Prof, dr L. Burema: de grote
stad als een boeiende crisis
Discussie om Markerwaarddijk duurt voort
Waarschuwing
op spuitbus
Directeur van de Rotterdamse GG en GD sluit twee levens af
insdag wordt verbinding Enkhuizen-Lelystad geopend
IRDAG 11
DECEMBER 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET IS
Koor Hans W. Ledeboer
leid
ROTTERDAM „In een stad is er een
pote verscheidenheid van levenswijzen
nogelijk. Er is een grote culturele vrij-
leid, Je kunt Je vrienden, Je manier van
vermaak, Je winkels zelf kiezen", meent
jrof. dr. L. Burema. Hij is directeur van
ie Rotterdamse geneeskundige en ge-
sondheidsdienst en buitengewoon
loogleraar in de maatschappelijke ge-
sondheidszorg aan de Erasmus Univer
siteit. Beide functies legt hij volgend
yjaar november neer.
oor wat betreft de GG en GD is dat begrljpe-
ijk, hij is dan 65 Jaar. Maar hoewel hij zijn
loogleraarsambt nog enkele Jaren zou kunnen
aanhouden, wil hij ook daarme stoppen. Hij
dlijft in de stad wonen. Hij houdt van de stad.
is hij op het platteland, in Loppersum,
geboren en al is hij voor hij naar Rotterdam
;wam jarenlang huisarts geweest in Nieuw
leerta en Nieuwe Schans.
„We hebben in Rotterdam zóveel vrienden en
bekenden", zegt hij, „en ik ben nu nog gezond
en actief, maar als je ouder wordt, worden de
drempels hoger, dan kun Je niet nóg een extra
drempel oprichten in de vorm van een afstand
tussen jezelf en allerlei voorzieningen die je
met autobussen of met je langzamer wordende
benen moet overbruggen".
Prof. Burema heeft Jarenlang gewerkt voor de
grote stad, hij wil er nu ook eens van profiteren:
„Mijn vrouw en ik willen samen weer eens naai
concerten en opera-uitvoeringen. Daarvan
kwam niets, ik heb het er veel te druk voor. Wij
hebben, op cultureel gebied jóren in te halen".
Hij ziet de stad als een soort permanente en
boeiende crisis. „Er zijn delen in, waar het
leven niet is te onderscheiden van dat in een
dorp of klein stadje, waar iedereen iedereen
kent en burenhulp een normale zaak is. Maar er
zijn ook wijken, vooral aan de buitenrand en
daaroverheen in de randgemeenten waar de
sociale relaties beperkt zijn tot de onmiddelij-
ke omgeving, waar de bevolking al het ongewo
ne en vreemde uit de weg gaat en slechts
voortdurend op weg is naar de volgende sport
van de statusladder En er is ook een
tadsjungle, mannen en vrouwen die eenzaam
lijn, pathologische gezinnen.
pen binnenstad trekt mensen aan die aan de
tnderste rand van de samenleving verkeren. In
deze stadsjungle-subcultuur zijn er mensen die
niet in hoog aanzien staande of onwettige,
maar gevraagde diensten verlenen. Er is vraag
naar prostitutie, daarom is. die er. Die levert
overlast, denk aan de spanningen in Ka-
tendrecht. Maar daartegenover staat weer, dat
de souteneur juist rust wil, helemaal niet ge
steld is op spanningen en narigheden met de
buurt".
Tussen het ouderwetse bordeel en de „moder
ne" sexclub ziet prof. Burema in wezen geen
verschil. „De sexclub is misschien wat luxueu
zer geworden, biedt wellicht meer. In wezen is
sex overal gelijk. Maar Juist omdat men zich
niet zoveel bemoeit met het doen en laten van
de ander, blijft In de stad de situatie veel meer
verborgen dan elders. Amsterdam en Rotter
dam hebben wel het hoogste percentage lijders
aan geslachts-ziekten in ons land.
