De tochten van Antoon Damhuis M Patiënten slecht voorgelicht Baby hoort pop Wetenschap en techniek J!Stichting nam ziekenhuisfolders onder de loep door Rob Foppema Biologisch risico Bulletin AANDAG 14 FEBRUARI 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet Antoon Damhuis in Jeruzalem, '36-'37, handelend met Arabie ren. Foto gemaakt met zelfontspanner. door Jac Lelsz "iS- Ji* ir Recente foto van Antoon Damhuis. Pötschenpass, Oostenrijk. DENEKAMP „In Israël beginnen de sinaasappelbomen nu te bloeien." Als Antoon Damhuis dat zegt, klinkt er heimwee in door. Heimwee niet zozeer naar Israël, maar naar het voorjaar. Naar warmere dagen, zodat hij weer op reis kan. Antoon Damhuis blijft de eeu wige zwerver. Honderdduizenden kilo meters heeft hij er al op zitten. De laatste twaalf Jaar met de trein, want hij is nu tenslotte een man van 78. Maar. daarvóór per fiets, en meestal alleen, met zichzelf, met z'n eigen gedachten. Antoon Damhuis houdt niet van de winter, niet van de kou. En toch is de kachel uit als we, onaangekondigd, bij hem op bezoek zijn. Dat is geen luxe, hij leidt een sober bestaan. Hij woont in het voormalig stationsgebouwtje van het Overijsselse plaatsje Denekamp, dicht bij de Duitse grens. In een der kleinste huizen van Nederland. Maar een groot stuk van de wereld is zijn domein. In tientallen landen voelt hij zich thuis. Maatschappelijk stelt hij geen eisen. Welvaart heeft op de romanticus geen vat. „In de eerste wereldoorlog diende ik als grena- l dier in Den Haag. Dóór", vertelt Damhuis, „zag ik dat de wereld groter was dan Twente. Na m'n diensttijd begon ik te reizen. Eerst maar eens naar Duitsland. Het was de goedkope Marken- tijd. U weet, er zijn vier soorten Marken ge weest. De gewone Mark, onder Kaiser Wilhelm, daarna de zogenaamde Rentenmark, vervol gens de Reichsmark, toen Hitler aan de macht was, en nu dan de Duitse Mark. Maar goed, ik begon te reizen in de tijd toen je zelfs biljetten had van een biljoen Mark. Dat is een één met twaalf nullen erachter. Elke stad en leder dorp maakte zijn eigen geld. Van papier, maar soms ook van leer en van zijde. Bielefeld, bijvoorbeeld, waar een zijde- Industrie gevestigd was, maakte de biljetten van zijde. Alles was verschrikkelijk goedkoop in Duitsland. Ik kocht er een paar schoenen voor enkele dubbeltjes. Voor de trein van Ol- denzaal naar Bentheim, vijftien kilometer, be taalde ik zestig cent aan Hollands geld, maar voor de reis met de D-trein tweede klasse van Bentheim naar Hannover, 225 kilometer, be taalde ik omgerekend een kwartje. November '23 kwam de Rentenmark. Toen werden bij de biljetten van één biljoen Mark de twaalf nullen geschrapt. Voor een biljoen Mark kreeg Je één Mark terug. Daardoor werd me het reizen met de trein te duur, en zodoende heb ik de fiets gepakt. Ruim veertig jaar heb ik het volgehoudén, tot '64, toen ben ik weer gaan treinen, want fietsen is nu zelfmoord. Het is me goed bevallen, met de fiets. Je ziet veel meer, en dat was belangrijk voor me. Ik had altijd een camera bij me. Al in de jaren twintig, toen Je nog bijna geen fototoestel zag. Een beroep heb ik nooit gehad. Ik verkocht wat plaatjes aan bladen. Een vetpot is het nooit geweest, maar ik was zo vrij als een vogel in de lucht. Tent Na Duitsland trok ik naar Denemarken, de Franse Rivièra. Korte reizen. In '29 maakte ik de eerste grote tocht. Ook weer met de fiets, slapen in een tentje, eigen potje koken. Rond de Oostzee, naar Finland, tot Petsamo, de ijsvrije haven en langs de Russische grens terug, alles bijeen 3'/i maand. Daarna reizen naar de Balkanlanden en de Middellandse Zee landen. In '55, toen de gevoeligheid viermaal groter werd, begon ik ook kleurendia's te ma ken. Ik gebruikte die bij mijn lezingen voor allerlei verenigingen. De enige reis, die ik samen met iemand anders maakte, was die in de Jaren '36-'37. Een tocht door zestien landen. In totaal deden we er een jaar over. Mijn