Een groot romantisch-
historisch schouwspel
I»
l®|
Geslaagde voorstelling ,,ln wankel evenwicht"
Szelsi moet zoeken niet staken
Frans programma
op VARA-matinee
Twee eenakters van Brecht in première
Vrijheid van spreken
en vrij van armoede
J"!
Lorenzaccio bij Haagse Comedie
VVÏ--N-?: V S
V i
Onderhoudend spel van Mrozek
Fidelio stelde
wat teleur
Herdenking
Beethoven
Residentie Orkest onder Hans Zender
NDAG 14 MAART 1977
Trouw/Kwartet
Si-*'.Y t
v»
;r.
door André Rutten
DEN HAAG De Belgische
regisseur Pierre Laroche heeft
bij de Haagse Comedie een
grootse voorstelling gemaakt
van 'Lorenzaccio' van Alfred de
Musset, een der groten uit de
Franse romantiek, die zijn gro
te drama in 1834 schreef, zon
der rekening te houden met de
eisen van de toenmalige to
neelpraktijk.
Sarah Bernhardt wist er in 1896
toch een voorstelling van te
maken, waarbij zij zelf de titel
rol speelde, waarmee zij een
traditie vestigde, die pas In
1952 werd doorbroken, toen de
befaamde Gérard Philippe Lo
renzaccio speelde.
Pierre Laroche nu heeft het ori
gineel in de vertaling van Loek
Schaareman voor een efficiën
ter toneelgebruik bewerkt, met
de Vlaamse acteur Eddy Brug
man in een fascinerende titel
rol. De liefst dertig taferelen
heeft Laroche In een verras
send ritme van snel opeenvol
gende beweeglijke beelden gro
tendeels goed weten te bedwin
gen. De Mussets omhaal van
woorden en feiten blijft hier en
daar wat moeilijkheden ople
veren, omdat zij neven-
bijzonderheden aanvoeren, die
niet altijd direct te begrijpen
zijn.
Hoe ingewikkeld het stuk is
blijkt al hieruit, dat het in deze
bewerking 45 rollen bevat, die
door 33 spelers bezet zijn. Dat
gecompliceerde geheel heeft
Laroche bewonderenswaardig
ln zijn greep, zodat hij er een
fascinerend beeldend theater
van heeft weten te maken, waa
rin Germinal Casado, die dekor
en kostuums en de choreogra
fie ontwierp, een wezenlijk aan
deel heeft, evenals Jurriaan
Andriessen, die de machtige
muziek componeerde. Een ro-
mantisch-historisch spektakel,
dat er toch 'modern' uitziet.
Romantisch en historisch,
want De Musset houdt zich aan
de feitelijke geschiedenis,
maar tilt die op een hoger plan.
Lorenzo de Medici, minach
tend Lorenzaccio genoemd,
was een elegante losbol, die in
het begin van de eeuw eerst in
Rome, en na zijn verbanning
uit die stad, in Florence een
slechte naam verwierf. In Flo
rence doodde hij zijn neef de
hertog Alessandro, wiens los
bandig leven hij deelde en zelfs
organiseerde. De burgers, die
zich republikeinen noemden,
lieten evenwel de kans voorbij
gaan om de macht te grijpen,
de studenten, die wel ln
opstand kwamen, werden afge
slacht, een jongere De Medici
werd de nieuwe hertog.
Groots
bat alles tekent De Musset ln zijn
grootse stuk. Alleen laat hij Lorenzo
(Lorenzaccio dus) handelen vanuit
een hoge etische standaard: hij ver
oordeelt het zedelijk verval in de
hoge kringen en wil dat door een
grote daad aan de kaak stellen.
Daartoe wilde hij eerst de paus Cle:
mens VII (ook een De Medici) ver
moorden, wat door zijn verbanning
verhinderd werd, daarna kiest hij de
hertog van Florence als zijn slachtof
fer, en gaat om dienst vertrouwen te
winnen actief deelnemen aan diens
uitspattingen. Hij moet dan wel er
varen, dat het kwaad ook hem volle-
door Jac. Kort
- V -
Guido de Moor als hertog van Florence, Eddy Brugman als
Lorenzaccio.
dig heeft aangetast, waardoor hij
zijn leven waardeloos geworden
vindt en zich niet aan zijn mqorde-
naars onttrekt.
