Poppenspul en
Schimmenspel
Vertwijfeling ten spijt
Te vroeg
beroemd
10ERDAG 8 JANUARI 1977
KUNST
TROUW/KWARTET 19
"F
door G. Kruis
Poppenspul en schimmen-
iel" heet de tentoonstelling,
;e tot het eind van deze
jaand in de twee Dordtse
luseums gehouden wordt.
Ie poppen in Dordrechts Mu-
ium aan de Museumstraat,
i schimmen in een duister
ialtje van het Museum Si-
Ion van Gijn aan de Nieuwe
kven.
Was een idee van de Stichting
bppenspelcentrum, ook al geves-
{d te Dordrecht. En dat is niet
[lemaal toevallig: het verhaal
lat, dat het eerste poppenspel in
"fee lage landen te Dordrecht werd
igevoerd voor Graaf Jan van
loois in het Huis Henegouwen,
inuit deze stad tracht de Stich-
jig het poppenspel te stimuleren
i weer dichter bij het publiek
brengen.
bppen. Verstard staan en hangen
daar, die wonderlijke wezens, die
Ch in zo'n museumzaal niet heie
aal thuis schijnen te voelen, loze
bpenpoppen, elegante nèt-echt
lensjes, langlijzige poesjesnellen,
kuren, slap of stijf, zonder de be
rging die ze plotseling tot een
jna werkelijk leven kan wekken.
|r is maar weinig voor nodig om
ie geharnaste ridders, de rijk ge-
loide koningen, koninginnen,
finsen en prinsessen, de rovers,
„ritsen, tovenaars, de Jan Klaas-
ms. Katrijnen en de Dood van
ierlala in volle actie te brengen,
li al is er de laatste tijd wel iets
kranderd, de actie die het pop-
jnspel door de eeuwen heen ken-
lerkte was toch vooral het ge-
echt, de strijd. Dat is meer dan
en traditie. Want geef een kind,
Bt zelden een poppenkastvoor-
lelling heeft gezien een paar
handpoppen en bij de eerste
scènes, die je gepresenteerd wor
den, zullen de vonken eraf vliegen.
Katrijn zal Jan Klaassen om de
oren slaan en de veldwachter zal
binnen de kortste keren gebruik
maken van de wapenstok.
Fantasie
Meermalen ook zal zo'n kind plot
seling blijk geven over een fantasie
te beschikken, die je nooit bij hem
vermoed had en het zal ook dik
wijls van de gelegenheid gebruik
maken stiekeme steken toe tè bren
gen aan het anders zo onaantastba
re ouderlijke gezag.
Dat is dan eigenlijk het traditione
le poppentheater ten voeten uit.
Eeuwenlang heeft het de mogelijk
heid geboden zich, quasi via ande
ren, te uiten, te moraliseren, dingen
te kritiseren, belachelijk te maken,
te verheerlijken, of aan te vallen
Overigens is de geschiedenis van
het poppenspel gedeeltelijk nog
een braakliggend terrein. Het is
nog steeds niet bekend, hoe het
zich verbreidde. Ze zijn het er, om
een voorbeeld te noemen, nog hele
maal niet over eens of de zg. stok-
poppen afgeleid zijn van de figuren
op stokken uit Oost-Azië of dat de
ontwikkeling van de Europese
stokpop gewoon is voortgekomen
uit de noodzaak de poppen vanaf
de onderzijde te bedienen. Wèl
weet men, dat hiarionettèn, pop
pen aan draadjes dus, al gebruikt
werden in de oudheid en dat de
gewone „alledaagse" poppenkast
met handpoppen omstreeks 1100
voor het eerst gesignaleerd werd.
Mechanische poppen waren er ook,
met veermechanieken, die zijn van
latere datum en werden vooral in
de 17e en 18e eeuw gebruikt in het
„Theatrum Mundi", waarin voor
stellingen gegeven werden, die be
trekking hadden op actuele ge
beurtenissen. Een soort voorloper
van het bioscoop- en tv-journaal.
Snkele figuren waaronder „Prikkebeen" van Pieter van Gelder,
en van de vernieuwers van het Nederlandse schimmenspel.
Het schimmenspel, afkomstig uit
het Verre Oosten kwam via Perzië
en Turkije naar Europa, waar het,
in de 18e en 19e eeuw vooral in
Italië en Duitsland intensief beoe
fend werd.
