Mistige muziek van Henze, de Richard Strauss van deze tijd Historische parabel bij Proloog Don Kozakken-koor Jaroff in Rotterdam Jazzgala '77: chic maar ook van matig muzikaal gehalte Meeslepend vioolspel door Ida Haendel Rubinstein (negentig) gelukkiger dan ooit Brazilianen in Terneuzen Subliem spel van het English Chamber ensemble De overval op het pakhuis DINSDAG 1 FEBRUARI 1977 KUNST Trouw/Kwartet11 Hans Werner Henze DEN HAAG Of Hans Werner Henze een „belangrijk" compo nist is (geweest) zal misschien ooit door het nageslacht de moeite van het overdenken waard gevonden worden. Zeker is dat de nu vijftigjarige, in Italië wonende Duitse compo nist/dirigent in de na-oorlogse muziekgeschiedenis sterk op de voorgrond is getreden. Met werken die doorgaans gerucht maakten door de afkeurende opschudding die ze veroor zaakten en door de zeg maar controversiële waardering er van bij vakgenoten en publiek. Henze's carrière heeft een belangrijk deel van de nogal stormachtige her opleving van het na-oorlogse Duitse muziekmaken mee-bepaald Dat hij daarin door een machtig kliekje van door R. N. Degens confraters buiten-spel werd gezet, onder andere. Omdat hij niet ver koos in het potje van de destijds alleenzaligmakende seriële composi tietechniek te blijven piesen, zou voor zijn eigenwillige persoonlijk heid als componist kunnen pleiten. Henze's oeuvre, waarin onder veel meer tenminste zes symfonieën, een stuk of acht opera's, balletmuziek. Bdfldiir veel vocale muziek en kamermuziek voorkomen, geeft hem in elk geval recht op een plaats in de hedendaag se muziekgeschiedenis waar je je hem niet zonder meer voorbij zou kunnen lopen. Daarvoor zorgt hij trouwens zelf wel; het is niet een figuur die op een zolderkamertje on opgemerkt aan meesterwerken zit te zwoegen. bekering (sinds ongeveer 1970) tot het links-politiek geëngageerde com poneren met „saloncommunisme" afdoen (Henze woont en leeft in luxueuze omstandigheden comforta bel in een hem in vele opzichten welgevallig klimaat), maar dat is op vele van zijn componerende tijdge noten van toepassing Men kan tegen veel van zijn compo sities velerlei bezwaren inbrengen, men kan hem klankexibitionisme en behaagzucht verwijten, men kan zijn Maar men kan en mag de oren echter niet sluiten voor het werk van een man die bijvoorbeeld zo n verbijste rend stuk muziek als zijn Tweede Pianoconcert (1967) bij elkaar fanta seerde. In dit werk culmineren na melijk alle kwaliteiten van Henze's componeren. Gedurende de vijftig minuten die het duurt, raast de scheppingsdrift van een met souve- rein vakmanschap opererende eclec ticus als een bandjir door het stroomgebied van het hedendaagset componeren, alles omverhalend een meeslepend wat bruikbaar is voor zijn zelfverwezenlijking. Ik wou dat ik zoiets kon óók schrij ven met betrekking tot de werken die zaterdag in Den Haag en zondag in Amsterdam door het Concertge bouworkest onder zijn leiding wer den uitgevoerd. Maar dat was bij zonder slappe kost die de indruk kon wekken dat Henzes muzikale fantasie uitgeput is. In tegenstelling tot de uit 1956 stammende „Fünf Neapolitanischer Lieder" (destijds een successtuk), die prachtig wer den gezongen door de bariton Wolfgang Schóne, was het in de con certsuite ..Katharina Blum" uit 1975 één en al machteloze, mistige muzi kale illustratie; vijfentwintig minu ten slap aftreksel van muziek die hij maakte bij de film „Die verlorene Ehre der Katharina Blum". Al wa ren ook hierin wel staaltjes van ge raffineerde instrumentatiekunst (met ongewone instrumenten als de Flexaton) te horen, meer nog kori Ingenieus Hiervoor zat het Concertgebouwor kest dat voordien in kleine forma ties was opgekomen, voltallig op het podium van de redelijk goed met publiek gevulde Prins Willem Alexanderzaal van het Congresge bouw zijn uiterste best te doen. Met als resultaat hier en daar (in de fragmenten voor slagwerk, in de houtblazerssoli en in de „mars van de