Ethiek en gebed horen bij elkaar
De bijbel, een boek voor kinderen?
Uit het rijke gereformeerde leven
Vandaag*
d
Onze adresseri
fl
ZATERDAG 22 JANUARI 1977
KERK
TROUW/KWARTi
door dr F. O. van Gennep
Van de hand van dr O. Th. Rothuizen, hoogleraar ln de ethiek ln Kampen, verscheen „Ethiek en
gebed, een crisis". Ui de eerste hooldstukken zet Rothuizen uiteen, wat hem er toe heeft gebracht
dit boek te schrijven. Zowel de ethiek als het gebed verkeren ln een crisis. Aan de ethiek ls het
uitgangspunt ln vaste, onveranderlijke waarden ontnomen, terwijl het gebed wordt geteisterd
door ongeloof of op zijn minst een zich wijzigend geloof ln Ood. Daarnaast constateert Rothuizen
een leemte ln de ethiek, waar men doorgaans het gebed over het hoofd ziet.
Ethiek en gebed staan tn een vicieu
ze cirkel. Rothuizen betoogt: Als het
goed ls, houden ze elkaar ln bewe
ging. De ethiek verwijst naar het
gebed en het gebed naar de ethiek.
Ethiek zonder gebed wordt een droe-
vlg en vermoeiend wetticisme, gebed
zonder ethiek wordt farizeïsme.
In het vierde hoofdstuk, doorden
kend over het gebed, komt het won
der ter sprake. Als wij om een won
der bidden, waar bidden wij dan
eigenlijk om? Bidden wij om Iets
tegennatuurlijks, Iets bovennatuur
lijks? Is dat niet in strijd met onze
hedendaagse wetenschaps
opvatting? Volgens Rothuizen laat
ook de natuurwetenschap ruimte
voor het wonder, al waarschuwt hij
voor een te luie opvatting van het
wonder. Wie te zeer het wonder bena
drukt, neigt er toe de zaken aan Ood
over te laten. De bijbel is. in verhou
ding tot andere godsdienstige boe
ken, karig met de vermelding van
wonderen en wil bovendien de mon
digheid van de mens beklemtonen.
Het souverelne handelen van God
door middel van wonderen schept
naar het bijbelse getuigenis ruimte
voor het handelen van de mens.
Wat voor de ethiek ln engere zin
geldt, blijkt ook waar te zijn voor de
afronding der ethiek ln de politiek.
Ook nu gaat het om een verstrenge
ling van gebed en politiek. In de nu
volgende hoofdstukken komt op
nieuw het gebed ter sprake, waarbij
Rothuizen er nadruk op legt, dat hij
het gebed als vraag aan Ood niet wil
loslaten. Natuurlijk ziet hij andere
dimensies van het gebed als dank,
lofprijzing, verootmoediging, klacht
of meditatie niet over het hoofd,
maar „het laten vallen van de vraag
uit het gebed k&n „het begin van het
einde" zijn, dat atheïsme heet." (blz.
91)
Dit brengt Rothuizen nu ook tot een
kritische houding tegenover het be
roemde Keulse avondgebed van Do-
rothée SöUe en Fulbert Steffensky,
met hoeveel waardering hij daar
overigens ook tegenover staat. Het
bezwaar ls niet, dat het zo politiek ls
geworden, maar dat het, naar de
opvatting van Rothuizen, niet meer
een wezenlijk gebed zou zijn. Wij
moeten onze mond tegen Ood dur
ven open doen en dat ontbreekt,
volgens hem, ln het Keulse
avondgebed.
Het boek wordt afgesloten met een
achttal meditaties over het „Onze
Vader".
Grondtoon
Dit boek vindt zijn grondtoon in een
levende verhouding met Ood. Daar
om kan nu ook het menselijke ver
wijt en zelfs de vloek ter sprake
komen en niet in het minst ook de
vraag van Ood aan de mens. Er ls bij
de bidder een „gelovige brutaliteit",
waarin Ood niet bij voorbaat als
machteloze hemelbewoner wordt af
geschreven.
