smat-kunst: niet alleen traditie Menselijk leven als hachelijk avontuur De filosofie van het motoronderhoud Haat-liefde Tweeslachtig IrERDAG 15 JANUARI 1977 H Sr1 KUNST TROUW/KWARTET 21 5 ioordat er zoveel dingen zijn, die allemaal zo nodig schijnen te moeten. j tan er, als je 't niet goed in de gaten houdt, veel je neus voorbijgaan. Dat s heel nadrukkelijk het geval met tentoonstellingen. Tussen al het grote [Verk door, veelvuldig aangekondigd en soms ook begeleid door inten- j iieve campagnes, zijn er vaak kleinere expositie „in de provincie" waar e misschien toevallig terechtkomt en waar je dan daarna iedereen wel l :ou willen heensturen. J! loals nu naar Breda, naar het Volken- tundig Museum Justinus van Nassau, j iraar tot 2 mei de tentoonstelling '70 jaar 4j ismat houtsnijkunst' wordt gehouden. Ij )verigens ben ik daar helemaal niet toe- 27 rallig binnengestapt, ik wist dat het een 94 lijzondere tentoonstelling was. 't Is na- |j nelijk voor het eerst, dat er een overzicht ii jegeven wordt van de Asmat-kunst van 904 tot nu. In 1904 voer het s.s Flamingo ie jjpp een ontdekkingstocht langs de Zuid- cust van het toenmalige Nieuw-Guinea i 5' en nog onbekende baai binnen en daar lad men het eerst contact met de bevol- j üng daar. Hoewel dat wat uit de hand i k iep de Asmatters lieten zich kennelijk niet Imponeren door al het nieuwe en werden wat opdringerig zag men toch nog kans wat blik en messen te ruilen tegen versierde houten gebruiksvoorwer pen en wapens, zoals pagaaien, speren, pijlen en schilden. Uiteraard waren er ook toen wel een paar mensen, die zagen hoe ongelooflijk fraai en geraffineerd dus verre van primitief die decoraties waren en met hoeveel vakmanschap ze waren aangebracht, maar over het algemeen ging de interesse toch vooral uit naar het puur volkenkun dige. En de volkenkundige musea waren destijds toch nog hoofdzakelijk van die wat stoffige instellingen, waar de bezoe kers weliswaar welwillend, maar toch ook wel wat neerbuigend kennis kwamen ne men van de levenswijze van wat men toen nog bij voorkeur „onbeschaafde vol keren" noemde. Maar langzamerhand begon men ook de louter artistieke waarde van deze exo tische uitingen te zien. Al vroeg in deze eeuw Picasso speelde daarbij aa. een grote rol „ontdekte" men de neger- kunst", maar het zou nog tot na de tweede wereldoorlog duren, voordat men de kunstzinnige achtergronden begon te zien, te erkennen, zou je bijna zeggen, van de voortbrengelsen van de volken van West Irian. Een erkenning die zijn bekroning vond in de grote tentoonstel ling van Papoea-kunst in het Rijksmu seum te Amsterdam in 1966, in een kunst-museum dus, dat zich nooit had beziggehouden met volkenkunde. Tentoonstellingen zoals deze hebben nogal eens „verdwijnende culturen" tot onderwerp. Expedities trachten nog op het laatste nippertje de westerse be schaving schrijdt niet, maar snelt voort te redden wat er te redden valt, en dat stelt de wetenschappelijke onderzoekers dan in staat de culturen van bepaalde landen nog te onderzoeken, geruime tijd nadat de laatste resten daarvan al ver dwenen zijn. Dat komt in het museum en daar komen dan vaak litanieën uit voort over wat eens was en wat nooit meer terugkomt en dat alles wat er nu nog gemaakt wordt, bedoeld is om geld te kloppen uit de zakken van de op souve nirs beluste blanken. ren bijlen, geven, technisch gezien, uiter aard meer mogelijkheden en werken b.v. ook het gebruik van andere, hardere houtsoorten in de hand. Maar ook met stenen en benen gereedschap konden de Asmatters uitstekend overweg. Bijzon der mooie voorbeelden hier. monumenta le niet van die hele grote blsj-palen en meterslange zieleprauwen, voorwer pen die zowel met dood het kop pensnellen als leven vruchtbaar heidsriten. lnltiatieplechtlgheden te maken hebben. Er zijn schilden uit ver schillende perioden met steeds terugke