smat-kunst: niet alleen traditie
Menselijk leven als hachelijk avontuur
De filosofie van het motoronderhoud
Haat-liefde
Tweeslachtig
IrERDAG 15 JANUARI 1977
H Sr1
KUNST
TROUW/KWARTET 21
5 ioordat er zoveel dingen zijn, die allemaal zo nodig schijnen te moeten.
j tan er, als je 't niet goed in de gaten houdt, veel je neus voorbijgaan. Dat
s heel nadrukkelijk het geval met tentoonstellingen. Tussen al het grote
[Verk door, veelvuldig aangekondigd en soms ook begeleid door inten-
j iieve campagnes, zijn er vaak kleinere expositie „in de provincie" waar
e misschien toevallig terechtkomt en waar je dan daarna iedereen wel
l :ou willen heensturen.
J! loals nu naar Breda, naar het Volken-
tundig Museum Justinus van Nassau,
j iraar tot 2 mei de tentoonstelling '70 jaar
4j ismat houtsnijkunst' wordt gehouden.
Ij )verigens ben ik daar helemaal niet toe-
27 rallig binnengestapt, ik wist dat het een
94 lijzondere tentoonstelling was. 't Is na-
|j nelijk voor het eerst, dat er een overzicht
ii jegeven wordt van de Asmat-kunst van
904 tot nu. In 1904 voer het s.s Flamingo
ie jjpp een ontdekkingstocht langs de Zuid-
cust van het toenmalige Nieuw-Guinea
i 5' en nog onbekende baai binnen en daar
lad men het eerst contact met de bevol-
j üng daar. Hoewel dat wat uit de hand
i k iep de Asmatters lieten zich kennelijk
niet Imponeren door al het nieuwe en
werden wat opdringerig zag men toch
nog kans wat blik en messen te ruilen
tegen versierde houten gebruiksvoorwer
pen en wapens, zoals pagaaien, speren,
pijlen en schilden.
Uiteraard waren er ook toen wel een paar
mensen, die zagen hoe ongelooflijk fraai
en geraffineerd dus verre van primitief
die decoraties waren en met hoeveel
vakmanschap ze waren aangebracht,
maar over het algemeen ging de interesse
toch vooral uit naar het puur volkenkun
dige. En de volkenkundige musea waren
destijds toch nog hoofdzakelijk van die
wat stoffige instellingen, waar de bezoe
kers weliswaar welwillend, maar toch ook
wel wat neerbuigend kennis kwamen ne
men van de levenswijze van wat men
toen nog bij voorkeur „onbeschaafde vol
keren" noemde.
Maar langzamerhand begon men ook de
louter artistieke waarde van deze exo
tische uitingen te zien. Al vroeg in deze
eeuw Picasso speelde daarbij aa. een
grote rol „ontdekte" men de neger-
kunst", maar het zou nog tot na de
tweede wereldoorlog duren, voordat men
de kunstzinnige achtergronden begon te
zien, te erkennen, zou je bijna zeggen,
van de voortbrengelsen van de volken
van West Irian. Een erkenning die zijn
bekroning vond in de grote tentoonstel
ling van Papoea-kunst in het Rijksmu
seum te Amsterdam in 1966, in een
kunst-museum dus, dat zich nooit had
beziggehouden met volkenkunde.
Tentoonstellingen zoals deze hebben
nogal eens „verdwijnende culturen" tot
onderwerp. Expedities trachten nog op
het laatste nippertje de westerse be
schaving schrijdt niet, maar snelt voort
te redden wat er te redden valt, en dat
stelt de wetenschappelijke onderzoekers
dan in staat de culturen van bepaalde
landen nog te onderzoeken, geruime tijd
nadat de laatste resten daarvan al ver
dwenen zijn. Dat komt in het museum en
daar komen dan vaak litanieën uit voort
over wat eens was en wat nooit meer
terugkomt en dat alles wat er nu nog
gemaakt wordt, bedoeld is om geld te
kloppen uit de zakken van de op souve
nirs beluste blanken.
