Milieuzorg doet industrie geen pijn Apeldoorn krijgt z'n carillon - - - Japan bewijst: hogere produktie kan samengaan met minder vervuiling Strijd tegen vervuiling kost ons niet veel meer of minder dan het buitenland Ruim veertig jaar nadat voor 't eerst de gedachte geopperd werd: MAANDAG 14 MAART 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet RH9 Nieuwe maatregelen om de vervuiling van onze omgeving terug te dringen, kunnen door gaans op een weinig enthousiaste ontvangst door het bedrijfsleven rekenen. Zeker in een periode waarin de economie niet alle wind in de zeilen heeft, stuit iedere schoonmaak- poging van milieu-minister Irene Vorrink op heftig verzet. De argumenten laten zich ge makkelijk samenvatten: Het aanvragen van weer een nieuwe vergunning duurt te lang, de eisen zijn zo streng dat ze óf te duur óf technisch niet uitvoerbaar zijn, onze produk- ten worden zo duur dat we ze niet meer kunnen uitvoeren, het Internationale even wicht wordt verstoord en opnieuw zullen ar beidsplaatsen verloren gaan. De voorbeelden liggen voor het oprapen. Vorig jaar liet de voorzitter van de bedrijfsgroep havens van het NVV, P. H. van Keulen, weten dat „een overdreven zorg voor het milieu de werkgelegenheid in gevaar brengt". Het Centraal Plan Bureau becijferde dat een schoonmaak van het milieu zevenduizend ar beidsplaatsen kost en een bedrag van drie miljard per jaar vergt; De industrie verzette zich fel tegen plannen van minister Vorrink om de komende vijf jaar de hoeveelheid zwaveldi- oxyde (dat vrijkomt bij de verbranding van kolen en olie) te bevriezen op het peil van 1972 (Shell-topman Van Lookeren Campagne was zo boos dat hem op een vergadering van de Raad inzake de luchtverontreiniging in sep tember van het vorig jaar het woord moest worden ontnoman). En het weigeren van een vergunning voor de de bouw van een ertsknik- kerfabriek door Kruwal op de Maasvlakte werd als een slag voor de ontwikkeling van Rijn mond aangemerkt. Vorige week kreeg BP wél de toezegging in Europoort uit te mogen brei den, maar het bedrijf toonde zich uiterst onge lukkig met de voorwaarde dat de hoeveelheid zwaveldioxyde die in de tucht komt, gelijk moet blijven aan wat momenteel is toegestaan. Voorts waarschuwde eind vorig jaar een top ambtenaar van het ministerie van econo mische zaken tegen een té krachtig milieube leid en wezen de werkgevers de plannen tot bestrijding van de geluidshinder als veel te kostbaar van de hand: zo kunnen we alle bedrijven wel sluiten. Een in allerijl ingesteld onafhankelijk onderzoek door een Engels bu reau, dat in januari is afgerond, toont echter aan dat de kosten wel degelijk binnen redelijke door Hans Schmit Japan heeft tot het eind van de jaren zestig een ongekende en ongeremde groei van indus triële activiteiten en energie gebruik doorgemaakt. Jaar lijks groeide de produktie bij na vijftien procent, terwijl de ze slechts plaatsvond op een kwart van de oppervlakte van het land. De nadelige gevolgen bleven niet uit: Japan werd geconfronteerd met een ernsti ge milieu-vervuiling, die zelfs leidde tot rampen, zoals de Itai-Itai-ziekte en de Minama- ta-ziekte. Japan pakte daarop de zaken groot scheeps aan: in 1967 werd een basis wet ter bescherming van het milieu aangenomen, drie Jaar later werden veertien deelwetten van kracht en weer een Jaar later werd een milieu- bureau opgericht, dat ressorteert onder de minister-president. De nor men die werden gesteld (ze kunnen per gebied verschillen), zijn interna tionaal gezien bijzonder streng en de overheid stelde de normen vast zonder te vragen of deze technisch en economisch haalbaar waren. Uit een eerste onderzoek van de Organisatie voor economische sa menwerking en ontwikkeling (OE SO), een organisatie van rijke geïn dustrialiseerde landen, dat onlangs werd gepubliceerd, zijn enkele op merkelijke conclusies te trekken. Zo wd duidelijk dat er geen verband bWaat tussen de groei van de pro- i duttie en de toeneming van de ver ging: het is mogelijk, zo bleek in Japan, dat de industriële produktie wordt verhoogd en tegelijkertijd de milieuvervuiling afneemt. Voorts bleek dat dat het niet noodzakelijk Is rekening te houden met de technische mogelijkheden op het moment dat paal en perk wordt ge steld aan een vervuilingsbron. Aan vankelijk beschouwde de Japanse automobielindustrie de