rende. maar altijd fantasierijk uitge werkte motieven en rijk versierde bootstevens. De veel in deze kunst voor komende diermotieven treffen, niette genstaande de vrij ver doorgevoerde sti lering vooral door de kostelijke karakte risering van beweging en houding. Persoonlijk Een prauwsteven gesneden door Mbiyir uit het dorp Sauwa Erma Hoogmoed Een Asmat-schild En dat is dan ook weer een soort hoog moed. Want zo goed als je ook hier kunstenaars hebt, die door .alles heen blijven doen waar ze mee bezig zijn, of dat het publiek nu aanstaat of niet, zo heb Je die overal elders op de wereld. Ook in de derde wereld. Daarom is het zo sympathiek, dat deze expositie wat het recente werk betreft, gewijd is aan een vijftiental met naam en toenaam ge noemde kunstenaars. Dat is in zekere zin een gevolg van het diepgaande onderzoek dat dr. A. A. Gerbrands (van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden) naar het kunstge- beuren daar instelde. Hij was toen lange tijd in het Asmat-gebied, vooral in het dorp Amanakai en kwam terug met werk van individuele beeldhouwers of houtsnijders. Niet met stukken, zoals tot dan gebruikelijk, uit een bepaalde streèk. Want ze werken daar helemaal niet ano- miem. Iedere dorpsbewoner kan welis waar een kano, een pagaai of een saga klopper maken, maar voorouderbeelden en later ook profane sculpturen maken alleen de houtsnijders, de Wow Ipits. In de tijd van dr Gerbrands' onderzoek, dat was nog vóór de souvereiniteits- overdracht van West-Irian werkten die beeldsnijders op bestelling voor hun dorpsgenoten. Echt betalen was er niet bij toen, goed eten en drinken tijdens de werkzaamheden was het enige loon. En dat zal misschien het tempo wel eens gedrukt hebben Nu is dat allemaal wat zakelijker gere geld. Nadat er een paar Jaar de klad had ingezeten; de Nederlandsers waren ver- trdkken, waardoor de afzet sterk vermin derde, begon in 1968 het Astmat Art Project en zijn werkzaamheden. De me dewerkers aan dit project stimuleerden de Wow Ipits door hun werk weer te gaan kopen. Te oordelen naar wat er in Breda getoond wordt is de Asmat Art Shop in zeer deskundige handen. Onverwacht Wat ze kopen, gaat hoofdzakelijk naar museums overal ter wereld, dus het moe ten op zijn minst representatieve stuk ken zijn. Voor goed werk worden daarom dan ook hoge prijzen betaald (soms heb ben de kunstenaars liever ruilgoederen), maar mindere kwaliteit wordt zonder pardon geweigerd. De opbrengst gaat naar Fundwi (een fonds van de V.N. voor de ontwikkeling van West-Irian) en wordt gebruikt voor diverse sociale voorzienin gen in het Asmat-gebied. (Inlichtingen: Asmat Art Depot, Postbos 2084, Rot terdam) Bij het voorbereiden van zo'n ten toonstelling kunnen soms interessante en onverwachte zaken aan het licht ko men. Zo wilde de samensteller van deze tentoonstelling, conservator Sjoerd Nau- ta in 't voorbijgaan ook even laten zien wat de mensen vroeger droegen en daar was naast zaken als de bekende grasrok jes ook een draagtas bij, versierd met veren. Die tas, was bekend, dateerde uit 1913 en bij de oorspronkelijke inhoud hoorde ook een spijkerbeiteltje (die ge maakt worden door de kop van een grote draadnagel tussen twee stenen plat te slaan) terwijl voordien aangenomen was dat dit soort gereedschap pas zo om streeks de Jaren dertig in zwang kwam. Daar is trouwens nog een mooi verhaal over: in die tijd overviel een zwaar bewa pende groep Asmatters in kano's een dorp in het Mimikagebied. Hun aan valsdoel was het missieschooltje, waar ze alle banken en andere meubelen kort en klein sloegen, alleen om aan spijkers te komen. Die spijkerbeiteltjes en later ook het andere metalen gereedschap, zoals ljze- Bij het nieuwe werk word je overal ver rast door de persoonlijke aanpak en door een onverwachte vrijheid van doen. Be paalde dingen zouden, als je ze alleen maar omschrijft