ren bijlen, geven, technisch gezien, uiter
aard meer mogelijkheden en werken b.v.
ook het gebruik van andere, hardere
houtsoorten in de hand. Maar ook met
stenen en benen gereedschap konden de
Asmatters uitstekend overweg. Bijzon
der mooie voorbeelden hier. monumenta
le niet van die hele grote blsj-palen
en meterslange zieleprauwen, voorwer
pen die zowel met dood het kop
pensnellen als leven vruchtbaar
heidsriten. lnltiatieplechtlgheden te
maken hebben. Er zijn schilden uit ver
schillende perioden met steeds terugke
rende. maar altijd fantasierijk uitge
werkte motieven en rijk versierde
bootstevens. De veel in deze kunst voor
komende diermotieven treffen, niette
genstaande de vrij ver doorgevoerde sti
lering vooral door de kostelijke karakte
risering van beweging en houding.
Persoonlijk
Een prauwsteven gesneden door Mbiyir uit het dorp Sauwa Erma
Hoogmoed
Een Asmat-schild
En dat is dan ook weer een soort hoog
moed. Want zo goed als je ook hier
kunstenaars hebt, die door .alles heen
blijven doen waar ze mee bezig zijn, of
dat het publiek nu aanstaat of niet, zo
heb Je die overal elders op de wereld. Ook
in de derde wereld. Daarom is het zo
sympathiek, dat deze expositie wat het
recente werk betreft, gewijd is aan een
vijftiental met naam en toenaam ge
noemde kunstenaars.
Dat is in zekere zin een gevolg van het
diepgaande onderzoek dat dr. A. A.
Gerbrands (van het Rijksmuseum voor
Volkenkunde, Leiden) naar het kunstge-
beuren daar instelde. Hij was toen lange
tijd in het Asmat-gebied, vooral in het
dorp Amanakai en kwam terug met werk
van individuele beeldhouwers of
houtsnijders. Niet met stukken, zoals tot
dan gebruikelijk, uit een bepaalde streèk.
Want ze werken daar helemaal niet ano-
miem. Iedere dorpsbewoner kan welis
waar een kano, een pagaai of een saga
klopper maken, maar voorouderbeelden
en later ook profane sculpturen
maken alleen de houtsnijders, de Wow
Ipits.
In de tijd van dr Gerbrands' onderzoek,
dat was nog vóór de souvereiniteits-
overdracht van West-Irian werkten die
beeldsnijders op bestelling voor hun
dorpsgenoten. Echt betalen was er niet
bij toen, goed eten en drinken tijdens de
werkzaamheden was het enige loon. En
dat zal misschien het tempo wel eens
gedrukt hebben
Nu is dat allemaal wat zakelijker gere
geld. Nadat er een paar Jaar de klad had
ingezeten; de Nederlandsers waren ver-
trdkken, waardoor de afzet sterk vermin
derde, begon in 1968 het Astmat Art
Project en zijn werkzaamheden. De me
dewerkers aan dit project stimuleerden
de Wow Ipits door hun werk weer te gaan
kopen. Te oordelen naar wat er in Breda
getoond wordt is de Asmat Art Shop in
zeer deskundige handen.
