Ethiek en gebed horen bij elkaar De bijbel, een boek voor kinderen? Uit het rijke gereformeerde leven Vandaag* d Onze adresseri fl ZATERDAG 22 JANUARI 1977 KERK TROUW/KWARTi door dr F. O. van Gennep Van de hand van dr O. Th. Rothuizen, hoogleraar ln de ethiek ln Kampen, verscheen „Ethiek en gebed, een crisis". Ui de eerste hooldstukken zet Rothuizen uiteen, wat hem er toe heeft gebracht dit boek te schrijven. Zowel de ethiek als het gebed verkeren ln een crisis. Aan de ethiek ls het uitgangspunt ln vaste, onveranderlijke waarden ontnomen, terwijl het gebed wordt geteisterd door ongeloof of op zijn minst een zich wijzigend geloof ln Ood. Daarnaast constateert Rothuizen een leemte ln de ethiek, waar men doorgaans het gebed over het hoofd ziet. Ethiek en gebed staan tn een vicieu ze cirkel. Rothuizen betoogt: Als het goed ls, houden ze elkaar ln bewe ging. De ethiek verwijst naar het gebed en het gebed naar de ethiek. Ethiek zonder gebed wordt een droe- vlg en vermoeiend wetticisme, gebed zonder ethiek wordt farizeïsme. In het vierde hoofdstuk, doorden kend over het gebed, komt het won der ter sprake. Als wij om een won der bidden, waar bidden wij dan eigenlijk om? Bidden wij om Iets tegennatuurlijks, Iets bovennatuur lijks? Is dat niet in strijd met onze hedendaagse wetenschaps opvatting? Volgens Rothuizen laat ook de natuurwetenschap ruimte voor het wonder, al waarschuwt hij voor een te luie opvatting van het wonder. Wie te zeer het wonder bena drukt, neigt er toe de zaken aan Ood over te laten. De bijbel is. in verhou ding tot andere godsdienstige boe ken, karig met de vermelding van wonderen en wil bovendien de mon digheid van de mens beklemtonen. Het souverelne handelen van God door middel van wonderen schept naar het bijbelse getuigenis ruimte voor het handelen van de mens. Wat voor de ethiek ln engere zin geldt, blijkt ook waar te zijn voor de afronding der ethiek ln de politiek. Ook nu gaat het om een verstrenge ling van gebed en politiek. In de nu volgende hoofdstukken komt op nieuw het gebed ter sprake, waarbij Rothuizen er nadruk op legt, dat hij het gebed als vraag aan Ood niet wil loslaten. Natuurlijk ziet hij andere dimensies van het gebed als dank, lofprijzing, verootmoediging, klacht of meditatie niet over het hoofd, maar „het laten vallen van de vraag uit het gebed k&n „het begin van het einde" zijn, dat atheïsme heet." (blz. 91) Dit brengt Rothuizen nu ook tot een kritische houding tegenover het be roemde Keulse avondgebed van Do- rothée SöUe en Fulbert Steffensky, met hoeveel waardering hij daar overigens ook tegenover staat. Het bezwaar ls niet, dat het zo politiek ls geworden, maar dat het, naar de opvatting van Rothuizen, niet meer een wezenlijk gebed zou zijn. Wij moeten onze mond tegen Ood dur ven open doen en dat ontbreekt, volgens hem, ln het Keulse avondgebed. Het boek wordt afgesloten met een achttal meditaties over het „Onze Vader". Grondtoon Dit boek vindt zijn grondtoon in een levende verhouding met Ood. Daar om kan nu ook het menselijke ver wijt en zelfs de vloek ter sprake komen en niet in het minst ook de vraag van Ood aan de mens. Er ls bij de bidder een „gelovige brutaliteit", waarin Ood niet bij voorbaat als machteloze hemelbewoner wordt af geschreven. Wat Rothuizen over het wonder en over het gebed als vraagschrijft./ind ik mooi, al kan ik hem daarin niet helemaal volgen. Wat Ik er ln kan bewonderen, ls, dat hij koppig wei gert mee te lopen ln een hedendaags levensgevoel, dat