als uitermate aangepast en kitscherig naar voren komen. Zo is er een beeldsnijder Mbiwarcawipits van daar waarschijnlijk die lang aangehou den anonimiteit! die het nationale embleem van Indonesië, de Garuda (-vogel) als onderwerp nam voor een van zijn beelden, 't Is volkomen herkenbaar, je ziet wat hij bedoelt, maar het blijft Asmat. Bij een ander beeld van Samkao houdt een man een wezen omvat waar voor de beeldhouwer zich had laten inspi reren door een Chinese draak op een lucifersdoosje: het doosje hangt erbij En bij een andere kunstenaar, zijn naam heb ik niet genoteerd, viel me op. dat hij de door hem uitgebeelde* figuur niet zoals gebruikelijk, barrevoets liet gaan, maar op schoenen met duidelijke hakken. Maar al die sculpturen zijn door alles heen van een indringende expressiviteit en vaak ook van een onmiskenbare schoonheid. En al lijkt er zo op het eerste gezicht weinig aandacht besteed te zijn een bepaalde anatomische details, bij een nadere dus goede beschouwing sta je meermalen perplex over de harmo nie van de vormen in het grote verband van het geheel. De tentoonstelling, waar uiteraard nog veel meer te zien is, wordt begeleid door een rijk geïllustreerd boekje over de hui dige Asmat-kunst met teksten in 't Ne derlands, de Bahasa Indonesia er gaan ook een duizendtal exemplaren van naar de dorpen van de beeldhouwers en 't Engels, 't Kost een tientje. Het Volkenkundig Museum Justinus van Nassau is van maandag t/m zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur geopend en op zon- en feestdagen van 13.00 tot 17.00 uur. Van twee Amerikaanse auteurs is onlangs een roman in Nederlandse vertaling verschenen. Van Saul Bellow, Nobelprijswinnaar van het vorig jaar, kwam ««j „Hunboldt's nalatenschap" uit, een roman die in het midden-westen van de Verenigde Staten speelt en wel hoofdzakelijk in Chicago. De tijd is die van vóór de laatste grote oorlog en het milieu dat van de joodse intelligentsia. De roman behelst het verhaal van een vriendschap tussen twee auteurs: Citrine en Von Humboldt Fleisher. De laatste is een dichter die aan vankelijk grote opgang maakt, maar in de vernieling geraakt en onder trieste omstandigheden sterft. De eerste, Citrine, is een zeer be gaafd auteur die tot grote welstand geraakt, zijn oude vriend Von Humboldt Flei sher uit het oog en uit het hart verliest en ten slotte er fgenaam blijkt te zijn van een manuscript, dat hij aan vankelijk waardeloos acht. doch dat wel degelijk waar devol blijkt te zijn. Niet lite rair waardevol in de ogen van Citrine, maar commercieel waardevol. In een zotte bui hebben de rd beide vrienden eens een stuk geschreven, gegrond op een historisch gegeven, waarmee ze nooit iets hebben gedaan omdat het te dwaas leek. Als Von Humboldt dood is en Ci trine het stuk in de nala tenschap vindt, blijkt het al verwerkt te zijn tot een film scenario. De film maakt ge weldige opgang. Op de een of andere manier is een af schrift in handen van handi ge jongens gekomen die er brood in zagen. Citrine weet zijn auteurschap te bewijzen en een deel der opbrengst in eigen zak te krijgen. Dat is alleen maar het raam van de lijvige roman. In het boek gaat het om iets heel anders. De vriendschap tus sen de beide begaafde man nen is een haat-liefde verhou ding. waarbij toch altijd moet bedacht worden, dat haat-liefde een vorm van lief de is. Die vriendschap wordt op overtuigende wijze gete kend. Ik wil dit boek een ra- zend-knappe psychologische roman noemen, ik heb geen ander woord. De karakterte keningen van de vele erin voorkomende figuren zijn scherp, beeldend en eveneens overtuigend. Het boek laat de Ameri kaanse samenleving zien als een arena, waarin eindeloos gevochten wordt om de prijs van geld en daarmee gepaard gaand maatschappelijk- sociaal aanzien. Een samen leving waarin leder zowel ja ger als gejaagde is. Een ogenschijnlijk