Omdat mijn fiets
daar niet meer stond
Gaat Japan bewapenen?
Lezers op het PODIUM
Tijd is rijp voor
sociale verdediging
Si
Nota
gevangeniswezen
zo glad als kaarsvet
Zogezegd
Visie op
UDAG 4 FEBRUARI 1977
Trouw/Kwartet psh-rhi3
Niets is gemakkelijker dan „in
principe ja" te zeggen als je door de
redactie gevraagd wordt zo nu en
dan een stukje te schrijven voor
een pagina in deze krant. „Je mag
overal over schrijven" is mij ge
zegd. En dat klinkt werkelijk zeer
aanlokkelijk, want de onderwerpen
liggen op straat.
Om een paar voorbeelden te noe
men. Ik ben geen fervente televisie
kijker, maar als ik kijk denk ik wel
eens dat de programmamakers
zich gelukkig mogen prijzen dat ik
geen TV-criticus ben. Deze ruimte
zou hier en nu te klein zijn om dat
nader bekeken uitéén te zetten; dat
komt nog wel eens.
Dan hebben wij het voetballen. Als
ik een wedstrijd gezien heb, zoals
onlangs nog Ajax-Haarlem en
daarna het verslag in de krant lees.
denk ik bijna altijd, dat ik bij een
andere wedstrijd ben geweest. Hoe
komt dat? En over andere zaken
als de politiek, het verkeer, de we
tenschap. de literatuur en de kran
ten heb ik het dan nog niet gehad.
Hele verhalen zou je erover kunnen
doen.
Maar om nu zo'n eerste keer al te
beginnen met de bestrijding van de
één of andere wantoestand, lijkt
mij minder geslaagd. Wantoestan
den worden al duizenden Jaren be
streden, dat kan nog best een keer
tje overslaan. Bovendien vererge
ren wantoestanden soms naarmate
ze meer bestreden worden.
Misschien hoeft het dus helemaal
niet.
door Koos van Weringh
Tegenwoordig hebben vele kranten
van die stukjesschrijvers. Hun bij
dragen worden vaak opgeluisterd
met een foto, die regelrecht uit het
opsporingsregister van de politie
afkomstig lijkt te zijn. Over de au
teur zelf vernemen we minder, de
aanblik moet kennelijk voldoende
zijn. Nu ben ik niet van plan hier
een complete levensbeschrijving
bij te voegen, maar enige informa
tie mag de lezer toch niet worden
onthouden. Trouwens, als u deze
krant goed leest, kunt u weten, dat
ik criminoloog ben aan de universi
teit van Amsterdam. Daarvoor was
ik dat aan de Rijksuniversiteit in
Groningen.
Over de criminologie bestaan de
meest vreemde misvattingen. Op
het instituut waar ik werk kregen we
eens een uitzendkracht, die zei het
ontzettend leuk te vinden op een
criminologisch instituut te komen
werken, omdat ze zoveel van detec
tives hield. Met het opsporen van de
boef heeft de criminologie echter
niets te maken. Wel met het moei
zaam verzamelen van kennis over de
misdaad. Waarom is iets strafbaar?
Onder welke omstandigheden wordt
iets strafbaar gesteld? Waarom
overtreedt de één de wet wel en de
ander niet? Welke straf is het meest
efficiënt? Sommige mensen weten
op zulke vragen altijd gemakkelijke
antwoorden te geven, maar ik be
hoor daar niet toe.
Een misvatting is eveneens, dat cri
minologen alles goedpraten wat er
gebeurt op het gebied van de crimi
naliteit. Ook dat is een vergissing.
Het maakt groot verschil vanuit
welk gezichtspunt je je ermee bezig
houdt. Als onderzoeker kan ik van
mening zijn dat een bepaalde veron
derstelling zich met het door mij of
anderen bestudeerde materiaal niet
of nog niet laat bewijzen. De
steekproef kan bijvoorbeeld niet
goed zijn getrokken: die bestaat
misschien uitsluitend uit mensen
die mening-A verkondigen, terwijl
mensen met mening-B of C buiten
de steekproef zijn gehouden.
Misschien zijn zaken met elkaar ver
geleken. die geheel niet vergelijk
baar zijn. Het zou ook kunnen dat
een andere methode van bewerking
had moeten worden gevolgd.
