tijd een uur vooruit
Trip hakt voor
TNO knoop door
Wetenschap en techniek
[In Rotterdam staan de klokken bijna een half etmaal stil
Niet iedereen
is blij met
verandering
IHERPAG 19 MAART 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet 17
dóór Peter van Lakerveld
AMSTERDAM Op zondag 3
april staan in Rotterdam alle
openbare klokken elf uur lang
stil. Bijna een half etmaal
hebben de Rotterdammers de
gelegenheid om te wennen aan
de zomertijd die zondagnacht
om 02.00 uur Middeleuropese
tijdrekening wordt ingevoerd.
De openbare tijdaanwijzers
worden in de nacht van zater
dag op zondag om twaalf urn-
precies buiten werking gesteld
en beginnen om twaalf uur de
volgende middag weer te lo
pen. We zijn dan in werkelijk
heid elf uur verder. Want iede
reen heeft zijn uurwerk inmid
dels een uur vooruitgezet.
Tegelijk met Nederland wordt het
morgen over twee weken ook in Bel
gië, Luxemburg en Frankrijk een
uur later. Frankrijk begon vorig jaar
al met de zomertijd, lag dus zes
maanden lang een uur voor op de
Benelux. Het verschil wordt nu ver
effend, maar dat betekent helaas
niet dat de problemen er eenvoudi
ger op geworden zijn. Om te begin
nen laat Engeland al op 20 maart de
zomertijd ingaan. De Britten liggen
's winters een uur achter, halen dat
morgen in om vervolgens over vijf
tien dagen het voordeel van de gelij
ke tijd alweer te verliezen.
Eind september gaan wij weer terug
naar de „gewone" tijd, maar Engelnd
handhaafd de zomertijd tot eind ok
tober; opnieuw lopen ze aan de over
kant van de Noordzee dan enkele
weken met ons gelijk op. Ook op het
continent is de uniformiteit ver te
zoeken. Spanje bestaat het om op 2
april, een etmaal eerder dan Frank
rijk en de Benelux, de horloges een
uur vooruit te draaien, Italië volgt
een week of zes later en Duitsland
doet zelfs helemaal niet mee.
Omschakeling
Het overstappen op een andere
I tijdrekening vraagt meer dan het
I verzetten van het horloge. Duizen-
I den elektrische apparaten (denk aan
I 4e verkeerslichten) werken via een
f geprogrammeerd tijdmechanisme
I en zouden zonder ingreep op ver
keerde uren werken. Het Gemeente
lijk Energie Bedrijf van Rotterdam
j lost dat op door het regelen van een
zogenaamde „toonfrequentie-
I ontvanger", een instrument dat rea-
I geert op bepaalde signalen die via
het elektriciteitsnet worden gege
ven. Bij de al genoemde openbare
tijdaanwijzers blijft dat signaal ge
woon elf uur lang achterwege. Ook
boilers die uitsluitend 's nachts
j (goedkoop tarief) opwarmen, kun
nen omgeschakeld worden.
j Moeilijker is dat waar boilers zijn
afgesteld door een schakelklok, dat
is het geval bij nog slechts een gerin-
I ge minderheid van de apparaten.
I Daar doet het GEB niets aan, zodat
j de consument 's nachts een uur later
1 warm water krijgt en 's morgens een
I uur langer.
Het vraagstuk van de openbare
klokken wordt overigens per ge-
j meente weer anders aangepakt.
Amsterdam draait de tijdaanwijzers
via een moederklok gewoon een uur
verder. De klok in het Hilversumse
raadhuis tevens precisietijdsein
voor de radio draait door middel
van een elektrische impuls twee uur
lang twee maal zo hard als normaal.
En in plaatsen met monumentale
kerktorens moeten mannen hier en
daar in het holst van de nacht naar
boven om met de hand de wijzers te
verzetten.
De omschakelingsproblemen bij de
telefonische tijdmelding worden op
gelost door van de twee geluidsban
den (er is er één in Den Haag en één
in Utrecht) één tijdelijk uit te scha
kelen. De ene band gaat door tot
precies twee uur waarna de andere
de dienst overneemt en prompt
meldt dat het bij de volgende toon
I drie uur, nul minuten en tien secon
den is.
