Wolfhart Pannen berg en de
geloofwaardigheid van het geloof
Wat zou Mina daarvan gezegd hebben?
Zwijndrechtse Nieuwlichters en de Afscheiding
Vandaag
J
VOORBIJGANGERS
ZATERDAG 8 JANUARI 1977
KERK
TROUW/KWARTET 2
door dr. E. Flesseman—Van Leer
Wolfhart Pannenberg. geboren ln 1928. is hoogleraar In de dogmatiek in
München. Naast Moltmann is hij op het ogenblik de invloedrijkste theoloog in
Duitsland en heeft hij ook ver daarbuiten een grote naam. Dit berust voor een
groot deel op het feit, dat hij op oorspronkelijke en vaak gedurfde wijze
tegemoet komt aan de behoefte van de modemewesterse mens om het geloof
ook verstandelijk aanvaardbaar te maken.
De gcloofsbeslisslng mag volgens Pannen-
berg niet een sprong in het duister zijn,
maar moet op redelijke gronden berusten.
Niet, dat de waarheid van het geloof objec
tief bewijsbaar is. Wel kan echter met argu
menten worden aangetoond, dat het zinvol
en geloofwaardig is. Hiermee zitten we dui
delijk in een heel ander klimaat dan bij Karl
Barth, al meen ik dat Pannenberg en met
hem vele andere theologen vandaag zich
wel wat gemakkelijk van Barth afmaakt.
Vroegere publikaties
Pannenbergs eerste belangrijke publikaties
(1959, 1961) over de openbaring van God
veroorzaakten in de Duitse, toen sterk onder
invloedvan Bultmann staande, theologenwe-
reld groot opzien en werden daar fel bestre
den. De toen ontwikkelde gedachten zijn
kenmerkend voor hem gebleven. Uitgangs
punt is. dat God zich in de geschiedenis
openbaart; in het gebeuren kan de mens
Hem gewaar worden. Hem „ervaren". Zo
lang de geschiedenis echter nog onaf is en er
dus nog toekomstige daden van Ood te
verwachten zijn. heeft God zich nog niet
volledig geopenbaard. Eerst vanuit het ein
de wordt de zin van alle gebeuren ln zijn
verband doorzichtig. Achteraf wordt dus
pas duidelijk wat God met alles wilde en
wordt Hij in zijn volle heerlijkheid open
baar. Nu is echter in Jezus Christus, als het
ware op de toekomst vooruitgrijpend, dit
einde al aangebroken; daarom is hij de
volmaakte en afsluitende openbaring van
de in de toekomst komende God. en sleutel
van alle gebeuren.
Verder is Pannenberg bekend geworden,
omdat hij als eerste in een groot opgezette
studie (1964) een christologie „van beneden"
heeft ontwikkeld. Traditioneel gaan de-dog
matici uit van de incarnatie, dat wil zeggen,
van God, die mens op aarde wordt. Pannen
berg daarentegen begint met de historische
mens Jezus, zoals hij hier op aarde geleefd
en geleerd heeft, waarbij hij volop gebruik
maakt van de moderne bijbelwetenschap,
en van daaruit komt hij dan via de opstan
ding tot het inzicht, dat deze mens in wezen
één met God is. Sindsdien hebben vele
theologen, ook in ons land, deze zelfde bena
deringswijze „van beneden" gevolgd.
Pannenberg en Kuitert
Maar het meest kenmerkende aspect van
Pannenbergs denken blijft toch, dat hij de
theologie wil funderen in de algemeen men
selijke rede. In dit opzicht bestaat er een,
grote verwantschap tussen hem en Kuitert.
Ook bij deze vinden we hetzelfde verlangen
om de geloofskeuze aannemelijk te maken
voor de kritisch vragende mens van van
daag. Men denke b.v. aan zijn boekje „Zon
der geloof vaart niemand wel". Maar door de
gewone, als met de losse hand geschreven
taal van Kuiterts boeken zijn deze leesbaar
der en spreken ze meer aan, al verkijkt men
zich gemakkelijk op hun moeilijkheid. Pan-
Wolfhart Pannenberg
nenberg daarentegen vraagt doorzijn droge,
vermoeiende stijl en uiterst strakke argu
mentatie een gespannen aandacht.