AMSTERDAM Was vorige
week op de VARA-matlnee al
les Spaans wat de klok sloeg,
ditmaal waren zowel de diri
gent en de solist, als alle uitge
voerde werken van Franse
origine.
Jean Foumet, die wij hier reeds heel
veel hebben zien dirigeren, begon
met „Divertissements sur un thème
pastoral" (1931) van Gabriel Piemé.
Het tweede werk was „La Mer" van
Claude Debussy (1903/05). Na de pau
ze volgde het Pianoconcert in D
groot (1931) voor de linkerhand van
Maurice Ravel met als besluit de
Tweede suite uit de balletmuziek
„Bacchus et Ariane" (1930) van Al-
bert Roussel.
Heel interessant en boeiend vergelij
kingsmateriaal, waarbij aan de ene
kant.opvalt, dat al deze Franse com
ponisten meester zijn geweest op het
gebied van de instrumentatiekunst.
Hun schrijfwijze is steeds ongeloof
lijk transparant (ook in de tuttipas
sages) en elk orkestraal effect heeft
inderdaad een functie in het geheel.
Op dit gebied waren zij werkelijk
ongeëvenaard.
Iets anders is, dat de eigen inbreng
van de een zoveel groter is geweest
dan van de ander. Het is niet voor
niets, dat Debussy en Ravel grotere
beroemdheden zijn, dan hun boven
genoemde land- en tijdgenoten. Zij
Sterke bezetting Voor stuk van Albee
door Dirkje Houtman
ARNHEM. Zaterdag ging in
Arnhem bij Theater „In wankel
evenwicht" van Edward Albee
in première, geregisseerd door
Lo van Hensbergen. Een stuk
vaarin Albee de Amerikaanse
amenleving en de neerslag er-
ran op de mensen die erin
londtobben, aan de kaak stelt.
wier leven beheerst wordt
dotx de club. oploskoffie, chemische
/us d'orange en veel drank om dit
l alles weg te spoelen. Een luxe om de
luxe (en daaom doods), waarin men
sen vegeteren, grauw geworden door
desillusie inzake liefde en
vriendschap. Een wereld bevolkt
door eilandjes, mensen die niet in
staat zijn wezenlijk contact te leg
gen. Een wereld in deze voorstelling
gedefinieerd als „chapelle ardente,
die slechts een halteplaats is op weg
naar het crematorium," aldus Lo van
Hensbergen. In decor en kostuums is
dit treffend uitgewerkt.
In deze niet-bestaande werkelijk
heid wat logisch gezien para
doxaal klinkt maar in deze voorstel
ling reëel wordt plaatst Albee het
gezin, bestaan uit Agnes en Tobias,
een echtpaar van middelbare leef
tijd, hun dochter Julia en Claire de
jongere zuster van Agnes. Een gezin
dat in de loop der jaren heel wat
verwondingen heeft opgelopen, die
kunstig gehecht en goed gecamou
fleerd zijn, maar waar én verkeerde
beweging de wond opnieuw doet
bloeden.
Pijler
Agnes zorgt ervoor dat dat niet ge
beurt. Zij is de pijler waarop het
gezin rust. Eens heeft zij haar onze
kerheden ze was bang gek te wor
den in banen weten te leiden en ze
zal er alles voor doen dit zo te hou
den. Niemand staat haar daarbij in
de weg. Tobias, haar echtgenoot, nog
niet eens in staat de genegenheid
van een poes te verwerven laat staan
die van de mensen om hem heen,
leeft in zichzelf gekeerd en aarzelend*
plichtmatig. Claire is alcoholiste.
ziet de dingen om haar heen
haarscherp, maar verbindt er geen
consequenties aan. Zij staat aan de
zijlijn, zoals Agnes haar dat zo vaak
zegt. En Julia komt na ieder huwe
lijk weer thuis, waar haar moeder
haar dan klaarstoomt voor een nieu
we sprong in het duister.
