Omdat mijn fiets daar niet meer stond Gaat Japan bewapenen? Lezers op het PODIUM Tijd is rijp voor sociale verdediging Si Nota gevangeniswezen zo glad als kaarsvet Zogezegd Visie op UDAG 4 FEBRUARI 1977 Trouw/Kwartet psh-rhi3 Niets is gemakkelijker dan „in principe ja" te zeggen als je door de redactie gevraagd wordt zo nu en dan een stukje te schrijven voor een pagina in deze krant. „Je mag overal over schrijven" is mij ge zegd. En dat klinkt werkelijk zeer aanlokkelijk, want de onderwerpen liggen op straat. Om een paar voorbeelden te noe men. Ik ben geen fervente televisie kijker, maar als ik kijk denk ik wel eens dat de programmamakers zich gelukkig mogen prijzen dat ik geen TV-criticus ben. Deze ruimte zou hier en nu te klein zijn om dat nader bekeken uitéén te zetten; dat komt nog wel eens. Dan hebben wij het voetballen. Als ik een wedstrijd gezien heb, zoals onlangs nog Ajax-Haarlem en daarna het verslag in de krant lees. denk ik bijna altijd, dat ik bij een andere wedstrijd ben geweest. Hoe komt dat? En over andere zaken als de politiek, het verkeer, de we tenschap. de literatuur en de kran ten heb ik het dan nog niet gehad. Hele verhalen zou je erover kunnen doen. Maar om nu zo'n eerste keer al te beginnen met de bestrijding van de één of andere wantoestand, lijkt mij minder geslaagd. Wantoestan den worden al duizenden Jaren be streden, dat kan nog best een keer tje overslaan. Bovendien vererge ren wantoestanden soms naarmate ze meer bestreden worden. Misschien hoeft het dus helemaal niet. door Koos van Weringh Tegenwoordig hebben vele kranten van die stukjesschrijvers. Hun bij dragen worden vaak opgeluisterd met een foto, die regelrecht uit het opsporingsregister van de politie afkomstig lijkt te zijn. Over de au teur zelf vernemen we minder, de aanblik moet kennelijk voldoende zijn. Nu ben ik niet van plan hier een complete levensbeschrijving bij te voegen, maar enige informa tie mag de lezer toch niet worden onthouden. Trouwens, als u deze krant goed leest, kunt u weten, dat ik criminoloog ben aan de universi teit van Amsterdam. Daarvoor was ik dat aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Over de criminologie bestaan de meest vreemde misvattingen. Op het instituut waar ik werk kregen we eens een uitzendkracht, die zei het ontzettend leuk te vinden op een criminologisch instituut te komen werken, omdat ze zoveel van detec tives hield. Met het opsporen van de boef heeft de criminologie echter niets te maken. Wel met het moei zaam verzamelen van kennis over de misdaad. Waarom is iets strafbaar? Onder welke omstandigheden wordt iets strafbaar gesteld? Waarom overtreedt de één de wet wel en de ander niet? Welke straf is het meest efficiënt? Sommige mensen weten op zulke vragen altijd gemakkelijke antwoorden te geven, maar ik be hoor daar niet toe. Een misvatting is eveneens, dat cri minologen alles goedpraten wat er gebeurt op het gebied van de crimi naliteit. Ook dat is een vergissing. Het maakt groot verschil vanuit welk gezichtspunt je je ermee bezig houdt. Als onderzoeker kan ik van mening zijn dat een bepaalde veron derstelling zich met het door mij of anderen bestudeerde materiaal niet of nog niet laat bewijzen. De steekproef kan bijvoorbeeld niet goed zijn getrokken: die bestaat misschien uitsluitend uit mensen die mening-A verkondigen, terwijl mensen met mening-B of C buiten de steekproef zijn gehouden. Misschien zijn zaken met elkaar ver geleken. die geheel niet vergelijk baar zijn. Het zou ook kunnen dat een andere methode van bewerking had moeten worden gevolgd. Voor het stellen van zulke vragen, het zoeken van de waarschijnlijke antwoorden daarop en het vertellen daarvan aan studenten word ik be taald. Maar dat wil niet zeggen, dat