Voor het stellen van zulke vragen,
het zoeken van de waarschijnlijke
antwoorden daarop en het vertellen
daarvan aan studenten word ik be
taald. Maar dat wil niet zeggen, dat
een onderzoeker ook niet emotio
neel door criminaliteit geraakt kan
worden. Het tegendeel is het geval
en dan hoeft het nog niet eens over
moord of doodslag te gaan.
De laatste Jaren is het enkele keren
gebeurd, dat mijn rijwiel gestolen is.
En niet alleen dat van mij, duizen
den tweewielers verdwijnen. Wat is
nou een fiets, zult u vragen. Maar
een fiets is een flets voor iemand die
er voor zijn binnenstedelijke ver
plaatsingen geheel van afhankelijk
is. Als nlet-autobezitter ben ik zon
der fiets niets. Als ik 's morgens de
deur uit kom voor een lange dag met
een college hier en een afspraak
daar. her en der in de stad en mijn
fiets is verdwenen, dan valt nauwe
lijks te beschrijven wat er in mij
omgaat. Mateloos gedupeerd voel ik
mij-
De eerste verplichting, ongeveer
tien minuten fietsen ik noem
maar even wat mis ik. want de
tram doet er een half uur over en
naar een taxi kun Je even zolang
staan fluiten op dat uur van de dag.
Terug in huis dus en opbellen dat Je
wat later komt, omdat Je fiets gesto
len is. Terwijl Je weet dat ze denken
dat Je Je verslapen hebt en nu te laat
komt omdat de spoorbomen naar
beneden waren of de bruggen om
hoog. Als een harmonica zie Je zo Je
hele dag Ineenschuiven nog voordat
hij begonnen is.
Dat roept gevoelens van grote erger
nis en woede op en het is maar goed
dat ze Je op dat moment niet komen
vragen wat de beste aanpak is voor
fietsendieven. En dat allemaal om
dat mijn fiets daar niet stond.
door Tijmen van 't Foort
Terecht stelt de redactie van Trouw in het commentaar van 2
februari 1977, dat loting de dienstplicht niet rechtvaardiger
maakt en dat in de defensie de mobilisatie van alle morele
krachten, in plaats van militaire krachten, centraal moet
staan.
Alleen lijkt het me onjuist, dat die
sociale verdediging financieel een
probleem zou vormen. De „sociale
verdediging" is namelijk stukken
goedkoper dan de militaire defen
sie. Het probleem lijkt mij veel'
meer, of je gelooft in de effectiviteit
van de sociale verdediging. Dit ge
loof is een probleem, voor de oplos
sing waarvan juist de christen
democraten voor een doorbraak
zouden moeten zorgen. Het is als
het ware dé kans voor de confessio
nelen om zich zelf tegenover niet-
confessionele politici geloofwaar
dig te maken.
Nauw hiermee verwant is het pro
bleem hoe je je een sociale verdedi
ging moet voorstellen, waarin de
morele krachten van alle burgers
effectief gemobiliseerd worden
Ook dit probleem is te overwinnen.
Volgens de regels van de sociale
verdediging heb ik een vervangen
de dienst bevochten, waarin ik het
functioneren van de sociale verde
diging bestudeer. Mijn ervaring is.
dat de sociale verdediging werkt.
Uit een enquête op de keurings
dienst in Groningen is gebleken,
dat drie-kwart van alle dienstplich
tigen er behoefte aan heeft in
diensttijd in plaats van militaire
dienst vredeswerk te doen. Voor de
sociale verdediging, het enige sys
teem waarin het probleem van de
dienstplicht op rechtvaardige wijze
kan worden opgelost, is de tijd veel
rijper dan zelfs de redactie var
Trouw kan vermoeden.
Jacob Noordman, hoofdredacteur
Leeuwarder Courant over de plaats
van het Fries in de kerk: „Het is
alsof de kerk de moord van de
Friezen op Bonifatius heeft willen
wreken door hun taal dood te zwij
gen met Latijn en Nederlands. De
Friese taal is onbekeerd, onge
doopt en buitenkerkelijk ge
bleven."
De socioloog F. J. M. Selier in een
stelling bij zijn in Amsterdam ver
dedigd proefschrift. „Dat de socia
le functie van het „bruin café" niet
voldoende onderkend wordt, mag
hieruit blijken dat tot op heden in
nieuwbouw-wijken geen plaats
voor dergelijke ruimten is inge
ruimd".
