Wolfhart Pannen berg en de geloofwaardigheid van het geloof Wat zou Mina daarvan gezegd hebben? Zwijndrechtse Nieuwlichters en de Afscheiding Vandaag J VOORBIJGANGERS ZATERDAG 8 JANUARI 1977 KERK TROUW/KWARTET 2 door dr. E. Flesseman—Van Leer Wolfhart Pannenberg. geboren ln 1928. is hoogleraar In de dogmatiek in München. Naast Moltmann is hij op het ogenblik de invloedrijkste theoloog in Duitsland en heeft hij ook ver daarbuiten een grote naam. Dit berust voor een groot deel op het feit, dat hij op oorspronkelijke en vaak gedurfde wijze tegemoet komt aan de behoefte van de modemewesterse mens om het geloof ook verstandelijk aanvaardbaar te maken. De gcloofsbeslisslng mag volgens Pannen- berg niet een sprong in het duister zijn, maar moet op redelijke gronden berusten. Niet, dat de waarheid van het geloof objec tief bewijsbaar is. Wel kan echter met argu menten worden aangetoond, dat het zinvol en geloofwaardig is. Hiermee zitten we dui delijk in een heel ander klimaat dan bij Karl Barth, al meen ik dat Pannenberg en met hem vele andere theologen vandaag zich wel wat gemakkelijk van Barth afmaakt. Vroegere publikaties Pannenbergs eerste belangrijke publikaties (1959, 1961) over de openbaring van God veroorzaakten in de Duitse, toen sterk onder invloedvan Bultmann staande, theologenwe- reld groot opzien en werden daar fel bestre den. De toen ontwikkelde gedachten zijn kenmerkend voor hem gebleven. Uitgangs punt is. dat God zich in de geschiedenis openbaart; in het gebeuren kan de mens Hem gewaar worden. Hem „ervaren". Zo lang de geschiedenis echter nog onaf is en er dus nog toekomstige daden van Ood te verwachten zijn. heeft God zich nog niet volledig geopenbaard. Eerst vanuit het ein de wordt de zin van alle gebeuren ln zijn verband doorzichtig. Achteraf wordt dus pas duidelijk wat God met alles wilde en wordt Hij in zijn volle heerlijkheid open baar. Nu is echter in Jezus Christus, als het ware op de toekomst vooruitgrijpend, dit einde al aangebroken; daarom is hij de volmaakte en afsluitende openbaring van de in de toekomst komende God. en sleutel van alle gebeuren. Verder is Pannenberg bekend geworden, omdat hij als eerste in een groot opgezette studie (1964) een christologie „van beneden" heeft ontwikkeld. Traditioneel gaan de-dog matici uit van de incarnatie, dat wil zeggen, van God, die mens op aarde wordt. Pannen berg daarentegen begint met de historische mens Jezus, zoals hij hier op aarde geleefd en geleerd heeft, waarbij hij volop gebruik maakt van de moderne bijbelwetenschap, en van daaruit komt hij dan via de opstan ding tot het inzicht, dat deze mens in wezen één met God is. Sindsdien hebben vele theologen, ook in ons land, deze zelfde bena deringswijze „van beneden" gevolgd. Pannenberg en Kuitert Maar het meest kenmerkende aspect van Pannenbergs denken blijft toch, dat hij de theologie wil funderen in de algemeen men selijke rede. In dit opzicht bestaat er een, grote verwantschap tussen hem en Kuitert. Ook bij deze vinden we hetzelfde verlangen om de geloofskeuze aannemelijk te maken voor de kritisch vragende mens van van daag. Men denke b.v. aan zijn boekje „Zon der geloof vaart niemand wel". Maar door de gewone, als met de losse hand geschreven taal van Kuiterts boeken zijn deze leesbaar der en spreken ze meer aan, al verkijkt men zich gemakkelijk op hun moeilijkheid. Pan- Wolfhart Pannenberg nenberg daarentegen vraagt doorzijn droge, vermoeiende stijl en uiterst strakke argu mentatie een gespannen aandacht. De geloofsbelijdenis Het enige wat tot nu toe van Pannenberg in het Nederlands vertaald is ls zijn boekje van 1972 over de apostolische geloofsbelijdenis. Kuitert heeft er een inleiding voor geschre