Ze hebben minder geld, maar veel meer plezier TA AR ga je dan nóóit eens lergens anders heen?' Het wordt me bij herhaling gevraagd, meest op verbijsterde, soms ook op deerniswekkende toon. 'Ken je Frankrijk?' Nee. 'Ken je Italië?' Nee. 'Ken je Griekenland?' Nee. 'Ken je Spanje?' Ook al niet. 'Ik begrijp het niet, waarom ga je daar niet eens heen?' Natuurlijk zou ik kunnen riposteren met het woord van mijn vroegere Duitse leraar Lecker: 'Zal 't niet met begrijpen gaan, neem 't dan maar onbegrepen aan', maar ik probeer er wel degelijk, zij het misschien in de eerste plaats voor mezelf, een verklaring voor te vinden. 'Ja, waarom ga je niet eens naar een van die andere landen, waar het ook schitterend moet wezen, waar de zon zo trouw blijft schijnen, waar zoveel befaamde musea en kerken vallen te bezichtigen?' vraag ik mezelf streng. En ik denk echt diep na. Maar het antwoord luidt altijd weer: 'a: Omdat er geen Engelsen wonen, b: Omdat er geen Engels gesproken wordt, c: Omdat er niet wordt gecricket.' Misschien wel het mooiste en meest typerende verhaal dat ik over Engeland en de Engelsen ken, staat in het boekje 'Een tuin in Londen' van de Deen Hendrik V. Ringsted. Ergens in een straat waar zich sinds mensenheugenis een bushalte bevindt, komen op de eerste etage van het huis waarvoor de bus stopt nieuwe mensen te wonen. Een vrolijk jong stel, dat er wat geavanceerde ideeën op nahoudt: niet alleen wensen ze geen gordijnen voor hun ramen te hangen, maar ze houden zich ook nogal eens in adamskostuum in hun voorkamer op, waarop men, vanuit de bovenste helft van de dubbeldekker, een riant uitzicht heeft. Heftige protesten van de zijde van de buspassagiers. Tenslotte loopt de zaak zo hoog, dat man en vrouw voor de rechter worden gedaagd. En die beslist: dat niemand gedwongen kan worden om gordijnen voor zijn ramen te hangen en dat iedereen die in zijn eigen huiskamer wil vertoeven zelf uitmaken mag of hij dat aangekleed of ongekleed wil doen. Maar natuurlijk is er een voor beide partijen zeer bevredigende oplossing. Precies: de bushalte wordt verplaatst. door Cees Buddingh' |E Engelsman kent zijn 'rechten en hij staat er ook op. Als hij in een 'pub' het is onmogelijk dat woord met 'café' te vertalen, het is zo iets heel anders a pint' bestelt en de kastelein zet hem in een ogenblik van achteloosheid het glas voor met een klein laagje schuim op het bier, mag hij, en zal hij ook niet vreemd opkijken wanneer hij het teruggeschoven krijgt met de opmerking: 'I ordered a pint, didn't I?' En terecht. De klant betaalt voor 0.568 liter bier en niet voor 0.524 liter bier en 0.044 liter schuim. De rechten van de Brit als 'pubganger'; ik heb ze het mooist gedemonstreerd gezien afgelopen zomer in Schotland. Maar eerst moet ik wel iets over het Engelse eten zeggen, het verhaal heeft er trouwens mee te maken. Voltaire merkte in zijn dagen al op: 'Engeland heeft tweeënveertig godsdiensten en maar twee sausen.' vandaag de dag ga je. vooral wanneer je wat noordelijker begint te komen, wel eens denken dat zc ook die twee nog hebben afgeschaft. Dat er kruiden bestaan wil een Brit nog wel eens toegeven, maar specerijen? Nooit van gehoord. Ja. in het buitenland misschien. 