De geloofsbelijdenis
Het enige wat tot nu toe van Pannenberg in
het Nederlands vertaald is ls zijn boekje van
1972 over de apostolische geloofsbelijdenis.
Kuitert heeft er een inleiding voor geschre
ven. waarin hij in enkele duidelijke lijnen de
theologische vooronderstellingen waarvan
Pannenberg uitgaat, uiteenzet. In zekere zin
heeft Pannenberg namelijk in dit boek een
samenvatting van zijn voornaamste gedach
ten gegeven. Dat hij dat aan de hand van de
apostolische geloofsbelijdenis heeft gedaan
wijst erop. dat hij zich niet van de algemene
traditie van de kerk wil verwijderen. Omdat
in deze belijdenis het gemeenschappelijk
geloof van de christenheid door de eeuwen
heen is uitgedrukt zou het volgens hem van
weinig begrip getuigen, als wij die zouden
laten vallen.
Anderzijds zijn voor ons de formuleringen
en zelfs de inhoud ervan vaak niet meer
begrijpelijk. Daarom is het nodig de oor
spronkelijke, wezenlijke bedoeling van de
oude uitspraken te verklaren en vooral ook
na te gaan. wat de betekenis ervan voor
vandaag is. Want alleen als deze betekenis
voor ons geloofwaardig is. kunnen wij dat
wat destijds ln een vorm die niet langer de
onze is, gezegd is. toch oprecht meezeggen.
Om deze geloofwaardigheid van de oude
geloofsuitspraken aan te tonen doet Pan
nenberg steeds weer een beroep op de erva
ring van de huidige mens; want buiten de
menselijke ervaring om is geen Godskennis
mogelijk.
Met 'ervaring' bedoelt Pannenberg niet pri
mair de persoonlijke Godservaring van de
enkeling; dat zou het geloof tot een alleen
maar subjectieve aangelegenheid maken.
Ervaring in de zin van Pannenberg is vooral
de wijze, waarop de mens in het algemeen,
in de tegenwoordige tijd, de totale werke
lijkheid ervaart. Omdle in het oog te krijgen
is een zorgvuldige analyse van het mens-zijn
en de algemene menselijke kennis nodig.
Pannenberg beroept zich dan ook herhaal
delijk op de moderne natuur- en menswe
tenschappen.
Bedenkingen
Met alle waardering voor de bedoeling en de
denkkracht van Pannenberg kan dit boekje
mij toch niet erg bevredigen. Mijn grootste
bezwaar is, dat wel uitvoerig met moeilijke
door dr. C. Rijnsdorp
De Afscheiding van 1834 mag bekend heten, ze werkt tot op vandaag nog na. De Zwijndrechtse
nieuwlichters zijn vrijwel vergeten. Deze sekte, geïnstitueerd in 1823, nooit méér tellend dan
enkele honderden leden, scheurde na de dood van de oprichter, turfschipper Stoffel Muller in 1833,
uiteen en verliep in de eerste helft van de jaren veertig. De Zwijndrechters waren mystiek,
pantheïstisch getint, dweepziek en vertoonden chiliastische trekken (geloof in een ophanden
duizendjarig vrederijk).
Wat hebben deze twee godsdiensti
ge bewegingen met elkaar te ma
ken? De Cock en Scholte zouden,
op zijn zachtst gezegd, verwonderd
zijn met de sektariërs van
Zwijndrecht en Mijdrecht in één
adem te worden genoemd. Maar
het is een van de aardige kanten
van de hedendaagse sociologische
aanpak, dat men tot zoiets komt.