Weinig Nederlanders zullen dat
tijdstip bewust meemaken, niet
voor niets gaat de zomertijd in op
een moment waarop het grootste
deel van de bevolking in diepe rust
ligt. Een enkeling verblijft om twee
uur die nacht misschien nog in een
I bar of nachtclub, laatstgenoemde
bedrijven zijn vaak tot vier uur open
en in Amsterdam mogen de zoge-
I naamde 8-2 cafees op zaterdag tot
drie uur doorgaan.
Hoe dat met de vergunningen in de
I nacht van 2 op 3 april zit. is op dit
ogenblik nog niet duidelijk. De laat
openblijvende horecainrichtingen
missen een uur omzet, omdat de tijd
een uur verspringt; het zal van de
I gemeentebesturen afhangen of de
zaken later mogen sluiten. Zowel bij
Horeca-Nederland als bij enkele gro
te gemeenten was men overigens
verrast door deze consequentie van
het verzetten van de klok, een
„kwestie" waarover kennelijk nog
niet was nagedacht.
Recreatie
Zijn alle verschuivingsoperaties
eenmaal achter de rug, dan begint
„Tjong*, tjonge, wat maoke ze der eigen drukl"
Tegen de zomertijd bestond vroeger veel verzet, vooral in kringen van boeren. Deze prent werd
afgedrukt in het christelijk weekblad 'De Ster' van 23 maart 1923.
Zo laat als deze klok aanwijst
zal het in de nacht van 2 op 3
april nooit worden
het leven van alle dag weer, een dag
die ons 's ochtends een uur minder
en 's avonds een uur meer daglicht
geeft. De gelegenheid voor open
luchtrecreatie zal aanzienlijk groter
zijn, we kunnen na het werk nog
uitvoerig fietsen, wandelen, tennis
sen of bij mooi weer op een terrasje
of in de tuin zitten.
Ook competitieleider Jan Huij-
brechts van de afdeling betaald
voetbal van de KNVB is daarom
zeer te spreken over de zomertijd.
Afgelaste wedstrijden op terreinen
zonder lichtinstallatie zullen op de
door-de-weekse avonden worden in
gehaald en voor de jeugdcompetitie
overweegt hij een compleet be
kerprogramma midden in de week.
Eerste divisieclubs kunnen met in
gang van 3 april zelf bepalen of ze op
zaterdagavond of zondag willen spe
len net zo als eredivisieclubs dat al
lang kunnen. Maar die beschikken
merendeels over kunstlicht. De
amateurs spelen waarschijnlijk een
volledige competitieronde op een
woensdagavond in april.
Voordelen te over dus. Toch staat
niet iedereen te juichen over het
extra uur daglicht vanaf 3 april. Dat
Duitsland pas in 1978 meedoet,
heeft nogal wat consequenties voor
het zeer intensieve economische ver
keer tussen ons land en de Bondsre
publiek.
Neem de Limburgse pendelaars.
Duizenden mensen zullen tot eind
september tweemaal per dag hun
horloge moeten verzetten, 's Och
tends hoeven ze pas een uur later
van huis, maar de kinderen gaan op
de gewone tijd naar school. Dit
vraagt extra organisatietalent in de
gezinnen.
Gelukkig duurt deze last voor de
grensbewoners slechts een half jaar,
anders was het voor dorpen die gro
tendeels op Duitsland zijn georiën
teerd te overwegen het voorbeeld te
volgen van de Canadese stad
Windsor, gelegen in het uiterste wes
ten van de provincie Ontario. Deze
provincie heeft net als New York
de oost-Amerikaanse tijd.
Windsor is alleen door een brug (de
grens) gescheiden van de Ameri
kaanse automobielstad Detroit
waar de Centraal-Amerikaanse tijd
geldt. Omdat duizenden inwoners
van Windsor in Detroit werken, is
het in de Canadese stad even laat
als in Detroit, maar een uur vroeger
dan in de rest van Ontario.
In Duitsland lopen tot 25 september
alle klokken een uur achter bij de
onze. Alle treinen naar en vanuit dat
land vertrekken een uur later en
komen ook een uur later in Neder
land binnen.
Sommige binnenlandse lijnen in
Groningen en Zuid-Limburg zijn
eveneens aangepast. Dan zijn er en
kele tientallen kleine douanekanto
ren die gemiddeld van 7 tot 21 uur
open zijn. Al te veel maakt dat niet
uit trouwens. De 24 grootste grenso
vergangen tussen Nederland en de
Bondsrepubliek waar het leeuwe-
deel van de vrachtwagens passeert,
zijn dag en nacht open.