Sexbeurs
„Over de ln Ahoy' gehouden sexbeurs heb ik
het gemeentebestuur moeten adviseren. Ik
stelde een stuurgroep voor, waarin mensen van
de GG en GD zitting zouden krijgen. Die
stuurgroep heeft mij weer geadviseerd. Ik ben
er een ochtend gaan kijken. Toen heb ik er veel
bejaarden gezien, ook bejaarde dames. Verder
mensen van sociale academies en andere soci
aal geïnteresseerden. Zelf was ik niet geïmpo
neerd. Wat ik zag was erg vervreemaena, ver
schraald. Ik heb nooit geweten, dat er zóveel
porno-tijdschriften zijn, maar het was toch heel
pover. Misschien was het belangrijk, om op
deze manier voorbij alle schijnheiligheid te
komen.
Zelf ben ik huiverig voor een te actief optreden
van de overheid. Als er zóveel vraag naar die
zaken is, zou ik geen J>ezwaren hebben. Je moet
als overheid niet betuttelen. De vraag is:- wat
moet je doen met volwassen mensen. Laat de
mens, die ermee te maken wÜ hebben, gaan.
huizen en kantoren, verkeer, industrie, dat
alles geeft luchtverontreiniging. Maar ook hier
moet je voorzichtig zijn. Hoeveel platte
landsbewoners krijgen geen vuile lucht uit het
Ruhrgebied? Het is ons niet gelukt aan te
tonen dat door luchtverontreiniging de gezond
heid in een stad slechter zou zijn dan op het
platteland.
Zelf beschouw ik me als een waakhond voor de
gezondheid in Rotterdam. Juist door de grote
industrie heb ik aan de luchtverontreiniging
aandacht moeten besteden en daarover heb ik
goede contacten met de directie van de Shell.
Juist de grote Industrieën hebben begrip voor
deze problemen, zij zien het belang van oplos
singen en zij beschikken ook over de mogelijk
heden."
Ook het algemene ziektebeeld levert geen
bruikbare vergelijkende gegevens: „Onze ha
vensteden hebben veel zeelieden en buiten
landse arbeiders. Voor de hand ligt dus de
import van allerlei ziekten die je elders niet
dagelijks tegenkomt. Maar toeristen, die in
dorpen en kleinere steden wonen, nemen van
hun reizen ook van alles en nog wat mee. Wel
heb je in een stad een concentratie van voorzie
ningen op hoog niveau. Ik denk aan de univer
siteitsklinieken, de ziekenhuizen, de kankerbe
strijding, de oogchirurgle, de neurochirurgie.
Zijn leven ziet prof. Burema verdeeld in twee
perioden: van 1938 tot 1958 huisarts in Nieuw
Beerta en Nieuwe Schans, daarna eerst ad
junct-directeur, later directeur van de Rotter
damse GG en GD. HBS in Groningen, wist al in
de tweede klas dat hij arts wilde worden.
Promoveerde in 1953, tijdens zijn praktijk, in
Amsterdam op de historie van de voeding ln
ons land van de middeleeuwen tot nu. Na zijn
pensionering wil hij weer eens in de geschiede
nis van de geneeskunde duiken.
Kerkelijk
Prof. dr L. Burema
Als een volwassen mens vreemd wil doen, dan
doet hij dat, mag ik hem niet voorhouden wat
hij mag".
Prof. Burema ziet de stad niet als een bedrei
ging: „Het leven is altijd ingewikkeld. Wat
betreft je levensovertuiging is er veel in je
jeugd meegegeven. Dan biedt een gelukkig
gezin een ingebouwde rust en ook een inge
bouwd idealisme. Van daaruit kan ik op mijn
manier mijn best doen. Een mens is stabieler
dan velen denken. Het gaat om een evenwich
tig en gezond leven, of er nu vijf miljoen
mensen om je heen zijn of een paar honderd".