Men kan godsdienstige groepen
puur theologisch en kerkelijk be
kijken en dan heeft Ulrum geen
deel aan Zwijndrecht (eigenlijk
Puttershoek, waar de oprichtings
akte werd ondertekend). Maar als
men religieuze groepen gaat bestu
deren tegen hun maatschappelijke
achtergrond, dan zijn er combina
ties als de hierboven genoemde mo
gelijk
Proefschrift
Dr J W Becker heeft er zelfs zijn x
proefschrift aan besteed, een hlsto-
risch-sociologische studie rondom
de verschijnselen van chiliasme en
sektarisme, met de Zwijndrechters
en de Afscheiding als de twee
steunzuilen die het gebouw schra
gen Hij noemt zijn boek Het eeuwi
ge heimwee (Samsom Uitgeverij,
Alph-n a.d. Rijn, 196 blz29.50)
Deze titel valt naar mijn smaak een
beetje uit de toon. Natuurlijk bege
leidt het heimwee naar een betere
wereld elke menselijke samenle
ving. Maar strikt genomen ls een
eeuwig heimwee een ziek makend,
ongeneselijk verlangen zonder dui-
deljk begin en zonder einde. Het
lidwoord „het" wekt de gedachte
dat dit heimwee algemeen zou zij a
Men krijgt de indruk van een soort
wereldbeginsel achter en binnen al
le verschijnselen, een filosofisch
uitgangspunt, zo in de trant van de
oerdrang, de „Wille" bij Schopen
hauer.
Maar zo weids heeft de schrijver
het natuurlijk niet bedoeld. Hij had
als titel ook kunnen kiezen Aardap
pelen en Geloof, aardappelen als
voornaamste volksvoedsel be
doeld. Of. Dagelijks Brood en
Heilsverwachting. Hoe minder
brood, des te dringender de ver
wachting van snel naderend heil.
BIJ vrome mensen kunnen uit een
lege maag gemakkelijk chilias
tische hellsdromen voortkomen.
Een sekte als de Zwijndrechters
greep daarop vooruit, waarbij de
eerste christengemeente model
stond. De Geest maakt dan in de
overspannen verbeelding het ge
schreven Woord, de gevestigde
kerk en de bestaande wetten over
bodig; de gemeenschapszin sluit
niets uit, ook de huwelijken niet
déarin voorkomt, 44 blz. over de,
Zwijndrechters en 24 blz. over de
iets minder in het kader passende
Afscheiding, met de twaalf pagi
na's afsluitende conclusies, geheel
in het teken van de ontworpen the
orie staan.
Het accent valt dus, zoals bij een
proefschrift te verwachten is, op
het bewijs van bekwaamheid door
kennis en gebruik van de vaklitera
tuur, het oordeelkundig hanteren
van het begrippen-apparaat en in
het algemeen op de wetenschappe
lijke houding, die bij de feiten wan
trouwig en in de conclusies voor
zichtig is.
Achtergrond
Geslaagd
Anton van Duinkerken heeft eens
geschreven, dat een proefschrift
bekwaamheid bewijst. Hij dacht
daarbij aan literaire dissertaties,
waarvan hij méér dan alleen maar
bekwaamheid verwachtte, oor
spronkelijkheid en eigen visie b.v.
De dissertatie van dr Becker is
duidelijk een geslaagd bewijs van
bekwaamheid in ztjn vak. Dat ziet
zelfs een buitenstaander. Deel I.
het theoretisch gedeelte, beslaat
70 van de 150 bladzijden eigenlijke
tekst, en de resterende 80 pagina's
vormen de uitwerking van de theo
rie. Dat wil dus zeggen dat alles wat
Ds. A. B. W. M. Kok, geen socioloog
dus, blijkt in zijn artikel over de
Zwijndrechtse Nieuwlichters in de
Christelijke Encyclopedie (Kam
pen 1961, VI 720) oog te hebben
voor de maatschappelijke ach
tergrond van deze sectarische be
weging. Hij hennnert aan „de
rechtmatige strijd van de
Zwijndrechters tegen het sociale
onrecht in hun tijd en de diepe
ingezonkenheid van de kerk in die
dagen. Tegenover de geesteloos
heid en liefdeloosheid rondom stel
den zij als ideaal de terugkeer tot
de eerste christelijke gemeente met
haar warm leven van onderlinge
liefde en gemeenschap van goede
ren." Deze beweging laat zich dus
gemakkelijker in een sociologisch
kader plaatsen dan de Afscheiding.
