we tenschapsbeleid en zijn colle ga's van de vakdepartemen ten, vormt een onderdeel van het relatieprobleem met TNO, aldqp de RAWB De overheid heeft TNO met meer stemmen tegelijk toegesproken. En ook dat moet beter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 17