Onvergelijkbaar
Vergelijking van de gezondheidssituatie in een
stad met elders acht prof. Burema moeilijk: „Je
hebt te maken met onvergelijkbare zaken. Ik
ben lid van de staatscommissie voor het bevol
kingsvraagstuk en was voorzitter van een van
de subcommissies, die aangaande ziekten en
sterfte. Wij hebben zoveel mogelijk geprobeerd
cijfers te geven en in ons onderzoek hebben wij
de stad en het platteland naast elkaar pogen te
zetten.
„Een grote stad is een smeltkroes met margina
le mensen en psychisch gemengde mogelijkhe
den. Het platteland heeft een enorme sociale
controle. Dat kan voordelig, maar ook nadelig
zijn. We hebben geprobeerd onderzoekingen te
doen over de invloed van het opeengehoopt
wonen van mensen, of dit leidt tot „stress". Je
kunt daar Tokio bij aanhalen. Maar het blijkt
altijd dat een goed micro-klimaat, waarmee ik
bedoel de geborgenheid in een goed gezin, van
groot belang is.
„Je mag een stad zeker niet „weg doen". Het
leven is er inderdaad gejaagder en als men dan
ook nog pernament in lawaai moet leven, is het
te begrijpen dat veel mensen op de rand zitten
van wat zij kunnen hebben. Dan is er in de
stedelijke atmosfeer een grotere prestatie
dwang dan op het platteland, maar dit soort
„stress" is beslist niet ongezond. Een stad heeft
zodanige opjagende en opwekkende factoren
dat die bij veel mensen stress veroorzaken.
Maar er is ook overbodige opgeblazenheid, een
gevoel voor humor is noodzakelijk, je moet
beseffen dat heel veel niet zo echt belangrijk
is".
Drank
Een van de zaken die hem met zorg vervullen is
het toenemende druggebruik, vooral het alco
holisme: „Wij denken bij drugs aan heroïne.
Dat is dodelijk en het is heel ernstig. Maar
alcoholisme is veel meer verbreid en neemt bij
vrouwen duidelijk toe. De samenleving accep
teert alcoholverbruik meer dan het gebruik
van andere drugs. In veel tv-films vooral Britse,
ziet men aanzienlijke hoeveelheden alcohol
gebruiken, ook als dit met het verhaal weinig
uitstaande heeft.
In Engeland, Wales en Schotland is drank
enorm duur, onbereikbaar voor velen die er
dan via de televisie van kunnen genieten! In
ons land hebben dergelijke films een fatale
stimulerende invloed. Wij moeten leren leven
met het idee, dat veel drinken niet acceptabel
is. Er zijn meer „halve alcoholisten' dan men
denkt, vaak is drinken een verkapte vlucht. In
veel kringen gaat men dit allemaal zien, men
beseft dat dit zo niet gaat, dat dit onbehoorlijk
is. Het laatste halfjaar heb ik het gevoel dat
men gaat beseffen dat er te veel wordt ge
dronken."
Prof. Burema ziet in het stadsleven wel grotere
sociale verschillen dan op het platteland: „In
de stad heb je niet de doorsnee bekendheid
met alle lagen van de bevolking zoals op het
platteland, waar de beter gesitueerde alles
weet over het leven van degene die het met
minder moet doen. In een grote stad hebben de
mensen van de hogere sociale lagen vaak nau
welijks begrip voor het leven van de armeren.
Dat komt in zekere zin door de keuzemogelijk
heden: de kinderen gaan op een eigen, dure
school, zijn lid van de tennisclub, de hockey
club, bewegen zich in hun eigen kring en zij
leren nooit hoe de ander, die buiten die kring
staat, leeft en denkt."
Een waas
Zorg voor het milieu is een voorname taak van
iedere GG en GD: „Als je uit een vliegtuig op
een stad neerkijkt, zie je een waas, in de stad is
de lucht slechter dan elders. Verwarming van
Hij is afkomstig uit een hervormd en kerkelijk
actief meelevend milieu van boeren en mid
denstanders. Hij is daar trots op: „Mijn vader
en mijn beide grootvaders zijn hun leven lang
kerkvoogd geweest." Van Jongs af wist hij wat
verantwoordelijkheid voor anderen Inhoudt.