De econoom K. Zijlstra in een stel
ling bij zijn in Groningen verde
digd proefschrift: „De ongunstige
positie van het Fries in Nederland
is met die van het Nederlands in
West-Europa vergelijkbaar. Zij
vloeit onder meer voort uit het feit,
dat Fries- en Nederlandstaligen
zelf de waarde van hun taal door
gaans te gering schatten."
De medicus S. Friese in een stelling
bij zijn in Groningen verdedigd
proefschrift: „De stijging van het
ziekteverzuim, die in de afgelopen
decennia is opgetreden, wordt ten
onrechte bijna uitsluitend negatief
beoordeeld. Zij getuigt van een toe
genomen zekerheid, welvaart en
vrijheid. In tegenstelling tot het
ziek zijn zelf, moet de mogelijkheid
om ziek te zijn als een verworven
heid worden beschouwd."
Liesbeth den Uyl, huisvrouw te
Amsterdam-BUitenveldert: „Hoe
geëmancipeerd je ook denkt te zijn,
zelf ben je ook beladen met geves
tigde oordelen. Toen mijn dochter
Saskia een baby kreeg, kwam ik in
het ziekenhuis. Ze fluisterde mij
toe: „zij is de dokter en hij de
broeder". Je hebt het „dag dokter,
dag zuster" dan eigenlijk al op de
lippen.
Prinses Irene in een interview over
haar leven in een Parijse flat: „Wij
wonen in een kleine flat. Ik weet
hoe moeilijk het is bepaalde dingen
af te leren. De kinderen slapen met
z'n vieren in twee kamertjes. Heel
krap hoor. We zijn nog in een be
voorrechte positie. Je moet het na
tuurlijk niet vergelijken met
Soestdijk. De grootste verandering
is. dat daar alles voor mij werd
gedaan. Nee. niet met een kroes
naar de keuken. Een beetje te ver,
bovendien".
door H. J. Neuman
De militaire krachtsverhoudingen
op het Koreaanse schiereiland trek
ken opnieuw de aandacht. De Ver
enigde Staten, de Sowjet-Unie en de
volksrepubliek China hebben er al
lemaal belang bij, dat daar de zaken
niet uit de hand lopen.
Van hoeveel gewicht de Amerikaan
se rol is, blijkt als men de samenstel
ling van de strijdkrachten daar be
kijkt. Noord-Korea trekt kennelijk
aan het langste eind. Weliswaar is
het Zuidkoreaanse leger groter
(520.000 man tegen 430.000 man),
maar de Noord-Koreanen zijn beter
uitgerust. Ze hebben 1.150 mid
delzware tanks legen omstreeks 850
in het zuiden en 3.000 stukken ge
schut tegenover 2.000 in het zuiden.
Noord-Korea heeft veel meer ge
vechtsvliegtuigen dan het zuiden:
600 tegen 200. Wel zijn de Zuidkore
aanse toestellen moderner en van
een hogere gevechtswaarde.
De Noordkoreaanse marine heeft
veel minder tonnage dan de Zuidko
reaanse: 44.000 tegen 78.000 ton voor
Zuid-Korea. Maar de verhoudingen
ter zee zijn niet essentieel voor het
militaire evenwicht op het schierei
land. Wat de Noord-Koreanen aan
tonnage tekortkomen, maken ze ten
dele goed door de snelheid en
wendbaarheid van een groot aantal
kleine schepen.
Ten slotte is de Noordkoreaanse de-
fensie-indusirie vee! verder gevor
derd dan die in het zuiden. Niet
alleen kan zij munitie en geweren
fabriceren, maar ook kanonnen,
tanks en zelfs straalvliegtuigen.
Tot dusver hebben sterke Ameri
kaanse divisies de schaal in even
wicht gehouden. Eén Amerikaanse
divisie is evenveel waard als twee a
drie Koreaanse divisies. Ze beschikt
over meer tanks, over meer pantser-
bestrijdingsmiddelen. maar helikop
ters en over meer gepantserde ver
kenningsvoertuigen. Er is in Korea
een Amerikaanse luchtmacht gesta
tioneerd. Er zijn kernwapens voor
tactisch gebruik en steeds is de
Amerikaanse zevende vloot beschik
baar.
Waarom hebben de Verenigde Sta
ten tot dusver al dat materieel en
omstreeks 42.000 man op het Kore
aanse schiereiland gehandhaafd?
