uistertoetsen werken goed 1/Veer twee nieuwe ionderwijsbladen Afrika op zoek naar culturele onafhankelijkheid Onpersoonlijk karakter van onderwijs wekt bezorgdheid Gespeeld stripverhaal voor kinderen ^pnclusie in proefschrift: objectiever dan oordeel van leraar Inkom" en „Over onderwijs" h<* Zekere verlaging van niveau zou aanvaardbaar zijn Is groot festival de manier? Prof. Goudzwaard en dr. Veerman op docenten vergadering 'Statenlid valt buitenlandse bedrijven aan TEfiDAG 22 JANUARI 1977 BINNENLAND TROUW/KWARTET 9 r Bn. onze onderwijsredactie v'^TERDAM Ongeveer ne- rfj- tig procent van de scholie- die dit jaar eindexamen n krijgt te maken met de gelijke toetsen voor luister- dsirdigheid in de moderne ta- Tussen 28 februari en 11 iwi.art kunnen zij zich het Do^d breken over de meerkeu- ragen die toetsen of zij be- lêfiipen wat de stem op de <*u»drecorder zegt. Voor dege- dDe^ die erg tegen die toets op- <i is er één troost: de toetsen f>' doen als we het gisteren 7jyedigde proefschrift van de tP. J. M. Groot mogen gelo- 9hj aan hoge wetenschappe rs eisen. 0 dl AJs 1968 is het onderwijs in de wijerne talen drastisch veranderd. "van de belangrijkste nieuwighe id was dat de spreek- en luister- 7drfdigheid een grotere plaats kemg. Dat leek een logische conse- tie uit de toenemende contac- —et andere landen. De mensen looi mei gaan meer buiten eigen land op va kantie. de zakelijke contacten met het buitenland gaan steeds meer te lefonisch, en dankzij de televisie is 's avonds in menige huiskamer de voertaal Engels, Duits of Frans. Het was niet makkelijk, die over schakeling van schriftelijke taalbe heersing naar spreektaal. Er moes ten nieuwe leermiddelen komen en ook de leraren moesten inspelen op deze ingrijpende verandering. Toen de eerste luistertoetsen verschenen, bleek zelfs dat sommige leraren zelf moeite hadden met de vragen. Geen atlemanswerk Het maken van luistertoetsen ls niet allemanswerk. Dat blijkt wel uit het proefschrift waarop de heer P. J. M. Groot gisteren aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde. De heer Groot is betrokken geweest bij het opstellen van de in 1971 en 1972 gemaakte experimentele toetsen. Zijn boek „Luistervaardigheid Frans-Duits-Engels" ls voor niet- statistici moeilijk te lezen, maar de conclusie is gelukkig nog wel te be grijpen. Die luidt dat de lulstertoets inderdaad meet wat gemeten moet worden. Het lijkt een nogal voor de hand liggend resultaat van een zo ingewik keld onderzoek. Om te begrijpen wat het belang hiervan is. moeten we ons even verdiepen in de feitelijke gang van zaken. Na vier, vijf of zes jaar onderwijs in de moderne talen wil de school weten of een leerling een een voudige conversatie met een En gelsman, Duitser of Fransman aan kan. Daartoe wordt binnen het schoolonderzoek onder andere een luistervaardigheidstoets afgenomen. De meeste scholen maken nu vrij willig gebruik van de toetsen van het centrale toetsinstituut CITO. Het CITO kijkt de antwoorden per computer na (dat kan makkelijk met meerkeuzevragen) en stuurt de uitslag op naar de scholen. Omdat deze toets deel uit maakt van het schoolonderzoek en niet van het offi ciële centrale schriftelijke eindexa men. bepaalt de school zelf het cijfer. Ruwweg kun Je zeggen dat Je onge veer tweederde van de vijftig vragen goed moet hebben om een voldoende te krijgen. Op de dag van de toets zitten dan tien, twintig leerlingen in een klaslo kaal waar een bandrecorder hen in een vreemde taal