r (orstmossen leven van de lucht
weinig
aan regio
)en Haag denkt te
1
1
J
Hartoperatie
echt zinvol?
Christie's
ter?„'
actievoorzitter CDA in Friese staten:
het
9.
van
ïrl
•stmis is al weer bijna een
>ek geleden, maar ook bij u
an misschien nog de
[rststukjes op het nieuwe jaar
wachten om weggegooid te
irden. Toeven bijeengezoch-
of bijeengekochte natuur:
ire- en cedertakken hulst,
Snappels, gedroogde elfen-
ik j es, een larikstakje met
,t blauwgrijs mos en struik-
grijswit rendiermos of
■Is ze op de bloemenmarkt
;gen IJslands mos.
hoeft er helemaal niet voor naar
nd om deze „mossen" in het
id te vinden. En mossen zet ik
;en aanhalingstekens, omdat het
n mossen zijn. Ze hebben er niets
ee te maken.
fficieel heten ze korstmossen, maar
ik die naam is misleidend, want
hg niet alle groeien ze als een korst,
tie zijn struikvormig met een mas-
takjes. andere verheffen sierlijke
De Rokertjes boven een toefje schub-
Wosifhtige „blaadjes" of vormen lange
wegi gaffelde linten, lappen of
ften prmvormige tongen of ze lijken op
;ren" ;ine hertshoornvarens. Je vindt ze
jordeéeral waar de lucht niet al te sterk
rontreinigd is. Tegen zwaveldioxy-
een afvalprodukt van vele indus-
eën. zijn maar heel weinig soorten
stand.
v(
ho{
en,
-
is hel
rwerl
in de
Ihc
E'3'
i ld
n had
angei
cindei
h
>e gevoelig korstmossen daarvoor
nV blijkt uit een al vijftien jaar
kaart, die werd samengesteld
njn het voorkomen van mossen en
>rstmossen met een „epifytische"
oeiwijze, dat wil zeggen dat ae op
bomen of stenen groeien. Op die
gister art zi^n k'l steden en industriege-
eden uitgestrekte „epifytenwoes-
ïaar I nen zien' waar nauwelijks
k gele,rstmossen leven.
"ikwleel kwetsbaar
mdat de korstmossen geen wortels
ibben, alleen maar draden die hen
iet de ondergrond verbinden, halen
geen voedsel uit de bodem die
ingeert als een natuurlijke filter
>or het regenwater en de daarin
inwezige giftige stoffen. Ze voeden
zich uit door de wind aangevoerd
stof en met wat er in het regenwater
opgelost zit en nemen die voedings
stoffen over hun hele oppervlakte
op. En omdat hun belangrijkste
groeiperiode in de wintermaanden
valt. zijn Ze al heel kwetsbaar, want
juist dan is de luchtverontreiniging
het sterkst.
Nu is het niet alleen aan de luchtver
ontreiniging te wijten dat korstmos
sen sterk achteruitgaan in sommige
streken, hoewel deze wel als be
langrijkste oorzaak aangemerkt kan
worden. De Hollandse iep is in ons
land de boom waarde meeste soor
ten epifyten op aangetroffen worden
en juist daarvan zijn vele door de
beruchte iepziekte gedood en ver
vangen door boomsoorten die min
der gunstig zijn voor de korstmos
sen. Ook een aantal boomsoorten
die hier van nature niet thuishoren,
maar veel worden aangeplant, zijn
ongeschikt voor de vestiging van
korstmossen en waar deze onze in
heemse bossen vervangen, heeft dat
tot sterke achteruitgang geleid.
Kunstmest dat tegen stenen en bo
men waait, heeft nitratenschuwe
korstmossen verdreven, en zo zijn er
nog meer oorzaken aan te wijzen:
het schonen van vruchtboomstam
men, ontwatering van duinen en hei
develden, het kappen van oude
bomen.
Verarming
Volgens een nu ook al vijftien jaar
oude opgave van mossenkenner dr.
J.J. Barkman (Natura november
1961) zijn er in de laatste honderd
*jaar 38 soorten uitgestorven en 16
zeldzaam geworden, waar wel tegen
over staat dat door allerlei oorzaken
negen soorten gewoner geworden
zijn en er 21 nieuwe soorten werden
gevonden, maar toch is dat maar
een schrale troost.
Korstmossen zijn prachtige ver
schijningen als je ze door de loep
bekijkt en heel merkwaardig ook.