ven. waarin hij in enkele duidelijke lijnen de theologische vooronderstellingen waarvan Pannenberg uitgaat, uiteenzet. In zekere zin heeft Pannenberg namelijk in dit boek een samenvatting van zijn voornaamste gedach ten gegeven. Dat hij dat aan de hand van de apostolische geloofsbelijdenis heeft gedaan wijst erop. dat hij zich niet van de algemene traditie van de kerk wil verwijderen. Omdat in deze belijdenis het gemeenschappelijk geloof van de christenheid door de eeuwen heen is uitgedrukt zou het volgens hem van weinig begrip getuigen, als wij die zouden laten vallen. Anderzijds zijn voor ons de formuleringen en zelfs de inhoud ervan vaak niet meer begrijpelijk. Daarom is het nodig de oor spronkelijke, wezenlijke bedoeling van de oude uitspraken te verklaren en vooral ook na te gaan. wat de betekenis ervan voor vandaag is. Want alleen als deze betekenis voor ons geloofwaardig is. kunnen wij dat wat destijds ln een vorm die niet langer de onze is, gezegd is. toch oprecht meezeggen. Om deze geloofwaardigheid van de oude geloofsuitspraken aan te tonen doet Pan nenberg steeds weer een beroep op de erva ring van de huidige mens; want buiten de menselijke ervaring om is geen Godskennis mogelijk. Met 'ervaring' bedoelt Pannenberg niet pri mair de persoonlijke Godservaring van de enkeling; dat zou het geloof tot een alleen maar subjectieve aangelegenheid maken. Ervaring in de zin van Pannenberg is vooral de wijze, waarop de mens in het algemeen, in de tegenwoordige tijd, de totale werke lijkheid ervaart. Omdle in het oog te krijgen is een zorgvuldige analyse van het mens-zijn en de algemene menselijke kennis nodig. Pannenberg beroept zich dan ook herhaal delijk op de moderne natuur- en menswe tenschappen. Bedenkingen Met alle waardering voor de bedoeling en de denkkracht van Pannenberg kan dit boekje mij toch niet erg bevredigen. Mijn grootste bezwaar is, dat wel uitvoerig met moeilijke door dr. C. Rijnsdorp De Afscheiding van 1834 mag bekend heten, ze werkt tot op vandaag nog na. De Zwijndrechtse nieuwlichters zijn vrijwel vergeten. Deze sekte, geïnstitueerd in 1823, nooit méér tellend dan enkele honderden leden, scheurde na de dood van de oprichter, turfschipper Stoffel Muller in 1833, uiteen en verliep in de eerste helft van de jaren veertig. De Zwijndrechters waren mystiek, pantheïstisch getint, dweepziek en vertoonden chiliastische trekken (geloof in een ophanden duizendjarig vrederijk). Wat hebben deze twee godsdiensti ge bewegingen met elkaar te ma ken? De Cock en Scholte zouden, op zijn zachtst gezegd, verwonderd zijn met de sektariërs van Zwijndrecht en Mijdrecht in één adem te worden genoemd. Maar het is een van de aardige kanten van de hedendaagse sociologische aanpak, dat men tot zoiets komt. Men kan godsdienstige groepen puur theologisch en kerkelijk be kijken en dan heeft Ulrum geen deel aan Zwijndrecht (eigenlijk Puttershoek, waar de oprichtings akte werd ondertekend). Maar als men religieuze groepen gaat bestu deren tegen hun maatschappelijke achtergrond, dan zijn er combina ties als de hierboven genoemde mo gelijk Proefschrift Dr J W Becker heeft er zelfs zijn x proefschrift aan besteed, een hlsto- risch-sociologische studie rondom de verschijnselen van chiliasme en sektarisme, met de Zwijndrechters en de Afscheiding als de twee steunzuilen die het gebouw schra gen Hij noemt zijn boek Het eeuwi ge heimwee (Samsom Uitgeverij, Alph-n a.d. Rijn, 196 blz29.50) Deze titel valt naar mijn smaak een beetje uit de toon. Natuurlijk bege leidt het heimwee naar een betere wereld elke menselijke samenle ving. Maar strikt genomen ls een eeuwig heimwee een ziek makend, ongeneselijk verlangen zonder dui- deljk begin en zonder einde. Het