moordenaars") een weer verbluf fend ingenieus klinkende muziek, die met haar effecten, voortdurend op de rand van het banale balance rend, een ongebreidelde, naar het decadente neigende klankfantasie verraadt. Dat decadente is hier wel op zijn plaats, want deze allegorie wil een muzikaal beeld geven van karakter en gedragingen van de los- men althans dié bewonderen in „He- liogabalus Imperator", een „allego rie in muziek voor groot orkest". Wolfgang Schóne bandige Romeinse keizer Helioga- balus. Dat het onderwerp van deze compo sitie (gemaakt in 1972 voor het tach tigjarige Chicago Symphony Orche stra) al iets met Henzes politieke geëngageerdheid uitstaande zou -hebben is onwaarschijnlijk. Hij rept daar zelf ook niet van in zijn toelich ting. Veel meer lijkt het alleen maar een poging tot sfeerschepping en karaktertypering; die niet of nauwe lijks geslaagd is. want elk ander verhaal past er even goed of slecht onder. Blijft: de weergaloze en vaak alleen maar loze. virtuositeit waarmee het gemaakt is. Wat dat betreftzou men Henze de Richard Strauss van deze tijd kunnen noemen. Al moeten de paar meesterwerken die déze opzijn naam heeft staan, door Henze nog geschreven worden. door Rud Niemans DEN HAAG De verschij- nings- en presentatievormen van jazzmuziek zijn velerlei. Tal van factoren de diverse soorten publiek inbegrepen dienen au moment suprème te „klikken", alvorens artistiek rendement en financieel be lang zich vreedzaam tot elkaar verhouden. De improviserende musicus is een man, die uitgerust is met extra voel sprieten om de omgeving af te tasten waarin hij werken moet. Hij put in spiratie uit een „jofele" omgeving (Raney), of wel valt terug op zijn routine als die omgeving hem niet bevalt. De jazz. althans in ons land. vond baat bij een schaal-verkleining, d.w.z. een wijdvertakt clubcircuit over vele provincies, waar langs bin nen- en buitenlandse tournees kun nen maken. Daar moest je zo n 25 jaar geleden eens om komen. De jazzconcerten van toen zijn merkwaardig genoeg in schaalver- grote vorm teruggekeerd. Het zijn marathons, festivals geworden, mu zikale supermarkten met filmprojec ties. friteskramen, kortom met bal in alle zalen. Dagenlang durende uithoudingssla gen, voor de solo opererende recen sent zelfs met de meest ingenieuze marsroute niet meer te behappen. Het jaar is nog maar net begonnen, of daar „heb-men-weer-zoiets". Het ZDF. het 2e Duitse tv-net organi seerde en financierde een z.g. Jazz gala '77. waarmee 15 Europese ste den worden aangedaan. J.l. zater dagnacht speelde het zich, zoals het een gala betaamt, voor aardig wat dames in-het-lang, af in het Haagse Congresgebouw. De van Laren '73 bekende, welge dane Roemeen-Duitser Peter Her- bolzheimer leidde een 19 mans big band, die vooral in het eerste deel prompt de alreeds vermoede on vruchtbare samenscholing bleek van individueel talent. Herbolzheimer, hoe meer daverend koper hoe liever, gaf een in loodzwaar ritme (Alex Riel, Bo Stief. Nippy Noya) gedrenkt brok rock jazz ten beste, waarin de maaksels van Hancock, Corea, Ste- vie Wonder hoe langer hoe meer op elkaar gingen lijken. Slechts als deze muur van koper even in de coulissen werd gemanoeuvreerd en de fraaie door dimlichten feeëriek beschenen orkest-tribuna leegliep, was er ook nog wat sólo-muziek van enige im portantie te genieten. Albert Mangelsdorf op trombone, dubbeltonen blazend en leuk stoei end met pedaaltonen op een osti- naat motiefje, „Accidental Meeting". Vibrafonist Gary Burton ook zo'n Corea-klant deed met de trombo nist een aardig duet, dat sterk herin nerde aan de Tangents-in-jazz mu ziek van Jimmy Giuffre. Na de pauze noteerden wij redelijke solistische prestaties van Johnny Griffin, Herb Geiler, Frank Rosolino, Howard Johnson (het tubawonder onlangs bij Gil Evans) en Jiggs Whigham. vooral van Rosolino en laatst genoemde in Gillespie's „Manteca". Toen de monotone zangeres Astrud Gilberto na 11 jaar afwezigheid haar