Het is niet zomaar een plant, maar
de verschijningsvorm van een innig
samengaan van op zijn minst twee
planten. Een schimmel en een wier
zijn ineen vergroeid en vormen sa
men het korstmos. Lange tijd heeft
men dit beschouwd als een samenle
ven tot wederzijds voordeel, symbio
se: het groene wier zou voor de kool-
zuurassimilatie en daarmee voor or
ganische voedingsstoffen zoals sui
kers en zetmeel zorgen, de schimmel
voor water en voedingszouten uit de
lucht en de regen.
Maar tegenwoordig is men meer ge
neigd dit samenleven te zien als een
soort slavernij van het wier, want
dat is best in staat ook zonder de
schimmel te leven en zich voort te
planten, terwijl de schimmel dat
niet kan. Alleen met behulp van het
wier kan de schimmel de vorm berei
ken die wij korstmos noemen en
alleen samen kunnen ze de voor elke
soort karakteristieke kleurstoffen
en korstmoszuren produceren.
Korstmossen kunnen zich op ver
schillende manieren voortplanten.
Net als andere zwammen produ
ceert de schimmel sporen, acht tege
lijk in een microscopisch klein zak
je, waarvan er vele bijeen zitten in
apotheciën die er uitzien als scho
teltjes. Die sporen worden door de
wind verspreid en ontwikkelen zich
pas tot nieuwe korstmossen als ze
terechtkomen bij het wier waarmee
de soort samenleeft. Gelukkig is dat
niet moeilijk, want dat zijn de ge
woonste landwieren. Daarnaast
kunnen op de „blaadjes" en „tak
jes" van een korstmos sorediën
groeien, bolletjes die bestaan uit een
paar wiercellen omgeven door
schimmeldraden. Door regen of
wind van het korstmos verwijderd
kunnen die bolletjes tot een nieuw
korstmos uitgroeien. Een soort stek
jes dus.
Vormenrijkdom
De vormenrijkdom van korstmos
sen is heel groot. Ze zijn de voor
naamste planten van bergzones
waar geen bomen of andere planten
meer kunnen groeien en ook de be
langrijkste begroeiing van de
toendra's. Maar ook in ons land is
een grote variatie aan soorten ge
makkelijk te vinden. Soms zie je op
een vierkante meter acht tót tien
soorten. Mooi zie je dat in de duinen
van Bergen en Schiermonnikoog, op
de grote wilgen bij het Nieuwe Meer
in het Amsterdamse Bos, op heide-
veldjes bij het Hulshorster Zand, op
de eiken langs Drentse landwegen.
En dan som ik zomaar een paar
plekken op, die ik me van de laatste
jaren herinner.
Vaak hoef je niet eens ver van huis
om ze te zien. Een van de allerge
woonste is het steenkorstmos
Xanthoria parietina, dat in gele tot
haast oranje plakkaten groeit op
muren en zelfs betonnen palen en
soms op oude bomen (populieren in
de Bergense duinen). Het „IJslandse
•mos" wordt geïmporteerd uit Fin
land voor kerstversiering en
grafkransen, maar er veel op lijken
de „rendiermossen" komen in ver
scheidene soorten op onze heidevel
den voor. Een ervan is hard en zwart
van kleur. Het glanzende loof ver
pulvert onder de voet. Dit korstmos
heet daarom kraakloof. Het
blauwgrijze schildmos Parmefia sul
cata groeit op boomstammen even
als het blazige schildmos Parmelia
physodes. dat een voorliefde heeft
voor larikstakken. Maar het aar
digst zijn de bekermossen, die tallo
ze kleine doorschijnend groene be
kertjes op de heidegrond om
hoogsteken. Enige daarvan, zoals
Cladonia coccifera, C. macilenta en
C.floerkeana, hebben op. de rand
van die bekertjes besachtig rode
apotheciën. die schitterend afsteken
bij het schimmeigroen van de be-,
kertjes. Het zijn nietige schoonhe
den. die juist nu een wandeling in
het duin of op de heide zin geven
voor wie er oog voor heeft.
e d -
ttMi
1AG 31 DECEMBER 1976 BINNENLAND
rem-
Unie
voor
ior Jan Sloothaak
en ribieC
0o*ie i
etar
EUWARDEN - Maak
n Friesland een proef-
iied voor de decentraii-
en stel een staatsse-
itaris aan voor regiona-
zaken. Deze suggestie is
ken "tn mevrouw Dieuwke IJ.