Onverwacht
Wat ze kopen, gaat hoofdzakelijk naar
museums overal ter wereld, dus het moe
ten op zijn minst representatieve stuk
ken zijn. Voor goed werk worden daarom
dan ook hoge prijzen betaald (soms heb
ben de kunstenaars liever ruilgoederen),
maar mindere kwaliteit wordt zonder
pardon geweigerd. De opbrengst gaat
naar Fundwi (een fonds van de V.N. voor
de ontwikkeling van West-Irian) en wordt
gebruikt voor diverse sociale voorzienin
gen in het Asmat-gebied. (Inlichtingen:
Asmat Art Depot, Postbos 2084, Rot
terdam)
Bij het voorbereiden van zo'n ten
toonstelling kunnen soms interessante
en onverwachte zaken aan het licht ko
men. Zo wilde de samensteller van deze
tentoonstelling, conservator Sjoerd Nau-
ta in 't voorbijgaan ook even laten zien
wat de mensen vroeger droegen en daar
was naast zaken als de bekende grasrok
jes ook een draagtas bij, versierd met
veren. Die tas, was bekend, dateerde uit
1913 en bij de oorspronkelijke inhoud
hoorde ook een spijkerbeiteltje (die ge
maakt worden door de kop van een grote
draadnagel tussen twee stenen plat te
slaan) terwijl voordien aangenomen was
dat dit soort gereedschap pas zo om
streeks de Jaren dertig in zwang kwam.
Daar is trouwens nog een mooi verhaal
over: in die tijd overviel een zwaar bewa
pende groep Asmatters in kano's een
dorp in het Mimikagebied. Hun aan
valsdoel was het missieschooltje,
waar ze alle banken en andere meubelen
kort en klein sloegen, alleen om aan
spijkers te komen.
Die spijkerbeiteltjes en later ook het
andere metalen gereedschap, zoals ljze-
Bij het nieuwe werk word je overal ver
rast door de persoonlijke aanpak en door
een onverwachte vrijheid van doen. Be
paalde dingen zouden, als je ze alleen
maar omschrijft als uitermate aangepast
en kitscherig naar voren komen. Zo is er
een beeldsnijder Mbiwarcawipits van
daar waarschijnlijk die lang aangehou
den anonimiteit! die het nationale
embleem van Indonesië, de Garuda
(-vogel) als onderwerp nam voor een van
zijn beelden, 't Is volkomen herkenbaar,
je ziet wat hij bedoelt, maar het blijft
Asmat.
Bij een ander beeld van Samkao
houdt een man een wezen omvat waar
voor de beeldhouwer zich had laten inspi
reren door een Chinese draak op een
lucifersdoosje: het doosje hangt erbij En
bij een andere kunstenaar, zijn naam heb
ik niet genoteerd, viel me op. dat hij de
door hem uitgebeelde* figuur niet zoals
gebruikelijk, barrevoets liet gaan, maar
op schoenen met duidelijke hakken.
Maar al die sculpturen zijn door alles
heen van een indringende expressiviteit
en vaak ook van een onmiskenbare
schoonheid. En al lijkt er zo op het eerste
gezicht weinig aandacht besteed te zijn
een bepaalde anatomische details, bij
een nadere dus goede beschouwing
sta je meermalen perplex over de harmo
nie van de vormen in het grote verband
van het geheel.
De tentoonstelling, waar uiteraard nog
veel meer te zien is, wordt begeleid door
een rijk geïllustreerd boekje over de hui
dige Asmat-kunst met teksten in 't Ne
derlands, de Bahasa Indonesia er gaan
ook een duizendtal exemplaren van naar
de dorpen van de beeldhouwers en 't
Engels, 't Kost een tientje.
Het Volkenkundig Museum Justinus van
Nassau is van maandag t/m zaterdag van
10.00 tot 17.00 uur geopend en op zon- en
feestdagen van 13.00 tot 17.00 uur.
Van twee Amerikaanse auteurs is onlangs een roman in Nederlandse vertaling
verschenen. Van Saul Bellow, Nobelprijswinnaar van het vorig jaar, kwam
««j „Hunboldt's nalatenschap" uit, een roman die in het midden-westen van de
Verenigde Staten speelt en wel hoofdzakelijk in Chicago. De tijd is die van vóór
de laatste grote oorlog en het milieu dat van de joodse intelligentsia.