welgevormde ledematen bevallig op een hoge barkruk drapeerde en bos- sa's ging doen, was het „jazz" feest uit en werd het pas echt een „gala". Daarin paste tenslotte ook trompet tist Clark Terry, die zijn routineklus, u raadt het al, besloot met ..Mumbles". Het was lang niet uitver kocht. Kosten noch moeite sparende Duitsers vergissen zich, wanneer zij menen dat Je de jazz verpakken kunt in een poenig ribfluwelen doosje. door Jac. Kort AMSTERDAM Het Amster dams Philharmonisch Orkest musiceerde dit weekeinde on der leiding van de vertig-jarige Israëlische dirigent, Eliahu Inbal. Het veelzijdige programma, dat men vanavond opnieuw kan horen, vermeldde de Sinfonia da Requiem opus 20 van Benjamin Britten, het Vioolconcert nr 3 in B kleine terts, opus 61 van Camille Saint-Saëns en de Vierde Symfonie in Bes groot van Ludwig van Beethoven. Mogelijkheden te over om kennis te maken met de kwaliteiten van de dirigent, die voor het eerst met dit orkest optrad: Eliahu Inbal. En dan staat vast. dat we te doen hadden met een orkestleider, die niet alleen een uitstekend vakman is (hij diri geerde Brittens Sinfonia uit het hoofd), een geboren dirigent maar ook een zeer warmvoelend muzi kant. die grote aandacht heeft voor de diepere achtergronden van de muziek, die hij onderhanden heeft. Het was een waardevolle belevenis onder zijn leiding Brittens uit 1940 daterende driedelige Sinfonia da Requiem te kunnen beluisteren Een imposant orkestwerk van de kortgeleden gestorven Engelse com ponist, die in 1963 zijn meesterwerk War Requiem zou schrijven, maar die met eerstgenoemd werk reeds een overtuigend bewijs heeft gege ven van zijn opmerkelijke composi torische gaven. Ida Haendel verving de zeer langdu rig zieke violist Zino Francescatti als soliste in Saint-Saëns' Derde vioolconcert en dat deed zij op be wonderenswaardige wijze. Saint- Saëns stelt in dit uit 1880 daterende concert zeer hoge eisen aan de vio list. Het feit dat de componist dit werk heeft opgedragen aan Pablo de Sarasate, een van de grootste virtu ozen van zijn tijd, spreekt in dit verband boekdelen. Maar Ida Haendel. ras-violiste als zij is. speelde haar partij niet alleen vlekkeloos en (schijnbaar) moeite loos. maar ook met een zo rijk ge schakeerde expressie (daarbij voort reffelijk terzijde gestaan door het orkest), dat men volstrekt vergat, dat de partituur haar zwakke of verbleekte plekken heeft. door André Rutten UTRECHT Voor een discus- sieprogramma voor kinderen van 10 tot 15 jaar heeft Proloog een onderhoudende voorstel ling gebouwd op een stukje Nederlandse geschiedenis uit de zestiende eeuw. Dat was de tijd van de Spaanse overheer sing, de opkomst van de han deldrijvende burgerij en de toenemende armoede bij de gewone mensen. Daar ontke tenden de Wederdopers opstanden tegen, zoals in Munster, een stad die zij meer dan een jaar bezet wisten te houden. Uit die gegevens is op een grappige manier in een reeks scènes een speelse voorstelling opgebouwd, die zich met behulp van een draaito- neeltje in een goed tempo kan af wikkelen en die met humor gespeeld wordt. Er is een hedendaagse vertel ler bij. die op de juiste manier bondi ge opmerkingen plaatst, en boven dien de taak heeft met behulp van een simpel toestel het toneeltje te laten draaien. Het begint in een weversgezin vader, moeder, dochter samen aan het weefgetouw waar een welva rende dame het geweven laken komt bekijken en betalen, minder dan voorheen omdat de tijden zo slecht zijn. De dochter wordt dan uitgestuurd om meel te halen, maar zij krijgt minder dan gewoonlijk om dat het meel schaars en dus duurder is geworden. Op de markt heeft het meisje staan kijken bij twee poppenspelers, die in een latere scène het spel van het koren zullen vertonen, waarin de rijke koopman er van beschuldigd wordt dat hij een pakhuis vol koren heeft, maar het vasthoudt om er meer geld van te kunnen maken. Dit, blijkt een voorspel op een over val'op dat