1 de Graaff-Nauta, die
als fractievoorzitter
het CDA in provincia-
staten van Friesland
Seft gelanceerd.
luis. in haar woning te Sneek
aar zij wethouder is), wil me-
luw De Graaff wel uit de
eken doen, wat de ach-
[grond is van haar suggestie.
in speciale staatssecretaris is
Ji belang „omdat het lande-
beleid in werkelijkheid
ak een op het westen gericht
jeid is". Volgens haar wordt
in Den Haag te weinig aan
regio gedacht. Zo'n
latssecretaris zou er steeds
aandacht op kunnen rich-
1 en toegevoegd aan het
pisterie van binnenlandse
ken kan hij ook coördina-
i zijn voor het over talloze
pisteries versnipperde be-
voor de regio.
idee om Friesland tot
iefgebied voor de decentra-
tie te maken, haakt in op
'oorgestelde bestuurlijke
tindeling (provincies nieuwe
|l) van minister De Gaay
rtman. Zo'n decentralisatie-
lief past ook netjes in de
jitieke doelstellingen van
t huidige kabinet om te ko-
in tot spreiding van (onder
er» kennis en macht. Het
eiden van bestuursmacht
idt in dat er een stuk ver-
woordelijkheid naar de re-
wordt gebracht; daarbij
rikt mevrouw De Graaff niet
alleen aan de provincies, maar
ook aan de gemeenten. Verder
zjjn er ook mogelijkheden om
in te haken op de praktijk.
Enkele departementendenken
aan proefobjecten en experi
menten.
De uitvoering daarvan zou in
Friesland kunnen plaatsheb
ben. Het moet niet een klein
project worden, maar zo groot
mogelijk opgezet, omdat an
ders het gevaar bestaat dat
men vastloopt in theoretisch
denken. „Men twijfelt op lan
delijk niveau wel eens of be
paalde taken aan lagere over
heden kunnen worden overge
dragen. Dan zeg ik: probeer
het maar eens in de praktijk",
aldus mevrouw De Graaff.
Vaart
Gedeputeerde Staten van
Friesland hebben toegezegd
dat een delegatie uit de staten
met de minister van binnen
landse zaken zal gaan praten.
Eerst moet echter wel het no
dige voorbereidende werk wor
den verricht. Mevrouw De
Graaff-Nauta acht dit ook
noodzakelijk maar er moet ge
noeg vaart achter worden ge
zet om de suggestie voor een
speciale staatssecretaris in ie
der geval al te kunnen meene
men bij de komende kabi
netsformatie. Het aanstellen
van een staatssecretaris en het
aanwijzen van Friesland als
proefgebied zijn eigenlijk twee
verschillende zaken. „Het één
kan zonder het ander, maar ik
zie die twee dingen toch graag
in combinatie", zegt mevrouw
De Graaff. De staatssecretaris
zou een belangrijke rol kunnen
spelen bij het begeleiden van
de decentralisatieproef in
Friesland, ook al beperkt de
proef zich tot Friesland, terwijl
de staatssecretaris voor alle
TROUW/KWARTET 15
zwakke regio's zou moeten
werken.
Volgens mevrouw De Graaff is
de decentralisatiegedachte in
feite helemaal niet nieuw. „De
bestuursstructuur in Neder
land is indertijd juist opgezet
vanuit de decentralisatie:
spreiding van bestuursmacht
over provincies en ge
meenten".
Door het ingewikkelder wor
den van de samenleving is een
stuk verantwoordelijkheid en
beslissingsmacht van provin
cies en gemeenten in verhou
ding tot die van de regering
steeds kleiner geworden. „Er
heeft," zegt mevrouw De
Graaff, „een sluipende centra
lisatie plaatsgehad". Dit is op
verschillende manieren tot ui
ting gekomen. Allerlei wetten
zijn tot in details geregeld, al
lerlei regelingen, normen en
richtlijnen zijn landelijk ge
lijkgeschakeld. Daarbij is er
echter steeds veel te veel uitge
gaan van de situatie in het
westen.
De getalscriteria voor scholen
zijn er een voorbeeld van. In
dunner bevolkte gebieden zou
den die aantallen leerlingen
per school moeten worden aan
gepast. Ook zijn er strakke
richtlijnen voor het bibliothee
kwezen en gedetailleerde eisen
die worden gesteld aan de be
roepskrachten in het jeugd- en
jongerenwerk, subsidievoor
waarden voor de personeelsbe
zetting in wijkgezondheidscen
tra en noem maar op. School
besturen moeten om de ha
verklap naar Den Haag als ze
een school willen bouwen.