toespreekt. Steeds zijn het stukjes door heuse buiten landers uitgesproken tekst van zo'n dertig vijfenveertig seconden. Vaak worden interviewtjes ge bruikt, soms bestaat de toets uit een praatje over een of ander (niet speci alistisch) onderwerp, maar steeds wordt ervoor gezorgd dat de leerlin gen de spreektaal te horen krijgt. Elke kandidaat heeft een papier voor zich met meerkeuze-vragen. Na elke halve of driekwart minuut ge sproken woord krijgt de leerling dan een halve minuut om het goede van de drie of vier mogelijke antwoor den aan te kruisen. Het goede antwoord is een weergave van de kern van de zojuist gehoorde passage. Wat heeft de heer Groot nu uitge zocht? Hij heeft nagegaan of de luls tertoets geen kwaliteiten mat die niet terzake deden. Zo mocht de lulstertoets geen verkapte geheu gen- of intelligentietest zijn. Voor het begrijpen van de aangeboden spreektaal was kennis van de gram matica evenmin van groot belang. Wel veronderstelt de lulstertoets een goede vertrouwdheid met de klanken (vooral de klanksamentrek kingen) en met de woordenschat. De toets blijkt objectiever te zijn dan het oordeel van de leraar. Verge lijking van een zelfstanidge beoor deling door de leraar en de toet- suitslagen leert dat de leraar er nog al eens naastzit. Al met al meent de heer Groot dat de toets een redelijk instrument is om de (volgens hem redelijke) luistervaardigheid van Nederlandse leerlingen te toetsen. De vraag is actueel hoe in de toe komst de verhouding moet zijn tus sen het landelijk examen en het schoolonderzoek. Ook het principe van meerkeuzevragen is in discus sie. De lulstertoets van het CITO is eigenlijk een gecentraliseerd onder deel binnen het eigen examen van de school. Is dat gewenst? Of moet dit onderdeel dan maar naar het centraal schriftelijk examen verhui zen? Sommigen zijn daarvoor, ande ren bepleiten een andere berekening van het examencijfer. Dat cijfer is nu voor de helft gebaseerd op het landelijke examen (dat slechts één onderdeel bevat) en voor de helft op het schoolonderzoek (waarin vier of vijf onderdelen zitten, waaronder luistervaardigheid. Tenslotte is men, ook bij het CITO dat de toetsen maakt, doende met proefjes met 'open' vragen. Niet om die een, twee, drie in de plaats te laten komen voor de meerkeuzevra gen. maar om eens te kijken of leer lingen ook in een korte eigen weer gave de bedoeling van het gehoorde kunnen samenvatten. Als dat zou lukken zou de luistertoets een iets minder machinaal karakter kunnen krijgen. SlUi onze onderwijsredactie AMSTERDAM Deze maand zien twee nieuwe onder wijsbladen het licht. De georganiseerde protestants- ïhristelijke besturenraad liet twee vroegere maandbladen .bnj>pgaan in het vernieuwde „Inkom". Het Socialistisch On to fierwijs Front liet in een oplaag van tienduizend het eerste {jjummer verschijnen van „Over Onderwijs", een „krant van »n voor werkers in het onderwijs". egt< runfr bestaat al een grote variëteit lan onderwijsbladen. Af en toe tornt er een nieuw blad bij, zoals Jfjier jaar geleden het tweeweke lijks tijdschrift „School" dat het óndanks zijn moeilijke financiële I nositie nog steeds volhoudt (nu kfelfs in een nieuw jasje op weg io (ftaar de twintigduizend abon- lees). Eind vorig jaar kwam het ihristelijk beroepsonderwijs met ;en nieuw blad. Magazine Be- 'roroepsonderwijs. Soms verdwijnen Vr ook bladen van de leestafel, maar daarover krijg je dan geen opgewekte persberichten zoals nu ÊaPij de verschijning van twee nieu- Kuwe