De roman behelst het verhaal
van een vriendschap tussen
twee auteurs: Citrine en Von
Humboldt Fleisher. De
laatste is een dichter die aan
vankelijk grote opgang
maakt, maar in de vernieling
geraakt en onder trieste
omstandigheden sterft. De
eerste, Citrine, is een zeer be
gaafd auteur die tot grote
welstand geraakt, zijn oude
vriend Von Humboldt Flei
sher uit het oog en uit het
hart verliest en ten slotte er
fgenaam blijkt te zijn van
een manuscript, dat hij aan
vankelijk waardeloos acht.
doch dat wel degelijk waar
devol blijkt te zijn. Niet lite
rair waardevol in de ogen van
Citrine, maar commercieel
waardevol.
In een zotte bui hebben de
rd beide vrienden eens een stuk
geschreven, gegrond op een
historisch gegeven, waarmee
ze nooit iets hebben gedaan
omdat het te dwaas leek. Als
Von Humboldt dood is en Ci
trine het stuk in de nala
tenschap vindt, blijkt het al
verwerkt te zijn tot een film
scenario. De film maakt ge
weldige opgang. Op de een of
andere manier is een af
schrift in handen van handi
ge jongens gekomen die er
brood in zagen. Citrine weet
zijn auteurschap te bewijzen
en een deel der opbrengst in
eigen zak te krijgen.
Dat is alleen maar het raam
van de lijvige roman. In het
boek gaat het om iets heel
anders. De vriendschap tus
sen de beide begaafde man
nen is een haat-liefde verhou
ding. waarbij toch altijd
moet bedacht worden, dat
haat-liefde een vorm van lief
de is. Die vriendschap wordt
op overtuigende wijze gete
kend. Ik wil dit boek een ra-
zend-knappe psychologische
roman noemen, ik heb geen
ander woord. De karakterte
keningen van de vele erin
voorkomende figuren zijn
scherp, beeldend en eveneens
overtuigend.
Het boek laat de Ameri
kaanse samenleving zien als
een arena, waarin eindeloos
gevochten wordt om de prijs
van geld en daarmee gepaard
gaand maatschappelijk-
sociaal aanzien. Een samen
leving waarin leder zowel ja
ger als gejaagde is. Een
ogenschijnlijk democra
tische societas die beheerst
wordt door een élite, die
weliswaar politieke macht
heeft, maar niet als politiek
gekarakteriseerd kan wor
den. Ieder mag op zijn wijze
rijk en machtig worden en
ieder „mag" op zijn wijze
naar de bliksem gaan. Een
addernest.
De hoofdfiguur van de roman
is een schlemiel. Alhoewel
zeer begaafd, tot rijkdom en
aanzien geklommen, is hij
een slachtoffer van eigen en
anderer lusten. Hij kan niet
„nee" zeggen. Niet tegen
vrienden en niet tegen vrou
wen. Hij komt door zijn
zwakheid in allerlei wanhopi
ge situaties terecht. Geschei
den van zijn eerste vrouw, is
hij haar slachtoffer. Zij
kleedt hem in figuurlijke zin
tot op het hemd uit. geholpen
door advocaten die door Ci
trine betaald moeten worden.
Dat alles is op boeiende en
overtuigende wijze beschre
ven. Een boek dat Je niet
gauw loslaat. Een geniaal ge
schreven roman.
De andere roman waarop ik
de aandacht vestigen wil,
heet „Kinflicks" met als on
dertitel „Dikker dan water",
geschreven door Lisa Alther.
Dat „dikker dan water" zal
wel duiden op „bloed", dat
een belangrijke rol speelt in
de roman.
Het woord „kinflick" heb ik
in geen woordenboek kunnen
vinden, maar de betekenis is
wel te achterhalen. „Kin" is
onder meer bloedverwant
schap en „flick" is „scheut".
De roman houdt zich bezig
met de lotgevallen van een
jonge vrouw, die vrijwel vol
ledig mislukt is. Kind van
zeer gegoede ouders, wonend
in het midden-oosten van de
Verenigde Staten, raakt zij
eerst verward in de doorn
struik van de jeugd-
seksuallteit. leeft een tijd
lang als hippie, na twee jaren
op een college gezeten te heb
ben. Zij trouwt met een nette
burgerman, een ruwe Ameri
kaan, die niets van haar
snapt. Zij krijgt een geestelij
ke verhouding met een soort
goeroe en wordt door haar
man betrapt als zij bezig is
met die goeroe tot zoge
naamd hoog geestelijk leven
te geraken. Ze hebben daar
bij geen kleren aan. De man
jaagt haar weg.