Waarom kan dat niet beoor
deeld worden in de regio zelf?
Raamwetten
Volgens mevrouw De Graaff
dient er veel meer te worden
'Maak Friesland
tot proeftuin
decentralisatie'
geregeld in nationale raamwet
ten, die voldoende mogelijkhe
den bieden om door de regio
zelf aangepast aan de eigen
situatie te worden ingevuld.
De eenheid van Nederland als
natie zal daar niet door worden
aangetast.
Als het aan mevrouw De
Graaff ligt worden ook allerlei
„bestuurszuilen" die van Den
Haag tot in de regio reiken,
geslecht. Instellingen als aller
lei inspecties (voor bijvoor
beeld het onderwijs, de
volksgezondheid. de wo
ningbouw) kunnen even goed
op provinciaal niveau werk
doen. Het rijk kan die ver
antwoordelijkheden best over
dragen aan de provincies. De
provincie kan zelf de benodig
de gelden wel verdelen over de
verschillende activiteiten, het
rijk hoeft dat geld alleen maar
beschikbaar te stellen. Dat is
democratischer omdat het'
vaststellen van het beleid
het leggen van de prioriteiten
zich dan dichter bij de men-
sen afspeelt.
Dubbelcultuur
Als men het in Friesland over
decentralisatie heeft wordt
wellicht meer dan in de andere
provincies vaak eerst aan de
cultuur gedacht. „Maar dat is
ook logisch. Er is geen andere
provincie die zoveel worstelt
met en genoegen beleeft aan
zijn dubbelcultuurzegt me
vrouw De Graaff. Het zit in
Friesland niet lekker dat de
Friese toneelgroep Tryater uit
een ander potje (minder) geld
krijgt dan het toneelge
zelschap De Noorder Compag
nie. enkel en alleen omdat Try
ater niet Hollandstalig is. Waa
rom zou men in Friesland niet
zelf mogen bepalen hoe de cul-
tuurgelden in die provincie
worden verdeeld?
Industrieën
Uit het feit dat de cultuur in
Fiesland zoveel aandacht
krijgt, mag volgens mevrouw
De Graaff niet worden afgeleid
dat andere sectoren zoals de
economie daar minder be
langrijk zouden zijn dan in an
dere regio's. Ze is er overigens
geen voorstander van dat elke
provincie zelf bijvoorbeeld de
premie zou mogen bepalen
voor het aantrekken van in
dustrieën. „Er moet voorko
men worden dat de provincies
elkaar op die manier gaan be
concurreren, maar aan de an
dere kant moet elke procincle
zelf wel mogen uitmaken waar
die industrieën zich moeten
vestigen en op welke wijze.
Daar hoeft het rijk zich niet
mee te bemoeien". Ook zou
mevrouw De Graaff veel meer
zaken onder het beheer van de
provincies willen brengen, zo
als natuurterreinen. Nu valt
dat altijd onder Staatsbosbe
heer. Ze wil ook wel zover gaan
dat keuzen ten aanzien van de
(internationaal belangrijke)
Waddenzee, bijvoorbeeld land-
aanwinningswerken. méér dan
nu aan de provincie worden
overgelaten, zij" het ook dan
weer binnen een landelijke
raamwet.
Tot 10 januari mogelijkheid tot het aanbieden van
kunst en antiquiteiten.
- -<*v
schilderijen, aquarellen, tekeningen,
meubelen, tin, koper, brons, zilver, porselein,
aardewerk, glas, enz.
VOOR BELANGRIJKE VEILING ÏN
MAART 1977
Rokin 91. Amsterdam
tel. 020 - 23 97 20 en 24 09 99. telex 15758
door Rob Foppema
Terwijl hartpatiënten met tientallen naar Amerikaan
se Operatiekamers geluchtbrugd worden, woedt in dat
land zelf nog steeds de discussie over het nut van de
uitgevoerde operaties.
Terwijl in Nederland hartchi
rurgen, ziekenhuizen, patiën
ten en staatssecretarissen el
kaar scheef aankijken over het
aantal open hartoperaties dat
per Jaar zou moeten worden
uitgevoerd, staat niet eens
vast óf die wetenschappelijke
discussie wel ooit zinvolle
conclusies zal opleveren.