lidwoord „het" wekt de gedachte dat dit heimwee algemeen zou zij a Men krijgt de indruk van een soort wereldbeginsel achter en binnen al le verschijnselen, een filosofisch uitgangspunt, zo in de trant van de oerdrang, de „Wille" bij Schopen hauer. Maar zo weids heeft de schrijver het natuurlijk niet bedoeld. Hij had als titel ook kunnen kiezen Aardap pelen en Geloof, aardappelen als voornaamste volksvoedsel be doeld. Of. Dagelijks Brood en Heilsverwachting. Hoe minder brood, des te dringender de ver wachting van snel naderend heil. BIJ vrome mensen kunnen uit een lege maag gemakkelijk chilias tische hellsdromen voortkomen. Een sekte als de Zwijndrechters greep daarop vooruit, waarbij de eerste christengemeente model stond. De Geest maakt dan in de overspannen verbeelding het ge schreven Woord, de gevestigde kerk en de bestaande wetten over bodig; de gemeenschapszin sluit niets uit, ook de huwelijken niet déarin voorkomt, 44 blz. over de, Zwijndrechters en 24 blz. over de iets minder in het kader passende Afscheiding, met de twaalf pagi na's afsluitende conclusies, geheel in het teken van de ontworpen the orie staan. Het accent valt dus, zoals bij een proefschrift te verwachten is, op het bewijs van bekwaamheid door kennis en gebruik van de vaklitera tuur, het oordeelkundig hanteren van het begrippen-apparaat en in het algemeen op de wetenschappe lijke houding, die bij de feiten wan trouwig en in de conclusies voor zichtig is. Achtergrond Geslaagd Anton van Duinkerken heeft eens geschreven, dat een proefschrift bekwaamheid bewijst. Hij dacht daarbij aan literaire dissertaties, waarvan hij méér dan alleen maar bekwaamheid verwachtte, oor spronkelijkheid en eigen visie b.v. De dissertatie van dr Becker is duidelijk een geslaagd bewijs van bekwaamheid in ztjn vak. Dat ziet zelfs een buitenstaander. Deel I. het theoretisch gedeelte, beslaat 70 van de 150 bladzijden eigenlijke tekst, en de resterende 80 pagina's vormen de uitwerking van de theo rie. Dat wil dus zeggen dat alles wat Ds. A. B. W. M. Kok, geen socioloog dus, blijkt in zijn artikel over de Zwijndrechtse Nieuwlichters in de Christelijke Encyclopedie (Kam pen 1961, VI 720) oog te hebben voor de maatschappelijke ach tergrond van deze sectarische be weging. Hij hennnert aan „de rechtmatige strijd van de Zwijndrechters tegen het sociale onrecht in hun tijd en de diepe ingezonkenheid van de kerk in die dagen. Tegenover de geesteloos heid en liefdeloosheid rondom stel den zij als ideaal de terugkeer tot de eerste christelijke gemeente met haar warm leven van onderlinge liefde en gemeenschap van goede ren." Deze beweging laat zich dus gemakkelijker in een sociologisch kader plaatsen dan de Afscheiding. Wel was 1834 voor de landbouw geen best jaar, maar de behoefte aan kerkherstel kwam niet uit een •/4W u niD C fT r ort ictivacu BELASTINGEN. tïcte /KANTOOR ZEGEL, REGISTRATIE, UYPOTHEEK-REGTEN hki. -/■// Kei Ntmoyeal/y ten kantore Tin(fojlS (er voldoening van^c?^- vcve yttvfféeis ictuniR »xi Mn bel 'tolMf liru* Rttapt A orden. Br» «lukten 1 fcOJcbridr* «fik» u f Gij worili tcrioebl om U binnen acht dagen te verroepen ■U Mitrtga brlrrkkioR '/oudst t /&eb/*>o7t£*Z' i crf«M< ol »oirrii«i -"•—Kr- ,»ia* rnl'jrin bourcol •f «Ik «nJif brwij» «MToil bel InkcBfS dn eoclrno blijkt«r«r De tegenwoorüige waanchuvnügyKcrgeren tot «oorkommg «ter kollen »an vervolgingden De Ontvanger van liet Beslgur 'vJr/<v9- desoriëntatie). Bij de Afscheiding speelde wel mee wat Becker met een vakterm „vervreemding" noemt, en wel: maatschappelijke neergang, moeilijk aanvaardbare bestuurlijke hervormingen, verzet tegen belastingmaatregelen, verzet tegen de geest der eeuw in samenle ving en theologie. Maar