normen voor NOx (stikstof-oxyden) als on haalbaar, maar binnen enkele Jaren bleek de Japanse autoindustrie in staat wèl aan de gevraagde norm te voldoen. Ook in andere gevallen heeft de Industrie, aldus de OESO zich met vindingrijkheid aan de op gelegde lirriieten weten aan te passen. Amerika In de Verenigde Staten heeft men in de jaren zeventig, toen men werd geconfronteerd met een toenemen de vervuiling, de zaken eveens ener giek aangepakt. Er is een federaal bureau voor milieubescherming in het leven geroepen, dat vrij grote bevoegdheheden heeft en dat eige ner beweging met voorstellen kan komen en richtlijnen kan ontwer pen. Doorgaans is men niet kinder achtig of overdreven vriendelijk voor het bedrijfsleven, hoewel de federale regering nog wel eens bak zeil haalt: zij moest de voorgestelde NOx-norm voor uitlaatgassen van auto's terugschroeven. Op federaal niveau zo vertelt drs. J. A. Buurland van de afdeling eco nomische beleidsaspecten van het directoraat-generaal milieuhygiëne van het ministerie van volksgezond heid en milieuhygiëne worden in de Verenigde Staten aan het be drijfsleven veel voorschriften gege ven, die vrij gespecificeerd zijn, met name wat betreft lucht- en waterver ontreiniging. Drs. Suurland: „Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat een ijzergieterij van die-en-die omvang dle-en-die installaties moet hebben. Daarbij wordt aahgegeven in welk Jaar die voorzieningen moeten zijn getroffen. Dat vereist veel studie, doch de gegevens die hierover in de Verenigde Staten zijn gepubliceerd, zijn niet zonder meer in West- Europa toe te passen. Momenteel wordt door de OESO een aantal van dergelijke studies verricht, hoofdza kelijk om een goede onderzoeksme thode te verkrijgen. Toch is voor een enkele bedrijfstak reeds een redelijk beeld van de kosten te krijgen. Zo blijkt dat de uitgaven voor het te rugbrengen van de vervuiling die de produktie van een ton staal veroor zaakt, in de Verenigde Staten ander half keer zo groot zijn als in West- Duitsland en meer dan vier keer zo groot als in Frankrijk". West-Dultsland In die vergelijking ontbreekt Neder land, maar de OESO heeft ook bere kend hoeveel procent van de totale investeringen per land voor milieu- voorzieningen zijn bestemd. In Ja pan ligt dat tussen de vijf en zeven procent, in Nederland en West- Dultsland op respectievelijk 2,7 en 2,3 procent. Wat de lopende kosten betreft, heeft het Centraal Plan Bu reau voor een deel van de verontrei niging berekend dat Nederland in 1985 2,1 procent van het bruto natio naal produkt (wat we met z'n allen produceren) per jaar aan het milieu zal uitgeven. Volgens Westduitse prognoses zal dat niveau in de Bondsrepubliek in 1980 zijn bereikt. Doordat de Nederlandse ramingen slechts een deel van de verontreini ging betreft, zullen de totale kosten voor zowel Nederland als West- Duitsland in dezelfde orde van grootte liggen. Deze kosten zijn in vergelijking met de arbeidskosten bijzonder laag te noemen en kunnen nauwelijks tot een verminderde werkgelegenheid leiden. Prof. dr. ir. F. M. Maas van de Technische hogeschool in Delft zei vorig Jaar november op. een sympo sium in Wageningen ..steil achtero ver te slaan" van de beschuldiging dat de milieubescherming tot werk loosheid zou lelden: „Men beseft blijkbaar niet dat andere krachten zoals de loonsverhoging en de me chanisatie belangrijker oorzaken zijn". Redelijk in de pas Hoewel de tot nu toe bekende cijfers globaal zijn en nog verder zullen moeten worden uitgewerkt, meent drs. Suurland toch de tendens te kunnen bespeuren dat Nederland wat het milieubeleid betreft redelijk met het buitenland „in de pas loopt", met name met West- Duitsland, naar welk land onze uit voer het grootst is en dat dan ook een belangrijke invloed op onze eco nomie heeft. En in de pas lopen wil nog niet altijd zeggen dat Nederland gelijk loopt, omdat Nederland in een nadeliger situatie verkeert, onder meer doordat er veel mensen op een klein gebied wonen. Een hoeveel heid vuil per Zweed in het Zweedse water geworpen, leidt tot minder vervuiling dan eenzelfde hoeveel heid door iedere Nederlander in het water geworpen. Drs. Suurland: „Bovendien heeft Nederland een hoog energie-aandeel in de export. In de petrochemie worden produk- ten gemaakt, die veel worden ge ëxporteerd. Dat betekent dat lan den waarnaar