Een bedreiging voor het krampach
tig in stand gehouden evenwicht
vormt wèl het. bevriende echtpaar,
Edna en Harry, dat vrijdagavond in
paniek bij het gezin Intrekt. Een niet
te definiëren angst heeft zich van
hen meester gemaakt. Een angst die
je uit moet bannen voor je er zelf aan
onderdoor gaat.
Spelkwaliteit
Elise Hoomans speelt de rol van Ag
nes subliem. Haar vriendelijkheid is
kunstmatig en slaat om in weerzin of
ergernis, al naar gelang de situatie
dat kan hebben. Ze zit op haar eiland
maar is toch bij het gebeuren betrok
ken en dit alles zeer beheerst. Voorts
met Bernard Droog als Tobias, die
zich weer vergist blijkt te hebben in
een vriendschap. Nu betreft het Har
ry. gespeeld door Ton Kuyl. De
confrontatie aan het slot tussen deze
twee „geestelijk impotente" vrien
den wordt door hen aangrijpend ge
speeld.
Spelkwaliteit ook van Elisabeth An
dersen als Claire, Kitty Courbots als
Julia en Anny de Lange als Edna.
Een sterke bezetting, die van dit
stuk een zeer geslaagde voorstelling
maakte. Een stuk niet alleen meer
van toepassing op het Amerika van
Albee hij schreef het in 1966
maar ook op het Europa van nu,
waar de idealen van de jaren '60 zijn
geïnstitutionaliseerd. Een kunstma
tig evenwicht, typerend voor de Ja
ren '70.
„Licht in de duisternis" en „De Burgermansbruiloft"
'm De intellectuele balling (Bas ten Batenburglen de gastarbeider
m (Wim van den Heuvel) vieren oudejaarsavond in „Emigranten".
door André Rutten
DEN HAAG De Haagse Co-
t^medie speelt nu (de première
was vrijdagavond) in het Hot
een vrij recent stuk van de geë-
'3 migreerde Poolse schrijver Sla-
n^womir Mrozek, wiens werk in
1958 door de Werkgroep van de
9 Haagse Comedie in Nederland
J werd geïntroduceerd, enkele
jaren later ook door Studio en
4 Proloog en grote gezelschap
pen gespeeld.
Het ging nooit direct over politiek,
maar de absurd-benarde situaties er
in verwezen wel naar het leven onder
een dictatuur, waarbij vanzelf de
)Cl vraag opkwam, hoe zijn stukken bln-
"en zo'n dictatuur zouden aanko-
w men. Dat is ook bij dit nieuwere
*tuk, „Emigranten" (1974) mogelijk,
maar het gaat nu om twee mannen,
c die in zo'n dictatuur geleefd hebben
u «n in de „vrije wereld" wonen en
c werken. De ene is een bewust uitge
weken intellectueel, de ander is ook
bewust uit zijn dorp weggegaan,
maar om geld te verdienen en als hij
81 fenoeg heeft om een eigen huis te
bouwen weer terug te gaan.
De een zocht dus de geestelijke vrij
heid, de ander de bevrijding van de
innoede. Die twee drijfveren brengt
Jkozek doorlopend met elkaar in
botsing, en dat op een doorgaans
fcer onderhoudende manier wat
hij als goed theaterman natuurlijk
°ok moet doen. Dat bereikt hij in
hoofdzaak door die twee figuren zo
menselijk mogelijk te tekenen en
hun situatie zo reëel mogelijk
De arbeider, een eenvoudig man met
een misschien beperkt, maar wel
nuchter en pienter verstand, blijkt
het goed gevonden te hebben dat de
welbespraakte intellectueel bij hem
introk, in een keldervertrek van een
flatgebouw, waarin alle leidingen en
bulzen van buiten naar binnen en
omgekeerd passeren. Beide figuren
zijn. menselijk gezien, goed uitge
werkt, de arbeider (Wim van den
Heuvel) met de meeste humor, om
dat Mrozek hem tekent als een nog
niet door de westerse „beschaving"
bedorven natuurmens, die misschien
primitief, maar in ieder geval eerlijk
reageert op de verlokkingen van de
kapitalistische welvaart, die hem de
begeerte van het hebben heeft bijge
bracht. Ontelbare malen zegt hij:
dat is van mij. In tonaalbegrippen
omgezet betekent dit, dat hij de
grapjas is (met hoe ernstige ach
tergrond ook) en de intellectueel
(Bas ten Batenburg), de spitse aan
gever. de man die de ander tot zijn
„grappige" reacties moet brengen
Wim van Rooy en zijn beide spelers,
hebben dat en nog veel meer dan ik
ter sprake kan brengen, op basis van
de vertaling van Nora Pittoors, als
eerlijke toneelmakers goed
zichtbaar gemaakt, in het door Har
ry Wich ontworpen sobere toneel
beeld. Het is zowel een interessante
als onderhoudende voorstelling, al
hoewel Mrozek hier en daar wel eens
wat „trekt", waarna hij evenwel tel
kens weer dé aandacht aanspitst.