'On the Continent perhaps.' De dosis geringschatting die een Brit op sommige momenten in het woord 'Continent' kan leggen, wordt nog maar flauw benaderd door de manier waarop de doorsnee profvoetballer het woord 'scheidsrechter' uitspreekt. Maar toch blijft hij er de voorkomendheid zelve bij. WE waren dus eerst in Yorkshire en trokken nog noordelijker Zelfs zout scheen daar niet meer te worden geïmporteerd Iedere avond stonden we in welk hotel, in welke plaats we ook aten moedelozer van tafel op Tot we we logeerden op een fantastisch B&B-adres in Killearn in het er niet ver van afgelegen Drymen zagen, dat daar een restaurant zowaar adverteerde met 'Franse keuken'. "Bj NGELAND is ook, wanneer je buiten Londen komt, een armoedig land. De eerste maal dat wij er kwamen (in 1965) zeiden we, een tikje verbaasd: „Hé, ze lopen er nog netzo bij als wij vlak na de oorlog!" Nu, twaalf jaar later, lopen ze er nog steeds bij als wij vlak na de oorlog: de mannen in sjofele colbertjes en vale. enorm wijde broeken, de vrouwen in niet al te best uit de vele wasbeurten tevoorschijn gekomen truitjes, vesten en rokken, de truitjes en vesten meestal in tinten die schommelen tussen vals ulevelroze en een soort groen dat mij altijd weer doet denken aan de giftige appel die de verdorven stiefmoeder Ctrru Dat wilden we dan toch wel eens even zien. We besloten er de volgende dag onze 'morning coffee' te gaan drinken en dan de spijskaart eens even door te nemen. We arriveerden er om half elf: jé. we konden koffie krijgen. (Ze bleek nog te drinken ook: duidelijk on-Engelse koffie dus). Ze werd ons geserveerd in de bar, die natuurlijk echter nog gesloten was: openingstijden zijn openingstijden. Aan het raam zat een man van diep in de zestig stug voor zich uit te staren. „Dat lijkt me ook een ongemakkelijk portret," zei mijn vrouw. En dat leek hij inderdaad. Maar op een zeker ogenblik hoorden we hem plotseling zachtjes fluiten, aan het andere eind van de gelagkamer floot een voor ons onzichtbare beo terug en „het ongemakkelijke portret" keek ons eensklaps heel schalks aan. Goed, we dronken onze koffie, wierpen een blik op de spijskaart en kwamen vrijwel in dezelfde seconde tot de slotsom dat dit het ook niet was en stonden op om af te rekenen. Terwijl ik mijn portemonnee opborg hoorde je in een kamer achter de bar het radiotijdsein van elf uur. De oude baas verhief zich wonderbaarlijk snel van zijn stoel. „Was that the time-signal?" vroeg hij me. Ik antwoordde bevestigend, hij deed twee passen naar voren, plantte zijn armen breeduit op de tap en commandeerde „Pint of bitter!" Het was elf uur, de radio zei het en volgens de wet had hij nu recht op zijn biertje. ER is een bijzonder onderhoudend boek van Edith Sitwell, getiteld 'The English Eccentrics'. Maar in wezen is iedere Engelsman, Welshman en Schot, min of meer 'een excentriekeling'. Niets is gek. Dat wil zeggen: in kleding en gedrag. Als je op een sneeuwerige winterdag in je badpak over straat wilt lopen, kijkt niemand vreemd op. Anders wordt het natuurlijk wanneer iemand een idee spuit, dat van het gangbare patroon afwijkt. „Brr, wat een gevaarlijke nieuwlichter," hoor je zijn of haar omgeving denken. Die wil gewoon dat de man die de badkamerkraan komt repararen, ook nog even naar de afvoer kijkt. Zonderling. Zonderling Engeland, Schotland, Wales, het zijn schitterende landen. Heuvels, golvende korenvelden, kale heidevlakten, ruige berggedeelten, lieflijke stroompjes, dorpjes, valleien er komt haast geen eind aan de verscheidenheid. Soms lijkt het zelfs alsof de Engelsen hun landschap zo mooi vinden dat er beter maar niet naar gekeken kan worden. Die Engelse heggen! Vooral in het zuiden, Devon met name. Af en toe vang je een glimp op van de prachtigste verschieten. Maar dan kijk je weer een kilometer lang links en rechts tegen, overigens heel aardig met wilde bloemen begroeide, meer dan