In deze eeuwen beleefde het pop
pentheater in al zijn variëteiten een
grote bloei. Dat was een gevolg van
de ontwikkeling en vooral van de
verfijning van het „grote" theater.
De potsenmakers, grove grapjas
sen en boertige clowns moesten
meer en meer hun plaatsen afstaan
aan de serieuze acteurs. Maar ze
bleven voortleven in miniatuur en
zo ontstond de scheidingslijn. Het
poppentheater, dat daarvoor zeker
gelijkwaardig was aan het toneel,
verloor langzamerhand zijn stan
ding en werd een uitgesproken
volks- en kindervermaak.
Illusie
Pas in onze jaren dertig veranderde
dat, het ruige en platte verdween
langzamerhand, nieuwe artistie
ke normen werden aangelegd en
sindsdien ontwikkelt het pop
penspel zich weer als een autonome
kunstvorm. De bekende pop
penspeler Don Vermeire zei eens,
dat de kracht van het poppenspel
in de illusie, een andere werkelijk
heid schuilt, in de vrijheid vooral
elke vorm te gebruiken, die in de
verbeelding van de speler opduikt.
Eigenlijk is dus alleen de aard van
de verbeelding maar veranderd, de
vormen immers die de moderne
poppenspeler uitdenkt en gebruikt,
zijn ontsproten aan een door deze
tijd gevoede fantasie.
Zo zijn er hier poppen, die zijn
opgebouwd uit mattenkloppers,
deurknoppen, staalwol en een zon
nebril. Op zo'n eenvoudige manier
kèn die „andere werkelijkheid" ge
schapen worden, een verbeeldings
wereld die door de beweging een
illusie van werkelijkheid, van leven
krijgt.
'n Vreemd verschijnsel: de mens
heid heeft altijd geneugten geput
uit het griezelige, het gruwzame.
De kermis voorziet in een infantiele
en de film op een tot in'alle schrik
wekkende details uitgewerkte en
soms uitermate geraffineerde
(Hitchcock) wijze, in deze behoefte.
Want dat moet het haast wel zijn.
De mens wil wel griezelen, maar hij
wil toch ook weer niet tot in zijn
diepste wezen aangetast, beïnvloed
worden door de diablerieën van
anderen.
In het poppenspel was ook veel te
griezelen, maar dood, duivel en
monsters hielden zich meestal keu
rig aan de regels en achteraf werd
dan altijd de slechte bestraft en
zegevierde het goede. En iedereen
uit het publiek zag, zij het soms wel
met enige moeite, kans zich aan de
goede zijde te situeren
Gevarieerd
Wat de poppen op deze ten
toonstelling betreft, de variaties
De keizer uit ,,De Japanse Nachtegaal" (Marionettentheater
van Lucas Goudzwaard).
zijn eindeloos. Er zijn nauwkeurige
vervaardigde miniatuurmensjes
met tot in de puntjes verzorgde
klederdrachten, rijkgetooide ko
ningen, kleurrijke edellieden, la
keien, narren en sprookjesfiguren,
oude exemplaren uit Engeland en
België (poesjenellen), soms in dui
delijk intensief gebruikte thea
terfronten. Net, als veel van de pop
pen dikwijls opgelapt en duidelijk
zichtbaar, talloze malen van een
nieuw verfje voorzien. Wat het niet
al te zachtzinnige repertoire in aan
merking genomen, niet zonder
noodzaak gebeurde.
Poppen, soms grappig karikatu
raal, soms gedrochtelijk, lieflijk of
lelijk, vrolijk en boosaardig, ver
fijnd en platvloers. Hoe expressief,
hoe mooi, hoe lelijk of hoe lief ze
precies zijn, is op de expositie
moeilijk uit te maken. Dat hangt af
van het artistieke gevoel, de vaar
digheid, de stem en de handen van
de mens die ze „bezielen" moet
Daarom zijn er ook voorstellingen:
op 16 januari om 15.00 uur geeft
Jean Prion een uitvoering van
„Rupsakee"; vrijdag 21 januari om
20.15 uur brengt Toone VII „De
Bultenaer" en op zondag 30 januari
om 15.00 uur laat Lucas Goud
zwaard „Drie Japanse Vertellin
gen" zien.