metgezel was Gerard Monnlnk uit Oldenzaal, toen werkloos onderwijzer. We hebben op die reis veel gezien. Heel Palestina trokken we door, we fietsten langs de Nijl door Egypte en op de terugweg gingen we dwars door Griekenland. In Jeruzalem, waar we toen twintig dikke Jaf fa's van de Arabieren kochten voor een piaster (een dubbeltje) was toen net zo ongeveer de in verval geraakte klaagmuur gerestaureerd. Dat mocht niet door de Joden omdat ze dan met onheilige ogen op de heilige plaatsen van de Islamieten neerkeken en evenmin door de Isla mieten omdat ze dan met onheilige handen aan de heilige muur kwamen, reden waarom het tenslotte door de christenen is gedaan. We hebben over deze reis vele reportages ge maakt voor allerlei bladen, onder meer „Ons Eigen Erf". Monnlnk schreef de artikelen en ik leverde er de foto's bij. Ook verschenen er van ons tweeën op die manier enkele boeken: „Met fiets en tent naar de Oriënt" en „Reisavontuur rond Sefanl". Liefst alleen Damhuis bewaart aan deze reis met zijn vriend Monnlnk de beste herinneringen. Toch zegt hij er de voorkeur aan te geven om alleen op pad te gaan. Je bepaalt dan Je eigen tempo. Je hoeft met niemand rekening te houden. En Je hebt meer gelegenheid om over de dingen na te denken. Damhuis is een nuchter man, maar met een vleugje van de filosoof. Rooms- katholiek en bovendien Twent. Dat betekent: het hart niet op de tong dragen en wat meer innerlijk met de dingen bezig zijn. Zoals hij er nu bij zit, met afgedragen wljterjas, alpino- muts, wollen das en pantoffels, ln zijn ijskoud kamertje, herken Je in hem niet de globetrot ter. De duizenden foto's, die hij overal wegsleept, liegen er echter niet om. HIJ is een voortreffelijk, zelfs begenadigd fotograaf. Er zijn magnifieke foto's bij. Foto's die op rake wijze het karakter van landen, steden en dor pen weergeven, maar ook van mensen. Ziekten of ongelukken heb ik onderweg nooit meegemaakt, zegt Damhuis. Eén keer ben ik in Aziatisch Turkije door een wilde herders hond in de hand gebeten. Het leek er op dat die verlamd zou worden. Maar het bleef bij een litteken. En dat is dan alles. Ik ben altijd vrijgezel geweest. De laatste Jaren heeft hij wat meer dan gewone belangstelling gehad voor Oostenrijk. Zodra de weersomstandigheden beter worden, hoopt hij er weer heen te gaan. In Denekamp blijft niet veel verborgen. HIJ heeft op zijn reizen een Oostenrijkse vrouw ontmoet, proper en onge veer zijn leeftijd. Men heeft hem er ook mee gesignaleerd, wat tot geruchten leidde. Een tijdje geleden heeft Antoon de plaatselijke krant toestemming gegeven de Denekampers mee te delen dat hij géén trouwplannen heeft. door Kees de Leeuw „De patiënt wordt inge kapseld in geboden en verboden, het denken wordt overgenomen door de hoofdzuster en het be slissen door de specia list, die immers alles het beste weet". Dit is in doorsnee het beeld dat folders geven van het zie kenhuis, zo concludeert de stichting Gezond heidsvoorlichting-Werk groep 2000 na een onder zoek naar informatie die in folders aan patiënten over het ziekenhuis wordt gegeven. De stichting, die zich bezig houdt met het bevorderen van de mondigheid van pa tiënten, onderzocht zo'n 71 folders van algemene zieken huizen en legde haar bevin dingen vast in de publikatie „Lachspiegels", waarin te vens een vertaalde Ameri kaanse folder staat. Verder wordt aangegeven, hoe een dergelijke folder er dan zou moeten uitzien; een visie die nogal verschilt van die van de ziekenhuizen. Uit de huidi ge folders blijkt Immers, dat die ervoor moeten zorgen, dat de patiënt in de richting van die visie wordt voorge programmeerd en zich bij voorbaat aanpast aan de or ganisatie. Tegelijkertijd echter wordt een ander beeld gepresen teerd en is in tientallen fol ders te lezen dat het zieken huis erop uit is om de patiënt het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. „Dat is natuurlijk onzin", aldus de