Ingrijpend
Ingrijpender zijn de gevolgen voor
de Aalsmeerse bloemenveiling. Zes
tig procent van de aanvoer gaat
naar Duitsland. Normaal belt de
Duitse bloemenhandel tussen zeven
en acht uur in de ochtend, dat wordt
nu acht tot negen uur, want de Duit
ser komt echt niet eerder zijn bed
uit voor de zomertijd in het buur
land. Voor de Nederlandse expor
teur is acht negen uur echter te
laat om goede partijen te kunnen
kopen.
Een oplossing zou theoretisch zijn
de veiling om acht uur in plaats van
om zeven uur te 'laten beginnen,
maar dat geelt weer problemen voor
de vele part-time personeelsleden
die in de middag nog een andere
baan hebben (er zijn mensen onder
met een eigen kwekerijtje) en niet
een uur later willen ophouden. Bo
vendien voelen de Nederlandse af
nemers en exporteurs op België en
Frankrijk Weinig voor een latere
tijd. Naar een compromis wordt nog
gezocht, een woordvoerder van de
veiling verwacht evenwel dat het
zeven uur blijft. Exporteurs op
Duitsland die wél tijdig hun order
weg kunnen krijgen profiteren daar
dan in ieder geval van, want naar
Duitse tijd zijn ze een uur eerder bij
hun afnemers.
Dat voordeel hebben ook de groen
te- en fruitexporteurs op de
Bondsrepubliek, zo blijkt uit woor
den van secretaris Gljsbert van het
Centraal Bureau Tuinbouwveilin
gen. De Veilingen wijzigen hun aan-
vangsuur niet. Ze beschikken bijna
allemaal over grote koelruimten
waar het fruit, dat doorgaans de
vorige dag geoogst is, bewaard kan
blijven.
De heer Gijsbert ziet misschien wel
problemen bij verse groenten van de
koude grond, bijvoorbeeld sla, die
dezelfde morgen gesneden wordt.
De tuinders hebben in de ochtend
een uur minder daglicht en het zou
kunnen gebeuren dat de vorige
avond al geoogst moet worden met
risico's van kwaliteitsverlies.
Dat uur minder in de ochtend is bij
de boeren vooral voor de tweede
wereldoorlog reden geweest zich he
vig tegen de zomertijd te verzetten.
Ochtenddauw verdween een uur la
ter. hooien eist droogte en dat kon
dus ook pas een uur later beginnen.
Ook met melken waren er obstakels
te overwinnen. Ditmaal is er echter
van oppositie nauwelijks sprake ge
weest. Een woordvoerder van de
Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond zei vorig jaar al niet op de
zomertijd te zitten wachten maar
toch geen actie te zullen voeren.
Door de mechanisatie van de
landbouw en de verbeterde koelmo-
gelijkheden voor de melk zijn de
bezwaren een stuk vernminderd.
Natuurlijk zijn er nog tientallen an
dere consequenties van het invoeren
van de zomertijd. Voor de KLM bij
voorbeeld, die de hele lijndienstre
geling een uur heeft verschoven om
in het buitenland op dezelfde tijd te
kunnen blijven vliegen. Toch is de
indruk, dat Nederland het verzetten
van de klok zonder al te veel schok
ken zal verwerken.
Ontstaan
Nog maar ruim honderd jaar gele
den zou het massale draaien aan de
wijzers trouwens ondenkbaar zijn
geweest. Eenvoudig om de reden dat
er geen uniforme tijd bestond. Ieder
dorp en elke stad had een eigen tijd,
en daarbij werd uitgegaan van de
gedachte dat het twaalf uur was als
de zon in het zuiden stond. Nu staat
de zon in Enschede tien minuten
eerder op het hoogste punt dan in
Den Haag, de klokken zullen des
tijds in Twente daarom wel tien mi
nuten voor hebben gelopen op de
uurwerken in de residentie. Het rei
zen ging echter zo langzaam dat nie
mand zich aan die verschillen
stoorde.
Dat veranderde bij de opkomst van
de trein. Nauwelijks was er een ver
binding tussen oost- en west-
Nederland tot stand gekomen of het
werd nodig iets te organiseren opdat
de dienstregeling geen janboel werd.