Ook in het Museum van Gijn, waar
vele oude en nieuwe schimmen te
zien zijn, worden voorstellingen ge
geven: vanmiddag om 15.00 uur
brengt Ger Boonstra „Onwijze
Geert"; zaterdag 15 januari om
20.15 uur is er de „Slimheidskam
pioen" van Rien Baardmans en op
zaterdag 22 januari om 20.15 uur is
er een experimenteel programma
met schimmen, dat door Ger Boon
stra verzorgd wordt.
Een beeld uit een schimmen- spel van Frans ter Gast.
Poëziekroniek door
R. L. K. Fokkema
In een radiodocumentaire van de
NCRV gewijd aan de protestantse
dichter Hein de Bruin (1899-1947) zei
in 1971 Wim Hazeu ,,Dat zijn stem nu
nog niet verder reikt, is één van de
grote onrechtvaardigheden van wat
dan wel de literatuurgeschiedenis
wordt genoemd."
De verzameling gedichten die van de verge
ten De Bruin onder de titel „Het ingekimde
land en andere gedichten" nu verschenen is,
biedt de gelegenheid zich af te vragen of
regisseur Hazeu gelijk heeft met het gesig
naleerde onrecht. De radiodocumentaire
gaat vooraf aan de poëzie, zodat het even
eens mogelijk is De Bruins leven en visies te
leren kennen. Deze voorbeschouwing open
baart door middel van de commentaren van
De Bruins vrienden als daar zijn geweest
Buskes, Heeroma, Meertens, een typerend
stukje protestantse letterkundegeschie-
denis.
Het roept in herinering de moeilijkheden op
Sociaal-cultureel terrein waarmee de men
sen rond het tijdschrift Opwaartsche Wegen
worstelden. Het herinnert aan de strijd om
erkenning buiten de eigen kring en aan het
Imisnoegen over het onbegrip in eigen kring.
Die zwarigheden zijn, denk ik, terug te bren
gen naar die (misschien wel) onvermijdelij
ke vermenging van theologische en literaire
Opvattingen. waardoor protestantse letter
kundigen vaak buiten welke boot dan ook
vallen.
Zuiver literair gezien zijn er in Nederland
betere dichters geweest dan de dichters die
Heeroma onder het banier van het Derde
Reveil heeft gebracht; theologisch vertol
ken de dichters vaak opvattingen die de
gemiddelde kerkbezoeker argwanend
peziet.
Van vorm weinig enerverend is de poëzie
van Hein de Bruin voornamelijk om de
vertwijfeling die eruit spreekt aangrijpend;
Om de inzet waarmee De Bruin poogt te
bntkomen aan „zielekwelling"; om de moed
ivaarmee hij zich „laf in Gods koninkrijk"
fioemt en een „bloeiselloze wildernis"; om
tie eenvoud waarmee hij zich identificeert
tnet vissers en boeren; om de eerlijkheid
waarmee hij zich objectiveert in vertwijfel
de figuren als Van Gogh of de apostel
Thomas.
Levensbelang
Moed, Inzet, eerlijkheid en eenvoud zijn
rechtschapen eigenschappen, maar zij ga
randeren geen hoogstaande literatuur, zo
min als geloofstwijfel en de worsteling met
de Andere dat doen. Toch is de Bruin bin
nen de kring van de protestantse letterkun
digen een met gelijksoortige poëzie opval
lende verschijning omdat geen ander zo
onomwonden laat blijken dat zijn poëzie
van lèvensbelang is.
Intussen moet ook gezegd worden dat de
problematiek niet op een zodanig nieuwe
wijze wordt gebracht dat de lezer overrom
peld wordt. De gedichten zijn traditioneel
naar vorm en naar inhoud. Er is dit verschil
dat deze gedichten weliswaar herkenbaar
zijn de worstelingen en de twijfels en het
zoeken naar een geloofsomheining die in de
benauwenis veiligheid biedt, zijn zo oud als
de bijbel de wereld laat zijn maar dat zij
in tegenstelling tot veel christelijke
poëzie die strijd openbaar maken en niet
de rust die weieens na strijd wil komen. Zijn
poëzie houdt niet zoet, is in ieder geval niet
uit op een te gemakkelijke zekerheid.