Wat Rothuizen over het wonder en
over het gebed als vraagschrijft./ind
ik mooi, al kan ik hem daarin niet
helemaal volgen. Wat Ik er ln kan
bewonderen, ls, dat hij koppig wei
gert mee te lopen ln een hedendaags
levensgevoel, dat de wonderen ver
wijst naar het land der fabelen en
Ood maakt tot een handen wringen
de toeschouwer bij het drama van
ziekte, dood en uitbuiting. Die Inten
tie lijkt me hoogst achtenswaardig,
al zou lk zowel over het wonder als
over het vraaggebed en vooral over
de daarbij gebruikte voorbeelden en
Prof. dr G. Th. Rothuizen.
citaten nog wel een robbertje met
Rothuizen willen vechten.
righeid ln de gedachtengang, die het
boek tot vermoeiende lectuur
maakt. Talloze zinnen worden on
derbroken door tegensprekende en
vermanende bijzinnen, alsof hem het
EO-en Mao-legioen tegelijkertijd
op de hielen zitten. Ik zou willen
zeggen: „Spreek nu eens rustig uit.
Dan zullen we het later wel klaren
met de tegenpartijders".
Mijn tweede bezwaar richt zich te
gen de inhoud. Een laatste theolo
gische felheid ontbreekt aan het
boek. Rothuizen heeft een uiterst
belangrijk en actueel thema aange
sneden, waarbij zijn boek een bijdra
ge bedoelt te zijn in de strijd tegen
de nog altijd voortschrijdende pola
risatie in de kerken. Een van de
kenmerken van die polarisatie ls, dat
men het gebed en de ethiek tegen
elkaar uitspeelt. Rothuizen heeft het
zeer juist gezien, dat de Inademing
en de uitademing, het discipelschap
en het apostolaat, het gebed en de
ethiek bijeenhoren. Ethiek zonder
gebed wordt drammerig, zoals het
gebed zonder ethiek verdroogt tot
een naar binnen gerichte afgoderij.
Vraag
Kritiek
Mijn kritiek richt zich op twee pun
ten. Het eerste is het taalgebruik en
de systematiek. Rothuizen schrijft
vlot en uiterst slordig. Tientallen zin
nen beginnen met „en, maar, totdat,
opdat, want, dwz." Deze slordigheid
maakt het vaak bijzonder moeilijk,
om te begrijpen, wat hij bedoelt.
Daaraan gepaard gaat een springe-
Mijn vraag aan Rothuizen is nu:
waarom zeg je nergens, dat wie het
gebed tegen de ethiek uitspeelt (en
omgekeerd), zich buiten de innerlij
ke beweging van het Joodse en chris
telijke geloof plaatst? Wie tot de
God van Israël, de vader van onze
Messias Jezus, bidt die kan eenvou
dig niet bulten de wereld komen te
staan. In het existentialisme houdt
de mystiek op. als de ethiek begint
en bij allerlei tibetaanse monniken'
(als die er nog zijn) houdt, denk ik, de
ethiek op, als de mystiek begint. Wie
zich biddend wendt tot de God van
de bijbel, wordt doorgestuurd naar
de wereld, omdat wij bidden tot de
God van het verbond, die de wereld
zó lief had, dat Hij zijn zoon heeft
gezonden. Wie zich door deze Ood
tot handelen geroepen weet, wordt
verwezen naar het gebed, dat het
handelen bevrijdt van de illusie, dat
wij het zouden zijn, die de wereld
zullen redden.
De mensen, die alleen maar bidden
en die alleen maar handelen, zien
aan de Ood van het verbond voorbij.
'Wie meent door zijn bidden gevrij
waard te zijn van het handelen of
dankzij zijn handelen het gebed niet
meer nodig te hebben, die laat mer
ken, dat hij noch in zijn bidden, noch
in zijn handelen met deze Ood van
doen heeft.. Het lijkt me, dat Je dat
gerust aan '.dé. kerken mag zeggen.
Omdat Ood zo op de aarde gericht ls
en omdat Hij zozeer de mensen wil
en zal redden van hun ondergang,
horen ln het christelijk geloof ethiek
en gebed bij elkaar. Zo fel en zo ln
de letterlijke zin theo-logisch
kunnen we de fatale tegenstelling
van gebed en ethiek te boven komen.
Dr. F. O. van Gennep, rector van het
theologisch seminarium van de her
vormde kerk te Driebergen, be
spreekt: „Ethiek en gebed, een crisis"
door prof. dr G. Th. Rothuizen. Uitg.