Door Dirkje Houtman
In het begin van de jaren '20
leidde de jonge Bertold Brecht
in München een woest bohé
mienbestaan. Hij liet zijn stu
die medicijnen voor wat die
was en legde zich steeds meer
toe op het schrijven van liede
ren en toneelstukken. In de
Münchener Bierhalle was hij
een graag geziene gast en hij
zong er zijn liederen, zichzelf
begeleidend op de gitaar. In die
tijd leerde hij de beroemde ko
mediant Karl Valentin kennen
onder wiens invloed hij onder
meer vijf eenakters schreef,
waarvan er bij Globe zaterdag
twee in première gingen:
„Licht in de duisternis" en De
burgermansbruiloft'
De bezienswaardigheden en de at
mosfeer van de jaarmarkt in
Augsburg, waardoor Brecht zich me
de liet inspireren bij het schrijven
van deze volksstukjes, wordt bij het
betreden van de zaal al aangestipt
en in het eerste stuk uitgewerkt. Op
het toneel hangt een grote foto van
Brecht, omgeven door gekleurde
lichtjes, waarboven de veelbeloven
de titel „Reuzenprogramma". On
dersteund door de clownesque
Brechtlaans-aandoende muziek van
Rob van den Berg, wordt de ker-
missfeer van „Kom dat zien" meteen
voelbaar.
Als het doek opgaat zien we een tent
waar venerische ziekten en de ge
volgen ervan aanschouwelijk ver
toond worden. Deze tent staat niet
op een Jaarmarkt maar ln een hoe-
Scène uit Br echts 'De Burgermansbruiloft'.
renbuurt. Een doeltreffende poging
van de heer Paduk om de omliggen
de bordelen te ruïneren, waar hij
enige tijd geleden vanwege geldge
brek uitgegooid is, De hoerenmada-
me weet tenslotte zijn onzuivere be
doelingen te ontmaskeren. Ze over
tuigt Paduk ervan dat het econo
misch voordeliger is zijn geld in haar
zaak te stoppen, zodat hij tenslotte
mede-eigenaar wordt.
Geen sterk stuk, dat het vooral van
zijn kluchtige elementen moet heb
ben, die evenwel door regisseur Pink
Lobo niet uitgebuit zijn. De spelers
hebben typen opgeplakt gekregen,
die technisch kloppen maar hen niet
eigen zijn geworden. Hierdoor is
Joost Prinsen als Paduk niet echt de
geslepen bedrieger en mist Mart Ge
vers de vanzelfsprekende zekerheid
van een hoerenmadame, om van de
Journalist (Peter Stam), die Paduk
probeert te ontmaskeren, nog maar
te zwijgen. Ze lijken er allemaal wel
op maar zijn het niet, waardoor de
komische elementen niet werken,
soms zelfs gênant worden
Vlees en bloed
Bij „De Burgermansbruiloft", in de
regie van John van de Rest. lukt dat
wel. Door de precieze uitwerking van
de personages worden de spelers 'ty
pen van vlees en bloed'. We zijn
getuige van een bruiloftsmaal dat
heel gestileerd begint in de vorm van
een prachtig tableau vivant en dat in
de loop van de avond steeds chao
tischer wordt. Een chaos die goed
gedoseerd is en waarin stiltes zorgen
voor pijnlijke momenten. Het ko
mische werkt in deze uitvoering
uitstekend. Het wekt de lachlust op
maar geeft tegelijkertijd een pijnlijk
zicht op de in de loop van huwelijk
schrijnend wordende verhouding
tussen man en vrouw.