een onderzoeker ook niet emotio neel door criminaliteit geraakt kan worden. Het tegendeel is het geval en dan hoeft het nog niet eens over moord of doodslag te gaan. De laatste Jaren is het enkele keren gebeurd, dat mijn rijwiel gestolen is. En niet alleen dat van mij, duizen den tweewielers verdwijnen. Wat is nou een fiets, zult u vragen. Maar een fiets is een flets voor iemand die er voor zijn binnenstedelijke ver plaatsingen geheel van afhankelijk is. Als nlet-autobezitter ben ik zon der fiets niets. Als ik 's morgens de deur uit kom voor een lange dag met een college hier en een afspraak daar. her en der in de stad en mijn fiets is verdwenen, dan valt nauwe lijks te beschrijven wat er in mij omgaat. Mateloos gedupeerd voel ik mij- De eerste verplichting, ongeveer tien minuten fietsen ik noem maar even wat mis ik. want de tram doet er een half uur over en naar een taxi kun Je even zolang staan fluiten op dat uur van de dag. Terug in huis dus en opbellen dat Je wat later komt, omdat Je fiets gesto len is. Terwijl Je weet dat ze denken dat Je Je verslapen hebt en nu te laat komt omdat de spoorbomen naar beneden waren of de bruggen om hoog. Als een harmonica zie Je zo Je hele dag Ineenschuiven nog voordat hij begonnen is. Dat roept gevoelens van grote erger nis en woede op en het is maar goed dat ze Je op dat moment niet komen vragen wat de beste aanpak is voor fietsendieven. En dat allemaal om dat mijn fiets daar niet stond. door Tijmen van 't Foort Terecht stelt de redactie van Trouw in het commentaar van 2 februari 1977, dat loting de dienstplicht niet rechtvaardiger maakt en dat in de defensie de mobilisatie van alle morele krachten, in plaats van militaire krachten, centraal moet staan. Alleen lijkt het me onjuist, dat die sociale verdediging financieel een probleem zou vormen. De „sociale verdediging" is namelijk stukken goedkoper dan de militaire defen sie. Het probleem lijkt mij veel' meer, of je gelooft in de effectiviteit van de sociale verdediging. Dit ge loof is een probleem, voor de oplos sing waarvan juist de christen democraten voor een doorbraak zouden moeten zorgen. Het is als het ware dé kans voor de confessio nelen om zich zelf tegenover niet- confessionele politici geloofwaar dig te maken. Nauw hiermee verwant is het pro bleem hoe je je een sociale verdedi ging moet voorstellen, waarin de morele krachten van alle burgers effectief gemobiliseerd worden Ook dit probleem is te overwinnen. Volgens de regels van de sociale verdediging heb ik een vervangen de dienst bevochten, waarin ik het functioneren van de sociale verde diging bestudeer. Mijn ervaring is. dat de sociale verdediging werkt. Uit een enquête op de keurings dienst in Groningen is gebleken, dat drie-kwart van alle dienstplich tigen er behoefte aan heeft in diensttijd in plaats van militaire dienst vredeswerk te doen. Voor de sociale verdediging, het enige sys teem waarin het probleem van de dienstplicht op rechtvaardige wijze kan worden opgelost, is de tijd veel rijper dan zelfs de redactie var Trouw kan vermoeden. Jacob Noordman, hoofdredacteur Leeuwarder Courant over de plaats van het Fries in de kerk: „Het is alsof de kerk de moord van de Friezen op Bonifatius heeft willen wreken door hun taal dood te zwij gen met Latijn en Nederlands. De Friese taal is onbekeerd, onge doopt en buitenkerkelijk ge bleven." De socioloog F. J. M. Selier in een stelling bij zijn in Amsterdam ver dedigd proefschrift. „Dat de socia le functie van het „bruin café" niet voldoende onderkend wordt, mag hieruit blijken dat tot op heden in nieuwbouw-wijken geen plaats voor dergelijke ruimten is inge ruimd". De econoom K. Zijlstra in een stel ling bij zijn in Groningen verde digd proefschrift: „De