bladen. ie protestants christelijke bestu renraad is de overkoepelende or- inisatie voor verreweg de mees- schoolbesturen in het protes- ints-christelijk onderwijs. Tot oor kort gingen achter ae gevel an de besturenraad verschillen de zelfstandige bonden schuil die georganiseerd waren per soort van onderwijs. De plaatselijke Gescholen die daarbij aangesloten ||eJ/aren konden zich abonneren op £jet blad voor het voortgezet on- c. Herwijs. Nu de besturenraad meer eenheid vertoont konden ook die Afzonderlijke bladen worden sa mengevoegd. Is 1 1Rtnkom (Besturenraad, Oosteinde 114, Voorburg, prijs per jaar 22 ■^•oor tien nummers) ziet er dege lijk uit. Geen foto's en een wat saaie opmaak, maar daar hoeft de (cwaliteit van de artikelen niet is onder te lijden. Het eerste num mer bevat naast allerlei bestuur informatie onder andere een van dr. C. A. de Leeuw Dver democratie en een artikel over de achterstand van meisjes in het onderwijs door G. van Don gen en J. Steneker-van der Berg. iroltn dat laatste artikel wordt met Iftfijfers duidelijk gemaakt dat het Stfneisje op haar twaalfde jaar in de snÊchoolkeuze nog niet voor jon- Ogens onderdoet, maar op haar zes tiende (dus op een tijdstip dat vjiaar eigen stem belangrijker is hefian die van haar ouders) geneigd !n is nogal traditioneel te kiezen. Va- ker dan jongens kiezen meisjes voor praktische vervolgopleidin gen, ze volgen kortere opleidingen en gaan gemiddeld een jaar eer der van school. „Het meisje vindt slechts moei zaam haar weg door de onderwijs niveaus. Komt ze ondanks alle belemmeringen terecht in een minder traditionele stroom dan werken sfeer en inhoud van het onderwijs vervreemdend: presta tiedwang, zakelijkheid, carrière zucht, concurrentie, status. (Be doelen de schrijvers dat dit rijtje typisch mannelijk is?, redactie Trouw). Moedeloos verlaat ze het onderwijs, ze komt er niet aan te pas. Vindt zichzelf niet terug in het beeld dat haar wordt voorge houden, en de leerstof handelt over datgene wat mannen gedaan en gezegd hebben: oorlog, veldhe ren, koningen, kroonprinsen, schrijvers en dichters, weinig schrijfsters en dichteressen, vrou wen zijn immers niet creatief". Het artikel eindigt met de ver zuchting: „Wie haalt het meisje van de achterste bank en zet haar werkelijk naast de jongen in de bank?" Van „Inkom" is het een grote sprong naar de onderwijskrant van het Socialistisch Onderwijs Front (tien maal per jaar voor 15, postbus 108, Oss). Het blad heeft het formaat van een halve krant en richt zich op alle werkers in het onderwijs: een kleu terschool tot hoger onderwijs. Dat brengt een grote variatie van onderwerpen met zich mee: van werkende jongeren tot tijdelijk benoemde leerkrachten en van snipperkaarten (voor leerlingen die af en toe een uur legaal willen „spijbelen") tot lerarensalarissen. Het Socialistisch Onderwijs Front staat borg voor een linkse visie op het onderwijs. Links in de zin van marxistisch. Maar in te genstelling tot zoveel bladen uit deze hoek is dit tijdschrift aller minst onleesbaar. Temidden van de tientallen bladen die er al zijn in ieder geval een nieuw geluid. P.J.H. door Nico Kussendrager dr. A. Veerman Prof. dr. B. Goudzwaard Van onze onderwijsredactie UTRECHT Zowel prof. dr. B. Goudzwaard als het Tweede Kamer lid dr. A. Veerman hebben gisteren in Utrecht hun bezorgdheid uitgesproken over het onpersoonlijk karakter van het onderwijs. Goudzwaard wees op de sterke kennisgerichtheid van het onderwijs, terwijl