de wonderen ver wijst naar het land der fabelen en Ood maakt tot een handen wringen de toeschouwer bij het drama van ziekte, dood en uitbuiting. Die Inten tie lijkt me hoogst achtenswaardig, al zou lk zowel over het wonder als over het vraaggebed en vooral over de daarbij gebruikte voorbeelden en Prof. dr G. Th. Rothuizen. citaten nog wel een robbertje met Rothuizen willen vechten. righeid ln de gedachtengang, die het boek tot vermoeiende lectuur maakt. Talloze zinnen worden on derbroken door tegensprekende en vermanende bijzinnen, alsof hem het EO-en Mao-legioen tegelijkertijd op de hielen zitten. Ik zou willen zeggen: „Spreek nu eens rustig uit. Dan zullen we het later wel klaren met de tegenpartijders". Mijn tweede bezwaar richt zich te gen de inhoud. Een laatste theolo gische felheid ontbreekt aan het boek. Rothuizen heeft een uiterst belangrijk en actueel thema aange sneden, waarbij zijn boek een bijdra ge bedoelt te zijn in de strijd tegen de nog altijd voortschrijdende pola risatie in de kerken. Een van de kenmerken van die polarisatie ls, dat men het gebed en de ethiek tegen elkaar uitspeelt. Rothuizen heeft het zeer juist gezien, dat de Inademing en de uitademing, het discipelschap en het apostolaat, het gebed en de ethiek bijeenhoren. Ethiek zonder gebed wordt drammerig, zoals het gebed zonder ethiek verdroogt tot een naar binnen gerichte afgoderij. Vraag Kritiek Mijn kritiek richt zich op twee pun ten. Het eerste is het taalgebruik en de systematiek. Rothuizen schrijft vlot en uiterst slordig. Tientallen zin nen beginnen met „en, maar, totdat, opdat, want, dwz." Deze slordigheid maakt het vaak bijzonder moeilijk, om te begrijpen, wat hij bedoelt. Daaraan gepaard gaat een springe- Mijn vraag aan Rothuizen is nu: waarom zeg je nergens, dat wie het gebed tegen de ethiek uitspeelt (en omgekeerd), zich buiten de innerlij ke beweging van het Joodse en chris telijke geloof plaatst? Wie tot de God van Israël, de vader van onze Messias Jezus, bidt die kan eenvou dig niet bulten de wereld komen te staan. In het existentialisme houdt de mystiek op. als de ethiek begint en bij allerlei tibetaanse monniken' (als die er nog zijn) houdt, denk ik, de ethiek op, als de mystiek begint. Wie zich biddend wendt tot de God van de bijbel, wordt doorgestuurd naar de wereld, omdat wij bidden tot de God van het verbond, die de wereld zó lief had, dat Hij zijn zoon heeft gezonden. Wie zich door deze Ood tot handelen geroepen weet, wordt verwezen naar het gebed, dat het handelen bevrijdt van de illusie, dat wij het zouden zijn, die de wereld zullen redden. De mensen, die alleen maar bidden en die alleen maar handelen, zien aan de Ood van het verbond voorbij. 'Wie meent door zijn bidden gevrij waard te zijn van het handelen of dankzij zijn handelen het gebed niet meer nodig te hebben, die laat mer ken, dat hij noch in zijn bidden, noch in zijn handelen met deze Ood van doen heeft.. Het lijkt me, dat Je dat gerust aan '.dé. kerken mag zeggen. Omdat Ood zo op de aarde gericht ls en omdat Hij zozeer de mensen wil en zal redden van hun ondergang, horen ln het christelijk geloof ethiek en gebed bij elkaar. Zo fel en zo ln de letterlijke zin theo-logisch kunnen we de fatale tegenstelling van gebed en ethiek te boven komen. Dr. F. O. van Gennep, rector van het theologisch seminarium van de her vormde kerk te Driebergen, be spreekt: „Ethiek en gebed, een crisis" door prof. dr G. Th. Rothuizen. Uitg. Kok, Kampen, prijs 15,90. door