ongunstige positie van het Fries in Nederland is met die van het Nederlands in West-Europa vergelijkbaar. Zij vloeit onder meer voort uit het feit, dat Fries- en Nederlandstaligen zelf de waarde van hun taal door gaans te gering schatten." De medicus S. Friese in een stelling bij zijn in Groningen verdedigd proefschrift: „De stijging van het ziekteverzuim, die in de afgelopen decennia is opgetreden, wordt ten onrechte bijna uitsluitend negatief beoordeeld. Zij getuigt van een toe genomen zekerheid, welvaart en vrijheid. In tegenstelling tot het ziek zijn zelf, moet de mogelijkheid om ziek te zijn als een verworven heid worden beschouwd." Liesbeth den Uyl, huisvrouw te Amsterdam-BUitenveldert: „Hoe geëmancipeerd je ook denkt te zijn, zelf ben je ook beladen met geves tigde oordelen. Toen mijn dochter Saskia een baby kreeg, kwam ik in het ziekenhuis. Ze fluisterde mij toe: „zij is de dokter en hij de broeder". Je hebt het „dag dokter, dag zuster" dan eigenlijk al op de lippen. Prinses Irene in een interview over haar leven in een Parijse flat: „Wij wonen in een kleine flat. Ik weet hoe moeilijk het is bepaalde dingen af te leren. De kinderen slapen met z'n vieren in twee kamertjes. Heel krap hoor. We zijn nog in een be voorrechte positie. Je moet het na tuurlijk niet vergelijken met Soestdijk. De grootste verandering is. dat daar alles voor mij werd gedaan. Nee. niet met een kroes naar de keuken. Een beetje te ver, bovendien". door H. J. Neuman De militaire krachtsverhoudingen op het Koreaanse schiereiland trek ken opnieuw de aandacht. De Ver enigde Staten, de Sowjet-Unie en de volksrepubliek China hebben er al lemaal belang bij, dat daar de zaken niet uit de hand lopen. Van hoeveel gewicht de Amerikaan se rol is, blijkt als men de samenstel ling van de strijdkrachten daar be kijkt. Noord-Korea trekt kennelijk aan het langste eind. Weliswaar is het Zuidkoreaanse leger groter (520.000 man tegen 430.000 man), maar de Noord-Koreanen zijn beter uitgerust. Ze hebben 1.150 mid delzware tanks legen omstreeks 850 in het zuiden en 3.000 stukken ge schut tegenover 2.000 in het zuiden. Noord-Korea heeft veel meer ge vechtsvliegtuigen dan het zuiden: 600 tegen 200. Wel zijn de Zuidkore aanse toestellen moderner en van een hogere gevechtswaarde. De Noordkoreaanse marine heeft veel minder tonnage dan de Zuidko reaanse: 44.000 tegen 78.000 ton voor Zuid-Korea. Maar de verhoudingen ter zee zijn niet essentieel voor het militaire evenwicht op het schierei land. Wat de Noord-Koreanen aan tonnage tekortkomen, maken ze ten dele goed door de snelheid en wendbaarheid van een groot aantal kleine schepen. Ten slotte is de Noordkoreaanse de- fensie-indusirie vee! verder gevor derd dan die in het zuiden. Niet alleen kan zij munitie en geweren fabriceren, maar ook kanonnen, tanks en zelfs straalvliegtuigen. Tot dusver hebben sterke Ameri kaanse divisies de schaal in even wicht gehouden. Eén Amerikaanse divisie is evenveel waard als twee a drie Koreaanse divisies. Ze beschikt over meer tanks, over meer pantser- bestrijdingsmiddelen. maar helikop ters en over meer gepantserde ver kenningsvoertuigen. Er is in Korea een Amerikaanse luchtmacht gesta tioneerd. Er zijn kernwapens voor tactisch gebruik en steeds is de Amerikaanse zevende vloot beschik baar. Waarom hebben de Verenigde Sta ten tot dusver al dat materieel en omstreeks 42.000 man op het Kore aanse schiereiland gehandhaafd? Daar zijn in hoofdzaak twee redenen voor. De Amerikaanse aanwezigheid heeft een geruststellende uitwer king op de Sowjet-Unie en de volksrepubliek China. Immers: zo dra Noord- en Zuid-Korea aan hun lot worden overgelaten, zou het ge vaar bestaan dat een van beide heil ziet in een verrassingsaanval. De Amerikaanse