Dat is vooral zo in het begin van zijn dich
terschap, later neemt de rust van het inner
lijk toe en denkt het dichter dat hij te
schrijven zit bij Gods licht en gelooft hij
„vertwijfeling ten spijt, dat er een hellge-
heim is aan de Tijd". Zijn laatste gedicht
stamt uit 1947. Het is „Regen te Bussum",
waarin de kijk op eigen verwarrende staat
zo verwoord is dat het gedicht exemplarisch
is voor het menszijn en een reinigende
functie voor wie dan ook vervullen kan:
Dit is in Bussum, dat ik amper ken,
waar ik de weg niet weet en dus verdwaal,
en wandelend verander andermaal
tot wie ik was, tevoren, en niet ben
nu ik de man naast mij, uit mij, herken,
verscholen en voortvluchtig: dit verhaal
van bijna woorden en ten naaste taal
die mij reeds boeit, doch waar ik niet aan
wen.
Want eeuwig ruist de regen in het lommer
van tuinen om een huis waar niemand
woont,
tenzij ikzelf daar intrek, mij bekommer
om wie hier buiten hunkert en betoont,
hoe vreemd hij werd, verbijsterd en onwijs,
wanneer het regent in zijn paradijs.
Richtsnoer
Wat in dit gedicht gebeurt is wat goede
poëzie altijd probeert na te streven: gebeur
tenissen betekenis verlenen, zodat het ge
dicht op meer dan een wijze gelezen kan
worden en een richtsnoer is voor wie met
dezelfde dingen bezig is of in aanraking wil
gebracht worden met een visie die gebeur
lijkheden van een achtergrond voorziet, of
nog anders: die het incident ontijdelijk
maakt.
Een dergelijke poging onderneemt ook An
ton Ent in zijn derde bundel die typerend
genoeg „Een woning van betekenis" heet,
naar wat Ent. elders in de bundel zegt:
de tempel van gebeurtenis
wordt woning van betekenis
In deze bundel krijgt de poëzie een hoog
waardigheid van het licht brengen in de
duisternis. De eerste afdeling van de bundel
heet niet voor niets „Jesus man of poetry",
en speelt zich in een kazerne af waar een ik
met Christustrekken rondgaat. Taferelen
uit het soldatenleven krijgen het decor van
Jezus' rondwandeling op aarde. Men kan
ook zeggen dat de dichter de representant is
van Christus, niet spreekt namens zichzelf,
zoals „Paasregen" uiteenzet:
zie naar mij op: ik ben ik spreek
ik hoed wie verder moet
en wat zoéven leeg en duister leek
is licht en vol wie mij ontmoet
In de tweede afdeling van de bundel, „On
derhorig" getiteld, spreekt de dichter meer
namens zichzelf, met dien verstande dat ook
nu de gebeurtenissen beschenen worden
door evangelisch licht, zoals het slotgedicht
duidelijk maakt. Het fotograferen van een
gezin in een herfstbos wordt hier naar Gol
gotha verplaatst:
op de heuvel staat de man met armen uitge
spreid
en regisseert het diabeeld op hoge toon
jan kijk je moeder aan mamma zie je zoon
weest tot doodstilstaan bereid
hij buigt zijn hoofd en juist op tijd
drukt hij het knopje in: de eeuwigheid
ligt vast. lichtstrepen in de nacht,
we kunnen gaan zegt hij het is volbracht
Dubbel effect
Een dergelijke gelijkschakeling van Jezus
met poëzie of de kniisiging met een kiekje
zou men gewaagd kunnen vinden, zoals dat
destijds ook van dergelijke gedichten van
Achterberg gezegd is (een dichter van wie
Ent het een en ander geleerd heeft). Men
kan een dergelijke gelijkschakeling ook te
gemakkelijk vinden, maar ik denk maar dat
het de bedoeling van dergelijke gelijkscha
kelingen is een dubbel effect te bewerkstelli
gen. Door de profanisering van het heilige
wordt het profane tegelijk gewijd. Door het
opheffen van de afstand tussen heiligheid
en dagelijksheid krijgen we, met andere
woorden, de dagelijksheid met wijding over
goten.
Ent slaagt er niet altijd in zijn door mij
veronderstelde bedoelingen geheel en al
waar te maken, maar zijn manier van dich
ten zou op den duur wel kunnen leiden tot
de hoogte waarnaar hij streeft. Dan zal hij
tochwel moeten afzien van al te gemakkelij
ke woordspelingen, van overtolligheden ten
einde de regel vol te krijgen of van me
trische onvolkomenheden terwille van het
rijm, en van praterigheld die op beuzelen
lijkt en van het al te eenvoudig te openen
slot op zijn gedichten. Zijn woning van
betekenis kent nog te weinig geheime boek
jes, is, bij wij2e van spreken, te veel een
doorzon-woning. Maar ja, in zo'n woning
wonen de meeste mensen, denk ik dan ver
twijfeld.