democra tische societas die beheerst wordt door een élite, die weliswaar politieke macht heeft, maar niet als politiek gekarakteriseerd kan wor den. Ieder mag op zijn wijze rijk en machtig worden en ieder „mag" op zijn wijze naar de bliksem gaan. Een addernest. De hoofdfiguur van de roman is een schlemiel. Alhoewel zeer begaafd, tot rijkdom en aanzien geklommen, is hij een slachtoffer van eigen en anderer lusten. Hij kan niet „nee" zeggen. Niet tegen vrienden en niet tegen vrou wen. Hij komt door zijn zwakheid in allerlei wanhopi ge situaties terecht. Geschei den van zijn eerste vrouw, is hij haar slachtoffer. Zij kleedt hem in figuurlijke zin tot op het hemd uit. geholpen door advocaten die door Ci trine betaald moeten worden. Dat alles is op boeiende en overtuigende wijze beschre ven. Een boek dat Je niet gauw loslaat. Een geniaal ge schreven roman. De andere roman waarop ik de aandacht vestigen wil, heet „Kinflicks" met als on dertitel „Dikker dan water", geschreven door Lisa Alther. Dat „dikker dan water" zal wel duiden op „bloed", dat een belangrijke rol speelt in de roman. Het woord „kinflick" heb ik in geen woordenboek kunnen vinden, maar de betekenis is wel te achterhalen. „Kin" is onder meer bloedverwant schap en „flick" is „scheut". De roman houdt zich bezig met de lotgevallen van een jonge vrouw, die vrijwel vol ledig mislukt is. Kind van zeer gegoede ouders, wonend in het midden-oosten van de Verenigde Staten, raakt zij eerst verward in de doorn struik van de jeugd- seksuallteit. leeft een tijd lang als hippie, na twee jaren op een college gezeten te heb ben. Zij trouwt met een nette burgerman, een ruwe Ameri kaan, die niets van haar snapt. Zij krijgt een geestelij ke verhouding met een soort goeroe en wordt door haar man betrapt als zij bezig is met die goeroe tot zoge naamd hoog geestelijk leven te geraken. Ze hebben daar bij geen kleren aan. De man jaagt haar weg. De schrijfster laat een krankzinnige wereld zien, vol absurditeiten. Zij doet dat op vaak humoristische wijze, be ter gezegd, op sardonische wijze. Het boek is dan ook in veel opzichten een bespot ting van de Amerikaanse cul tuur. Verschillende milieus gaan voor de bijl: de me dische stand met zijn cryp tisch woordgebruik tegen le ken; de wereld van de hippies die een armzalig alternatief vormt van de samenleving die kapitalistisch is; de waan zin der secten, zo welig tie rend op de bodem van een fundamentalistisch, christen dom; en dan de bedenkelijk naar het fascisme overhellen de moraal van de gezeten burger, een erfenis van de achttiende en negentiende eeuw. In Gods eigen vrije land mag alles, mits het maar dienstig is aan de gezeten or de, dat wil zeggen aan de orde die rijk en machtig wor den mogelijk maakt. Het boek is twee-slachtig. Het is enerzijds een satire en anderzijds een tragedie. Daarenboven is het, heel an ders dan het boek van Bel low, lang niet altijd overtui gend. Het boek spot dusda nig, dat de serieuze stukken niet meer geloofwaardig overkomen. Toch zijn die stukken er wel. Het is niet voor niets dat ik beide boeken in één artikel samenbreng. Beide houden zij zich namelijk bezig met de dood. Bellow wijdt een aantal gran dioze bladzijden aan de ver veling in het heelal en aan de dood die alles vergeefs maakt. Bij hem schemert hier en daar toch iets van hoop door. Bij Lisa Alther niet. De hoofdfiguur bij Bellow is een schlemiel, die bij Alther een mislukkeling In beide boe ken wordt het leven getekend als een wanhopige, dilettan tische aangelegenheid, waar van het resultaat niet eens schamel genoemd kan wor den. Er is in het geheel geen resultaat. Beide boeken zijn een uitdaging aan het chris telijk denken. De beide romans hebben de verdienste dat zij boeiend zijn, raak in de karakterise ringen. Het Amerika van nu wordt er onbarmhartig in be licht. Je kunt ook zeggen dat de