Zijn zoon werd geen medicus: „Die is kandi
daat-notaris in Groningen. Maar mijn dochter,
die in Son woont, is met een neuroloog ge
trouwd."
In de oprichting van de Medische Faculteit in
1966 later de Erasmus Universiteit had
prof. Burema geen deel: „Mijn vak komt pas ln
het vierde studiejaar aan bod, en het ging toen
om de eerstejaars. Hoewel ik de universiteit ga
verlaten, zie ik mijn vak daar nog onvoldoende
opgebouwd. Er is een enorme onderwijslast
met te weinig mogelijkheden voor onderzoek.
Mijn opvolger zal een gewoon hoogleraar moe
ten zijn, je kunt maatschappelijke ge
zondheidszorg niet aan een buitengewone
leerstoel laten, het terrein is te groot. Men zegt
wel eens: een buitengewoon hoogleraar bete
kent buitengewoon hard werken. Dat komt
hier ten volle uit"
Overigens zit prof. Burema reeds van 1960 af in
het wetenschappelijk onderwijs. Toen droeg de
minister van onderwijs en wetenschappen hem
op, colleges te geven aan de semi-artsen die
zich aan de reeds lang in Rotterdam gevestigde
Stichting Klinisch Hoger Onderwijs tot arts
bekwaamden.
Onderzoek
„Na mijn promotie", zo vertelt hij, „heb ik een
uitvoerig onderzoek gedaan onder 140 be
jaarden boven de 75 Jaar in Nieuwe Schans.
Een voornaam onderwerp daarin waren de
voedingsgewoonten. Voor dat onderzoek trok
ik een diëtiste aan. Ik werd er mij tijdens dat
onderzoek van bewust dat ik in een andere
orde van grootte iets voor de volksgezondheid
kon doen. Je zou kunnen zeggen, dat ik geleide
lijk ben uitgegroeid. Toen ben ik ln Rotterdam
gekomen. Mensen op onze plaats hebben na
tuurlijk niet de directe dankbaarheid van de
patiënt, maar je kunt op een ander niveau wat
betekenen. Je moet plannen maken, in de
toekomst kijken, aanvoelen wat naar je me
ning het beste is."
Prof. Burema is een actief mens. nog in goede
gezondheid, die elke ochtend al tussen zeven
en acht uur aan het werk is en pas laat in de
avond ophoudt. Hij zal dan ook een aantal
facetten van zijn werk niet loslaten: hij is
voorzitter of lid van een groot aantal commis
sies en studiegroepen, nationale en internatio
nale. Van zijn werkzaam en ook kleurrijk leven
getuigt een indrukwekkend aantal publikaties.
door Haro Hielkema
INKHUIZEN/LELY-
HAD Opgelucht zal
ransportondernemer Jac.
lesseling uit het Westfrie-
dorp Hem dinsdag in
et gevolg van prins Claus
ver de dan te openen dijk
Inkhuizen-Lelystad
Ijden.
irie maanden lang heeft hij
leze dijk „Dodendijk" ge-
oemd; zijn acties hebben zo-
eel effect gesorteerd, dat hij
iu over de „Markerwaarddijk"
lurft te spreken, zestig tot ze
en tig procent veiliger dan een
laar maanden geleden,
'oor Besseling was het 27,7
ilometer lange traject tussen
iet oude land van Holland en
ie nieuwe polder een levensge-
larlijk stuk weg. Twee rijstro-
J en met water aan weerskan-
- m. voor de variatie onderbro-
ttn door vangrails. Een slaap
verwekkende route, die bij
ïist met veel risico bereden
'ordt. Nergens waren par
keerplaatsen geprojecteerd,
een vluchtstrook is er niet: bij
pech moet een chauffeur half
op de rijweg gaan staan en dan
in een poging tot zelfmoord
een lekke band verwisselen.
Praatpalen of telefoons ont
braken.