Hein de Bruin. Het ingekimde land en andere
gedichten. Verzameld en ingeleid door Wim
Hazeu. Bosch Keuning, Baarn 1976. 144 blz.
12,50.
Anton Ent. Een woning van betekenis. Kok,
Kampen 1976. 48 blz. 8,50.
Nadat „Alice doesn't live here anymore" en het in Cannes
bekroonde „Taxidriver" in vertoning zijn geweest, is dank zij
de Utrechtse Cinemanllestatie nu ook Scorseses van 1973
daterende „Mean Streets" in Nederland te zien de eerste
film die Scorsese reputatie verschafte. Je kunt in zo'n geval
moeilijk van een bevestiging van zijn filmerschap spreken
hooguit van een bevestiging-achteraf van de ervaring bij de
andere twee films, dat Scorsese een nog onrijpe filmer is, die
zijn persoonlijke (jeugd-)ervaringen nog zo weinig „verwerkt"
heeft, dat zijn films als rommelige, nogal amorfe produkten
overkomen, al zijn er dan ook wel briljante momenten in te
onderkennen.
Filmkroniek door dr H. S. Visscher
Scorseses Jeugdervaringen liggen
in het zogenoemde kleine Italië;
een vrij besloten Italiaanse
volkswijk in New Vork, een wereld
van groezelig allooi, kleine maffia
misdaad, prostitutie, soute
neurschap. Charlie, de hoofdper
soon uit „Mean Streets", zit in die
lawaaiige wereld van snel geweld
gevangen, maar zou er graag van
„los" willen komen. In het begin
zien we hem in een kerk knielen
voor een kruisbeeld en oprecht en
gekweld zijn zonden belijden.
Een, van zijn problemen is dat hij
het restaurant van zijn maffia
achtige oom wil overnemen maar
dat zijn oom niets ziet in zijn ver
houding met een epileptisch meis
je, dat dan weer familie is van
Johnny Boy: een vreemde, vol
strekt onbetrouwbare charlatan,
voor wie Charlie zich voortdurend
verantwoordelijk acht. Telkens
weer probeert hij Johnny's gevaar
lijke, „elegante" schuldeiser van
diens voorgenomen gewelddadige
actie tegen Johnny te weerhouden,
maar als Johnny Boy de schuldei
ser met een revolver gaat bedrei
gen, is de zaak voorgoed verloren:
hij kan weinig anders meer doen
dan Johnny Boy te begeleiden op
zijn vlucht naar buiten de stad
en wordt aldus medeslachtoffer
van de schuldeiser die hen beiden
in hun auto neerschiet, of liever:
neer lóót schieten volgens goede
maffiapraktijk. De geweldscène
aan het einde is, net als de slotpas
sage van „Taxidriver" te uitgerekt
en tè „opgeblazen" om authentiek
of ook maar geloofwaardig te zijn.
Ondanks die gewelddadigheid, of
misschien juist daardoor, is het
duidelijk dat Scorsese „het ge
weld" allerminst in alle diepten en
verschrikking tonen kan zoals een
Arthur Penn of een Peckinpah dat
doen. Eigenlijk lijken die slotscè
nes eerder allegorieën van „het ge
weld" een vermoeden dat ge
steund wordt door de shots waarin
„de schuldeiser" zijn demonisch
mooie profiel uitgebreid op een
afstand blijft kijken naar zijn
wraak in plaats van zijn snel uit de
voeten te maken: een reguliere sa
tansfiguur.
Motief
In „Taxidrijver" is de on
waarschijnlijkheid nog groter. De
taxichauffeur evenals de Johnny
Boy uit „Mean Streets" de acteur
Robert de Niro komt ergens uit
het niets zich aanmelden voor een
baan als nacht-taxi-chauffeur; zijn
belangrijkste motief is, dat hij on
mogelijk slapen kan. Niemand
komt daar de precieze oorzaak van
aan de weet, maar ongetwijfeld
hangt het samen met de gekweld
heid om het liederlijke menselijke
leven dat hij overal om zich heen
waarneemt. Hoe „realistisch" de
beelden van dat leven ook zijn je
blijft voortdurend het gevoel hou
den dat ze niet reëel zijn: ze hebben
iets inferno-achtigs, iets apocalyp
tisch in zich, en ook daarin stem
men die beide films overeen.