Veerman de nadruk legde op het massale van allerlei examens. -n een onzer verslaggevers 1NHEM Het Gelderse statenlid C. E. Mannessen (PvdA) heeft in igen aan gedeputeerden zijn be- jgdheid uitgesproken over „mani- laties van buitenlandse bedrijven 1 een vinger in de pap hebben rregen in het Nederlandse be- jjfsleven". Het is de heer Mannes- l opgevallen dat vestigingen, die li overgenomen door buitenlands pitaal, het niet altijd even nauw men met de belangen van de rknemers. (t heeft het Gelders statenlid be- femd dat vaak bedrijven, die in jeilijkheden verkeren, door bui- llanders worden overgenomen, iarna nogal eens na korte tijd zon- t inspraak tot sluiting wordt over gaan. Als voorbeelden noemt hij: Gelder Papier in Apeldoorn, urka in Zutphen, Van Zadelhoff in jetinchem, Vulcaansoord in Ter g/Gaanderen en Vredestein in iveadorp bij Doetinchem. De heer nnessen wil weten hoeveel ar- Idsplaatsen hierdoor verloren zijn £aan en welke maatregelen gede- eerden denken te nemen om ver- sluitingen tegen te gaan. Hij vindt het triest voor de werkgele genheid dat enkele eigenaren van bedrijven hebben besloten hun aan delen te verkopen naar het buiten land omdat ze in ons land met de vinger worden nagewezen. Speciaal wanneer het milieu in het geding is, gebeuren er wel eens dingen die de mensen, aldus het statenlid, huiverig maken nog langer door te gaan. Op een Jubileumcongres van de ver eniging van christen-docenten bij het voorbereidend wetenschappelijk en algemeen vormend onderwijs hielden Goudzwaard en Veerman een inleiding over de vrijheid van onderwijs. Goudzwaard constateer de dèt deze vrijheid op het ogenblik onder andere bedreigd wordt door een overspannen jacht naar presta tieopvoering. Hij benadrukte dat het persoonlijk element in het onderwijs Juist voor het overdragen van wijsheid (wat meer is dan kennis) onmisbaar is. „De vrijheid van onderwijs is niet die van een onpersoonlijke feiteno verdracht, waarbij zowel leerling als leraar zichzelf kunnen laten vervan gen door een bandrecorder," aldus Goudzwaard. Hij is bereid voor dit meer persoon lijke onderwijs een zekere niveau verlaging van het onderwijs te ac cepteren. „Die niveauverlaging zou per saldo wel eens in een veel meer gerijpte vorming van de persoonlijk heid kunnen resulteren", zei Goudzwaard. Mentor-systeem prof. Goudzwaard pleitte voor een „mentor-systeem", waarbij oudere leerlingen de zorg krijgen voor de begeleiding van jongeren. Ook dit zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de persoonlijkheidsvor ming en het verantwoordelijk heidsgevoel van de leerlingen. Het AR-Tweede Kamerlid Veerman wees met name op het massale ka rakter van de examens, zowel ln het wetenschappelijk als in het voortge zet onderwijs. Bij het wetenschappe lijk onderwijs is dat, volgens Veer man, bijna onvermijdelijk. „Er zijn examens en tentamens aan de uni versiteit met meer dan duizend stu denten. Dat kan haast niet anders dan schriftelijk en met toepassing van het meerkeuze-systeem, met in schakeling van de computer". In het voortgezet onderwijs mogen we volgens Veerman hiermee echter geen vrede hebben. „We moeten blij ven zoeken naar een methode waar bij de leerling weer een individuele persoon wordt, waarbij hij zich als een persoon kan uiten en als een persoon geoordeeld wordt." zei Veerman. Schoolonderzoek De enige manier waarop dit volgens hem te verwezenlijken is, is door meer nadruk te leggen op het school onderzoek en minder op het lande