bemoeienis verleent aan de krachtsverhouding een multi lateraal karakter en maakt dat ge vaar veel minder groot. Tweede reden en naar alle waarschijnlijkheid de belangrijkste is dat de Amerikaanse aanwezig heid in Korea een gevoel van veilig heid verschaft aan Japan. Wanneer Amerika de kosten van zijn aanwe zigheid groter acht dan de baten en wanneer het ophoudt in Korea de hier geschetste vitale rol te vervul len, dan zal dat ernstige gevolgen hebben voor de Japanse veilig heidsbelangen en diepe sporen nala ten in de Japanse binnenlandse poli tiek. Vorig jaar september maakte sena- to/ George McGovern een rondreis door Zuid-Korea. Na zijn terugkeer deed hij de aanbeveling de Ameri kaanse strijdkrachten daar terug te trekken, niet op grond van een afwe ging van kosten en baten, maar om dat hij president Park Chung Hce een berucht tiran achtte, die zich door de aanwezigheid van de Ameri kaanse militairen voelt aangemoe digd in zijn dictatoriale praktijken in het binnenland en wellicht in zijn avonturisme jegens Noord-Korea. Wat McGovern toen misschien nog niet wist, maar wat sindsdien aan het licht is gekomen, is dat Zuid- Korea al sinds 1970 een netwerk van omkoping en afpersing had opge bouwd in de Verenigde Staten, juist om een verdere vermindering van de Amerikaanse militaire betrokken heid tegen te gaan. Maar Jimmy Carter wist dat wél toen hij in zijn campagne voor het Amerikaanse presidentschap verscheidene keren pleitte voor een geleidelijke vermin dering van de VS-strijdkrachten in Korea, zulks evenwel in nauw over leg met Zuid-Korea en Japan. Mike Mansfield adviseerde medio december, toen zijn periode als lei der van de democratische fractie in de Amerikaanse senaat er bijna op zat, alle Amerikaanse kernwapens uit Korea terug te trekken. Aanvankelijk reageerde president Park nors en afwijzend op al die suggesties uit de kring van Ameri kaanse democraten. Maar in de tweede week van januari verraste hij vriend en vijand door tijdens een persconferentie op de televisie te verklaren, dat hij met die geleidelij ke terugtrekking van de Amerika nen akkoord ging, indien Noord- Korea bereid was een non-agressie pact met hem te sluiten, zulks als eerste stap op de weg naar een her eniging van het land. Zo lagen de zaken, toen vice- president Walter Mondale afgelopen dinsdag, in zijn tweede gesprek met premier Fukuda van Japan in Tokio, te kennen gaf, dat de regering- Carter vast van plan is de denkbeel den van 'kandidaat' Carter ten uit voer te leggen. De zaak heeft in Japan, althans aan d« oppervlakte, nog niet tot grote opwinding geleid. Premier Fukuda schijnt zelfs gezegd te hebben dat hij zich niet wil mengen in de aange legenheden die alleen de Verenigde Staten en Zuid-Korea betreffen. Maar schijn kan bedriegen. Ameri kaanse democraten hebben al eens eerder brokken gemaakt door hun uitspraken over Korea. Dat was met name in 1950 het geval toen Dean Acheson de zg. perimeter-speech" hield. Daarin somde hij de gebieden op die onmisbaar waren voor Ameri- ka's veiligheidsbelangen in de Paci fic. Hij zonderde Zuid-Korea daar van uit; en volgens vele waarnemers werd dat de onmiddellijke aanlei ding tot de Koreaanse oorlog, later dat jaar. Misschien treffen Carter, Mondale en Vance het ditmaal beter. Maar de kans zit er levensgroot in, dat Japan nu zijn terughoudendheid ten aan zien van zijn herbewapening (het houdt er alleen een sgn. self-defence force of SDF op na) gaandeweg laat varen en de behartiging van zijn veiligheidsbelangen meer en meer in eigen handen neemt. door Constantijn Kelk Over de nota „Beleidsvraagstukken Gevangeniswezen", die staatssecretaris Zeevalking aan de Tweede Kamer heeft ge stuurd, dienen een paar harde noten gekraakt te worden. Wat is