Wel was 1834 voor de landbouw
geen best jaar, maar de behoefte
aan kerkherstel kwam niet uit een
•/4W u niD C fT r ort ictivacu
BELASTINGEN.
tïcte
/KANTOOR
ZEGEL, REGISTRATIE, UYPOTHEEK-REGTEN hki.
-/■//
Kei Ntmoyeal/y ten kantore Tin(fojlS
(er voldoening van^c?^- vcve yttvfféeis
ictuniR »xi Mn bel
'tolMf liru* Rttapt A
orden. Br» «lukten
1 fcOJcbridr* «fik» u f
Gij worili tcrioebl om U binnen acht dagen te verroepen
■U Mitrtga brlrrkkioR
'/oudst t
/&eb/*>o7t£*Z'
i crf«M< ol »oirrii«i
-"•—Kr-
,»ia* rnl'jrin bourcol
•f «Ik «nJif brwij»
«MToil bel InkcBfS dn
eoclrno blijkt«r«r
De tegenwoorüige waanchuvnügyKcrgeren tot «oorkommg
«ter kollen »an vervolgingden
De Ontvanger van liet Beslgur
'vJr/<v9-
desoriëntatie). Bij de Afscheiding
speelde wel mee wat Becker met
een vakterm „vervreemding"
noemt, en wel: maatschappelijke
neergang, moeilijk aanvaardbare
bestuurlijke hervormingen, verzet
tegen belastingmaatregelen, verzet
tegen de geest der eeuw in samenle
ving en theologie. Maar de afschei
ding leefde uit een gesloten we
reldbeeld met een driehonderd jari
ge traditie van orthodox protestan
tisme. Van chiliastische dweperij in
de trant van de Zwijndrechters was
geen sprake.
Kapstok
Afgescheidenen werd het in de vorige eeuw erg lastig gemaakt
(om een onvriéndelijker uitdrukking te vermijden) en als zij een
bijeenkomst hielden van meer dan twintig personen, werden zij
blijkens bovenstaand vonnis beboet (illustratie uit „De Afschei
ding" van dr J.C. van der Does).
lege maag. maar uit een bekom
merd hart voort. Om in de termino
logie van dr Becker te spreken: de
achtergrond van de Zwijndrechters
was meer „werkelijkheidsverlies"
(een sterke mate van structurele
De Afscheiding vervult in dit boek
dan ook meer een kapstok-functie
dan de Zwijndrechters; bovendien
had dr H. Mulder met diens disser
tatie Revolte der fijnen, de afschei
ding van 1834 als unciaal conflict en
sociale beweging (Meppel 1973), nog
al wat gras voor Beckers voeten
weggemaaid. Waardevol is bij dr
Becker het onderhoofdstuk „Moge
lijke uitbreiding van de theorie:
enige toepassingen en suggesties"
(blz. 147 en volgende). Hier over
schrijdt hij de door Van Duinker
ken betreurde grens van het alleen
maar bekwaamheid bewijzen en
tast hij voorzichtig naar een eigen
visie op het hedendaagse gebeuren.
Het is van deze tijd, bij de beoorde
ling van geestelijke verschijnselen
te kijken naar de maatschappelijke
achtergronden. Wanneer men dat
zo voorzichtig doet als dr Becker, ls
dit alleen maar Juist. Wèl ls er nog
een veld van onderzoek naar de
invloed van onbegrepen of half be
grepen bijbellectuur op het one
venwichtig gemoed van onontwik
kelde lieden, een sociaal-
psychologische studie dus. Ds.