Kok, Kampen, prijs 15,90.
door Hans Hommes
„Stel Je voor dat er boekjes voor kleuters ln de boekhandel
zouden liggen over een Jongen die zijn broer vermoordt, of over
een zoon die zijn invalide vader bedriegt om aan de erfenis te
komen, of over een koning die pasgeboren jongetjes Iaat verdrin
ken. We zouden hoogst verbaasd, zelfs verontwaardigd zijn!"
Dit schrijft dr JU. Klink ln haar
nieuwe boekje „De kleine mens en
het grote boek", dat ln de ondertitel
de belangrijke vraag stelt: „Is de
bijbel een boek voor kinderen?"
In de bijbel worden allerlei realis
tische verhalen onverbloemd opge
dist. Moord en doodslag, bedrog en
overspel, oorlog en geweld; niets
menselijks ls de bijbel vreemd. Mag
of moet Je dat alles zonder terughou
dendheid aan kinderen voorschote
len? Als het goed is beschermen we
onze kinderen toch ook tegen al te
veel geweld op het televisiescherm of
tegen Informatie voor „boven de
achttien", die ze gevoelsmatig niet
kunnen verwerken? Toch is het een
(vooral protestantse) traditie om zo
vroeg mogelijk met de bijbelverha
len aan boord te komen. Is dat wel zo
verstandig? Is de bijbel wel een boek
voor kinderen?
Spontaan
Laat lk maar meteen verklappen dat
mevrouw Klink niet vindt dat de
bijbel helemaal dicht moet blijven
voor kinderen, omdat die er niets
van zouden kunnen aanvoelen of be
grijpen. Juist kinderen brengen vaak
spontaan de vragen van het mens
zijn onder woorden. Ze doen dat niet
zwaar en tobberig, maar luchtig, tus
sen neus en lippen door. Wie dat niet
gelooft, verwijs lk naar andere boe
ken van Klink, waarin ze kwistig
strooit met kinder-cltaten die te den
ken geven: „Kind en geloof", „Kind
en leven", „Kind en aarde".
Kinderen leven niet in een storm
vrije uithoek van de werkelijkheid,
sprekjes over de dingen om het kind
heen, over hemzelf, en over God,
„die de wereld heeft gemaakt en
veel meer van ons houdt dan men
sen dat doen. Dat geloven we ook al
zien we hem niet en ook al gebeuren
er soms nare dingen." En als het
kind groter wordt komen ook de
verhalen uit de bijbel. Niet als va
derlandse geschiedenis van Israël,
niet als feitenrelaas, maar als ver
slag van wat mensen hebben ont
dekt over God en zichzelf.
Knelpunt
waar we de ervaringen van lijden en
dood buiten kunnen houden (zoals
de opvoeders van de latere Boeddha
probeerden). De wereld waarin klei
ne mensen leven ls dezelfde als onze
wereld: „Alle levenslijnen zijn terug
te brengen tot het begin van het
leven: hebben en missen, vreugde en
verdriet, vertrouwen angst, afhanke
lijkheid en het zelf doen. Het zou
onjuist zijn om te denken dat men
hiervan iets zou kunnen overslaan
omdat een kind nog klein is. Klein
zijn en eroot worden ls groeien ln de
werkelijkheid, ln geluk én pijn."
Gesprekjes
Dus dan maar de hele bijbelse ge
schiedenis uitstorten over de hoof-1
den van vier- of vijfjarigen? Dat be
slist niet Maar je kunt ook laten
zien wie God is zonder direct allerlei
verhalen uit de bijbel omstandig te
vertellen.
Begin eens met eenvoudige ge-
Bij het lezen van dit boek besefte ik
weer eens dat het grootste knelpunt
in de huidige geloofsbeleving de
vraag is: Hoe kijken we tegen de
bijbel aan? Kerk en theologie gaan
vaak voorbij aan het mijns inziens
vaststaande feit dat de moderne ge
loofscrisis wortelt in de bijbelin
terpretatie. Waar het pastoraat niet
moedig duidelijke en eerlijke ant
woorden geeft op eenvoudige vra
gen als bijvoorbeeld het echt-
gebeurd zijn van veel verhalen,
komt men niet los van een voor
wetenschappelijke, magische bin
ding aan de bijbel.