De taxichauffeur zoekt een uitweg,
een bevrijding, een wilde drang om
deze vuile wereld te „zuiveren",
brandschoon te maken, brengt
hem ertoe zich in het gebruik van
revolvers te trainen voor de defini
tieve afrekening. Die komt tenslot
te in een inferno-achtig bordeel
waar hij de exploitanten en hun
helpers overhoop schiet. Maar
daarna zien we hem opeens weer
terug in zijn taxi-job: hij is de held-
van-de-dag geworden, mensen wil
len hem ontmoeten en geluk
wensen...
Scorseses films zijn vreemde, verte
kende afrekeningen met Het
Kwaads en zijn helden zijn even
vreemde en vertekende Verlos
sersgestalten. Charlie „herrijst''
aan het slot van „Mean Streets" uit
de met kogels doorzeefde auto
waarin iedere toeschouwer hem
dood waant en het slot van
„Taxidriver" geeft ons de door ie
dere toeschouwer al „afgeschre
ven" held opeens als een bejubelde
Overwinnaar: het is een soort
„opstanding" die erg ongeloof
waardig voorkomt maar dat
deed de échte Opstanding ook
Typerend is ook, dat de vrouw in
„Alice doesn't live here anymore",
die met het lastige zoontje Tom op
reis is naar haar geboorteplaats
(dat eigenlijk als een soort paradij-
s-uit-de-jeugd functioneert: een
reis met een illusoir doel dus en
getekend door talloze vernederen
de en trieste voorvallen) tenslotte
een naar het schijnt wezenlijke
„bevrijding" vindt bij de jonge
boer David, gespeeld door de zan
ger Kris Kristofferson, die qua type
en optreden heel sterk herinnerin
gen oproept aan de „Jezus"-figuren
uit verschillende grote bijbelfilms.
Ook dat was een film met briljante
momenten, maar tenslotte tot niets
anders leidend dan een sentimen
teel slot, dat met name feministen
niet erg wisten te waarderen.
Het kwaad
Het is duidelijk dat Scorsese onder
de stad-van-zijn-verleden geleden
heeft. De Stad valt eigenlijk samen
met Het Kwaad. Hij is buiten gaan
wonen en in een interview zegt hij:
„Soms word ik helemaal zwetend
wakker als ik bedenk, dat ik voor
de film „Taxi Driver" weer midden
in de stad zal zitten. Als ik opsta,
hoor ik vooral al die geluiden om
mij heen Even duidelijk is, dat
Scorsese, die nominaal met de kerk
heeft afgerekend, denkt in patro
nen van een christelijke heils-
mythe, vertaald in de gestalten en
obsessies van zijn jeugd. Vandaar
het vreemde einde van zijn beide
„stadsfllms", vandaar de demo-
nisch-„mooie" satanische schuld
eiser, vandaar de allegorisch ver
grote „gewelds"-passages, vandaar
de „opstandingen" (ok Kristoffer
son beleeft een soort „opstanding":
nadat hij definitief uit Alices leven
verdwenen lijkt te zijn, is hij er
plotseling weer
Scorsese lijkt mij een beminlijk,
oprecht en naief filmer. Zijn pech is
hij zegt dat zélf in een gesprek
dat hij te vroeg beroemd is gewor
den. Maar wat valt er tegen te doen
als Je eenmaal onder een Cannes-
onderscheiding gebukt gaat? Hij
zou een belangrijk filmer kunnen
wórden. Zijn thematiek is interes
sant genoeg, zijn materiaal boei
end, oprecht en dikwijls goed in
scène gezet. Hij is geen denker,
maar een enotioneel-geladen filmer
en aan die eigenschap zijn de beste
momenten van zijn films te dan
ken. Maar het is allemaal te onrijp,
niet uitgekristalliseerd, warrig tot
op het vormloze toe. Het is te ho
pen dat zijn vroege faam hem als
nog de ruimte en de tijd zal geven
om te rijpen.
Robert de Niro in „Taxi Driver"