de afschei ding leefde uit een gesloten we reldbeeld met een driehonderd jari ge traditie van orthodox protestan tisme. Van chiliastische dweperij in de trant van de Zwijndrechters was geen sprake. Kapstok Afgescheidenen werd het in de vorige eeuw erg lastig gemaakt (om een onvriéndelijker uitdrukking te vermijden) en als zij een bijeenkomst hielden van meer dan twintig personen, werden zij blijkens bovenstaand vonnis beboet (illustratie uit „De Afschei ding" van dr J.C. van der Does). lege maag. maar uit een bekom merd hart voort. Om in de termino logie van dr Becker te spreken: de achtergrond van de Zwijndrechters was meer „werkelijkheidsverlies" (een sterke mate van structurele De Afscheiding vervult in dit boek dan ook meer een kapstok-functie dan de Zwijndrechters; bovendien had dr H. Mulder met diens disser tatie Revolte der fijnen, de afschei ding van 1834 als unciaal conflict en sociale beweging (Meppel 1973), nog al wat gras voor Beckers voeten weggemaaid. Waardevol is bij dr Becker het onderhoofdstuk „Moge lijke uitbreiding van de theorie: enige toepassingen en suggesties" (blz. 147 en volgende). Hier over schrijdt hij de door Van Duinker ken betreurde grens van het alleen maar bekwaamheid bewijzen en tast hij voorzichtig naar een eigen visie op het hedendaagse gebeuren. Het is van deze tijd, bij de beoorde ling van geestelijke verschijnselen te kijken naar de maatschappelijke achtergronden. Wanneer men dat zo voorzichtig doet als dr Becker, ls dit alleen maar Juist. Wèl ls er nog een veld van onderzoek naar de invloed van onbegrepen of half be grepen bijbellectuur op het one venwichtig gemoed van onontwik kelde lieden, een sociaal- psychologische studie dus. Ds. Scholte in zijn tijd wees deze bevin delijkheid hautain af. doch met af wijzing alleen is het verschijnsel niet doorgelicht. Maar dit is een kous apart. door A. J. Klei Het Nederlands bijbelgenootschap biedt bijbels met „uitslaande opzoekflap" te koop aan. Op deze flap. die de te duur geworden duimgrepen opvolgt, vinden wede bijbelboeken in alfabetische volgorde vermeldt. „U hoeft dus niet meer te weten of Jesaja nu vóör of na Samuél staat," adverteert het bijbelgenootschap op geestdriftige toon, maar ik vraag me bekommerd af: wat zou Mina daarvan gezegd hebben? Ik zal uiteenzetten, waarom die vraag mij kwelt. Voor mijn veertiende verjaardag had ik bovenaan mijn verlanglijstje een bijbel gezet. Met deze mededeling wil geenszins gezegd zijn dat ik een buitengewoon godvruchtige knaap was. want het ging mij minder om de inhoud dan om het uiterlijk van de Schrift. Ik had dan ook zorgvuldig aangegeven hoe de door mij begeerde bijbel er uit diende te zien: met zo*n slap. echt-leren kaft, met van die randen eraan, met duimgreep-index (dit had Ik dik onderstreept) en ook met de psalmen en gezangen er in. In een voetnoot verklaarde ik dat. als deze wens vervuld werd. ik verder niks hoefde hebben. Vóór ons ln de kerk zat iemand die een dergelijke, naar mijn overtuiging zeer sjieke bijbel bezat Ik was wel eens. als de kerk uitging, teruggelopen om hem van dichtbij te bekijken en aan de leren band te ruiken. Aldus was ln mij het verlangen naar zo'n bijbel gerijpt Tot mijn grote vreugde gaven mijn ouders mij een bijbel, die geheel beantwoordde aan de omschrijving op mijn verlanglijst De eerste zondag na mijn verjaardag was ik in de kerk druk in de weer met mijn aanwinst. Tijdens de preek liet ik mijn bijbel zó openliggen dat je veel van die zwarte halfrondjes zag, waarop in gouden lettertjes de (afgekorte) namen van de bijbelboeken te zien waren. Dat was in de buurt van de kleine profeten, die leverden immers heel wat duimgrepen op. Onder 't bidden boog ik voorover om