In een voetnoot bij de zomerdienst
regeling 1862 staat dat de tijd wordt
geregeld naar de klok van het ko
ninklijk paleis te Amsterdam. En bij
de lijn Amsterdam/Rotterdam-
Emmerik staat: „De uren van ver
trek zijn geregeld: op Nederlandsch
grondgebied naar Amsterdamschen
tijd, op Pruisisch grondgebied naar
Emmerikschen tijd". Dat scheelde
zes minuten.
Een grote stap vooruit was een af
spraak tussen de drie belangrijkste
spoorwegmaatschappijen (alle op
gegaan in de NS) om de klokken op
alle stations gelijk te zetten. In het
verslag over 1874 van de Maatschap
pij tot exploitatie van staatsspoor
wegen lezen we: Sinds 15 Januarij
1875 wordt dagelijks het Centraal-
Rijkstelegraaf-kantoor te Amster
dam des morgens voor 9 ure in direc
te verbinding gesteld met de stati
ons te Utrecht van den Ned.
Rhijnspoorweg en den Staatsspoor
wegen tot het geven van een tijd
sein. Dit sein wordt op ons station
automatisch overgebracht op het ei
gen net en op de telegraaflijn van
den Oosterspoorweg. Door gelijktij
dige overbrenging onzerzijds
ontvangen nu alle spoorwegstations
in Nederland een zelfde tijdsein. De
maatregel werk goed en er worden
geen klagten of moeijelljkheden
over verschil in tijd meer ver
nomen".
Een ingenieuze vondst om in een
periode zonder radio of telefoon
toch dezelfde wijzers tand te krijgen.
Inmiddels raakte de stationstijd zo
ingeburgerd, dat na omstreeks 1890
bijna iedereen zich daarnaar ging
richten. Het duurde evenwel nog tot
1908 eer Nederland wettelijk één.
tijdrekening kreeg: de Amsterdam
se tijd, die veertig minuten achter
liep op de in Duitsland gebruikelijke
Midden-Europese Tijd (MET) en
twintig minuten vóór op de in Enge
land gangbare Westeuropese tijd,
beter bekend als Greenwich Mean-
Time. Nederland behield de Amster
damse tijd tot 1940 toen de Duitsers
ons inlijfden bij de MET en zo is het
sindsdien gebleven.
Schemeren
Waarmee het verhaal overigens nog
niet af is, tenslotte gaat het over de
zomertijd. Die werd in 1916 om ener
gie-overwegingen het eerst inge
voerd. Let wel! Dat was zomertijd
ten opzichte van de Amsterdamse
tijd. Laatstgenoemde tijdrekening
liep veertig minuten op de tegen
woordige MET achter, de zomertijd
betekende dus slechts twintig minu
ten meer licht in de avond dan we
laatste tientallen jaren gewend zijn.
Vertelsels van ouderen, dat ze tot elf
uur 's avonds konden zitten scheme
ren zijn daarom mooi, maar niet
waar. Waarschijnlijk herinneren ze
zich de lange zomeravonden uit de
bezettingsjaren. Want nadat de
Duitsers ons op 16 mei 1940 de klok
veertig minuten vooruit hadden la
ten zetten (naar de MET) kwam daar
op 19 mei nog eens een uur bij: de
Middel-Europese zomertijd, in feite
de tijdrekening waarmee we van 3
april tot 25 september gaan leven.
De zon staat dan niet om 12 uur in
het hoogte punt maar om 13.40 uur.
Aanvankelijk liet de bezetter de zo
mertijd ook 's winters intact, waar
door rond Kerstmis 1940 en 1941 de
absurde situatie ontstond dat het in
de ochtend pas tegen tienen licht
werd en 's middags eerst om half zes
de duisternis inviel. Van 1943 af gold
de zomertijd weer in de meer gebrui
kelijke maanden, het laatst in 1945.,
Op 16 september 1945 mocht Neder
land voor het laatst eensgezind aan
de wijzers draalen, nu 31 Jaar en zes
maanden later mag het weer.
Minister Trip heeft een knoop doorgehakt. Na een
snelle en beheerste actie heeft hij, met het volle ge
wicht van een kabinetsuitspraak achter zich, de Orga
nisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onder
zoek TNO verteld langs welke lijnen zij gereorgani
seerd zal worden. Dat was voor de fijnproevers een om
twee redenen adembenemende ontwikkeling.