De schrijfster laat een
krankzinnige wereld zien, vol
absurditeiten. Zij doet dat op
vaak humoristische wijze, be
ter gezegd, op sardonische
wijze. Het boek is dan ook in
veel opzichten een bespot
ting van de Amerikaanse cul
tuur. Verschillende milieus
gaan voor de bijl: de me
dische stand met zijn cryp
tisch woordgebruik tegen le
ken; de wereld van de hippies
die een armzalig alternatief
vormt van de samenleving
die kapitalistisch is; de waan
zin der secten, zo welig tie
rend op de bodem van een
fundamentalistisch, christen
dom; en dan de bedenkelijk
naar het fascisme overhellen
de moraal van de gezeten
burger, een erfenis van de
achttiende en negentiende
eeuw. In Gods eigen vrije
land mag alles, mits het maar
dienstig is aan de gezeten or
de, dat wil zeggen aan de
orde die rijk en machtig wor
den mogelijk maakt.
Het boek is twee-slachtig.
Het is enerzijds een satire en
anderzijds een tragedie.
Daarenboven is het, heel an
ders dan het boek van Bel
low, lang niet altijd overtui
gend. Het boek spot dusda
nig, dat de serieuze stukken
niet meer geloofwaardig
overkomen.
Toch zijn die stukken er wel.
Het is niet voor niets dat ik
beide boeken in één artikel
samenbreng. Beide houden
zij zich namelijk bezig met de
dood.
Bellow wijdt een aantal gran
dioze bladzijden aan de ver
veling in het heelal en aan de
dood die alles vergeefs
maakt. Bij hem schemert
hier en daar toch iets van
hoop door.
Bij Lisa Alther niet. De
hoofdfiguur bij Bellow is een
schlemiel, die bij Alther een
mislukkeling In beide boe
ken wordt het leven getekend
als een wanhopige, dilettan
tische aangelegenheid, waar
van het resultaat niet eens
schamel genoemd kan wor
den. Er is in het geheel geen
resultaat. Beide boeken zijn
een uitdaging aan het chris
telijk denken.
De beide romans hebben de
verdienste dat zij boeiend
zijn, raak in de karakterise
ringen. Het Amerika van nu
wordt er onbarmhartig in be
licht. Je kunt ook zeggen dat
de westerse, moderne, ont
kerstende wereld er on
barmhartig in belicht wordt.
De democratie incluis. En
dat is geen geringe ver
dienste. Voor de nadenkende
mens is dit medicijn.
Saul Bellow: „Humboldt's na
latenschap". Oorspronkelijke
titel: „Humboldt's gift". Ver
taling Wim Gijsen. Bij Aga-
thon, Bussum. Paperback.
Aantal pagina's 493. Prijs
29,50.
Lisa Alther: „Kinflicks". Oor
spronkelijke titel „Kinflicks".
Vertaald door Marre Dubbink.
Bij Contact te Amsterdam. Pa
perback. Aantal pagina's 479.
Prijs 34,50.
door T. van Deel
Het beste boek van 1976, volgens
veel mensen was dat 'Zen en de
kunst van het motoronderhoud'
van Robert M. Pirsig. Het ver
scheen in Amerika al in 1974 en
werd direct een bestseller, tegelijk
met 'Ragtime' van E.L. Doctorow.
Beide boeken kwamen hier enige
tijd geleden in vertaling uit.