westerse, moderne, ont kerstende wereld er on barmhartig in belicht wordt. De democratie incluis. En dat is geen geringe ver dienste. Voor de nadenkende mens is dit medicijn. Saul Bellow: „Humboldt's na latenschap". Oorspronkelijke titel: „Humboldt's gift". Ver taling Wim Gijsen. Bij Aga- thon, Bussum. Paperback. Aantal pagina's 493. Prijs 29,50. Lisa Alther: „Kinflicks". Oor spronkelijke titel „Kinflicks". Vertaald door Marre Dubbink. Bij Contact te Amsterdam. Pa perback. Aantal pagina's 479. Prijs 34,50. door T. van Deel Het beste boek van 1976, volgens veel mensen was dat 'Zen en de kunst van het motoronderhoud' van Robert M. Pirsig. Het ver scheen in Amerika al in 1974 en werd direct een bestseller, tegelijk met 'Ragtime' van E.L. Doctorow. Beide boeken kwamen hier enige tijd geleden in vertaling uit. Wie „Zen" leest kan er zich over verbazen dat het zo'n succesnummer werd. Want gemakkelijk is het bepaald niet. Ik waag het dan ook niet hier een grondige analy se te geven van de implicaties van dit kloeke. 367 pagina's tellende werk Maar een aanduiding van de kwesties die erin aan de orde komen en van de wijze van presentatie wil ik graag beproeven. Want „Zen" lijkt me inderdaad een hoogst be langrijke roman. Er is —al enige tijd— merkbaar wat men zou kunnen noemen een crisis van de rede. In veel gevallen drukt deze zich uit in een hang naar het irrationele Heel alledaags uit het zich in formuleringen als „Ik voel het nu eenmaal zo". Dit verschijnsel heeft te maken met de als probleem ervaren tegenstelling tussen gevoel en verstand, een tegenstelling waar nogal wat mensen geen raad mee weten en die ze derhalve eenvoudig op lossen door de ene helft 'het gevoel) uit eindelijk essentiëler te achten dan de andere (het verstand). Of andersom. Maar daar is natuurlijk niets mee opge lost. Filosofieën zoals Zen die de duali teit, waar ons bestaan van doordrongen is. oplossen staan sterk in de belangstel ling. Op de literatuur heeft de crisis van de rede ook haar invloed, want literatuur wil een manier van kijken naar de werkelijk heid uitbeelden. Het komt echter maar zelden voor dat een boek mij van de noodzaak overtuigt mijn gehechtheid aan de traditionele ratio te wantrouwen. Meestal wordt er te gemakkelijk afgezien van de verworveriheden die eeuwen her senwerk hebben opgeleverd. En de al te brute negatie daarvan vermag me dan niet te imponeren. Anders ligt het wan neer iemand rationeel tot het uiterste gaat. daar verslag van uitbrengt en tot de conclusie komt dat er iets fundamenteel mis is aan onze manier van denken en —dus— aan onze manier van leven. Dat zijn de waaghalzen die de grenzen van de rede verkennen, niet uit occulte ambitie of zucht naar nieuwigheid, maar uit naam van de waarheid. Wat veel mensen Intuïtief wel aanvoelen, formuleren zij. waardoor ze het mogelijk maken dat mèt hen anderen tot het in zicht komen dat er iets loos is aan de dualiteit van verstand en gevoel, aan de tegenstelling tussen wetenschap en reli gie, aan de onderdrukking van de passie en de vergoding van de vorm „Zen en de kunst van het motoronderhoud" gaat over dit probleem. Het kernwoord van het boek is: Kwaliteit. Tocht Maar eerst iets anders, namelijk het mo toronderhoud. „Zen" is een roman waar in een vader en zijn elfjarige zoon op de motor dwars door Amerika rijden. Het is dus het verslag van een tocht. Er zijn in de wereldliteratuur tal van zulke romans, te beginnen met Homerus' Odyssee. Ze zijn stuk voor stuk op te vatten als verui terlijkte geestesreizen: wie door een dal van diepe duisternis gaat maakt dat dui delijk door. bijvoorbeeld op een motor, door een diep dal te rijden. „Zen" is dus éen langdurige allegorie, ongeveer zoals Hermans' Nooit meer slapen, of Bunyans Pelgrimsreis: een innerlijke zoektocht naar de waarheid Pirsig men zal het met mij eens zijn heeft een curieus