manshoge aarden wallen aan. Het is even wennen. Maar voor sommigen duurt dat 'even' nog te lang. Eens. maar nooit meer. zweren ze en trekken het volgend jaar weer naar de Ardèche of de Provence. Maar beter ook. Zo blijven alleen de ware 'addicts' over. in het bekende sprookje Sneeuwwitje offreerde. Maar, ze zijn niet uit het veld te slaan. Vorige zomer nog zeiden mijn vrouw en ik tegen elkaar: „Ze hebben veel minder geld dan wij in Holland, maar wel veel meer plezier." En ze zijn ook niet of nauwelijks afgunstig. Twee jaar geleden waren we in een piepkleine 'pub' in Drewsteignton, Devon, nog steeds vief gedreven door een vrouwtje van in de tachtig, die dan ook al meer dan zestig jaar haar 'licence' had het record voor het Verenigd Koninkrijk ze liet ons dan ook vol trots de foto's zien die bij haar jubileum waren gemaakt Er werd druk gesproken over het hunt ball' ook al zo'n onvertaalbare term dat een of twee avonden tevoren gehouden was op het vanuit de verte gezien indrukwekkende.' maar in werkelijkheid nep-kasteel van de grootgrondbezitter uit die streek (ook nog met één of meer vingers in allerlei industriële papjes). Zijn vrouw had bij die gelegenheid een jurk aangehad van wel vijfenzeventig pond (ruim driehonderd gulden dus ga voor de aardigheid eens even in Amsterdam kijken). Maar iedereen vond het schitterend: zo hoorden de rijkelui hun geld te verkwisten. We vernamen trouwens ook nog dat haar man de industrieel-grootgrondbezitter dus geprobeerd had een jong meisje mee naar een van de wat verder afgelegen kamers te tronen, maar dat deze Jongedame zich van een voor hem niet zo plezierig-gedecideerde wijze had laten kennen. Grote hilariteit. Ja, in die Engelse dorpskroegjes hoor je nog eens wat. EN dan dat cricket. Geloof me: de geweldigste sport die er is. Bij cricket kun je, om het in voetbaltermen te vertalen, een kwartier voor het eind nog met 6-0 achterstaan en dan toch nog met 7-6 winnen. Kom daar in andere sporten eens om. Cricket is dan ook zozeer in vrijwel iedere Engelsman verankerd, dat Je haast in de arche-typen van Jung zou gaan geloven. Eén voorbeeld. Toen Churchill in 1943 de capitulatie van Italië bekend maakte, begon hij zijn rede met: „Woodfull is out! But Pensford is still batting." Ik weet helaas niet welke wedstrijd het betrof voor nadere mededelingen houd ik mij graag aanbevolen maar denk u eens in, dat koningin Wilhelmina, in een rede waarin ze de landing van de Geallieerde Troepen ln Normandië (of een soortgelijke gebeurtenis) aankondigde, begonnen was met: „Het is nu tien minuten voor de rust en Ajax leidt nog steeds met 1-0." Het woord is zelfs zo zeer identiek geworden met wat „it's British, it's best" is, dat als een Engelse palief ogenschijnlijk ligt te slapen, maar tussen zijn wimpers door toch nog net even ziet, dat zoonlief bezig is stiekem een klein geldbedrag uitzijn portemonnee te verwijderen, zeggen kan: „That's not cricket, son." En als zoiets, als kleine dan wel grote Engelsman, tegen je gezegd wordt, dien Je op slag door de grond te gaan U kunt Engelse harten dan ook niet beter stelen, dan door u enige kennis van dat spel eigen te maken En als u er blijk van kunt geven, dat u er inderdaad van hoüdt, zit u helemaal gebakken. Het overkwam mijn Jongste zoon en mij nog in de zomer van '75. Het Australische cricketteam was in Engeland, om daar de strijd om de zo fel begeerdeAshes'" aan te binden en we hadden uitgerekend dat we precies in Londen zouden zijn wanneer daar een van de vijf matches tellende „rubber" werd uitgevochten. Daar moesten