Wie „Zen" leest kan er zich over verbazen
dat het zo'n succesnummer werd. Want
gemakkelijk is het bepaald niet. Ik waag
het dan ook niet hier een grondige analy
se te geven van de implicaties van dit
kloeke. 367 pagina's tellende werk Maar
een aanduiding van de kwesties die erin
aan de orde komen en van de wijze van
presentatie wil ik graag beproeven. Want
„Zen" lijkt me inderdaad een hoogst be
langrijke roman.
Er is —al enige tijd— merkbaar wat men
zou kunnen noemen een crisis van de
rede. In veel gevallen drukt deze zich uit
in een hang naar het irrationele Heel
alledaags uit het zich in formuleringen
als „Ik voel het nu eenmaal zo". Dit
verschijnsel heeft te maken met de als
probleem ervaren tegenstelling tussen
gevoel en verstand, een tegenstelling
waar nogal wat mensen geen raad mee
weten en die ze derhalve eenvoudig op
lossen door de ene helft 'het gevoel) uit
eindelijk essentiëler te achten dan de
andere (het verstand). Of andersom.
Maar daar is natuurlijk niets mee opge
lost. Filosofieën zoals Zen die de duali
teit, waar ons bestaan van doordrongen
is. oplossen staan sterk in de belangstel
ling.
Op de literatuur heeft de crisis van de
rede ook haar invloed, want literatuur wil
een manier van kijken naar de werkelijk
heid uitbeelden. Het komt echter maar
zelden voor dat een boek mij van de
noodzaak overtuigt mijn gehechtheid
aan de traditionele ratio te wantrouwen.
Meestal wordt er te gemakkelijk afgezien
van de verworveriheden die eeuwen her
senwerk hebben opgeleverd. En de al te
brute negatie daarvan vermag me dan
niet te imponeren. Anders ligt het wan
neer iemand rationeel tot het uiterste
gaat. daar verslag van uitbrengt en tot de
conclusie komt dat er iets fundamenteel
mis is aan onze manier van denken en
—dus— aan onze manier van leven. Dat
zijn de waaghalzen die de grenzen van de
rede verkennen, niet uit occulte ambitie
of zucht naar nieuwigheid, maar uit
naam van de waarheid.
Wat veel mensen Intuïtief wel aanvoelen,
formuleren zij. waardoor ze het mogelijk
maken dat mèt hen anderen tot het in
zicht komen dat er iets loos is aan de
dualiteit van verstand en gevoel, aan de
tegenstelling tussen wetenschap en reli
gie, aan de onderdrukking van de passie
en de vergoding van de vorm „Zen en de
kunst van het motoronderhoud" gaat
over dit probleem. Het kernwoord van
het boek is: Kwaliteit.
Tocht
Maar eerst iets anders, namelijk het mo
toronderhoud. „Zen" is een roman waar
in een vader en zijn elfjarige zoon op de
motor dwars door Amerika rijden. Het is
dus het verslag van een tocht. Er zijn in
de wereldliteratuur tal van zulke romans,
te beginnen met Homerus' Odyssee. Ze
zijn stuk voor stuk op te vatten als verui
terlijkte geestesreizen: wie door een dal
van diepe duisternis gaat maakt dat dui
delijk door. bijvoorbeeld op een motor,
door een diep dal te rijden. „Zen" is dus
éen langdurige allegorie, ongeveer zoals
Hermans' Nooit meer slapen, of Bunyans
Pelgrimsreis: een innerlijke zoektocht
naar de waarheid
Pirsig men zal het met mij eens zijn
heeft een curieus vervoermiddel voor
deze reis gekozen: de motorfiets. Niet
zonder reden echter, en zeker niet zonder
succes. De motorfiets komt bij alles in dit
boek te pas en gaat al gauw het beeld bij
uitstek worden van onze geest. Zoals er
aan de onderdelen van de motor gesleu
teld kan worden, zo ook aan onze geest;
zoals er precisie bij de herstelwerkzaam
heden geboden is. zo ook bij onze geest:
de motor is een prachtig alledaags sym
bool Wie zijn motor verwaarloost of ver
keerd hanteert leeft niet zoals het moet
De Kwaliteit is uit het onderhoud ver
dwenen
De vader en de zoon rijden, slapen, be
klimmen een berg. eten. nemen de na
tuur waar die tijdens hun tocht zich
wijzigt parallel aan de dingen die ter
sprake komen. Elk hoofdstuk van de
roman bestaat uit reisbeschrijving afge
wisseld met een zogenaamde Chautau
qua, een soort vermakelijk en stichtend
verhaal, een meditatie die op inzicht uit
is. De belangrijkste figuur die naast
het beeld van de motor in de Chautau
qua's optreedt is Phaedrus, die later het
vroegere zelf van de vader blijkt te zijn.