Daar zijn in hoofdzaak twee redenen
voor. De Amerikaanse aanwezigheid
heeft een geruststellende uitwer
king op de Sowjet-Unie en de
volksrepubliek China. Immers: zo
dra Noord- en Zuid-Korea aan hun
lot worden overgelaten, zou het ge
vaar bestaan dat een van beide heil
ziet in een verrassingsaanval. De
Amerikaanse bemoeienis verleent
aan de krachtsverhouding een multi
lateraal karakter en maakt dat ge
vaar veel minder groot.
Tweede reden en naar alle
waarschijnlijkheid de belangrijkste
is dat de Amerikaanse aanwezig
heid in Korea een gevoel van veilig
heid verschaft aan Japan. Wanneer
Amerika de kosten van zijn aanwe
zigheid groter acht dan de baten en
wanneer het ophoudt in Korea de
hier geschetste vitale rol te vervul
len, dan zal dat ernstige gevolgen
hebben voor de Japanse veilig
heidsbelangen en diepe sporen nala
ten in de Japanse binnenlandse poli
tiek.
Vorig jaar september maakte sena-
to/ George McGovern een rondreis
door Zuid-Korea. Na zijn terugkeer
deed hij de aanbeveling de Ameri
kaanse strijdkrachten daar terug te
trekken, niet op grond van een afwe
ging van kosten en baten, maar om
dat hij president Park Chung Hce
een berucht tiran achtte, die zich
door de aanwezigheid van de Ameri
kaanse militairen voelt aangemoe
digd in zijn dictatoriale praktijken in
het binnenland en wellicht in zijn
avonturisme jegens Noord-Korea.
Wat McGovern toen misschien nog
niet wist, maar wat sindsdien aan
het licht is gekomen, is dat Zuid-
Korea al sinds 1970 een netwerk van
omkoping en afpersing had opge
bouwd in de Verenigde Staten, juist
om een verdere vermindering van de
Amerikaanse militaire betrokken
heid tegen te gaan. Maar Jimmy
Carter wist dat wél toen hij in zijn
campagne voor het Amerikaanse
presidentschap verscheidene keren
pleitte voor een geleidelijke vermin
dering van de VS-strijdkrachten in
Korea, zulks evenwel in nauw over
leg met Zuid-Korea en Japan.
Mike Mansfield adviseerde medio
december, toen zijn periode als lei
der van de democratische fractie in
de Amerikaanse senaat er bijna op
zat, alle Amerikaanse kernwapens
uit Korea terug te trekken.
Aanvankelijk reageerde president
Park nors en afwijzend op al die
suggesties uit de kring van Ameri
kaanse democraten. Maar in de
tweede week van januari verraste
hij vriend en vijand door tijdens een
persconferentie op de televisie te
verklaren, dat hij met die geleidelij
ke terugtrekking van de Amerika
nen akkoord ging, indien Noord-
Korea bereid was een non-agressie
pact met hem te sluiten, zulks als
eerste stap op de weg naar een her
eniging van het land.
Zo lagen de zaken, toen vice-
president Walter Mondale afgelopen
dinsdag, in zijn tweede gesprek met
premier Fukuda van Japan in Tokio,
te kennen gaf, dat de regering-
Carter vast van plan is de denkbeel
den van 'kandidaat' Carter ten uit
voer te leggen.
De zaak heeft in Japan, althans aan
d« oppervlakte, nog niet tot grote
opwinding geleid. Premier Fukuda
schijnt zelfs gezegd te hebben dat
hij zich niet wil mengen in de aange
legenheden die alleen de Verenigde
Staten en Zuid-Korea betreffen.
Maar schijn kan bedriegen. Ameri
kaanse democraten hebben al eens
eerder brokken gemaakt door hun
uitspraken over Korea. Dat was met
name in 1950 het geval toen Dean
Acheson de zg. perimeter-speech"
hield. Daarin somde hij de gebieden
op die onmisbaar waren voor Ameri-
ka's veiligheidsbelangen in de Paci
fic. Hij zonderde Zuid-Korea daar
van uit; en volgens vele waarnemers
werd dat de onmiddellijke aanlei
ding tot de Koreaanse oorlog, later
dat jaar.
Misschien treffen Carter, Mondale
en Vance het ditmaal beter. Maar de
kans zit er levensgroot in, dat Japan
nu zijn terughoudendheid ten aan
zien van zijn herbewapening (het
houdt er alleen een sgn. self-defence
force of SDF op na) gaandeweg laat
varen en de behartiging van zijn
veiligheidsbelangen meer en meer
in eigen handen neemt.
door Constantijn Kelk
Over de nota „Beleidsvraagstukken Gevangeniswezen", die
staatssecretaris Zeevalking aan de Tweede Kamer heeft ge
stuurd, dienen een paar harde noten gekraakt te worden. Wat
is namelijk het geval?