stichting. „Dat is de bedoe ling niet van het ziekenhuis en terecht, want daar komt een patiënt niet voor. Overi gens wordt deze bewering ook nergens in de tekst waar gemaakt of het moet zijn door de mededeling, dat er altijd veel werk van het eten wordt gemaakt". Wel wordt in de inleiding dan als tegenprestatie voor het aangename verblijf ver wacht, dat de patiënt zich vol oagrtp aan een aantal regels houdt. Hier en daar wordt zelfs cynisch gesproken over het bevorderen van zelfstan digheid-en eigen verantwoor delijkheid van de patiënt. Daarmee bedoelt men dan, dat hij geheel uit zichzelf zich aan de regels zal onderwer pen. Dan hoeft er tenminste niet steeds op te worden te ruggekomen. „Het is hele maal in uw eigen belang als u zich aanpast en schikt in de situatie." U wilt al die lieve dokters en verpleegtsers die zo hard voor u werken toch zeker geen verdriet doen? Het onderzoek is in zoverre representatief, dat ruim 35 procent van de Nederlandse algemene ziekenhuizen in clusief de academische er bij was betrokken. De stich ting Gezondheidsvoorlich ting heeft bij alle folders na gegaan in hoeverre er infor matie werd verstrekt over op name, onderzoek en behan deling, begeleiding, verblijf (waaronder recreatie), bewe gingsvrijheid, bezoek en ont slag. In het algemeen wordt de folder pas bij opname uit gereikt; slechts in achttien procent vóór opname. De pa tiënt krijgt dus niet altijd de gelegenheid maatregelen te nemen die hem op basis van de ontvangen informatie wenselijk lijken. Geen enkel ziekenhuis geeft mededeling over de duur van de wachttijd die aan opname voorafgaat en er zijn er maar twee die ernaar streven enige dagen voor de opname op te bellen. De meeste patiënten worden zodoende tot het laatste moment in spanning gehouden, zodat er een ram penplan nodig is dat op elk moment in werking kan tre den. Slechts één ziekenhuis zegt rekening te houden met de wens van patiënten ten aanzien van de opname datum. stippen van wekken en slapen zal meevallen. 81echt* ln één De patiënt is geen meubelstuk Overbodig In iedere folder wordt erop gewezen, dat pyjama's, tan denborstel etc. moeten wor den meegenomen. Blijkbaar worden patiënten niet geacht zelf op dat idee te kunnen komen, merkt de stichting op. Ze vraagt zich af of het niet veel eenvoudiger zou zijn achterin een lijstje op te ne men van zaken die niet verge ten mogen worden. Overi gens lijkt zo'n overzicht in folders, die pas bij opname worden uitgereikt, overbodig te zijn. Over onderzoek en behande ling zwijgen de folders in alle talen. Juist over het doel van het verblijf in een ziekenhuis wordt de minste informatie gegeven. Wel worden gege vens van ondergeschikt be lang verstrekt, zoals een overzicht van in het zieken huis werkzame specialisten, de naam van de hoofdver pleegkundige van de afdeling en die van de behandelend arts. Opvallend is de centrale plaats die de hoofdzuster In neemt als het bijvoorbeeld gaat om het krijgen van In formatie of het maken van afspraken. Zelden is het mo gelijk rechtstreeks contact op te nemen met de behande lende specialist, maatschap pelijk werker of pastor. In deze situatie is de hoofdzus ter het enige communicatie kanaal. waarlangs afspraken gemaakt kunnen worden wat op zijn minst aanleiding kan geven tot vertraging. Ook wordt stilzwijgend veronder steld, dat zij aanwezig is bij een gesprek met de arts. In het ene ziekenhuis mag de hoofdzuster wel informatie geven over medische zaken, terwijl dat ln het andere het privilige van de specialist is. Zo wordt gespeculeerd op de onzekerheid van de patiënt die hem verhindert daarover vragen te stellen, aldus de onderzoekers. Geestelijke verzorging Geestelijke verzorging is een onderwerp dat in iedere folder ter sprake wordt ge bracht, maar wat daaronder moet worden verstaan, wordt vrijwel steeds als bekend ver ondersteld. Nergens wordt uiteengezet voor welke pro blemen men bij een maat schappelijk