namelijk het geval? De twee belangrijkste lijnen, die de nota beheersen zijn: ten eerste fi nanciële beperkingen en ten twee de een planning op uitsluitend kor te termijn. Het eerste wordt door de nota eenvoudig als gegeven aan vaard en het tweede wordt geba seerd op de naderende kabi netswisseling: de staatssecretaris wenst zijn opvolger niet te binden. Helaas was deze bewindsman wél gebonden aan het beleid van zijn voorganger, zodat we bijvoorbeeld binnenkort met twee „monster"- hulzen van bewaring zitten, te we ten ln Maastricht en in Amster dam. Het laatste zal zeshonderd plaatsen bevatten, welke massale omvang fnuikend is voor een men selijke behandeling en een per soonlijke leefsfeer. Hierover zijn al le deskundigen het wel eens. Dit' is trouwens nlèt het enige bin nen het gevangeniswezen, waaro ver de laatste Jaren opschudding ls geweest. Daar waren de grote ach terstanden ln de tenuitvoerlegging van korte straffen, de overhaaste sluiting en heropening van peniten tiaire Inrichtingen, de moeilijkhe den rondom de bejegening van langgestraften, al-dan-nlet uitge broken opstanden, enz. Het laat zich raden, dat de be perkte opzet van de nota vooral uit voorzichtigheid voortvloeit: het be leid was ln het openbaar al ver schillende malen tot „wanbeleid" bestempeld. De inhoud van de nota valt dan ook te karakteriseren als rechtvaardigend met behelzing tot de problemen die geweest zijn en eufemistisch dat wil zeggen wellui dend geformuleerd, waardoor actu ele problemen worden verdoezeld. Zo worden de oorzaken voor de genoemde achterstanden breed voerig verklaard en wel voorname lijk uit technische tekortkomingen en wordt tevens voorgerekend dat een „werkvoorraad" van 7700 von nissen onvermijdelijk zal blijven. En zo valt er over een heet hangij zer als dat van ..gedetineerdencom missies" (Inspraakcommissies) ze ker wel meer te zeggen dan: „het geen ln de ene Inrichting mogelijk blijkt, is dat in een andere inrich ting niet. Veel hangt af van de instelling en de interesse van de gedetineerden." Alsof de directie geen stem ln het geheel zou heb ben. En hoe penibel ls de vraag naar de betekenis van de opmer king, dat soms gedetineerden ge heel moeten worden geïsoleerd „om penitentiaire redenen?" Geen visie Van het ontwikkelen van een visie is in de nota geen sprake; daarvoor zijn de gekozen uitgangspunten veel te inperkend. Maar zelfs daar binnen ontbreekt een prioritei tenschema, aan de hand waarvan duidelijkheid kan rijzen over de beweegredenen om bepaalde keu zes te doen en over de vraag welke problemen wel en welke niet kun nen worden opgelost. Nu wordt bij de lezer van de nota de indruk gewekt alsof de problemen van het gevangeniswezen binnenkort de wereld uit zijn. Zo worden hoge verwachtingen gekoesterd van een nieuw model-inrichtingsstructuur, waarbij meer inspraak van het per soneel mogelijk is en waarbij be slissingen op een lager niveau wor den genomen. Een dergelijke rigo- reuze ommezwaai in een sterk hiër archische traditie zal de vervulling van bijzonder veel voorwaarden veronderstellen, die evenwel nletol nauwelijks uit de verf komen. Van de nota had echter mogen wor den verwacht, dat daarin zouden zijn verdisconteerd de vele sociale en wetenschappelijke ontwikkelin gen en verworvenheden die gedu rende de twaalf Jaren, welke ons thans schelden van de laatste be leidsnota, een belangrijke nieuwe impuls hebben gekregen. Zo moet men op grond van recente onderzoeksresultaten als van het Groningse Kriminologisch Insti tuut, als realiteit aanvaarden of men het wil of niet), dat de mensen in de gevangenis voor het overgrote deel uit de lagere sociale milieus afkomstig zijn. Tevens dient men zich te realiseren dat iedere vorm van gedetineerd zijn feitelijk