De twee belangrijkste lijnen, die de
nota beheersen zijn: ten eerste fi
nanciële beperkingen en ten twee
de een planning op uitsluitend kor
te termijn. Het eerste wordt door
de nota eenvoudig als gegeven aan
vaard en het tweede wordt geba
seerd op de naderende kabi
netswisseling: de staatssecretaris
wenst zijn opvolger niet te binden.
Helaas was deze bewindsman wél
gebonden aan het beleid van zijn
voorganger, zodat we bijvoorbeeld
binnenkort met twee „monster"-
hulzen van bewaring zitten, te we
ten ln Maastricht en in Amster
dam. Het laatste zal zeshonderd
plaatsen bevatten, welke massale
omvang fnuikend is voor een men
selijke behandeling en een per
soonlijke leefsfeer. Hierover zijn al
le deskundigen het wel eens.
Dit' is trouwens nlèt het enige bin
nen het gevangeniswezen, waaro
ver de laatste Jaren opschudding ls
geweest. Daar waren de grote ach
terstanden ln de tenuitvoerlegging
van korte straffen, de overhaaste
sluiting en heropening van peniten
tiaire Inrichtingen, de moeilijkhe
den rondom de bejegening van
langgestraften, al-dan-nlet uitge
broken opstanden, enz.
Het laat zich raden, dat de be
perkte opzet van de nota vooral uit
voorzichtigheid voortvloeit: het be
leid was ln het openbaar al ver
schillende malen tot „wanbeleid"
bestempeld. De inhoud van de nota
valt dan ook te karakteriseren als
rechtvaardigend met behelzing tot
de problemen die geweest zijn en
eufemistisch dat wil zeggen wellui
dend geformuleerd, waardoor actu
ele problemen worden verdoezeld.
Zo worden de oorzaken voor de
genoemde achterstanden breed
voerig verklaard en wel voorname
lijk uit technische tekortkomingen
en wordt tevens voorgerekend dat
een „werkvoorraad" van 7700 von
nissen onvermijdelijk zal blijven.
En zo valt er over een heet hangij
zer als dat van ..gedetineerdencom
missies" (Inspraakcommissies) ze
ker wel meer te zeggen dan: „het
geen ln de ene Inrichting mogelijk
blijkt, is dat in een andere inrich
ting niet. Veel hangt af van de
instelling en de interesse van de
gedetineerden." Alsof de directie
geen stem ln het geheel zou heb
ben. En hoe penibel ls de vraag
naar de betekenis van de opmer
king, dat soms gedetineerden ge
heel moeten worden geïsoleerd
„om penitentiaire redenen?"
Geen visie
Van het ontwikkelen van een visie
is in de nota geen sprake; daarvoor
zijn de gekozen uitgangspunten
veel te inperkend. Maar zelfs daar
binnen ontbreekt een prioritei
tenschema, aan de hand waarvan
duidelijkheid kan rijzen over de
beweegredenen om bepaalde keu
zes te doen en over de vraag welke
problemen wel en welke niet kun
nen worden opgelost. Nu wordt bij
de lezer van de nota de indruk
gewekt alsof de problemen van het
gevangeniswezen binnenkort de
wereld uit zijn. Zo worden hoge
verwachtingen gekoesterd van een
nieuw model-inrichtingsstructuur,
waarbij meer inspraak van het per
soneel mogelijk is en waarbij be
slissingen op een lager niveau wor
den genomen. Een dergelijke rigo-
reuze ommezwaai in een sterk hiër
archische traditie zal de vervulling
van bijzonder veel voorwaarden
veronderstellen, die evenwel nletol
nauwelijks uit de verf komen.
Van de nota had echter mogen wor
den verwacht, dat daarin zouden
zijn verdisconteerd de vele sociale
en wetenschappelijke ontwikkelin
gen en verworvenheden die gedu
rende de twaalf Jaren, welke ons
thans schelden van de laatste be
leidsnota, een belangrijke nieuwe
impuls hebben gekregen.