We moeten onze kinderen een vrije,
positieve, tegen het bestaan opge
wassen beleving van de schriftleren.
door A. J. Klei
Mijn eerste hospita in
Amsterdam was een
gereformeerde Juffrouw, die
veelvuldig en hoog opgaf van
de glorie van het vooroorlogse
gereformeerdendom in de
stad harer inwoning. Zij
vertelde opgetogen, hoe de
room van de gereformeerde
melk zich elke zondag in de
voorname Keizersgrachtkerk
neerzette onder de rechte
bediening des Woords, en zij
somde verlekkerd de namen
op van eerbiedwaardige
professoren van de Vrije
Universiteit, die men daar
kon waarnemen. En als klap
op de vuurpijl kwam dan de
ontzagwekkende mededeling
dat pok mr. De Vlugt, de
burgemeester van de
hoofdstad, bij deze kerk
behoorde.
Ik luisterde natuurlijk eerbiedig
naar die verhalen, maar toen de
goede vrouw ging uitweiden over
de onberispelijke levenswandel
en stipte zondagsviering van de
gereformeerde sjiek, kon ik niet
nalaten tegen te werpen, dat
burgemeester De Vlugt toch eens
op zondag ln het olympisch
stadion was geweest (dat had ik
namelijk eens vernomen). Mijn
hospita slikte even en sprak
hierop dapper: dat moest-le wel
vanwege zijn hoge functie. Ik liet
het er maar bij. Nu, na zoveel
Jaren, zet lk de tekening ln de
krant die Hein Kray, de
cartoonist der kleine luyden, in
1928 naar aanleiding van die
zondagse bezigheid van de heer
De Vlugt maakte.
Maar afgezien van dit vlekje was
het me het rijke gereformeerde
leven wel in het vooroorlogse
Amsterdam, en van de
heerlijkheid daarvan waren de
gereformeerde Amsterdammers
zelf terdege overtuigd. Lees
maar:
„Tot roem van onzen
VerbondsGod mogen wij zeggen,
dat de Gereformeerde Kerk, de
meest gezegende en meest
levenskrachtige van alle
kerkformatles in Nederland ls.
8peciaal de Kerk van
Amsterdam heeft ooizaak tot
dank om hetgeen God aan haar
en door haar gedaan heeft
Vanouds stond Amsterdam aan
de spits als het gold te getuigen
vóór en te reformeeren naar het
Woord Gods
Ja, Amsterdam ls in den
eervollen zin des woords (dat wil
zeggen: óók geestelijk!) de
hoofdstad van Nederland
geweest tot nu toe. Als een
Jeruzalem van het Westen bleek
Amsterdam te zijn een
„verkondigster van goede
boodschap." Zij hief hare stem
op met macht en zei tot het
gedoopte volk: Zie, hier ls uw
God!
Ook op dit oogenblik nog is
onze prachtige stad aan Amstel
en IJ op kerkelijk godsdienstig
gebied de meest bevoorrechte
van allen. Som het eens op. Kerk
van Amsterdam, wat gij door
genade hebtenzlJLH
Deze enigszins luidruchtige
Bezocht do A.R. burgemeester De Vlugt op Zondag
de Olympiade?
D« ••OToadlc* Antir«To1a<iona(ri «Edelachtbare, ik erken, dat lk dit niet
predea kan bagrüp*». «I» kat waar la.»
woorden haal ik uit een geschrift,
dat een lezer bU 't opruimen van
zijn boekenkast tegenkwam en
zo vriendelijk was mij toe te
sturen. Het heet: „De kerk en gij,
open brief aan de gereformeerde
kerk van Amsterdam" en tot de
ondertekenaars behoren de
predikanten 8. G. de Graaf, B. A.
Knoppers en B. Wielenga. Deze
24 pagina's tellende brochure
geeft geen jaartal op, maar ik
vermoed dat de verschijning
ervan aan het einde van de Jaren
twintig, misschien aan het begin
van de Jaren dertig was.
„De kerk en gU" is er op uit, dat
de mensen meer geld voor de
kerk geven. Merkwaardig is dat
de uitbundige lofzang op
Amsterdam gevolgd wordt door
een even welsprekende tekening
van de bezwaren die voor
gereformeerden kleven aan het
wonen in Amsterdam:
„Vooreerst geestelijk.
Door de valsche Cultuur is „de
wereld" nergens machtiger tot
verleiding dan hier.
Amsterdam ls het hart van de
revolutionaire beweging en van
de antichris telij kke
organisaties.