Scholte in zijn tijd wees deze bevin
delijkheid hautain af. doch met af
wijzing alleen is het verschijnsel
niet doorgelicht. Maar dit is een
kous apart.
door A. J. Klei
Het Nederlands bijbelgenootschap
biedt bijbels met „uitslaande
opzoekflap" te koop aan. Op deze
flap. die de te duur geworden
duimgrepen opvolgt, vinden wede
bijbelboeken in alfabetische
volgorde vermeldt. „U hoeft dus
niet meer te weten of Jesaja nu
vóör of na Samuél staat,"
adverteert het bijbelgenootschap
op geestdriftige toon, maar ik
vraag me bekommerd af: wat zou
Mina daarvan gezegd hebben?
Ik zal uiteenzetten, waarom die
vraag mij kwelt. Voor mijn
veertiende verjaardag had ik
bovenaan mijn verlanglijstje een
bijbel gezet. Met deze mededeling
wil geenszins gezegd zijn dat ik een
buitengewoon godvruchtige knaap
was. want het ging mij minder om
de inhoud dan om het uiterlijk van
de Schrift. Ik had dan ook
zorgvuldig aangegeven hoe de door
mij begeerde bijbel er uit diende te
zien: met zo*n slap. echt-leren kaft,
met van die randen eraan, met
duimgreep-index (dit had Ik dik
onderstreept) en ook met de
psalmen en gezangen er in. In een
voetnoot verklaarde ik dat. als deze
wens vervuld werd. ik verder niks
hoefde hebben.
Vóór ons ln de kerk zat iemand die
een dergelijke, naar mijn
overtuiging zeer sjieke bijbel bezat
Ik was wel eens. als de kerk uitging,
teruggelopen om hem van dichtbij
te bekijken en aan de leren band te
ruiken. Aldus was ln mij het
verlangen naar zo'n bijbel gerijpt
Tot mijn grote vreugde gaven mijn
ouders mij een bijbel, die geheel
beantwoordde aan de omschrijving
op mijn verlanglijst De eerste
zondag na mijn verjaardag was ik
in de kerk druk in de weer met mijn
aanwinst. Tijdens de preek liet ik
mijn bijbel zó openliggen dat je
veel van die zwarte halfrondjes zag,
waarop in gouden lettertjes de
(afgekorte) namen van de
bijbelboeken te zien waren. Dat
was in de buurt van de kleine
profeten, die leverden immers heel
wat duimgrepen op. Onder 't
bidden boog ik voorover om de
geur van het leer op te snulven.
De dag daarop moest ik een
boodschap doen bij een lid der
gemeente, die tuinzaden verkocht
in een klein, enigszins schemerig
winkeltje, 't Was een wat oudere,
ongehuwde vrouw, die door
iedereen bij de voornaam werd
genoemd. Zij heette Mina en stond
vanwege haar stipte levenswandel
in een zekere reuk van heiligheid
Ik verhaalde opgetogen van mijn
stichtelijk cadeau en vroeg of ze
mij ermee in de kerk gezien had
Mina knikte van ja en sprak
vervolgens op bestraffende toon:
onze mensen hebben zulke bijbels
niet.
Bedremmeld informeerde ik,
waarom niet Zij antwoordde dat
„onze mensen" de bijbelboeken uit
het hoofd moesten kennen en dan
had je zulke fratsen niet van node.
Mina had gelijk, ik kon zonder
makeren de bijbelboeken
opdreunen en nog wel meer ook.