lijk schriftelijk examen. „Dan maar ten koste van de zo gekoesterde ob jectiviteit en het heilige niveau." De aftredende voorzitter van de ver eniging, H. A. van den Bijllaardt, constateerde dat het conservatisme van de docenten (onlangs benadrukt in het proefschrift van dr. H. Leune) zowel goede als slechte kanten heeft. De goede kant komt tot uiting ln het feit dat door dit conservatisme aller lei wilde ideeén niet zomaar in de school zullen worden toegepast. Het nadeel van het conservatisme is vol gens van den Bijllaardt dat bij velen de bereidheid onvoldoende aanwezig is, om adviezen en wetenschappelijk geconstateerde mogelijkheden tot vernieuwing te bekijken. „De in vloed van wat in de maatschappij gebeurt op vorm en inhoud van ons onderwijs is groter dan men wellicht heeft gedacht in onze kringen", al dus Van den Bijllaardt. Slmpklns „Ik heb opslag nodig. Dan kan ik het kranten- bezorgen opge ven en meer tijd aan mijn werk be steden Bij de drogist in veel Afrikaan se steden is een schoon heidsmiddel te krijgen om de huid blanker te maken. „Zo blank mogelijk worden" is ken nelijk nog steeds hoop van de zwarte kopers. Wie beschaafd wil zijn en knap, is blank. De westerse overheerser (Britten, Fransen, Portugezen) hebben door de eeuwen heen niet nagelaten dat beeld erin te krijgen, of desnoods te slaan. Ook cultureel drukten zij een duidelijk stempel op Afrika: in de kunst, ln het onderwijs, in de mode (zie boven). Onderwijs werd gegeven in het Frans of Engels, niet in een eigen Afrikaanse taal, de geschiede nis en de aardrijkskunde van de blanke waren belangrijk („de Rijn komt bij niet de Afrikaanse. De oorspronkelijk Afrikaanse kunst maakte plaats voor het klakkeloos naöpen van westerse kunstenaars, vaak schrijvers, zelfs zo dat de lezer niet meer zou kunnen uitmaken dat de auteur een zwarte was. De wereld waarover hij schreef was een blanke wereld, niet zijn wereld. Dansende Masai In de Keniaase hoofdstad Nairobi bijv. is die culturele afhankelijkheid nog heel duidelijk. Door radio en televisie die grotendeels in het Engels zijn door de westerse architectuur, door het vooral door blanken bezochte National Theatre (in het er tegenover gelegen kolonia le Norfolk hotel kunnen ze na afloop hun bier drinken), door „oorspronke lijke kunstuitingen", bestemd voor toeristen („dansende Masai: zes hon- derd shilling"), door het gebrek aan Afrikaans toneel, dans, muziek. Na de politieke onafhankelijkheid zoekt zwart Afrika nu ook econo mische en culturele vrijwording. Po litiek onafhankelijk werd het door de terugtrekking van Groot- Brittannië, Frankrijk en als laatste Portugal. Economische onafhanke lijkheid probeert het moeizaam te bereiken door wereldhandelsbijeen komsten (als Unctad, in mei. ook in Nairobi), en culturele zelfstandig heid wil het benadrukken door het Zwarte- en Afrikaanse Festival voor Kunst en Cultuur. Het wordt van half Januari tot half februari gehou den in de Nigeriaanse hoofdstad La gos, onder de naam Festac '77. Ei genlijk zou het afgelopen zomer al hebben moeten plaatsvinden, maar door de staatsgreep in Nigeria werd het festijn uitgesteld. Négritude De eerste Festac werd ln 1966 in Dakar (Senegal) gehouden, en was het festival van de „négritude": het Dit zestiende ceuwse ivoren masker uit het toenmalige Westafrikaanse rijk Benin is het embleem van het festival in Lagos. Het werd door ko ningen op de borst gedragen bij fees ten, het laatst door koning Ovoram- wen, die werd ontroond door