Wegens de enorme
uitgestrektheid der stad, is de
beoefening van de gemeenschap
der heiligen moeilijk; ook het
toezicht op den levenswandel
bezwaarlijk.
Schier nergens ls dus de afval zoo
groot als hier. Velen, vooral onder
de Jeugdigen, verliezen hier hun
Kerk enhun God. Droevig,
om te schreien, is het aantal
onttrekkingen. In de
Pinksterkerk was het: dagelijks
traden toe, die zalig werden!
Thans is het: telkens bericht van
leden, die heengaan. En
waarheen?"
In het rijke gereformeerde leven
zijn we nog zeer ver van „Samen
op weg" met de hervormde kerk
vandaan. De open brief praat
trouwens niet over hervormde
kerk, maar over een
genootschap:
„Het lidmaatschap van de
Gereformeerde Kerk is duur.
Wie lid van het Hervormd
Genootschap is, kan gemaklij k
met een paar gulden „belasting"
volstaan."
Blijkbaar zijn de schrijvers van
„De kerk en gij" van oordeel, dat
hervormd worden geen
verleiding betekent voor de
gereformeerden. Zij
waarschuwen er tenminste
nauwelijks voor. Wel attenderen
zij uitvoerig op de nadelen, welke
het werelds - worden meebrengt:
„En, zouden wij willen vragen, is
de dienst der wereld goedkoop?
VergeUjk eens hetgeen zij betaalt
voor haar vermaken?
Voor haar plaatsen in
schouwburgbioskoop, stadion,
danszaal!
Een ondersteunde werklooze
bracht zijn klok in de lommerd,
teneinde een entreebiljet van zes
gulden te koopen voor een
voetbalwedstrijd!
Bovendien betaalt de wereld
haar vermaak ook nog met
gezondheid. In gietende regenS
en gure windvlagen volhardt zij
in de open lucht bij haar
sportfestijn.
Zou iemand met haar willen
ruilen?"
Op grond hiervan moeten we
haast aannemen dat tot de
zegeningen van gereformeerd
Amsterdam ook behoorde, dat
het bij de zaterdagsport nimmer
regende of waaide. Hoe dit zij, de
gereformeerden wisten
drommels goed dat zij hoewel
niet van de wereld, toch ln de
wereld verkeerden en aan wat zij
misprijzend doperse
wereldmijding noemden, deden
zij niet, getuige mijn laatste
citaat uit „De kerk en gij":
„Weet gij, dat ons Gereformeerde
volk in Nederland aan Radio
uitgeeft ruim drie kwart millioen
gulden?
Aan pleizierreizen ruim
twee.en.eenhalf millioen!
Aan rooken acht k negen
millioen?
En wat wordt er uitgegeven aan
andere dingen, die tot de luxe des
levens behooren?
Alles tezamen tien maal meer
dan aan de Kerk des Heeren.
God gunt het ons, zoo wij de
grens der verkwisting niet
overschrijden. Hij, die op de
bruiloft te Kana de vaten met
wijn vulde, wil onze ledigheid
niet.
Maar laat ons dan ook niet
klagen over een harden dienst!"
GODS GELUK
Mijn ervaring is dat veel predikan
ten de kritisch-exegetische bijbel
wetenschap niet ernstig nemen (of
geen kans zien die voor zichzelf te
verwerken!). Hoe zouden „gewone"
kerkleden dan uit hun vragen moe
ten komen?
Veelzeggend
De bijbelwetenschap kan veel uit
legkundige vragen tegenwoordig
vrij duidelijk oplossen; veelzeggend
is ook dat er een grote eenstemmig
heid heerst onder onderzoekers van
uiteenlopende kerkelijke komaf,
ook Klink wijst daar nog eens op.
Wie de kritische bijbelvragen niet
angstig ontwijkt, maar ze blijmoe
dig doordenkt, ontdekt weer dat de
bijbel over onszelf gaat: „Waar ko
men we vandaan, waar gaan we
heen, worden we aangenomen of al
leen gelaten of is er Iemand die ons
leidt en redt?
Geen kind is daarom te jong, voor
zover het praten en meedenken kan,
voor datgene waar het in de bijbel
om gaat."
Drs. J. U. Hommes te Houten, leraar
Pedagogische Akademie, schrijft
over: J. L. Klink, „De kleine mens en
het grote boek", uitg. Ambo; 99 blz.,
prijs 9,75.
px
ft.