Een overzicht van die discussie
verscheen in Science (17 de
cember, pag. 1263). Eerst even
de uitgangsfeiten. Veel hartpa
tiënten niet allemaal, maar
wel de grootste groep lijden
aan gebrekkige bloedtoevoer
naar de hartspier. De kranssla
gaders die die toevoer verzor
gen, zijn plaatselijk vernauwd:
aangekoekt als uiteindelijk ge
volg van teveel eten, te weinig
bewegen, te veel roken en/of
factoren die minder te
beïnvloeden zijn.
Het eerste merkbare gevolg
kan zijn dat bij inspanning
(een deel van) het hart zoveel
te weinig bloed krijgt dat pijn
optreedt: angina pectoris.
Door voortschrijdende vernau
wing van een kransslagader
kan op den duur of plotse
ling een crisis optreden
Door gebrek aan bloed sterft
een deel van de hartspier af:
infarct. Of de rest van het hart
Zijn functie nog aankan, is dan
vaak een twijfelgeval.
De operatie waar het om gaat,
is op papier eenvoudig. Voor
het vernauwde deel van de
kransslagader wordt een om
leidingsroute aangelegd De
bloedvoorziening wordt daar
mee hersteld.
Negen van de tien patiënten
met angina pectoris zijn na de
operatie vrij van klachten of
voelen zich in ieder geval be
ter De chirurgen zijn uiteraard
enthousiast. Sommigen willen
de operatie zelfs toepassen bij
mensen die wel een vernau
wing ln de kransvaten hebben
maar nog geen pijnklachten.
In de Verenigde Staten werden
vorig jaar zeker 65.000 omlei
dingsoperaties uitgevoerd. De
totale kosten overschreven an
derhalf miljard gulden.
Vragen
Maar niet alle hart
specialisten zijn bereid dit te
zien als een ongecompliceerde
vooruitgang van de medische
wetenschap. Sommige kri
tische vragen zijn nog onvol
doende beantwoord. Wordt de
bloedtoevoer werkelijk verbe
terd? Komt het daardoor dat
de klachten verdwijnen? Ver
dwijnen ze wel echt?
Gedetailleerd onderzoek levert
stukje voor beetje antwoorden
op. De bloedvoorziening van
de hartspier verbetert echt.
Vier Jaar na de operatie zijn
van elke tien aangelegde om
leidingen er meer dan acht nog
open. Dat ls maar goed ook,
want van elke tien „kortgeslo
ten" stukjes kransslagaders
raken er vier nog eens extra
verstopt in het eerste halfjaar
na de operatie.
Dat de pijn na de operatie ver
dwenen is, hoeft niet aan de
verbeterde bloedtoevoer te lig
gen. Het is ook mogelijk dat
slecht doorbloede delen van de
hartspier Intussen geheel zijn
afgestorven. Een onderzoeker
vond tekenen van vers Infarct
na drie van de tien operaties.
De situatie wordt extra ono
verzichtelijk doordat deze
complicatie blijkt af te hangen
van de operatietechniek De
gerenommeerde kliniek in Cle
veland vindt maar vier nieuwe
infarcten na elke honderd ope
raties.
Het wordt nog onoverzichtelij
ker. Alleen het feit al dat je
geopereerd bent en in het re
sultaat gelooft, kan zeer gene
zend werken. Dat werd ln 1959
al bewezen in een experiment
dat nu geen medicus meer in
zijn hoofd zou halen. Toen ge
loofde men in een ingreep
waarbij andere slagaders ln de
borst werden dichtgebonden,
om de bloedaanvoer naar de
vernauwde kransslagaders van
het hart te verbeteren. Met
recht, leek het: na die operatie
waren zeven van de tien pa
tiënten met angina pectoris
vrij van pijnklachten.
Nep?
Maar na een schljnoperatie
waarbij niets werd afgebon
den, waren eveneens zeven van
de tien patiënten vrij van
klachten. Wat Je met zo'n re
sultaat nou voor conclusies
moet trekken, is een van de
vreselijk lastige problemen
van de geneeskunst Ten slotte
is een geholpen patiënt een
geholpen patiënt
Toch kan zoiets aarzelingen
opleveren om de meest ingrij
pende <en kostbare) operatie
technieken in stelling te bren
gen tegen angina pectoris. Niet
iedereen deelt die twijfels. Vol
gens sommige onderzoekers
houdt het effect van „geope
reerd zijn" minder lang aan
dan de verbetering die na een
echte omleldingsoperatie
optreedt
Om als medisch onderzoeker
wat vastigheid te vinden kun
Je tenslotte terugvallen op een
wat rauwe maar beproefde me
thode om het succes van ver
schillende behandelingen te
vergelijken Registreren hoe
lang de patiënten blijven le
ven. Dezelfde kliniek in Cleve
land deed dat door in zijn
archieven te duiken. Van een
groep geopereerde patiënten
overleed 3.3 procent per jaar.