werker terecht kan en voor welke bij een geestelijke verzorger. De koppeling tussen problemen en de godsdienstige aspecten daarvan moet door de pa tiënt zelf worden gemaakt. Opvallend is verder, dat gees telijke verzorging gezien wordt als een taak van speci alisten. Naast medische en verpleegkundige zorg krijgt de patiënt ook een portie geestelijke hulp toegediend, die tezamen recht moeten doen aan het totale karakter van de mens. Medici en ver pleegkundigen houden zich volgens deze benadering niet bezig met wat voor vorm van geestelijke zorg ook. In vele folders is het dagroos- ter opgenomen, dat wat inde ling betreft bijna overal ge lijk is. Wel zijn er ln de tijd-- gaan verschillen. In drie zie kenhuizen worden de patiën ten vóór zes uur gewekt en in eveneens drie na zeven uur. In dertig procent van de zie kenhuizen gaan de lichten om half tien uit, in 33 procent om tien uur en ln 37 procent om half elf. Er wordt van de patiënten blijkbaar een asce se verwacht, waar ze thuis niet over zouden piekeren. Vooral de verstokte televisie kijkers hebben het moeilijk, omdat ze van de meeste pro gramma's zeker als het een serie betreft alleen het be gin kunnen zien en onkundig blijven over de afloop. Alleen voor belangrijke voetbalwed strijden wordt een uitzonde ring gemaakt. Die mag men helemaal afzien. De strich- ting: „Het zou interessant zijn na te gaan waaraan deze programma's hun bevoor rechte positie te danken heb ben. De patiënt blijft in span ning tot de einduitslag en dat terwijl spanning toch Juist zo slecht wordt geacht. Doktersvisite In zeven folders wordt de doktersvisite vermeld. Deze kan op een willekeurig mo ment plaatsvinden. Dat leidt er ln één ziekenhuis toe, dat de patiënt 's morgens en 's middags slechts een uur de afdeling af mag. Zeg maar dag tegen de bezigheidsthe rapie dan. In twee andere fol ders wordt het nodig geacht met nadruk te vermelden dat er tijdens de doktersvisite stilte betracht moet worden, maar een reden wordt er niet voor opgegeven. Tot slot nog iets over het bezoek. De meeste ziekenhuizen komen er rond voor uit, dat zieken bezoek grote problemen ople veren voor het ziekenhuis. Na de opmerking dat het heel begrijpelijk is dat een patiënt graag bezoek ontvangt, volgt een opsomming van beper kingen en verboden. Niet meer dan twee bezoekers te gelijk, bezoektijden van min der dan een uur, niet roken, niet aan de lift zitten, geen etenswaren meenemen, kin deren thuislaten en noem maar op. Kortom: men ziet bezoek liever gaan dan ko men. maar ook hier zijn ge lukkig weer uitzonderingen, aldus het onderzoek. Ook wordt nogal eens opge merkt, dat het allemaal best folder wordt het trefwoord sterven genoemd, maar ver der zijn woorden als pijn, ver driet, angst, spanning, dood, eenzaamheid en verveling volledig taboe. Men geeft toe dat de patiënt niet voor zijn lol komt, maar daar wordt verder met geen woord over gerept. De kwade kanten van het verblijf worden gene geerd en de hotelaspecten overdreven. De stichting Gezondheids voorlichting merkt aan het eind op: „Het is on waarschijnlijk dat dit beeld een getrouwe indruk geeft van het functioneren van het gros van de huidige zieken huizen. De laatste Jaren is er duidelijk sprake van een ken tering. De betekenis van het medisch-technisch handelen wordt gerelativeerd en er be gint meer begrip te komen voor de psycho-sociale aspec ten van het verblijf in het ziekenhuis, maar dit blijkt niet uit de onderzochte fol ders, die momenteel worden uitgereikt In de Amerikaan se folder, die ter vergelijking wordt afgedrukt, wordt voor al gewezen op de rechten van de patiënt, maar ontbreken weer gegevens over het ver blijf zelf in het ziekenhuis. Tot slot doet de stichting suggesties voor het opzetten van een nieuwe folder, waar in met name informatie over onderzoek/behandeling, mentale begeleiding en een omschrijving van de rechten en de plichten van de patiënt niet mogen