Dat kan ik trouwens nóg en je mag
me midden in de nacht wakker
maken en vragen naar de richteren,
en ik zal terstond losbarsten:
Othniël. Ehud, Samgar. Debora
Het godsdienstonderwijs bestond
destijds voor een niet
onaanzienlijk deel uit het leren van
rijtjes. Heel het onderwijs
eigenlijk, en toen Portugal en
Indonesië ruzie kregen over
oostelijk Timor, schoot het rijtje
eilanden me moeiteloos te
binnen Soembawa, Soemba,
Flores, Timor
Het jonge (kerk)volkje van nu doet
me dat niet na, dat van Othniël niet
en dat van Soemba niet. We weten
niet meer of Jesaja nu vóór of na
Samuël komt. Het hoeft ook niet
meer. we hebben immers die
uitslaande opzoekflap. Wat zou
Mina daarvan gezegd hebben? Ik
denk niet dat ze er gelukkig mee
geweest zou zijn. Wat mij aangaat.
Je zult van mij geen kwaad woord
horen over het leren van rijtjes,
maar ik geloof niet dat je, zoals ons
er vroeger bij verteld werd. er
zoveel houvast aan hebt. Soms ben
ik geneigd, het tegenovergestelde
aan te nemen, namelijk als ik merk
dat uitgerekend mensen, die in hun
jeugd rijtjes en versjes ingepompt
hebben, gauw van slag raken als
een bijbelse naam tegenwoordig
anders geschreven wordt of
wanneer ze in de kerk een lied
moeten zingen, dat ze van huis uit
niet kennen.
wetenschappelijke argumenten betoogd
wordt, dat het „voor mensen van nu" rede
lijk is in God te geloven, maar dat in wezen
alles toch weer veel te gemakkelijk op zijn
traditionele pootjes terecht komt.
Ik denk bv. aan de voor mensen van nu
moeilijke punten als de drieëenheid of de
wezenseenheid van God en Jezus, of de
gedachte, dat de doop de mens met de dood
van Christus verbindt Mede door de kort
heid. waarmee dergelijke uitspraken gepo
neerd worden, schijnen ze als het ware te
voorschijn getoverd te worden. Ook doen
heel wat redeneringen gekweld aan: b.v. dat
de Wet ontkracht is, omdat de Wet Jezus ten
onrechte veroordeeld heeft. Vooral de ver
zoeningsleer is weinig overtuigend; zwaar
wegende begrippen als de universele
heilsbetekenis van Jezus of zijn plaatsver
vangend straflijden worden niet werkelijk
doorzichtig gemaakt. Ook mis Ik ondanks
de herhaalde verwijzingen ernaar een
werkelijk functioneren van het Oude Testa
ment. Anders had Pannenberg niet kunnen
schrijven, dat God eerst in Jezus openbaar
is geworden.
Tenslotte, voor wie is dit boekje, neerslag
van colleges gegeven voor studenten van
alle faculteiten, bedoeld? Zeker niet voor
buitenstaanders; daarvoor is het ondanks
alles toch te traditioneel en veronderstelt
het te veel christelijke kennis. Ook Wet voor
de gelovige, die twijfelt of in zijn geloof
gesterkt wil worden; daarvoor ls het te moei
lijk. Als lezers zie ik voornamelijk theolo
gisch geïnteresseerde intellectuélen, theolo-
gén en theologische studenten, bij voorkeur
hen, die al min of meer op de hoogte zijn met
Pannenbergs theologie, en die in dit boekje
een samenvatting van zijn belangrijkste ge
dachten vinden.
Wolfhart Pannenberg, De geloofsbelijdenis.
Een uitleg van de apostolische geloofsbelijde
nis voor mensen van nu, met een inleiding
van H. M. Kuitert. Ten Have/Baarn 1976, 176
blz. Prijs 17,50
BEGIN
Begin van het goede verhaal
van Jezus Christus.
Zoals geschreven staat
bij Jesaja, de profeet:
„Zie, Ik zend mijn bode
voor uw aangezicht uit.
die uw weg bereiden zal;
de stem van één die roept
in de wildernis:
Bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht!
zo kwam Johannes,
hij doopte ln de wildernis
en hij verkondigde
de doop van de omkeer
tot vergeving van zonden.