Hans Hommes „Stel Je voor dat er boekjes voor kleuters ln de boekhandel zouden liggen over een Jongen die zijn broer vermoordt, of over een zoon die zijn invalide vader bedriegt om aan de erfenis te komen, of over een koning die pasgeboren jongetjes Iaat verdrin ken. We zouden hoogst verbaasd, zelfs verontwaardigd zijn!" Dit schrijft dr JU. Klink ln haar nieuwe boekje „De kleine mens en het grote boek", dat ln de ondertitel de belangrijke vraag stelt: „Is de bijbel een boek voor kinderen?" In de bijbel worden allerlei realis tische verhalen onverbloemd opge dist. Moord en doodslag, bedrog en overspel, oorlog en geweld; niets menselijks ls de bijbel vreemd. Mag of moet Je dat alles zonder terughou dendheid aan kinderen voorschote len? Als het goed is beschermen we onze kinderen toch ook tegen al te veel geweld op het televisiescherm of tegen Informatie voor „boven de achttien", die ze gevoelsmatig niet kunnen verwerken? Toch is het een (vooral protestantse) traditie om zo vroeg mogelijk met de bijbelverha len aan boord te komen. Is dat wel zo verstandig? Is de bijbel wel een boek voor kinderen? Spontaan Laat lk maar meteen verklappen dat mevrouw Klink niet vindt dat de bijbel helemaal dicht moet blijven voor kinderen, omdat die er niets van zouden kunnen aanvoelen of be grijpen. Juist kinderen brengen vaak spontaan de vragen van het mens zijn onder woorden. Ze doen dat niet zwaar en tobberig, maar luchtig, tus sen neus en lippen door. Wie dat niet gelooft, verwijs lk naar andere boe ken van Klink, waarin ze kwistig strooit met kinder-cltaten die te den ken geven: „Kind en geloof", „Kind en leven", „Kind en aarde". Kinderen leven niet in een storm vrije uithoek van de werkelijkheid, sprekjes over de dingen om het kind heen, over hemzelf, en over God, „die de wereld heeft gemaakt en veel meer van ons houdt dan men sen dat doen. Dat geloven we ook al zien we hem niet en ook al gebeuren er soms nare dingen." En als het kind groter wordt komen ook de verhalen uit de bijbel. Niet als va derlandse geschiedenis van Israël, niet als feitenrelaas, maar als ver slag van wat mensen hebben ont dekt over God en zichzelf. Knelpunt waar we de ervaringen van lijden en dood buiten kunnen houden (zoals de opvoeders van de latere Boeddha probeerden). De wereld waarin klei ne mensen leven ls dezelfde als onze wereld: „Alle levenslijnen zijn terug te brengen tot het begin van het leven: hebben en missen, vreugde en verdriet, vertrouwen angst, afhanke lijkheid en het zelf doen. Het zou onjuist zijn om te denken dat men hiervan iets zou kunnen overslaan omdat een kind nog klein is. Klein zijn en eroot worden ls groeien ln de werkelijkheid, ln geluk én pijn." Gesprekjes Dus dan maar de hele bijbelse ge schiedenis uitstorten over de hoof-1 den van vier- of vijfjarigen? Dat be slist niet Maar je kunt ook laten zien wie God is zonder direct allerlei verhalen uit de bijbel omstandig te vertellen. Begin eens met eenvoudige ge- Bij het lezen van dit boek besefte ik weer eens dat het grootste knelpunt in de huidige geloofsbeleving de vraag is: Hoe kijken we tegen de bijbel aan? Kerk en theologie gaan vaak voorbij aan het mijns inziens vaststaande feit dat de moderne ge loofscrisis wortelt in de bijbelin terpretatie. Waar het pastoraat niet moedig duidelijke en eerlijke ant woorden geeft op eenvoudige vra gen als bijvoorbeeld het echt- gebeurd zijn van veel verhalen, komt men niet los van een voor wetenschappelijke, magische bin ding