Ten eerste doorbrak de minis
ter van wetenschapsbeleid
hiermee zijn gevestigde repu
tatie. Bijna vier Jaar lang was
hij de nauwelijks zichtbare
man die met ontelbare ge
sprekken, met discussienota's,
raadplegingen, beleidsnota's
en veel overredingskracht be
zig was om een echt we
tenschapsbeleid mogelijk te
maken. Een project dat niet
anders dan geleidelijk kan vor
deren, Iets op de grens tussen
masseren en boetseren. Want
het was levend materiaal waar
in orde en structuur gebracht
moest worden, en dat mocht
tijdens het proces niet zodanig
worden beschadigd dat het
niet meer zou functioneren.
De wetenschap is een kasplan
tje, hoewel haar organisatie
vormen minstens zo taal kun
nen zijn als andere maatschap
pelijke structuren. Er is de mi
nister meer dan eens verweten
dat hij zo voorzichtig was met
het kasplantje dat hij nimmer
vat zou krijgen op de structu
ren. De vraag of hij voortva
render had kunnen optreden
doet nu niet ter zake. Het
adembenemende nieuws ls dat
hij rechtstreeks een structuur
heeft aangevat en krachtig
verbogen.
Adembenemend ook omdat
het een grote structuur met
diepgewortelde problemen be
trof. TNO heeft 5000 medewer
kers in meer dan dertig institu
ten, zet dit Jaar 400 miljoen
gulden om, waarvan er 300 mil
joen langs verschillende wegen
van de overheid komen. Bij
speciale wet in 1930 opgericht
om „te bevorderen dat (het
toegepast natuurwetenschap
pelijk) onderzoek op de doel
matigste wijze dienstbaar
wordt gemaakt aan het alge
meen belang". Sindsdien uit
gegroeid tot een vrijwel onbe
stuurbaar geheel.
De onderdelen doen nuttig
werk; algemeen wordt gevoeld
dat zij nog veel nuttiger zou
den kunnen zijn als er een
centraal samenhangend beleid
was. In plaats daarvan zijn er
vier deelorganisaties (indus
trie, gezondheid, voeding en
defensie) die autonoom naast
en langs elkaar heen werken.
En zelfs binnen die deelorgani
saties zijn er instituten die een
grote mate van zelfstandigheid
hebben opgebouwd. Omdat
veel problemen tegenwoordig
zo ingewikkeld zijn dat ze door
meer instituten uit verschillen
de organisaties samen moeten
worden bestudeerd, had deze
structuur zichzelf duidelijk
overleefd.
Commissie
Minister Trip vatte dit pro
bleem in 1974 aan door een
commissie in te stellen die
hem moest adviseren over de
mogelijkheid om de relatie tus
sen de overheid en TNO te
verbeteren. Die commissie
toog onder voorzitterschap
van oud-PTT-dlrecteur H. Rei-
noud aan het werk. Zij leverde
in 1975 een tussenrapport in en
maAkte zich op om haar
eindrapport op een zodanige
tijd klaar te hebben dat Trip er
nog iets mee kon doen (de mi
nister verlaat in mei het depar
tement definitief).
Maar daar kwam iets tussen,
namelijk het ongeduld van de
nieuwe voorzitter van TNO,
oud-minister van volksgezond
heid dr. L. B. J. 8tuyt. Nadat
hij de kat wat uit de boom
gekeken had. gaf 8tuyt in een
voor TNO-ers opzienbare
nieuwjaarsrede begin 1976 de
gevestigde belangen en weer
barstige structuren binnen zijn
organisatie een schot voor de
boeg. Hij keek daarna weer een
tijd de kat uit de boom, maar
er kwam geen of, naar zijn
smaak niet voldoende bewe
ging in de fronten.
In oktober vorig jaar lanceerde
Stuyt over de hoofden van zijn
medebestuurderen heen, een
blauwdruk voor het reorgani
seren van TNO. waarin de
centralistische touwtjes strak
werden aangetrokken. Wat
men ook van deze procedure
mag denken (en er werden erg
onvriendelijke dingen over ge
dacht) zij bereikte in leder ge
val dat de fronten in beweging
kwamen. 8chrik en verwarring
stegen tot ongekende hoogten-
Dat kan in een vastgelopen
situatie best heilzaam werken,
maar het had in dit geval zeker
één nadeel. De commlssle-
Reinoud moest minister Trip
melden dat zij, gezien de ge
beurtenissen, extra tijd nodig
had voor haar eindrapport.