(Markus 1, 1-8)
Het begin van Jezus ligt bij Johan
nes, zegt Markus. En het begin van
Johannes ligt bij Jesaja. En Jesaja
sprak namens de Heer. Zo moeten
we het, denk ik, lezen. Jezus is geen
vallende ster, onberekenbaar en on
verwacht. Hij heeft „uitgangen". He
lemaal aan het begin staat de God
van Israël, die door de mond van zijn
profeten aan zijn bedoelingen
vasthoudt. Die bedoelingen zijn ge
dwarsboomd en de mist ingegaan.
Van het ene geslacht op het andere.
Maar nu komen ze terecht. In Jezus.
En om daar alle nadruk op te laten
vallen gaan die namen eraan vooraf.
Jesaja en Johannes. Jesaja. die Jo
hannes aanwijst, Johannes die Jezus
aanwijst. En straks wijst Jezus ons
allemaal aan, als Hij zegt: Bekeert u!
(1,15). Want zo gaat het. Uiteindelijk
zijn wij bedoeld. Er moet een keer
komen. Die omkeer brengt Jezus.
Johannes doopt er al in.
Beroepingswerk
NED. HEBV. KERK
Beroepen te Ouderkerk a.d. IJssel:
A. Vlietstra te Doornspijk.
GEREF. KERKEN
Aangenomen naar Delft-Abtswoude:
J. van Buuren te Nijkerk (verb. ber.).
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Kruiningen: A. Moerker
ken te Nieuw Beijerland.
Bedankt voor Groningen: J. Mol tè
Rijssen.
GEREF. GEMEENTEN IN NED.
Beroepen te Chilliwack (Can.) en te
Terneuzen: A. Wink te VeenendaaL
Mevr. A. H. de Beaufort
Op 83-jarige leeftijd is overleden
mevrouw A. H. de Beaufort-Hooft
Graafland te Driebergen. Drie en
twintig jaar (van 1946-1969) was zij
presidente van het Nederlands co
mité Vrouwenwereldgebedsdag. Dit
werk in 1928 in Nederland geïntro
duceerd moest na de oorlog hele
maal opnieuw worden opgezet. Me
vrouw De Beaufort slaagde daarin.
Onder haar leiding is de belangstel
ling voor de wereldgebedsdag (jaar
lijks op de eerste vrijdag in maart)
sterk toegenomen.
(ADVERTENTIE)
boekennieuws
Prof. Or W H. Velema
HET WOORD WERKT DOOR
166bb.,oeb. T22.50
Studies en schetsen ten dienste van da
prediking. Over teksten uit het Oude en
Nieuwe Testament.
Prof. Dr. W.H. Velema
TUSSEN TEKST EN PREDIKING
152 blz., geb. /19.50
Opnieuw een bundel meditatieve schetsen
voor de verkondiging, met het doel predikan
ten te stimuleren bij hun preekwerk.
Ir. J. van der Graaf
TEMIDDEN VAN TIJDGENOTEN EN
GEESTVERWANTEN
168 blz.. f 17.90
Aspecten van godsdienstig leven in deze tijd
worden besproken aan de hand van drie
thema's: Leer en Leven. De Heilige Geest en do
geesten in onze tud en Eenheid en participatie.
Ir. J. van der Graaf (eindredactiel
OP OE HOOGTE VAN OE HEILSFEfTEN
138 blz., f16.50
Aspecten van de prediking. Het grote belang
van de prediking voor de kerk wordt door
diverse medewerkers belicht, o.a.: Prof. Or. C.
Graafland, Ds. J. Maasland. Ors. K. Exalto.
Verkrijgbaar in de boekhandel
Verkrijgbaar in de boekhandel.
KOK KAMPEN
Onze adressen:
AMSTERDAM
Postbus 859.
Wibautstraat 137
Tel 020-913456
Tele* 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam
Tel 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN
Postbus 101.
Parkstraat 22. Den Haag
Tel 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN
Postbus 3.
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel 05200-17030