Van een vergelijkbare groep
patiënten uit de periode vóór
dat de omleidingsoperatie was
ontwikkeld, was per Jaar 8.8
procent overleden
Het resultaat lijkt duidelijk
maar kan nog steeds naar ver
schillende kanten worden uit
gelegd En dat gebeurt dus
ook Die archief-latlënten wer
den niet alleen niet geopereero
ze werden ook niet volgens de
modernste mogelijkheden met
medicijnen behandeld (ze wer
den in de periode 1960-'65 op-
genomeni De cijfers geven dus
geen vergelijking tussen de
operatie en de nu toegepaste
alternatieve behandeling
Waterdicht
Dit soort vergelijkingen is
maar op één manier water
dicht te maken door volstrekt
vergelijkbare groepen patiën
ten op verschillende manieren
te behandelen. Dat betekent in
de praktijk dat je met een
groep patiënten begint en door
loting bepaalt, wie welke be
handeling krijgt Volgens de
nu algemeen aanvaarde me
dische techniek (in 1959 lag
dat nog anders) moeten die pa
tiënten vrijwilligers zijn. die
zodanig zijn voorgelicht dat ze
weten waaraan ze beginnen.
Volgens sommige onderzoe
kers. de enthousiaste operatie
aanhangers, betekent dat dat
zo'n experiment helemaal niet
meer mogelijk is. De operatie
is immers zo duidelijk heil
zaam dat geen behoorlijk voor
gelichte patiënt meer het risi
co zal willen lopen dat hij niet
wordt geopereerd Maar niet
alle medici zijn zodanig over
tuigd van hun zaak dat zij hun
patiënten langs deze lijnen
voorlichten Daardoor is het
mogelijk dat er in Amerika
toch drie grote vergelijkende
onderzoeken lopen die volgens
het boekje zijn opgezet.
Het langst loopt dat van de
ziekenhuizen voor oud
militairen. in 1970 begonnen
en inmiddels ruim duizend pa
tiënten omvattend. Tot nog
toe zijn geen overtuigende ver
schillen in levenskansen gere
gistreerd tussen operatie en al
leen behandeling met medicij
nen. Bij een deelgroep van pa
tiënten met een ernstig bedrei
gende vernauwing van het lin
ker kransvat werd zo'n verschil
gevonden. Tot 2'/> Jaar na het
begin van de behandeling ble
ven operatiepatiënten gemid
deld duidelijk langer leven. Na
drie jaar was geen zinvol ver
schil meer aan te tonen omdat
daarvoor te weinig patiënten
meer ln leven waren. De voor
lopige gegevens wijzen dus op
een wel zeer relatief voordeel
voor de operatie Maar het ex
periment loopt nog
De twee andere programma's
zijn nog niet lang genoeg bezig
om ook maar tussentijdse re
sultaten te kunnen melden En
er zijn onderzoekers die hele
maal niet geloven dat dit soort
onderzoek tot een zinvol oor
deel kan leiden. Hun argument
lijkt op dat van de principiële
tegenstanders van daarnet, Ls
wat minder extreem, maar wel
degelijk interessant.
Verschil
Het wordt niet aan de grote
klok gehangen, maar het ene
hartchirurgische team is ge
woon beter dan het andere
Ook dat ls mensenwerk
tenslotte. In ziekenhuizen
waar het erg goed gaat, zouden
patiënten niet erg genegen
zijn, zich ln het avontuur te
storten van een vergelijkend
onderzoek waarin het lot ze
buiten de operatiekamer kan
houden.
Voor zover dat waar is, zouden
de ln Amerika lopende onder
zoekingen ln hoofdzaak iets te
vertellen hebben over de resul
taten van middelmatige tot
vrij slechte hartchirurgle. En
dat was natuurlijk ook niet he
lemaal de bedoeling.
Hoeveel hartoperaties moeten
er in Nederland kunnen wor
den uitgevoerd9 De mensen
die mee het beleid moeten be
palen, hebben het ook niet
makkelijk.