vervoermiddel voor deze reis gekozen: de motorfiets. Niet zonder reden echter, en zeker niet zonder succes. De motorfiets komt bij alles in dit boek te pas en gaat al gauw het beeld bij uitstek worden van onze geest. Zoals er aan de onderdelen van de motor gesleu teld kan worden, zo ook aan onze geest; zoals er precisie bij de herstelwerkzaam heden geboden is. zo ook bij onze geest: de motor is een prachtig alledaags sym bool Wie zijn motor verwaarloost of ver keerd hanteert leeft niet zoals het moet De Kwaliteit is uit het onderhoud ver dwenen De vader en de zoon rijden, slapen, be klimmen een berg. eten. nemen de na tuur waar die tijdens hun tocht zich wijzigt parallel aan de dingen die ter sprake komen. Elk hoofdstuk van de roman bestaat uit reisbeschrijving afge wisseld met een zogenaamde Chautau qua, een soort vermakelijk en stichtend verhaal, een meditatie die op inzicht uit is. De belangrijkste figuur die naast het beeld van de motor in de Chautau qua's optreedt is Phaedrus, die later het vroegere zelf van de vader blijkt te zijn. Phaedrus heeft de grenzen der ratio on derzocht (en de oorsprongen), hij heeft „die vreemde scheiding van 'wat een mens is en wat een mens doet" geanaly seerd op zoek naar „wat er in 's he melsnaam in deze twintigste eeuw is mis gegaan". Dat bracht hem tenslotte in het krankzinnigengesticht, waar hij door electroshockbehandeling uit de vader verdreven is. De tocht nu die „Zen" be schrijft is een herleving, via de lokaties en de Chautauqua's, van Phaedrus' be vindingen. Kwaliteit Phaedrus kwam tot de conclusie dat ons leven niet meer gericht wordt door en zich niet meer richt op wat hij noemde Kwaliteit Wat Kwaliteit is staat nergens met zoveel woorden omschreven, al wordt het wel even als synoniem van God of de Idee gebruikt. Phaedrus bedoelde met het be grip Kwaliteit iets aan te duiden dat voorafgaat aan alle dualiteiten: wij hoe ven niet voor verstand of gevoel te kie zen, maar we moeten voor Kwaliteit kie zen. Ons motoronderhoud moet daarop gericht zijn en het moet vanuit een besef van Kwaliteit geschieden. Ik denk dat het zo pardoes hier opgeschreven wat merkwaardig of zelfs suspect klinkt, maar in het grote frame van „Zen" is de redenering bepaald indrukwekkend Er zit in deze roman een enorme behoefte om delen weer tot een geheel te maken, om tegenstellingen (waaraan de wereld ten onder gaat) op te heffen, om specialis me te bestrijden en om onze geest de werkelijkheid („het leven zelf") te laten accepteren. Arbeidsvreugde, aandacht, al dit soort dingen vormen het onderwerp van de grootste verzameling Chautau qua's die „Zen en de kunst van het moto ronderhoud" is. Ik zei al dat het geen gemakkelijk boek is, al is de vorm heel smakelijk en Plrsigs taal van een adembenemende helder heid. Er komt bij deze synthese van reli gie, kunst en wetenschap (want daar komt het wel op neer) nogal wat filosofie kijken. De techniek van het motoronder houd is immers belangrijk. Maar ook ai is niet alles erin bij eerste lezing recht dui delijk, de teneur zoals ik die aangaf is dat wel. „Een onderzoek naar waar den", zo luidt de ondertitel, en het motto is: „Wat goed is, Phaedrus. En wat niet goed is Moeten wij iemand vragen ons dat te vertellen?" Deze filosofische ro man gaat over de Kwaliteit die we allemaal kennen binnen in ons als richtsnoer voor ons handelen, voor het onderhoud van onze motor. „Onze tegen woordige vormen van rationaliteit sturen de samenleving niet in de richting van De omslag-illustratie van het boek. een betere wereld. Ze voeren haar steeds verder van die betere wereld vandaan". De roman „Zen" stuurt aan op een nieu we rationaliteit en doet dat beslist niet op een koopje. Robert M. Pirsig. Zen en de kunst van het motoronderhoud. Uitgeverij Contact, Amsterdam. 1976. 367 bli., 34,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 21