de geur van het leer op te snulven. De dag daarop moest ik een boodschap doen bij een lid der gemeente, die tuinzaden verkocht in een klein, enigszins schemerig winkeltje, 't Was een wat oudere, ongehuwde vrouw, die door iedereen bij de voornaam werd genoemd. Zij heette Mina en stond vanwege haar stipte levenswandel in een zekere reuk van heiligheid Ik verhaalde opgetogen van mijn stichtelijk cadeau en vroeg of ze mij ermee in de kerk gezien had Mina knikte van ja en sprak vervolgens op bestraffende toon: onze mensen hebben zulke bijbels niet. Bedremmeld informeerde ik, waarom niet Zij antwoordde dat „onze mensen" de bijbelboeken uit het hoofd moesten kennen en dan had je zulke fratsen niet van node. Mina had gelijk, ik kon zonder makeren de bijbelboeken opdreunen en nog wel meer ook. Dat kan ik trouwens nóg en je mag me midden in de nacht wakker maken en vragen naar de richteren, en ik zal terstond losbarsten: Othniël. Ehud, Samgar. Debora Het godsdienstonderwijs bestond destijds voor een niet onaanzienlijk deel uit het leren van rijtjes. Heel het onderwijs eigenlijk, en toen Portugal en Indonesië ruzie kregen over oostelijk Timor, schoot het rijtje eilanden me moeiteloos te binnen Soembawa, Soemba, Flores, Timor Het jonge (kerk)volkje van nu doet me dat niet na, dat van Othniël niet en dat van Soemba niet. We weten niet meer of Jesaja nu vóór of na Samuël komt. Het hoeft ook niet meer. we hebben immers die uitslaande opzoekflap. Wat zou Mina daarvan gezegd hebben? Ik denk niet dat ze er gelukkig mee geweest zou zijn. Wat mij aangaat. Je zult van mij geen kwaad woord horen over het leren van rijtjes, maar ik geloof niet dat je, zoals ons er vroeger bij verteld werd. er zoveel houvast aan hebt. Soms ben ik geneigd, het tegenovergestelde aan te nemen, namelijk als ik merk dat uitgerekend mensen, die in hun jeugd rijtjes en versjes ingepompt hebben, gauw van slag raken als een bijbelse naam tegenwoordig anders geschreven wordt of wanneer ze in de kerk een lied moeten zingen, dat ze van huis uit niet kennen. wetenschappelijke argumenten betoogd wordt, dat het „voor mensen van nu" rede lijk is in God te geloven, maar dat in wezen alles toch weer veel te gemakkelijk op zijn traditionele pootjes terecht komt. Ik denk bv. aan de voor mensen van nu moeilijke punten als de drieëenheid of de wezenseenheid van God en Jezus, of de gedachte, dat de doop de mens met de dood van Christus verbindt Mede door de kort heid. waarmee dergelijke uitspraken gepo neerd worden, schijnen ze als het ware te voorschijn getoverd te worden. Ook doen heel wat redeneringen gekweld aan: b.v. dat de Wet ontkracht is, omdat de Wet Jezus ten onrechte veroordeeld heeft. Vooral de ver zoeningsleer is weinig overtuigend; zwaar wegende begrippen als de universele heilsbetekenis van Jezus of zijn plaatsver vangend straflijden worden niet werkelijk doorzichtig gemaakt. Ook mis Ik ondanks de herhaalde verwijzingen ernaar een werkelijk functioneren van het Oude Testa ment. Anders had Pannenberg niet kunnen schrijven, dat God eerst in Jezus openbaar is geworden. Tenslotte, voor wie is dit boekje, neerslag van colleges gegeven voor studenten van alle faculteiten, bedoeld? Zeker niet voor buitenstaanders; daarvoor is het ondanks alles toch te traditioneel en veronderstelt het te veel christelijke kennis. Ook Wet voor de gelovige, die twijfelt of in zijn geloof gesterkt wil worden; daarvoor ls het te moei lijk. Als lezers zie ik voornamelijk theolo gisch geïnteresseerde intellectuélen, theolo- gén en theologische studenten, bij voorkeur hen, die al min of meer op de hoogte zijn met Pannenbergs theologie, en die in dit boekje een samenvatting van zijn belangrijkste ge dachten