ontbreken. Duidelijk is wel, dat een zin als „Om half tien begint bij ons de nacht. Moet dat nou to vroeg? Ja. dat moet. Om dat wij weten dat het goed voor u is en nergens anders om. Dacht u dat wij anders glashard tegen u zouden dur ven zeggen: het moet?", zoals in één van de folders staat, in die opzet zeker niet meer mag voorkomen. De patiënt is niet onmondig en best in staat een grotere verantwoor delijkheid te dragen voor zijn genezingsproces. Lachspiegels (Katernen 2000, nummer 4) is te bestellen bij Katernen 2000, postbus 2000, Amersfoort, tel. 033-MB4. Een zestien weken oude baby maakte een paar Jaar geleden in Californië een historische gebeurtenis mee. Een pop of iets dergelijks (mijn bron is daar wat vaag over) werd langzaam naar zijn gezicht toe bewogen, tot net tegen het puntje van zijn neus aan, en dan weer terug. Na een keer of vier begon de baby met zijn ogen de pop te volgen. Nog wat later hield hij zijn handjes tussen zijn hoofd en de pop die weer naar hem toe kwam. Dat was een historische ge beurtenis, want de baby was blind geboren. Hij zag die pop niet, hij hoorde alleen een ge luidssignaal waarvan de toon hoogte later werd naarmate de pop dichterbij kwam. Daaruit kon hij dus informatie opdoen over de plaats van dingen in zijn directe omgeving. Vrij veel informatie zelfs. Het geluid van grote voorwerpen was har der dan het geluid van kleine dingetjes. Er zat een stereo effect in dat het verschil hoor baar maakte tussen dingen aan de linkerkant, in het mid den of aan de rechterkant van het „gezlchts"-veld. Het wonderlijke was alleen, dat deze zestien weken oude baby met die informatie bijna spontaan uit de voeten kon. Het apparaatje op zijn hoofd dat voor de geluiden zorgde, was namelijk een aangepaste versie van een hulpapparaat dat voor oudere blinden al Ja ren bestaat. Maar 95 procent van hen blijkt er niet mee over weg te kunnen, ook al doen ze nog zo hun best. De baby deed niet zijn best. Binnen de kortste keren speelde hij ermee. Dat bevestigde de theorie van Tom Bower, de Britse psycho loog die het experiment leidde. Die theorie is, in tegenstelling tot de resultaten, wat aan de abstracte kant. Voor de ach tergrond moeten we ons eerst even verdiepen in de manier waarop we de ruimtelijkheid van onze omgeving ervaren. Dat is niet alleen een kwestie van zien, het heeft ook alles met horen en bewegen te ma ken. Je hoort een stem uit een bepaalde richting, Je ziet er gens een bewegend gezicht, de combinatie komt erop neer: dóór praat iemand. Je ziet iets staan, Je weet dat Je een be paalde armbeweging moet ma ken om het te pakken; Je zou je behoorlijk genomen voelen wanneer je hand halverwege tegen een spiegel stootte. Zulke comblpatles komen niet uit de lucht vallen. Je doet ze op en daarna zitten ze behoor lijk vast. Laat een volwassene een bewegend gezicht zien en de bijbehorende stem via een luidspreker uit een wat andere richting horen, en er valt niets bijzonders op. Hij of zij ziet en hoort een pratend gezicht en dat is dat. Een baby ln dezelfde omstandigheden kijkt heen en weer van gezicht naar ge luidsbron en verbaast zich hooglijk. De manier waarop verschillen de waarnemingen met elkaar tot één ruimtelijk beeld van de omgeving lelden, is nog lang niet duidelijk. Tom Bower was nogal onder de Indruk van een theorie dat de ontwikkeling van het totale beeld niet be paald wordt door het combine ren van de afzonderlijke waar nemingen van verschillende zintuigen als zodanig, maar door samenhangende veran deringen in zulke waarne mingen. Dat een pop naar een baby toekomt (en op een bepaald moment gepakt kan worden) zou in die theorie samenhan gen met bijvoorbeeld het steeds groter worden van het beeld van de pop op het netvlies van het oog. Maar het zou en dat is het kernpunt net zo goed kunnen samenhan gen met het steeds lager wor den van het geluid dat die pop veroorzaakt. Het hangt er maar van af welke informatie je ter