pakhuis, die de Wederdo pers gaan uitvoeren, en waarbij het hele volk in opstand komt. Met be hulp van de Spaanse troepen krijgt de burgerij na een poosje de stad toch weer in handen, maar intussen is er wel de gelegenheid geweest to laten zien, wat er met de opstand beoogd was, in het kort gezegd: alles samen delen, en niemand rijk wor den ten koste van anderen. Het stuk „De overval op het pak huis" zit goed in elkaar, zodat het de aandacht vast houdt. Er zit span ning in, er is humor in, dikwijls in kleine details uitgewerkt. Boven dien is het een historische parabel, waaraan hedendaagse verhoudin gen getoetst kunnen worden, zodat ze praatstof genoeg oplevert voor de scholieren die deze voorstelling bin nenkort te zien krijgen. Op deze pagina vindt u de recensies van het afgelo pen weekeinde die wegens een technische storing gis teren niet in onze krant konden worden opge nomen. TERNEUZEN Terneuzen geniet als enige Nederlandse stad de eer van een concert door het bekende koor uit Brazilië het „Madrigal Re- nascentista". Dat koor maakt mo menteel een uitgebreide tournee door Europa die in Lissabon is be gonnen. Na Terneuzen gaat het koor naar diverse Italiaanse steden. Het „Madrigal Renascentista" dat uit 27 leden bestaat werd in 1956 opgericht. Het staat momenteel on der leiding van Afranio Lacerda. In 1958 maakte het zijn eerste con certreis door Europa. Het program ma waarmee het koor ditmaal op reis is. omvat a capellamuzlek van de 16e eeuw tot heden. Uiteraard ook van de Braziliaanse componist Heitor Villa-Lobos. Van het concert in Terneuzen dat op woensdag 16 februari in de Grote Kerk gegeven zal worden, (aanvang 20.00 uur), wordt door de NOS een opname voor latere uitzending gemaakt. door W. H. Wolvekamp door Jac. Kort ROTTERDAM In de jaren twintig bezochten twee Don Kozakken Koren ons land: het koor „Platoff" en het koor „Ja roff". Van eerstgenoemd koor is zover wij weten nooit meer iets vernomen. Maar het Don Kozakken Koor, dat nog steeds onder leiding van de thans tachtigjarige Serge Jaroff staat, lijkt wel een algehele ver nieuwing te hebben ondergaan. Behalve de dirigent zal er van het oorspronkelijk ledenbestand van dit koor wel niemand meer over zijn. Jaren geleden, tijdens het als „aller laatste" uitvoering aangekondigde optreden van het ensemble, bleek de kwaliteit van de koorzang en het gehalte der stemmen zich zodanig in dalende lijn te bewegen, dat de op heffing van het koor een vanzelfspre kende zaak leek. In een zijner gedichten maakt Sta ring de opmerking, dat veel mensen na een laatste woord nog een „laatster" willen horen. Welnu. Een overvolle grote Doelenzaal heeft wat dat betreft zaterdagavond zijn zin gekregen. Het 55-jarig bestaan van het Don Kozakken Koor „Jaroff" werd aangegrepen voor het geven van een „jubileum"-concert. Sedert het laatste optreden in Rotterdam moeten er echter in de samenstelling van het koor wel grote veranderin gen zijn opgetreden. Waren het voorheen enkele stemmen die het moesten doen. thans liet het overgrote deel van de circa twintig zangers zich in de verschillende pro grammaonderdelen als solisten ho ren. Over het algemeen uitzonderlijk fraai stemmenmateriaal. zowel bij de hoge als bij de lage stemmen. De koordiscipline bleek als vanouds perfect, maar deed thans minder mi litaristisch aan dan vroeger. Er is nog wel sprake van enig show element. maar lang niet in die mate als voorheen. Het programma voor deze avond was verdeeld in drie afdelingen: oude DEN HAAG. Volgende maand wordt in Boedapest werk getoond van een aantal Nederlandse beel dende kunstenaars. Dezelfde ten toonstelling gaat daarna ook naar Polen. Het Hongaarse Instituut voor cultu rele betrekkingen zocht werk uit van A. Dekkers. J. Dibbets. J. van Elk. Lucassen. Schoonhoven. P. Struycken en C. Visser. Door deze tentoonstelling wordt het publiek in een Oosteuropees land in staat ge steld kennis te maken met voorbeel den van hedendaagse