Zo moet men op grond van recente
onderzoeksresultaten als van het
Groningse Kriminologisch Insti
tuut, als realiteit aanvaarden of
men het wil of niet), dat de mensen
in de gevangenis voor het overgrote
deel uit de lagere sociale milieus
afkomstig zijn. Tevens dient men
zich te realiseren dat iedere vorm
van gedetineerd zijn feitelijk isola
tie is, dus verbanning uit het maat
schappelijk gebeuren (al zou er in
de gevangenis iedere dag feest ge
vierd worden). Voorts mogen de
vervormende effecten (eenzaam
heid, geen vrouw en vriend, onzeke
re toekomst, berpuw. machteloos
heid, frustraties, enz) niet worden
onderschat, onder welk „verlicht"
regiem dan ook.
Dit alles zijn gegevenheden met
betrekking tot de situatie in de
gevangenis, die voor alle beleid, wil
het zinnig gefundeerd zijn, vertrek
punt dienen te zijn. Het is dan ook
enigszins verbijsterend in de nota
te moeten lezen: „dat een straf niet
behoort te lelden tot uitbanning
van de veroordeelde uit de ge
meenschap" en dat het gevangenis
wezen „geen gesloten systeem of
een eiland op zichzelf is" Wat is
dan het wezen van het gevangenis
wezen wél?
Positief richten
De menselijke vrijheid geldt in on
ze samenleving als het hoogste
goed en om die reden meent men
zeer voorzichtig te moeten omgaan
met het ontnemen van vrijheid en
deze indien onvermijdelijk zo
positief mogelijk te moeten
richten.
Tegen deze achtergrond is het dui
delijk, dat financiële beperkingen
voor een zó kwetsbare sector „te
gen iedere prijs" hadden moeten
worden aangevochten in plaats van
aangegrepen. Bovendien is zo lang
zamerhand het op de rijksbegro
ting voor het gevangeniswezen be
schikbare geld relatief ver achter-
geraakt. Het gevangeniswezen is
Jarenlang een sluitpost op de be
groting geweest. Dat ls een reden te
meer om het ondubbelzinnige
standpunt in te nemen dat deze
achterstand moet worden inge
haald.
Terecht stelt de vereniging straf
rechthervorming, de Coornhert-
Llga (ln een tegennota, geboren uit
woede over „het gebrek aan in
houd" van de officiële nota): „Daar
ls een hoofdstuk .gebouwen', een
hoofdstuk .personeel' en een hoofd
stuk .inhoud van de detentie'. Hier-
dolor wordt miskend dat het
laatste punt afhankelijk is van de
eerste twee Vooropstellen aan
welke kwalitatieve eisen de deten
tie-situatie moet voldoen, om van
daaruit déze eisen te vertalen in
termen van organisatie (actie) en
bouwkundige voorwaarden, ligt
meer voor de hand".
Spiegelbeeld
De tegennota van de Liga bevat
een groot aantal goede kritische
notities, zoals over de opleiding
van het personeel, over de toelaat
bare omvang van strafinrichtingen
(ongeveer honderd gedetineerden),
enz. Helaas slaat de tegennota ook
nogal eens door. zoals het spiegel
beeld van de officiële nota wordt
bereikt. In hekelend taalgebruik
worden de problemen structureel
benaderd: zó structureel zelfs, dat
de strafrechtelijke reactie ais zoda
nig in principe wordt afgewezen,
zeker in de vorm van vrijheidsstraf,
en dat het functioneren van de ge
hele strafrechtpleging (wetgever,
politie, rechter, openbaar ministe
rie) in dit licht wordt gekritiseerd.
In een dergelijk braad perspectief
worden problemen van het gevan
geniswezen onvermijdelijk vereen
voudigd. Zolang het echter bestaat,
heeft het zijn specifieke proble
men. De kwaliteit van het gevange
niswezen en de financiële consequ
enties daarvan horen tot de ver
antwoordelijkheid van het publiek
en de politici.
Over het algemeen zijn ook deze
laatsten in deze sector bijster wei
nig geïnteresseerd. Van de nood
zaak van het een en ander moeten
zij dan ook krachtig worden over
tuigd. Daartoe dient nu Juist een
openbaar stuk als het onderhavige.
Als dit zich bij voorbaat te veel
neerlegt bij de bestaande situatie,
zoals de nota uitdrukkelijk doet,
dan ontstaat een vicieuze cirkel.
Doortastendheid bij de Kamerle
den is geboden. Hoewel de nota zo
glad is als kaarsvet, werpt zij bij
zonder weinig licht op de onderlig
gende problematiek.
Mr. C. Kelk is wetenschappelijk me
dewerker aan de rijksuniversiteit te
Utrecht.