Genoemd mogen hier worden Pleter
Lutz, als vader van de bruid, vol
verhalen waarvan hij meestal de
clou mist, Truus Dekker, de vriendin
die de hele avond zit te stoken, Hulb
Rooymans als de jongeman die op
een zenuwachtig keurige wijze het
bruidspaar toespreekt en Siem
Vroom als bruidegom. Met als
uitschieter Leen Jongewaard, die
aan het begin van de voorstelling „de
Kuisheidsballade" prachtig zingt en
de rol van proletige vriend van de
bruidegom tot ln zijn vingertoppen
beheerst.
hadden compositorisch gewoon
meer te zeggen en daardoor heeft
ook vandaag hun muziek niet dat
gedateerde, dat men wel tegenkomt
in de werken van Piemé en Roussel,
hoe suggestief een aantal passages
daarin ook klinken.
Het is bijna onnodig te zeggen, dat
het gehele programma een weinig
minder dan ideale vertolking kreeg
van het Radio Filharmonisch Or
kest. Foumet, die op Ravel na alles
uit het hoofd dirigeerde, weet opzijn
orkest de inspiratie over te brengen,
die hemzelf bezielt wanneer hij Fran
se muziek dirigeert. En dan komen
er spelprestaties, die nauwelijks be
ter kunnen.
HIJ had in de 23-jarige Pascal Devoy-
on een vertolker van het Pianocon
cert, die niet alleen volkomen opge
wassen was tegen de geweldige eisen
die dit werk stelt, maar die ook muzi
kaal heel hoge ogen gooide. Het laai
ende enthousiasme van de goedbe-
zette zaal, was dan ook volkomen op
zijn plaats.
door Adr. Hager
DEN HAAG Het initiatief van de
Opera van Mainz te contracteren
voor twee exclusieve voorstellingen
in het Congresgebouw is alleszins
lofwaardig te noemen. Zeker als het
gaat om Fidelio van Beethoven en
Der Fliegende Hollander van Wag
ner. Die lofwaardigheid werd echter
onvoldoende beloond, het Haagse
publiek liet het grotendeels afweten.
Dit ondanks het feit, dat in beide
opera's onze landgenoot Arnold van
Mill optrad.
Jammer dat het karakter van de
voorstelling bepaald moest worden
door dirigent Dietfried Bemet. Zo
als hij Fidelio dirigeerde was toch
wel teleurstellend. Ritmisch deed
hij de wonderbaarlijkste dingen,
waardoor wel de onevenwichtigheid
werd vergroot, doch zeker niet de
spanning. Jammer, te meer omdat
het flinke orkest ln de bak zeker tot
goede prestaties in staat moet wor
den geacht. Prestaties die echter nu
niet geheel tot hun recht kwamen.
Dat geldt in feite ook voor de ver
richtingen op het podium. Roberta
di Giorgio als Leonore miste duide
lijk strakke leiding, haar creatie
bleef te afstandelijk, nog afgezien
van het feit dat zij vocaal ook niet
tot een indrukwekkend geheel wist
te komen. Arnold van Mill als Rocco
steunde op zijn Jarenlange routine,
verfijnd was de uitbeelding niet, wel
karaktervol. Acceptabel waren Mar-
tien Kramer en Folker Gehrein, res
pectievelijk als Mareeline en Oveno.
Vojlslav Vujacic, een tenor die reeds
Jaren op het podium staat, zette een
degelijke Florestan neer, hij ver
leende het geheel glans en span
ningskracht. Het koor leed enigszins
onder de statische regie van Wolf-
Dieter Ludwlg. HIJ tekende ook voor
de decors, die in staat waren de
vereiste sfeer op te roepen.
OOST-BERLIJN „In Beethoven
eren wij een van de grootsten van
het klassieke humanisme die met
zijn geniale muziek een stoutmoedig
beeld tekende van een toekomstige
samenleving, vrij van exploitatie en
onderdrukking, zoals die nu vorm
gekregen heeft onder het socia
lisme". Aldus een verklaring van de
Oostduitse premier Willy Stoph bij
de oprichtingsvergadering van het
festivalcomité voor de herdenking
van Beethovens sterfdag, 150 jaar
geleden.