Phaedrus heeft de grenzen der ratio on
derzocht (en de oorsprongen), hij heeft
„die vreemde scheiding van 'wat een
mens is en wat een mens doet" geanaly
seerd op zoek naar „wat er in 's he
melsnaam in deze twintigste eeuw is mis
gegaan". Dat bracht hem tenslotte in het
krankzinnigengesticht, waar hij door
electroshockbehandeling uit de vader
verdreven is. De tocht nu die „Zen" be
schrijft is een herleving, via de lokaties
en de Chautauqua's, van Phaedrus' be
vindingen.
Kwaliteit
Phaedrus kwam tot de conclusie dat ons
leven niet meer gericht wordt door en
zich niet meer richt op wat hij noemde
Kwaliteit
Wat Kwaliteit is staat nergens met zoveel
woorden omschreven, al wordt het wel
even als synoniem van God of de Idee
gebruikt. Phaedrus bedoelde met het be
grip Kwaliteit iets aan te duiden dat
voorafgaat aan alle dualiteiten: wij hoe
ven niet voor verstand of gevoel te kie
zen, maar we moeten voor Kwaliteit kie
zen. Ons motoronderhoud moet daarop
gericht zijn en het moet vanuit een besef
van Kwaliteit geschieden. Ik denk dat
het zo pardoes hier opgeschreven
wat merkwaardig of zelfs suspect klinkt,
maar in het grote frame van „Zen" is de
redenering bepaald indrukwekkend Er
zit in deze roman een enorme behoefte
om delen weer tot een geheel te maken,
om tegenstellingen (waaraan de wereld
ten onder gaat) op te heffen, om specialis
me te bestrijden en om onze geest de
werkelijkheid („het leven zelf") te laten
accepteren. Arbeidsvreugde, aandacht,
al dit soort dingen vormen het onderwerp
van de grootste verzameling Chautau
qua's die „Zen en de kunst van het moto
ronderhoud" is.
Ik zei al dat het geen gemakkelijk boek
is, al is de vorm heel smakelijk en Plrsigs
taal van een adembenemende helder
heid. Er komt bij deze synthese van reli
gie, kunst en wetenschap (want daar
komt het wel op neer) nogal wat filosofie
kijken. De techniek van het motoronder
houd is immers belangrijk. Maar ook ai is
niet alles erin bij eerste lezing recht dui
delijk, de teneur zoals ik die aangaf
is dat wel. „Een onderzoek naar waar
den", zo luidt de ondertitel, en het motto
is: „Wat goed is, Phaedrus. En wat niet
goed is Moeten wij iemand vragen ons
dat te vertellen?" Deze filosofische ro
man gaat over de Kwaliteit die we
allemaal kennen binnen in ons als
richtsnoer voor ons handelen, voor het
onderhoud van onze motor. „Onze tegen
woordige vormen van rationaliteit sturen
de samenleving niet in de richting van
De omslag-illustratie van het boek.
een betere wereld. Ze voeren haar steeds
verder van die betere wereld vandaan".
De roman „Zen" stuurt aan op een nieu
we rationaliteit en doet dat beslist niet
op een koopje.
Robert M. Pirsig. Zen en de kunst van het
motoronderhoud. Uitgeverij Contact,
Amsterdam. 1976. 367 bli., 34,50.