onze export gaat, pro- dukten krijgen die hier, ih Neder land, voor vervuiling hebben ge zorgd". Ook wat het vergunningenbeleid be treft, steekt Nederland globaal ge zien niet ongunstig af, hoewel door de sterk uiteenlopende procedures en verschillende bestuurlijke situa ties in de Westeuropese landen een vergelijking moeilijk te trekken valt Overigens wordt er hard ge werkt aan het wegnemen van de knelpunten: de eind vorig Jaar bij de grenzen blijven. Dit verzet roept talloze vragen op. Is Nederland bijvoorbeeld strenger voor de industrie dan andere, vergelijkbare landen? Zijn onze proce dures ingewikkeld en tijdrovend? Loopt de Nederlandse milieu-wetgeving Inderdaad mij len voor op die in andere landen? Aan de hand van eerste, pas op gang gekomen internatio nale onderzoeken lijkt de voorzichtige conclu sie gerechtvaardigd dat Nederland niet voorop loopt en dat het ondernemingsklimaat zeker niet wordt verziekt door overdreven milieu- eisen. Tweede Kamer ingediende Wet al gemene bepalingen milieuhygiëne beoogt de vertragingen die optreden tot een minimum te beperken. Tenslotte zijn er volgens drs. Suur land geen aanwijzingen dat de con- currentie-posltie van Nederland zou worden aangetast door steunmaat regelen van de overheid in andere landen. In de toekomst kan boven dien de nog in de Tweede Kamer te behandelen Wet op de Investerings rekening (één van de hervormings voorstellen) de mogelijkheid bieden onder meer een milieu-toeslag bij een Investering te verstrekken. Haast geen verschil Nederland loopt met het opleggen van milieu-verplichtingen niet voor op en verschilt nauwelijks van lan den die voor de export van belang zijn. Wel valt uit sommige landen waar de vervuiling een ernstiger om vang had bereikt, te leren dat de opofferingen om de vervuiling te be strijden bijzonder groot kunnen zijn. In Japan bijvoorbeeld, dat door het ontbreken van aardgas meer problemen heeft met de luchtver ontreiniging, zijn de laatste tien Jaar enorme investeringen gedaan om de uitworp van zwaveldioxyde tot meer dan de helft terug te brengen. In Nederland wil minister Vorrink in 1978 de toegestane hoeveelheid zwa vel in olie van 2.5 procent tot twee procent terugbrengen. Zij wil dat hiertoe onder meer op grotere schaal ontzwavelingstechnieken worden toegepast. De industrie ver zet zich fel tegen de beperking van het zwavelgehalte en meent dat ont zwaveling vooralsnog op grote schaal uitgesloten is. In Japan ech ter wordt voor dichtbevolkte gebie den een maximum van 0,3 procent zwavel toegestaan. Daartoe wordt op grote schaal rookgasontzwave ling toegepast. De omvang blijkt uit het feit dat de installaties voor ener gie-opwekking die worden ontzwa veld, een gezamenlijke capaciteit van 13.000 megawatt hebben. Het geen ongeveer gelijk is aan het in Nederland opgestelde vermogen van alle elektriciteitscentrales samen. APELDOORN Het ls meer dan veertig Jaar geleden dat de toenmalige burgemeester van Apeldoorn, de heer W. Roosmale Nepveu, al eens een poging ondernam om deze gemeente aan een carillon te helpen. Een kleine 25 Jaar terug begonnen andere Apeldoomers serieus aan een carillon voor deze dorpsachtlg bewoonde stad te denken. Drie, vier Jaar later kwamen de eerste acties op gang om het daar voor nodige geld bijeen te brengen. Over ruim een half Jaar zullen de plannen werkelijkheid zijn. De Opdracht is Inmiddels verstrekt aan de firma Esbouts te Astèn (NB). Het *ordt een uit 47 klokken bestaand carillon dat zowel met de hand be- «peeld kan worden als langs mecha nische weg. De plek waar het carillon komt te hangen, is het torentje op het oude raadhuis, dat op het ogenblik wordt gereconstrueerd naar de situatie van 1898. Dat wordt een mooie dag voor Apel doorn als in het najaar het carillon in gebruik wordt genomen. In het blj- tonder voor de Apeldoomse beiaar dier Cees Roelofs. Op vele plaatsen heeft deze klokkenlst-van-den- bloede carillons bespeeld, maar net hi Apeldoorn zelf. Jarenlang trok de blinde Roelofs met zijn geleidehond naar Amsterdam om er enige keren •er maand het carillon van de Oude- kerkstoren te bespelen. Ook bespeel de hij vaak als gastrbeiaardier het carillon van het palels op de Dam. Nu nog bespeelt hij op gezette tijden het carillon van de toren in Bame- "eld, van waar Jan van Schaflelaar Hch nu bijna 500 Jaar geleden in de il