vinden. Wolfhart Pannenberg, De geloofsbelijdenis. Een uitleg van de apostolische geloofsbelijde nis voor mensen van nu, met een inleiding van H. M. Kuitert. Ten Have/Baarn 1976, 176 blz. Prijs 17,50 BEGIN Begin van het goede verhaal van Jezus Christus. Zoals geschreven staat bij Jesaja, de profeet: „Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit. die uw weg bereiden zal; de stem van één die roept in de wildernis: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht! zo kwam Johannes, hij doopte ln de wildernis en hij verkondigde de doop van de omkeer tot vergeving van zonden. (Markus 1, 1-8) Het begin van Jezus ligt bij Johan nes, zegt Markus. En het begin van Johannes ligt bij Jesaja. En Jesaja sprak namens de Heer. Zo moeten we het, denk ik, lezen. Jezus is geen vallende ster, onberekenbaar en on verwacht. Hij heeft „uitgangen". He lemaal aan het begin staat de God van Israël, die door de mond van zijn profeten aan zijn bedoelingen vasthoudt. Die bedoelingen zijn ge dwarsboomd en de mist ingegaan. Van het ene geslacht op het andere. Maar nu komen ze terecht. In Jezus. En om daar alle nadruk op te laten vallen gaan die namen eraan vooraf. Jesaja en Johannes. Jesaja. die Jo hannes aanwijst, Johannes die Jezus aanwijst. En straks wijst Jezus ons allemaal aan, als Hij zegt: Bekeert u! (1,15). Want zo gaat het. Uiteindelijk zijn wij bedoeld. Er moet een keer komen. Die omkeer brengt Jezus. Johannes doopt er al in. Beroepingswerk NED. HEBV. KERK Beroepen te Ouderkerk a.d. IJssel: A. Vlietstra te Doornspijk. GEREF. KERKEN Aangenomen naar Delft-Abtswoude: J. van Buuren te Nijkerk (verb. ber.). GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Kruiningen: A. Moerker ken te Nieuw Beijerland. Bedankt voor Groningen: J. Mol tè Rijssen. GEREF. GEMEENTEN IN NED. Beroepen te Chilliwack (Can.) en te Terneuzen: A. Wink te VeenendaaL Mevr. A. H. de Beaufort Op 83-jarige leeftijd is overleden mevrouw A. H. de Beaufort-Hooft Graafland te Driebergen. Drie en twintig jaar (van 1946-1969) was zij presidente van het Nederlands co mité Vrouwenwereldgebedsdag. Dit werk in 1928 in Nederland geïntro duceerd moest na de oorlog hele maal opnieuw worden opgezet. Me vrouw De Beaufort slaagde daarin. Onder haar leiding is de belangstel ling voor de wereldgebedsdag (jaar lijks op de eerste vrijdag in maart) sterk toegenomen. (ADVERTENTIE) boekennieuws Prof. Or W H. Velema HET WOORD WERKT DOOR 166bb.,oeb. T22.50 Studies en schetsen ten dienste van da prediking. Over teksten uit het Oude en Nieuwe Testament. Prof. Dr. W.H. Velema TUSSEN TEKST EN PREDIKING 152 blz., geb. /19.50 Opnieuw een bundel meditatieve schetsen voor de verkondiging, met het doel predikan ten te stimuleren bij hun preekwerk. Ir. J. van der Graaf TEMIDDEN VAN TIJDGENOTEN EN GEESTVERWANTEN 168 blz.. f 17.90 Aspecten van godsdienstig leven in deze tijd worden besproken aan de hand van drie thema's: Leer en Leven. De Heilige Geest en do geesten in onze tud en Eenheid en participatie. Ir. J. van der Graaf (eindredactiel OP OE HOOGTE VAN OE HEILSFEfTEN 138 blz., f16.50 Aspecten van de prediking. Het grote belang van de prediking voor de kerk wordt door diverse medewerkers belicht, o.a.: Prof. Or. C. Graafland, Ds. J. Maasland. Ors. K. Exalto. Verkrijgbaar in de boekhandel Verkrijgbaar in de boekhandel. KOK KAMPEN Onze adressen: AMSTERDAM Postbus 859. Wibautstraat 137 Tel 020-913456 Tele* 13006 ROTTERDAM/DORDRECHT Postbus 948 Westblaak 9. Rotterdam Tel 010-115588 DEN HAAG/LEIDEN Postbus 101. Parkstraat 22. Den Haag Tel 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN Postbus 3. Melkmarkt 56. Zwolle Tel 05200-17030

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 2