Besseling heeft er alles aan ge
daan om de overheden van de
gevaarlijke situatie te overtui
gen. Gedeputeerden, ambtena
ren van provincie en rijk heeft
hij er met de haren bijgesleept.
De veiligheidsinspecteur K.
Baars van Rijkswaterstaat
werd voor een ritje meege
troond en moest Besseling ge
lijk geven: „De dijk is niet vei
lig. Maar ik kan daar niets aan
veranderen, omdat daarvoor
eerst slachtoffers moeten
vallen".
Ten slotte stortte Besseling
zijn ziel en zaligheid uit in een
brief en een fotoreportage over
de dijk, die hij naar prins Claus
stuurde. „Voor uw innemende
glimlach gaan deuren open en
staat koffie klaar; als gewone
burger doen wij daar twee jaar
over." Niet lang daarna kreeg
Besseling inderdaad toegang
en bleek er reactie te komen:
acht parkeerplaatsen worden
aangelegd, de vangrails zijn
iets naar achteren gezet en
praatpalen zijn toegezegd.
Bij zware storm wordt de dijk
voor het verkeer afgesloten.
Dan moeten de transportwa
gens. zoals die van Besseling
weer de oude route volgen, via
Amsterdam. „De fuik" noemen
ze dat traject in West-
Friesland. Besseling: „Ik moet
om vier uur opstaan om de
groente hiervandaan naar de
Veluwe of Duitsland te vervoe
ren. Voor ons is de dijk een
uitkomst. In twintig minuten
zitten we in Lelystad, via
Amsterdam is dat meer dan
twee uur." Voor zijn activitei
ten rondom de dijk is Besse
ling beloond met een uitnodi
ging om de openstelling mee te
maken. „Als die veilig
heidsmaatregelen niet geno
men waren, had ik met dertig
wagens de zaak geblokkeerd.
Dan had prins Claus de dijk
niet bereikt.
Tegenover de opgeluchte
Westfriese transporteur en de
jubelende agrariërs uit het ge
bied rondom Hoorn en Enk
huizen staan heel wat scep
tische geluiden. De Vereniging
tot Behoud van het IJsselmeer
bij voorbeeld heeft altijd fel
verzet geleverd tegen de aan
leg van de dijk, die voortgezet
is ondanks het feit dat over het
maken van een Markerwaard
nog geen beslissing is geno
men. „Het parlement heeft
zich aan de dijk laten zetten",
zo bestreed planoloog Marten
Bierman het sluiten van de
dijk op 4 september 1974. „Nie
mand ziet de noodzaak van
inpoldering; omdat die dijk er
ligt, zal het misschien toch
moeten."
Rijkswaterstaat heeft alle be
zwaren altijd weggewuifd met
de mededeling dat de dijk
(waarvoor in 1963 toestem
ming werd gegeven) metzesen-
half tot zeveneneenhalve me
ter hoogte gezien moest wor
den om het land te bescher
men tegen ovestromingen,
voor de afwatering, de water
voorziening en de verbetering
van de waterkwaliteit. Pas la-
tér werd bedacht er een weg
over aan te leggen. Toen ook
werd het gevaarte van acht
naar elf meter verbreed.
De verdeling- van het IJssel
meer in twee kleine delen wekt
grote zorg voor de functie van
het meer als spaarbekken voor
drinkwater. Het vuile Rijnwa
ter wordt nu uitgestort ln een
veel kleiner meer. De directeur
van de Gemeente Waterleiding
Amsterdam en van de Wa-
tertransportmaatschappij
Rijn-Kennemerland. ir C. van
der Veen, heeft onlangs nog
weer eens verzucht dat de kwa
liteit van het IJsselmeerwater
met zorg bekeken moet wor
den en dat de aanleg van de
Markerwaard voor het
drinkwater een bedreiging
vormt. Een groot bekken is no
dig tussen de Rijn en mens en
dier.