vijandelijke spietsen aan de voet ®oet hebben gestort. Vooraanzicht van het raadhuis in Apeldoorn, zoals het naar de situatie van 1898 wordt gerecon strueerd. reizende beiaard, waarmee het twee tal door de Apeldoomse wijken trok. Leerling-verpleegstertjes gingen te- zelfder tijd met collectebussen rond. Terwijl Van der Hammen de mensen toesprak en Roelofs de carillonklan ken als rijpe kersen van de boom schudde, haalden de zustertjes dui zenden guldens op. Bulken dat zeg den vele bedrijven een complete klok toe. Op die manier kwamen enige tienduizenden guldens bijeen. Daarna omtrent twinkif Jaar gele den, ging het Apeldoornse Carillon Comité, te ruste. Men hoorde niets meer, tot voor enkele Jaren. Een van de belangrijkste oorzaken was de plek waar het klokkespel moest ko men. Op de markt? In het Oranje park? In het nieuwe stadhuis? De stadhulsplannen waren een lij densweg, gingen tenslotte helemaal van de baan. Er kwam een stadskan toor voor het «ecretariepersoneel en een ambtenarenflat voor de gemeen tediensten voor in de plaats. Toen Viel het besluit het raadhuis (naast de andere gemeentelijke voorzieningen als representatieve ruimte, als bestuurlijk centrum, als' trouwgelegenheid enz.) in ere te her stellen. Te reconstrueren "naar de toestand van 1898. Dat betekende dat het aanzienlijk groter zou wor den dan het vele jaren geweest was. Want in 1943, toen verzetslieden er de brand in staken om het bevol kingsregister uit handen van de Duitsers te houden, ging de boven verdieping eraf. Terug naar 1898, toen het oude raadhuis aanzienlijk vergroot werd, hield in dat er ook weer een torentje op zou komen. En daarmee was de Stichting Apel- dooms Carillon, die de fakkel van het vroegere comité had overgeno men, tevens uit de brand. Men wist nu waar de beiaard zou komen. Daar, waar een klokkespel zich op het schoonst laat horen, in het hart van de stad. Sfeervol Het Raadhuisplein moet zich ont wikkelen tot een sfeervol plekje in het centrum van Apeldoorn. Een plaats om te flaneren, een plaats om op een bankje neer te vallen of op een terrasje, een plaats om vertier te zoeken. Oude, nostalgische gevoe lens oproepende lantaarns kunnen daar niet bij gemist. Lang geleden, in 1863, ls op diezelfde plek Apel- dooms eerste gaslantaarn onthuld op de verjaardag van koning Willem III. Het gebeurde onder grote be langstelling door burgemeester D. Bas Backer. Een historieschrijver vertelt: „Aan het einde van een boelende rede sprak de burgemeester, onder adem- looze stilte, de bekende woorden uit het scheppingsverhaal: „Er zij licht!", draaide aan een kraantje en het bleef pikdonker. Groote consternatie, maar geen nood. De vlugge directeur-eigenaar van de gasfabriek, Douwes de Boer, klom in den lantaarnpaal, blies en veegde aan den vleermuisbrander, de bur gemeester draaide nog eens en het licht straalde (was tenminste zichtbaar) over het geheele Marktplein en werd met een oorver- doovend gejubel begroet." In Cis Centrale figuren In de Stichting Apeldooms Carillon zijn voorzitter D. Huigen, de onvermoeibare me vrouw M. Janssen-Hoogewoud als secretaresse en penningmeester H. Almekinders. Laatstgenoemde liet weten dat thans ongeveer een ton bijeen ls voor het carillon. Men heeft gedacht dat men er daarmee zou zijn, maar helaas moet er door prijsstijgingen e.d. nog weer tien mille bij komen. Vele acties zijn de laatste Jaren ondernomen. Daarbij ondervond men ook steun van ande ren. In betrekkelijk korte tijd werd het op de bank min of meer slapen de bedrag vervijfvoudigd. „Ik hoop dat de zaak nu snel rond is," aldus de heer Almekinders. Cees Roelofs, de Apeldoomse beiaardier, die mee de stoot gaf tot het verkrijgen wan een carillon. Beiaardier Roelofs ls bil] dat het eindelijk zover ls. „Maar," zegt hij, „ik had er meer van verwacht. Hetls een carillon met 47 klokken welis waar, maar wel een heel licht caril lon. Gestemd In Cis, wat niet zoveel voorkomt. De meeste beiaards staan in C, of ze zijn lager, een enkele keer maar hoger. Om even te vergelijken: de baslsklok van het veel kleinere Bameveld weegt dui zend kilo, die van Apeldoorn met 133.000 inwoners zo'n 225 kilo. Maar niettemin zal het zeker aardig klin ken, temeer omdat de naaste omge ving wandeldomein ls en het gemo toriseerde verkeer er wordt ge weerd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9