aan de bijbel. We moeten onze kinderen een vrije, positieve, tegen het bestaan opge wassen beleving van de schriftleren. door A. J. Klei Mijn eerste hospita in Amsterdam was een gereformeerde Juffrouw, die veelvuldig en hoog opgaf van de glorie van het vooroorlogse gereformeerdendom in de stad harer inwoning. Zij vertelde opgetogen, hoe de room van de gereformeerde melk zich elke zondag in de voorname Keizersgrachtkerk neerzette onder de rechte bediening des Woords, en zij somde verlekkerd de namen op van eerbiedwaardige professoren van de Vrije Universiteit, die men daar kon waarnemen. En als klap op de vuurpijl kwam dan de ontzagwekkende mededeling dat pok mr. De Vlugt, de burgemeester van de hoofdstad, bij deze kerk behoorde. Ik luisterde natuurlijk eerbiedig naar die verhalen, maar toen de goede vrouw ging uitweiden over de onberispelijke levenswandel en stipte zondagsviering van de gereformeerde sjiek, kon ik niet nalaten tegen te werpen, dat burgemeester De Vlugt toch eens op zondag ln het olympisch stadion was geweest (dat had ik namelijk eens vernomen). Mijn hospita slikte even en sprak hierop dapper: dat moest-le wel vanwege zijn hoge functie. Ik liet het er maar bij. Nu, na zoveel Jaren, zet lk de tekening ln de krant die Hein Kray, de cartoonist der kleine luyden, in 1928 naar aanleiding van die zondagse bezigheid van de heer De Vlugt maakte. Maar afgezien van dit vlekje was het me het rijke gereformeerde leven wel in het vooroorlogse Amsterdam, en van de heerlijkheid daarvan waren de gereformeerde Amsterdammers zelf terdege overtuigd. Lees maar: „Tot roem van onzen VerbondsGod mogen wij zeggen, dat de Gereformeerde Kerk, de meest gezegende en meest levenskrachtige van alle kerkformatles in Nederland ls. 8peciaal de Kerk van Amsterdam heeft ooizaak tot dank om hetgeen God aan haar en door haar gedaan heeft Vanouds stond Amsterdam aan de spits als het gold te getuigen vóór en te reformeeren naar het Woord Gods Ja, Amsterdam ls in den eervollen zin des woords (dat wil zeggen: óók geestelijk!) de hoofdstad van Nederland geweest tot nu toe. Als een Jeruzalem van het Westen bleek Amsterdam te zijn een „verkondigster van goede boodschap." Zij hief hare stem op met macht en zei tot het gedoopte volk: Zie, hier ls uw God! Ook op dit oogenblik nog is onze prachtige stad aan Amstel en IJ op kerkelijk godsdienstig gebied de meest bevoorrechte van allen. Som het eens op. Kerk van Amsterdam, wat gij door genade hebtenzlJLH Deze enigszins luidruchtige Bezocht do A.R. burgemeester De Vlugt op Zondag de Olympiade? D« ••OToadlc* Antir«To1a<iona(ri «Edelachtbare, ik erken, dat lk dit niet predea kan bagrüp*». «I» kat waar la.» woorden haal ik uit een geschrift, dat een lezer bU 't opruimen van zijn boekenkast tegenkwam en zo vriendelijk was mij toe te sturen. Het heet: „De kerk en gij, open brief aan de gereformeerde kerk van Amsterdam" en tot de ondertekenaars behoren de predikanten 8. G. de Graaf, B. A. Knoppers en B. Wielenga. Deze 24 pagina's tellende brochure geeft geen jaartal op, maar ik vermoed dat de verschijning ervan aan het einde van de Jaren twintig, misschien aan het begin van de Jaren dertig was. „De kerk en gU" is er op uit, dat de mensen meer geld voor de kerk geven. Merkwaardig is dat de uitbundige lofzang op Amsterdam gevolgd wordt door een even welsprekende tekening van de bezwaren die voor gereformeerden kleven aan het wonen in Amsterdam: „Vooreerst geestelijk. Door de valsche Cultuur is „de