Dat zou betekenen dat de mi
nister TNO in wanorde zou
moeten achterlaten, want zon
der het advies van de door
hemzelf ingestelde commissie
kon hij weinig doen.
Kortsluiting
Trip organiseerde toen een
kortsluiting van de procedure.
HIJ zette zijn gedachten over
de reorganisatie van TNO ln
hoofdlijnen op papier. Dat pa
pier ging in Januari van dit Jaar
voor spoedadvles naar de com-
missie-Relnoud, naar de Raad
van advies voor het we
tenschapsbeleid en naar TNO
zelf. Of de heren zo mogelijk
binnen een maand wilden rea
geren. Een ongebruikelijk kor
te termijn voor dit soort zaken,
maar het lukte de heren. Mede
op grond van deze adviezen
stelde Trip een „richting ge
vende uitspraak" op, waarin
de hoofdlijnen voor een ver
nieuwde TNO zijn vastgelegd.
Over de uitwerking moet nog
uitgebreid tussen betrokkenen
overlegd worden.
Maar over de hoofdlijnen hoeft
niet meer gepraat te worden,
want die zijn op 11 maart door
de ministerraad vastgesteld.
Tot die hoofdlijnen behoort de
constatering dat de autonomie
van TNO's deelorganisaties zal
worden beëindigd. Gezien de
voorgeschiedenis ls dat een
uitspraak van groot belang.
Een uitzichtloze loopgraven-
strijd om gevestigde posities is
hiermee door beslissing van de
scheidsrechter beëindigd.
Door een fragment uit het
spoedadvles van de commis-
sle-Reinoud wordt dat helder
geïllustreerd. Pas nog ls weer
duidelijk gebleken, staat er,
dat de deelorganisaties „hun
bevoegdheden slechts in onbe
tekende mate willen overdra
gen (aan een centrale leiding).
Zij moeten zich wel aldus
opstellen, omdat wanneer zij
voldoende bevoegdheden zou
den overdragen, voor hen in
feite een lege dop overblijft."
Aan die lege dop zitten de
TNO-bestuurders deze week te
wennen, en dat doet ongetwij
feld pijn. Maar al z'n leven zul
len ze er nog eens blij om zijn.
Want het kan echt een stuk
beter worden dan het was.
BIJ de totstandkoming van ae
beslissing ls overigens de
scheidsrechter niet buiten
schot gebleven. Als de samen
werking tussen overheid en
TNO niet zo geweldig is, dan Ls
dat een tweezijdige aangele
genheid, schreef voorzitter
Stuyt in zijn spoedadvies
fijntjes. Die gedachte wordt
door de Raad van advies voor
het wetenschapsbeleid Ln een
belangwekkende passage ln
zijn spoedadvies uitgewerkt
Overheid
TNO is niet de enige club die
lijdt aan een wat onhandige
onderverdeling en een te grote
onafhankelijkheid der delen,
noteert de RAWB. Bij de rijks
overheid ls een soortgelijk pro
bleem aan de hand. De manier
waarop de werkterreinen van
de ministeries zijn verdeeld en
afgebakend, draagt elementen
van veroudering en verstarring
in zich, „die aanpassingen aan
snel veranderende omstandig
heden belemmeren".
De verschillende vakministers
hebben in de eerste plaats be
lang bij een duidelijke relatie
met en invloed op dat onder
deel van TNO dat op hun eigen
beleidsterrein ls gericht. ZIJ
zullen daarbij zo weinig moge
lijk bemoeiingen van andere
departementen op prijs stel
len, en evenmin afhankelijk
heid van de coördinerende mi
nister van wetenschapsbeleid.
De RAWB.kan dit uit de eerste
hand weten: zijn voorzitter,
prof. dr. ir. A. A. Th. M van
Trier, was de kortstondige
voorganger van dr. 8tuyt als
voorzitter van TNO.
De nog niet uitgekristalliseer
de verhouding tussen de coör
dinerende minister van we
tenschapsbeleid en zijn colle
ga's van de vakdepartemen
ten, vormt een onderdeel van
het relatieprobleem met TNO,
aldqp de RAWB De overheid
heeft TNO met meer stemmen
tegelijk toegesproken. En ook
dat moet beter.