we vanzelfsprekend heen. al was het alleen maar om Lillee. Massey en Thomson, de vervaarlijke Australische „fast bowlers". In levende lijve aan het werk te zien. Maar toen we die ochtend om negen uur nog even naar de nieuwsberichten luisterden, grote verslagenheid: niet alleen alle kaartjes op Lord s al lang uitverkocht, maar het publiek werd zelfs geadviseerd de omgeving van dat cricket-Mekka te mijden: tweeëneenhalf uur voor het begin van de wedstrijd al kilometerslange files. INNERLIJK diep geknakt, maar uiterlijk ongeschonden, besloten we de stad dan maar in te gaan; mijn vrouw, al liet ze het vanzelfsprekend geen fractie van een seconde merken, zelfs ietwat opgelucht, neem ik aan: ze wil best van 's morgens half twaalf tot 's avonds half zeven op een cricketveld zitten, als ze maar voldoende te lezen en te breien bij zich heeft, maar het is toch^niet bepaald haar idee van een onovertrefbare dag. We belandden bij Fortnum and Mason, dat sjiekste aller warenhuizen, waar nog verkopers rondlopen in jacquet en livrei en dronken er, in de haast achttiende eeuwse rust die nog in bepaalde Engelse gelegenheden hangt, een perfecte kop koffie. Terug naar de begane grond (wat een geluk dat we de lift niet namen!) passeerden we de radio- en televisie-afdeling. En daar. op niet minder dan drie zwart-wit en drie kleurenschermen, zagen we Lillee zijn aanloop nemen voor een van zijn werkelijk dodelijke loeiers. U begrijpt hoe het verder gegaan is. Na een kwartiertje zo lang wilde ze ook wel blijven staan hebben we mijn vrouw met een aardig prozawerkje Hatchard's, die beste aller Londense boekwinkels, is tenslotte v'akblj geïnstalleerd op een bankje voor de eveneens naast de deur gelegen St. James's Church en zijn toen in looppas teruggegaan naar die derde verdieping. De match was niet alleen bijzonder spannend en spectaculair, maar het was er ook uitermate gezellig, in die verkoopruimte ook Engelse mannen, die zich tijdelijk van hun vrouw hadden weten te ontdoen, kwamen af en toe een kijkje nemen, zij het zelden langer dan een kwartier het enige wat er feitelijk nog aan ontbrak was dat een van de verkopers kwam vragen of de heren misschien een stoel wilden. (Maar waarschijnlijk was de meubelafdeling een verdieping lager). We bleven kijken tot aan de lunchpauze, gingen toen zelf ook een hapje eten en zorgden weer terug te zijn voor de hervatting. Niemand die ons lelijk aankeek, als iemand per ongeluk voor een buis ging staan mompelde hij zelfs „Sorry" en maakte het zicht weer snel vrij. En tenslotte stonden er immers toch zes. 'NGELAND, ik zal er nooit op 4 uitgekeken raken Ik hoef er r voet aan wal te zetten, in Dover, in Harwich, in Hull, of ik weet. hier ben ik thuis Natuurlijk zul je het nooit tot de status van Engelsman brengen. Je blijft „a foreigner", een vreemdeling. Parijzenaars maken je dat duidelijk door Je, als je ze iets vraagt, aan te kijken alsof je om met P G. Wodehouse te spreken bij het schoonmaken van de beerput te voorschijn bent gekomen. Engelsen niet. Ze weten hoe iemand zich voelen moet: een mens te zijn, maar net geen Engelsman Dat soort stakkers moet je voorkomend, vriendelijk, innemend, hulpvaardig tegemoet treden. Er is al ellende genoeg op de wereld. En heus: als je niet beter wist zou je soms het verschil nauwelijks zien. Die goeie, beste, brave mensen van de overkant van de Noordzee soms zou je bijna zweren dat zc ook uit een beschaafd land kwamen. i PRODUKTIE DICK' RINGLEVER VORMGEVING HENNY TURPIJN E

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 33