OU
0
En het geschiedde in 'die daftip
Jezus kwam van Nazareth in Crr
en hij liet zich dopen 611
bij de Jordaan, door Johanna
En terstond
toen Hij uit het water bovenh
zag Hij hemelen die zich scheijK1
en de Oeest
als een duif r
op Hem neerdalen.
En een stem uit de hemelen: 1
Gij zljt mijn Zoon,
de geliefde,
in U ben Ik gelukkig. n
(Markus 1,9-11)
Markus ls de evangelist die zo
dat woordje „terstond" gebie'
Hij heeft haast. Hij vertelt kortat
gaat om een aantal hoofdzakeLi
moeten er maar eens overV
denken: Jezus, die zich laat r
net als de anderen. Dat is dpn
kant Hij wijkt niet af. HIJ val c
op. Hij ls één van de velen (va
doop. Zozeer is Hij onder ons, ferv
de mehsen. Hij hoort bij oni
Juist dat, dat Hij rüet opvalt, 1
opvallende. Juist dat, dat H$el
mengt onder de doopkandidj e
dat is 't bijzondere. Dat wa$.
nooit ingevallen en we hadden
op een heel andere manier overig
heen gelopen. Maar dat zegt dtje
mei dan ook van Hem. Wie Hij L
Zoon, de beminde. Met deze f v
verklaart God zich gelukkig. In|e
komen Gods bedoelingen teriut
Op een geheel unieke wijZe.Ln
wast het water van de zee niet afee
dat wordt zelfs niet weggedaan^
wat wij Hem aandoen. Nee, jufori
dat alles ligt Gods vrede en g<
,wo
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Beroepen te Meeuwen:
laatstelijk zendingspred. 1
wonende te Zoetermeer; te Vj
huizen: A. Gooijer te Zeist; t«
ren: H. J. van Druten te Utreti^j
GEREF. KERKEN
Beroepen te Enschede: A. Hooll<
er te Nieuwendijk; te Westerboj
v.d. Ploeg te Drogeham.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Afscheid van Vrouwenpolder
Woudt ber. te Den Helder (N
toer.). g
GEREF. GEMEENTEN f1'
Beroepen te Middelharnis: dJer
Vergunst te Veen.
CHR. GEREF. KERKEN l
Beroepen te Zierikzee: G. Bijkeiler
Enschede-Oost. kra
idd
DOOPSGEZ. GEM. D(
Beroepen te Koudum en Warnleei
T. Araent te Holwerd. jws
VRIJE EV.
Beroepen
Jansen Klomp
Aangenomen naar Koudekerksen
geest. vera, van het verpleegrijs
rusthuis Der Boede): Q. v.d. Vijelij
Rotterdam-Zuid. en
n: G. k
d. te An^-i
Vj
r"<C
joli«
bT
jWC
GEM. j, z
te Rotterdam-Z.: K
omp te Oudeblldtzijt
Isir
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wlbautstraat 131
Tel. 020-913456
Tele* 13006
,gr<
F
vat
pc
Ing
ROTTERDAM/DORDRECH1
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam1"
Tel. 010-115588 r d
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haa
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN: L
Postbus 3
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel. 05200-17030 k'J
ADVERTENTIE
Boeken van Okke Jager er
HOEDJES MET VOETJES 7„
152 blz./13.50 PT
1st
BINNEN PRETJES OM BUITEN e
BEENTJES
166 blz. 15.50 ze
Twee bundels cursiefjes uit p.
omroepwereld.
Uit de tijd toen de auteur aan
NCRV verbonden was. Korte
rische stukjes, altijd boeiend, alt
verrassend. "Ik zeg altijd maar: vt
is hij progressiefjes in zijn cursii
jes!", aldus Wim Kan.
OM RAZEND TE WORDEN
135 blz. 8,25 n
Kanttekeningen van een krantfko
lezer. Vlijmscherpe reakties en ad ne
lyses op het dagelijks nieuws uit Ipa
krant: nationalisme, gezag, Kornifwa
lijk huis, Israël enz. jen
fl".
HET KLAGEN WORDT GEZANG
124 blz./8,25
Kanttekeningen bij ons kerkefl**
leven. Openhartig geeft de aul
zijn mening over allerlei zaken diei
het christelijk erf in discussie zijn.
Verkrijgbaar in de boekhandel.
k
fch<
lerii
KOK KAMPE