Er komt een groots opgezette her-
denkingsweek met zeventien con
certen en internationale discussies
over Beethovens werken. Thema's
van het festival zijn o.m „Beetho
ven on wij" en Beethovens mening
over de samenleving van zijn tijd.
Voorts zal het grote project van een
integrale grammofoonopname van
al Beethovens werken, die 120 pla
ten zal beslaan, dichter bij zijn vol
tooiing komen met de opname van
„Leonora". Aan het project werken
beroemde dirigenten, solisten en or
kesten mee, zoals Herbert von Kara-
Jan. Svlatoslaw Richter en het Cle
veland Orchestra. Het festival wordt
geopend met een concert op 20
maart door het Gewandhausorkest
uit Lelpzich met een nieuwe herzie
ne versie van de Vijfde 8ymfonie
door Adr. Hager
DEN HAAG De Nieuwe
Kerk aan het Spui blijkt grote
aantrekkingskracht te bezit
ten. Zelfs bij het hedendaags
programma, dat het Residentie
Orkest zaterdagavond onder
leiding van de Duitse dirigent
Hans Zender uitvoerde, was de
kerkruimte geheel bezet.
Men komt echt voor de muziek, want
de plaatsen ln de houten banken
bieden de rug van de toehoorders
weinig comfort, en merkwaardig ge
noeg blijft de kerk ook als con
certzaal kerk, een groot deel van de
toehoorders houdt de jas aan.
Hans Zender stond al eerder voor het
Residentie Orkest en ook ditmaal
leverde hij uitstekend werk. Weinig
dank is men echter hem verschul
digd voor de keuze van Quattro Per-
zi van Glaclnto van Scelsl. Het uit
gangspunt is dtudie rond één be
paalde toon, waarbij het accent ligt
op de boventoonkleuring. De toe
lichting op het werk zegt, dat Szelsi
voortdurend op zoek was naar een
magisch meditatieve uitdrukking.
Men kan stellen dat hij dit zeker nog
maar niet moet staken, dat de wat
oosters aandoende klanken noch
magisch, noch meditatief aandoen.
Het hoboconcert nummer een van
Madema ontstond in 1962 en het
instrument bleef hem zo fascineren,
dat hij nog twee van deze concerten
schreef. Hans Roerade, lid van het
ResidenUe Orkest, bespeelde de in
strumenten met groot vak
manschap, maar ook met een grote
muzikale uitdrukkingskracht. Hans
Zender leidde het kamerorkest, ver
rijkt met een groot slagwerkinstru
mentarium, als het ware bezwerend,
zijn direcUe is bijzonder rijk aan
uitbeelding. Madema schreef een
werk dat een klassieke plaats kan
innemen ln de hobollteratuur. Ly
risch ln de solopartij, fascinerend ln
het slagwerk.
Repetltieproblemen van het Neder
lands Vocaal Ensemble verhinderde
de uitvoering van het aangekondig
de werk van de dirigent Zender: can
to. In plaats daarvan het uit 1974
daterende Zeltströme van de diri
gent-componist. Dit werk bestaat uit
vier klanklagen met elk een eigen
karakter. Iedere laag heeft een
constante klankkleur met gebruik
making van zylofoon, houtblazers,
koperblazers en strijkers. Het veer
tien minuten durende werk is opge
dragen aan de beeldende kunstenaar
Oünter Res, specialist in „Lagen"
plastieken. Het orkest zit in een vier
kant om de dirigent heen, dat wil
zeggen dat de blazers met hun rug
naar het publiek zitten. Niet zo han
dig voor de dirigent om naar vier
kanten te moeten dirigeren, doch
voor het effectueren van de con
structie moet men wat overhebben.
Het staat bovendien wel Interessant.
Dat is ook het etiket voor dit werk:
qua opzet interessant. Het klinkend
resultaat blijkt al die moeite niet
waard en hoe dan ook, om dat resul
taat gaat het in de muziek
Tenslotte de concertsuite Chant du
Rosslgnol van Strawlnsky. HIJ gaf in
1908 al aan, dat hij dé de componist
van de twintigste eeuw zou worden.