wereld" nergens machtiger tot verleiding dan hier. Amsterdam ls het hart van de revolutionaire beweging en van de antichris telij kke organisaties. Wegens de enorme uitgestrektheid der stad, is de beoefening van de gemeenschap der heiligen moeilijk; ook het toezicht op den levenswandel bezwaarlijk. Schier nergens ls dus de afval zoo groot als hier. Velen, vooral onder de Jeugdigen, verliezen hier hun Kerk enhun God. Droevig, om te schreien, is het aantal onttrekkingen. In de Pinksterkerk was het: dagelijks traden toe, die zalig werden! Thans is het: telkens bericht van leden, die heengaan. En waarheen?" In het rijke gereformeerde leven zijn we nog zeer ver van „Samen op weg" met de hervormde kerk vandaan. De open brief praat trouwens niet over hervormde kerk, maar over een genootschap: „Het lidmaatschap van de Gereformeerde Kerk is duur. Wie lid van het Hervormd Genootschap is, kan gemaklij k met een paar gulden „belasting" volstaan." Blijkbaar zijn de schrijvers van „De kerk en gij" van oordeel, dat hervormd worden geen verleiding betekent voor de gereformeerden. Zij waarschuwen er tenminste nauwelijks voor. Wel attenderen zij uitvoerig op de nadelen, welke het werelds - worden meebrengt: „En, zouden wij willen vragen, is de dienst der wereld goedkoop? VergeUjk eens hetgeen zij betaalt voor haar vermaken? Voor haar plaatsen in schouwburgbioskoop, stadion, danszaal! Een ondersteunde werklooze bracht zijn klok in de lommerd, teneinde een entreebiljet van zes gulden te koopen voor een voetbalwedstrijd! Bovendien betaalt de wereld haar vermaak ook nog met gezondheid. In gietende regenS en gure windvlagen volhardt zij in de open lucht bij haar sportfestijn. Zou iemand met haar willen ruilen?" Op grond hiervan moeten we haast aannemen dat tot de zegeningen van gereformeerd Amsterdam ook behoorde, dat het bij de zaterdagsport nimmer regende of waaide. Hoe dit zij, de gereformeerden wisten drommels goed dat zij hoewel niet van de wereld, toch ln de wereld verkeerden en aan wat zij misprijzend doperse wereldmijding noemden, deden zij niet, getuige mijn laatste citaat uit „De kerk en gij": „Weet gij, dat ons Gereformeerde volk in Nederland aan Radio uitgeeft ruim drie kwart millioen gulden? Aan pleizierreizen ruim twee.en.eenhalf millioen! Aan rooken acht k negen millioen? En wat wordt er uitgegeven aan andere dingen, die tot de luxe des levens behooren? Alles tezamen tien maal meer dan aan de Kerk des Heeren. God gunt het ons, zoo wij de grens der verkwisting niet overschrijden. Hij, die op de bruiloft te Kana de vaten met wijn vulde, wil onze ledigheid niet. Maar laat ons dan ook niet klagen over een harden dienst!" GODS GELUK Mijn ervaring is dat veel predikan ten de kritisch-exegetische bijbel wetenschap niet ernstig nemen (of geen kans zien die voor zichzelf te verwerken!). Hoe zouden „gewone" kerkleden dan uit hun vragen moe ten komen? Veelzeggend De bijbelwetenschap kan veel uit legkundige vragen tegenwoordig vrij duidelijk oplossen; veelzeggend is ook dat er een grote eenstemmig heid heerst onder onderzoekers van uiteenlopende kerkelijke komaf, ook Klink wijst daar nog eens op. Wie de kritische bijbelvragen niet angstig ontwijkt, maar ze blijmoe dig doordenkt, ontdekt weer dat de bijbel over onszelf gaat: „Waar ko men we vandaan, waar gaan we heen, worden we aangenomen of al leen gelaten of is er Iemand die ons leidt en redt? Geen kind is daarom te jong, voor zover het praten en meedenken kan, voor datgene