de val van het rijk Benin in 1897. In het zelfde jaar verhuisden de Britten het masker naar Londen, waar het nu te zien is in het British Museum. De Nigerianen dringen al jaren aan op teruggave. had als uitgangspunt de eigenheid van de eigen waarde van de zwarte beschaving. De Senegalese dichter- president Leopold Senghor is de gro te voorvechter van de „négritude" gedachte, die in de zestiger jaren een hoogtepunt bereikte. Later onston den er twijfels over: was de négritu de gedachte toch niet te beperkt (dè kunst, van dè zwarte) en was het idee toch niet sterk door het westen inge geven?. (Senghor kreeg een groot deel van zijn scholing en vorming in Frankijk). Zo'n duidelijke richting heeft deze tweede Festac niet. Festival predi- dent kolonel Fingesi noemde in het blad Africa als doelstelling: de herle ving van de zwarte cultuur, het sa menbrengen van kunstuiting van verschillende zwarte volken. Afri kaanse kunstenaars de mogelijheld geven zich aan de wereld te presente ren, het vergroten van het begrip tussen landen en rassen. „Dit festi val ls een poging om samen te ko men als één volk en een cultureel bewustzijn te kweken in de zwarte en Afrikaanse wereld". Edgar Dam in een van de vele grappige mannentypen in Dat had je gedroomd. door André Rutten DEN HAAG - „Dat had je ge droomd" is de titel van een nieuwe voorstelling, die het vormingstoneel gezelschap Nieuwe Komedie ge maakt heeft voor schoolgaande en werkende jeugd van 12 tot 16 jaar. Zij is gebaseerd op een idee, dat schrijver Kees Simhoffer en regis seur Peter de Baan (van Sater) ont wikkeld hebben en waarbij de teksten gemaakt zijn op basis van improvisaties van de acteurs Edgar Danz, Bert Edelenbos, Ineke Holzhaus en Cecile van der Poel. Voor de vorm is uitgegaan van strip verhalen zoals die ln jeugdbladen als Popfoto en Tina verschijnen: beleve nissen van jongens en meisjes in een reeks plaatjes. Ook de inhoud sluit daarbij aan. Een Jongen en een meis je gaan op school van elkaar houden, trouwen later met elkaar, krijgen kinderen, scheiden, zij vindt werk voor halve dagen. Die eenvoudige, eigenlijk alledaagse geschiedenis, is opgebouwd uit een hele reeks korte scènetjes, die de gewone gang van zaken iets verbij zonderen. er enige eigen kleur aan geven. Dat gebeurt evenwel vooral door de zeer goede manier, waarop gespeeld wordt. Ineke Holzhaus en Bert Edelenbos bijvoorbeeld spelen dat meisje en die jongen zo, dat je vermaakt het gangbare gedrag her kent: zij overdrijven het lichtelijk, en zetten er soms door in een over dreven pose te verstarren een ui troepteken achter. Een soortgelijke grappige overdrijving past Cecile van der Poel toe als de bezige moe der van het meisje en Edgar Danz verbluft door verschillende mannen- types uitstekend te typeren. Toch gaat op den duur de aardigheid er een beetje af. De verrassing van de simpele decorwisselingen is dan uit gewerkt, nieuwe vondsten zijn er niet meer, ook niet ln de teksten, de uitbeelding van het huwelijk wordt wat oppervlakkig en clichématig, de humor is ongeveer op. Het ls ook aan het Jonge publiek te merken: het wordt wat onrustiger. Daar zie je, dat de gebruikte cliché's niet overeenkomstig de bedoeling werken. In het daaraan voorafgaan de, overgrote deel van de voorstel ling. deden zij dat beter, maar toch vooral dank zij de toespitsende ac teursprestaties en minder door de teksten, die ook voor kinderen toch puntiger kunnen zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9