isola tie is, dus verbanning uit het maat schappelijk gebeuren (al zou er in de gevangenis iedere dag feest ge vierd worden). Voorts mogen de vervormende effecten (eenzaam heid, geen vrouw en vriend, onzeke re toekomst, berpuw. machteloos heid, frustraties, enz) niet worden onderschat, onder welk „verlicht" regiem dan ook. Dit alles zijn gegevenheden met betrekking tot de situatie in de gevangenis, die voor alle beleid, wil het zinnig gefundeerd zijn, vertrek punt dienen te zijn. Het is dan ook enigszins verbijsterend in de nota te moeten lezen: „dat een straf niet behoort te lelden tot uitbanning van de veroordeelde uit de ge meenschap" en dat het gevangenis wezen „geen gesloten systeem of een eiland op zichzelf is" Wat is dan het wezen van het gevangenis wezen wél? Positief richten De menselijke vrijheid geldt in on ze samenleving als het hoogste goed en om die reden meent men zeer voorzichtig te moeten omgaan met het ontnemen van vrijheid en deze indien onvermijdelijk zo positief mogelijk te moeten richten. Tegen deze achtergrond is het dui delijk, dat financiële beperkingen voor een zó kwetsbare sector „te gen iedere prijs" hadden moeten worden aangevochten in plaats van aangegrepen. Bovendien is zo lang zamerhand het op de rijksbegro ting voor het gevangeniswezen be schikbare geld relatief ver achter- geraakt. Het gevangeniswezen is Jarenlang een sluitpost op de be groting geweest. Dat ls een reden te meer om het ondubbelzinnige standpunt in te nemen dat deze achterstand moet worden inge haald. Terecht stelt de vereniging straf rechthervorming, de Coornhert- Llga (ln een tegennota, geboren uit woede over „het gebrek aan in houd" van de officiële nota): „Daar ls een hoofdstuk .gebouwen', een hoofdstuk .personeel' en een hoofd stuk .inhoud van de detentie'. Hier- dolor wordt miskend dat het laatste punt afhankelijk is van de eerste twee Vooropstellen aan welke kwalitatieve eisen de deten tie-situatie moet voldoen, om van daaruit déze eisen te vertalen in termen van organisatie (actie) en bouwkundige voorwaarden, ligt meer voor de hand". Spiegelbeeld De tegennota van de Liga bevat een groot aantal goede kritische notities, zoals over de opleiding van het personeel, over de toelaat bare omvang van strafinrichtingen (ongeveer honderd gedetineerden), enz. Helaas slaat de tegennota ook nogal eens door. zoals het spiegel beeld van de officiële nota wordt bereikt. In hekelend taalgebruik worden de problemen structureel benaderd: zó structureel zelfs, dat de strafrechtelijke reactie ais zoda nig in principe wordt afgewezen, zeker in de vorm van vrijheidsstraf, en dat het functioneren van de ge hele strafrechtpleging (wetgever, politie, rechter, openbaar ministe rie) in dit licht wordt gekritiseerd. In een dergelijk braad perspectief worden problemen van het gevan geniswezen onvermijdelijk vereen voudigd. Zolang het echter bestaat, heeft het zijn specifieke proble men. De kwaliteit van het gevange niswezen en de financiële consequ enties daarvan horen tot de ver antwoordelijkheid van het publiek en de politici. Over het algemeen zijn ook deze laatsten in deze sector bijster wei nig geïnteresseerd. Van de nood zaak van het een en ander moeten zij dan ook krachtig worden over tuigd. Daartoe dient nu Juist een openbaar stuk als het onderhavige. Als dit zich bij voorbaat te veel neerlegt bij de bestaande situatie, zoals de nota uitdrukkelijk doet, dan ontstaat een vicieuze cirkel. Doortastendheid bij de Kamerle den is geboden. Hoewel de nota zo glad is als kaarsvet, werpt zij bij zonder weinig licht op de onderlig gende problematiek. Mr. C. Kelk is wetenschappelijk me dewerker aan de rijksuniversiteit te Utrecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13