beschikking staat. Ge voel voor afstand kun je op beide manieren krijgen. Het historische experiment in Californië bevestigde die theo rie. Dat kan van grote prak tische betekenis zijn. omdat juist het ontbrekende gevoel voor afstand bij blind geboren kinderen het ruimtelijk inzicht ernstig belemmert. Gevoel voor richting is met de combi natie van luisteren, voelen en pakken nog wel. Links en rechts, boven en onder, zijn hanteerbare begrippen, maar dichtbij en verder blijven on grijpbare eigenschappen. Dat is een extra handicap die ken nelijk vastzit op ontwikke lingsprocessen in de babyleef tijd. Kinderen die de eerste twee Jaar van hun leven kun nen zien en daarna blind wor den, hebben er geen last van. schrijft Bower. Maar kinderen die nooit iets hebben gezien, blijven permanent verdwaald in onze ruimtelijke wereld. Doorbraak Vandaar dat de bruikbaarheid van het informatief zoemende apparaatje een niet geringe doorbraak betekende. De ont wikkeling van „zijn" Califor- nische baby verliep voor zover dat mogelijk was ongeveer vol gens het normale patroon van ziende kinderen. HIJ kan stuk ken speelgoed herkennen zon der ze aan te raken. (Er zit nog een extra stuk informatie in het „kljk"-geluid: harde din gen geven een heldere toon. zachte dingen een meer wollig geluld.) Met zes maanden pakte de ba by met twee handen naar voor werpen. Met acht maanden ging hij op zoek naar een voor werp dat achter iets anders verstopt was. Dat zijn allemaal gedragspatronen die bij een blind geboren baby anders bui- ttji de mogelijkheden liggen. De baby kon dingen die zelfs een blinde volwassene met zo'n apparaat niet kan leren. Hij had er, hoe gebrekkig en beperkt ook. kennelijk een echt en bruikbaar zintuig bij. Hoe de ontwikkeling verder zal verlopen, is op dit moment niet te voorspellen. Een experi ment van deze aard laat zich nu eenmaal om principiële re denen niet versnellen. Maar wanneer Bower de mogelijkhe den als „veelbelovend" om schrijft. duidt dat op een heel begrijpelijk enthousiasme. (Tom Bower, Blind babies see with their ears. New Scientist. 73. 255-257; 1977.) Nog even een aanvullend bericht over het erfelijkheidsonderzoek dat ons de afgelopen twee weken in deze rubriek bezighield. De gemeenteraad van Cambridge (Massachusetts) heeft er nu defini tief in toegestemd dat het omstreden onderzoek op de Harvard universiteit en het Massachusetts Institute of Technology ter hand wordt genomen. Over de situatie elders in Amerika kunnen be langstellenden een overzicht aantreffen in Science (195, 5S8-560; 1977). Op ongeregelde tijden, maar ruwweg eenmaal per Jaar, geeft de technische hogeschool Twente een geschrift uit onder de titel Wetenschapsbulletin. Hier zit zeker een prij zenswaardige bedoeling ach ter. Instellingen van we tenschappelijk onderwijs be drijven onderzoek met ons geld. Het is dus passend als ze ons periodiek uitleggen wat ze gedaan hebben. 8edert het geld onze staatssecretaris niet meer op de rug groeit, is het bovendien erg verstandig van ze. wanneer ze dat bevattelijk en overtuigend uitleggen Wat dat betreft faalt het We tenschapsbulletin van de technische hogeschool Twente al zo lang mijn herinnering te ruggaat Het begint met een aantal artikelen van elk een pagina of wat. De meeste staan zo bol van de vaktaal van de schrijvende specialist, dat waarschijnlijk geen mens de collectie als geheel tot zich kan nemen. De hoofdmoot bestaat uit kor te samenvattingen van afstu deeronderzoek van studenten, grotendeels even ontoeganke lijk. Ze staan niet eens per on derwerp bij elkaar. Hier en daar is als ordenend principe de alfabetische volgorde der namen herkenbaar, maar dal wordt ook weer losgelaten en terecht. Het geheel wordt gecompleteerd door het ont breken van een register. Kort om, dit is een zinloze publica tie. En dat ls Jammer, want het kan best beter. Het zou zelfs moeten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9