westerse kunst. ten de solopartijen speelden, was er weer dat, ranke, soepele, maar toch ook zeer expressieve spel, zowel van het orkest als van de beide solisten. Hoogtepunt was voor mijn besef het concert van Joh. Seb. Bach voor ho bo. viool en strijkorkest met Beaslie José Luis Garcia nu ook de hoboïst Neil Black als solist. Wat deze beide kunstenaars in dit werk deden was in één woord volmaakt. Zo natuur lijk en welgeproportioneerd de beide instrumenten eikaars solopartijen beantwoorden en becammetarieer- den. zo moet (zou men bijna zeggen» het Bach voor de geest hebben ge staan, toen hij dit magnifieke werk schreef. Ik wil daar meteen aan toe voegen. dat het orkest zich daarbij op sublieme wijze aansloot en dal zonder één teken te krijgen van de dirigent. Hetgeen een bewijs is van het van-binnen-ult musiceren van dit gezelschap. Na al deze Barok het Divertimento in D groot (K.V. 334) van Mozart, dat na de pauze werd gespeeld. Maar ook in dit stuk was het samenspel en de klankschoonheid van buitengewoon hoog niveau. Zodat ook in dit werk veel te genieten viel. AMSTERDAM Als gast- ensemble van het Nederlands Kamerorkest trad zaterdaga vond in de Grote Zaal „The English Chamber Orchestra op onder leiding van de con certmeester-dirigent José Luis Garcia. Dit in 1960 opgerichte ensemble werd aangekondigd als „een van de meest succesvolle kamerorkesten van de wereld". Een dergelijke repu tatie wil wel heel wat zeggen, want er zijn in Europa en daarbuiten orkes ten van grote naam. Inderdaad werd deze avond duide lijk. dat men in dit Engelse kameror kest met een superieur musicerend gezelschap had te maken. Reed da delijk in het Concerto Grosso in A groot, opus G nr 11 van Handel, waarin Garcia met Joseph Frohlich, viool, en Charles Tunnell, cello, het concertino vormde, werd men getrof fen door prachtig transparant en ge nuanceerd samenspel. Ook in het concert voor twee violen in A Klein van Vivaldi, waarin de beide violis- NEW YORK De pianist Artur Ru binstein heeft vrijdag in New York zijn negentigste verjaardag gevierd. „Elke dag is de gelukkigste dag van mijn leven" zei de befaamde kunstenaar die in verband met zijn afnemend gezichtsvermogen niet meer in het openbaar optreedt „Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo gelukkig is als ik op mijn 90-jarige leeftijd. Voor mij is alles eeuwig an ders. eeuwig nieuw. Ais ik een stuk voor de honderdvijftigste keer speel is het ook weer nieuw. Dat is misschien wat mij in leven houdt." De tn Polen geboren artiest zei er erg trots op te zijn nu Amerikaan te zijn. „Ik heb het grootste deel van mijn leven in Frankrijk gewoond en Frankrijk zou mij met plezier het Franse staatsburgerschap hebben aangeboden toen de nazi's en de Russen mijn vaderland vernietig den. Maar ik was niet geboren om Fransman te zijn. Ik voel me hier thuis. Kom maar terug voor mijn 91ste verjaardag, die interesseert mij meer dan mijn 90ste." Artur Rubinstein Russische kerkmuziek, volksliede ren en andere koorzangen. Behalve enkele liederen die wij uit den treure van het koor hebben gehoord (Twaalf Rovers, Wolgalied, Avondklokken) was er gelukkig ook sprake van repertoirevernieuwing. Het oorspronkelijk karakter van de koorzang is gebleven, maar de min der artistieke elementen van vroeger jaren zijn goeddeels verdwenen. Een zeker effectbejag treedt af en toe nog wel op. zoals plotseling optredende grote dynamische verschillen, maar het onnatuurlijke in de zang. zoals wij dat de laatste malen hoorden (o.a. het overdreven lang aanhouden van tonen, natuurlijk door onge merkt van elkaar overnemen ook een techniek doet zich toch lang niet meer in die mate voor. Het publiek toonde zich uiteraard opgetogen over het gebodene. Twee dansers zorgden in verschillende Russische dansen voor een specta culaire afwisseling. Na de geslaagde overval op het pakhuis is er weer brood voor iedereen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11