waar het in de bijbel om gaat." Drs. J. U. Hommes te Houten, leraar Pedagogische Akademie, schrijft over: J. L. Klink, „De kleine mens en het grote boek", uitg. Ambo; 99 blz., prijs 9,75. px ft. OU 0 En het geschiedde in 'die daftip Jezus kwam van Nazareth in Crr en hij liet zich dopen 611 bij de Jordaan, door Johanna En terstond toen Hij uit het water bovenh zag Hij hemelen die zich scheijK1 en de Oeest als een duif r op Hem neerdalen. En een stem uit de hemelen: 1 Gij zljt mijn Zoon, de geliefde, in U ben Ik gelukkig. n (Markus 1,9-11) Markus ls de evangelist die zo dat woordje „terstond" gebie' Hij heeft haast. Hij vertelt kortat gaat om een aantal hoofdzakeLi moeten er maar eens overV denken: Jezus, die zich laat r net als de anderen. Dat is dpn kant Hij wijkt niet af. HIJ val c op. Hij ls één van de velen (va doop. Zozeer is Hij onder ons, ferv de mehsen. Hij hoort bij oni Juist dat, dat Hij rüet opvalt, 1 opvallende. Juist dat, dat H$el mengt onder de doopkandidj e dat is 't bijzondere. Dat wa$. nooit ingevallen en we hadden op een heel andere manier overig heen gelopen. Maar dat zegt dtje mei dan ook van Hem. Wie Hij L Zoon, de beminde. Met deze f v verklaart God zich gelukkig. In|e komen Gods bedoelingen teriut Op een geheel unieke wijZe.Ln wast het water van de zee niet afee dat wordt zelfs niet weggedaan^ wat wij Hem aandoen. Nee, jufori dat alles ligt Gods vrede en g< ,wo Beroepingswerk NED. HERV. KERK Beroepen te Meeuwen: laatstelijk zendingspred. 1 wonende te Zoetermeer; te Vj huizen: A. Gooijer te Zeist; t« ren: H. J. van Druten te Utreti^j GEREF. KERKEN Beroepen te Enschede: A. Hooll< er te Nieuwendijk; te Westerboj v.d. Ploeg te Drogeham. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Afscheid van Vrouwenpolder Woudt ber. te Den Helder (N toer.). g GEREF. GEMEENTEN f1' Beroepen te Middelharnis: dJer Vergunst te Veen. CHR. GEREF. KERKEN l Beroepen te Zierikzee: G. Bijkeiler Enschede-Oost. kra idd DOOPSGEZ. GEM. D( Beroepen te Koudum en Warnleei T. Araent te Holwerd. jws VRIJE EV. Beroepen Jansen Klomp Aangenomen naar Koudekerksen geest. vera, van het verpleegrijs rusthuis Der Boede): Q. v.d. Vijelij Rotterdam-Zuid. en n: G. k d. te An^-i Vj r"<C joli« bT jWC GEM. j, z te Rotterdam-Z.: K omp te Oudeblldtzijt Isir AMSTERDAM: Postbus 859 Wlbautstraat 131 Tel. 020-913456 Tele* 13006 ,gr< F vat pc Ing ROTTERDAM/DORDRECH1 Postbus 948 Westblaak 9. Rotterdam1" Tel. 010-115588 r d DEN HAAG/LEIDEN: Postbus 101 Parkstraat 22. Den Haa Tel. 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN: L Postbus 3 Melkmarkt 56. Zwolle Tel. 05200-17030 k'J ADVERTENTIE Boeken van Okke Jager er HOEDJES MET VOETJES 7„ 152 blz./13.50 PT 1st BINNEN PRETJES OM BUITEN e BEENTJES 166 blz. 15.50 ze Twee bundels cursiefjes uit p. omroepwereld. Uit de tijd toen de auteur aan NCRV verbonden was. Korte rische stukjes, altijd boeiend, alt verrassend. "Ik zeg altijd maar: vt is hij progressiefjes in zijn cursii jes!", aldus Wim Kan. OM RAZEND TE WORDEN 135 blz. 8,25 n Kanttekeningen van een krantfko lezer. Vlijmscherpe reakties en ad ne lyses op het dagelijks nieuws uit Ipa krant: nationalisme, gezag, Kornifwa lijk huis, Israël enz. jen fl". HET KLAGEN WORDT GEZANG 124 blz./8,25 Kanttekeningen bij ons kerkefl** leven. Openhartig geeft de aul zijn mening over allerlei zaken diei het christelijk erf in discussie zijn. Verkrijgbaar in de boekhandel. k fch< lerii KOK KAMPE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 2