Er zijn nog wel meer protesten
op te noemen, die tegen de dijk
zijn geuit. Met de IJsselmeer-
wind zijn ze weggewaaid, de
dijk kwam er zonder dat tegen
gas mogelijk was. De wa
tersporters met kleine boten
zullen er niet minder om varen,
de grotere zeilschepen zullen
hun heil in het noordelijke deel
van het IJsselmeer gaan zoe
ken. De dijk zal een toeristen-
stroom van grote omvang naar
West-Friesland op gang bren
gen: het oude land is daarop
niet berekend en knelpunten
dreigen dan ook. Met moeite
wurmt het verkeer zich nu al
over de smalle wegen (E10 van
Amsterdam naar Leeu
warden).
Het gereedkomen van de Mar
kerwaarddijk (de naam duidt
er al op) wordt inmiddels al als
een belangrijk argument aan
gevoerd om dan ook maar het
achterliggende gebied aan te
vatten: de Markei waard. Mar
ten Bierman (en vele anderen
met hem) lijkt gelijk te krijgen.
door Rob Foppema
„WAARSCHUWING. Bevat chloorfluorkooistof, dat de
openbare gezondheid en het milieu mogelijk schaadt
door hoog in de atmosfeer de hoeveelheid ozon te
verminderen."
Wanneer het Amerikaanse re
geringsbureau voor voedings-
en geneesmiddelen (FDA) zijn
zin krijgt, zal deze niet erg op
wekkende tekst honderden
miljoenen spuitbussen met
haarlak en deodorant gaan sie
ren. De Amerikaanse fabrikan
ten maken daar luidkeels be
zwaar tegen. Ze zien aanko
men dat ze dan minder hon
derden miljoenen van die
spuitbussen gaan verkopen. Ze
zijn ook boos. Had niet Ameri-
ka's gezaghebbende Nationale
akademie van wetenschappen
in haar langverwachte rapport
geadviseerd om mogelijke
maatregelen twee jaar uit te
stellen tot er meer gegevens
zouden zijn verzameld? Den
ken die mensen van het FDA
soms dat ze het oordeel van
een verzameling gerenom
meerde wetenschapsmensen
naast zich neer kunnen
leggen?
Dat denken ze Inderdaad, en ze
zijn ook nog hartelijk bereid
om uit te leggen waarom. Maar
laten we eerst even de feiten
terughalen van de lange ge
schiedenis die vorig jaar vier
maal de aandacht van deze ru
briek opeiste en daarna wat op
de achtergrond raakte. Behal
ve het spul waar je hem eigen
lijk voor koopt bestaat de in
houd van een spuitbus uit een
onder druk tot vloeistof ver
dicht „drijfgas". Als je op het
knopje drukt, wordt het
mengsel naar boven geperst en
verdampt het drijfgas in de
opening naar buiten. Het actie
ve bestanddeel wordt als een
fijne nevel van vloeistofdrup
peltjes door het drijfgas weg
geblazen.
Als ideaal drijfgas golden voor
veel toepassingen chloorfluor-
koolstofverbindingen, CFK's,
ook wel met de merknaam van
de grootste fabrikant als freon
aangeduid. Maar sinds het
spul in opspraak is, kan de
firma Du Pont daar niet meer
blij om worden, dus we noe
men ze netjes CFK's. Ze zijn
volstrekt onbrandbaar, in te
genstelling tot andere drijf gas
sen. en chemisch zelfs zo sta
biel dat ze nimmer ongewenste
reacties aangaan met andere
bestanddelen van de spuitbu-
slnhoud.
Die stabiliteit zou ze de das om
doen. Eenmaal in de lucht ge
komen, worden ze ook op geen
enkele manier afgebroken, uit
geregend of wat dan ook. Ze
hebben het weerkundig onder
zoek aardige diensten bewezen
door de verplaatsing van
luchtmassa's meetbaar te ma
ken die in een grote bevol
kingsconcentratie van een ka
rakteristieke hoeveelheid
CFK's waren voorzien.
Licht
Maar omdat ze op geen enkele
manier verdwijnen, dringen ze
steeds hoger in de atmosfeer
door, tot ze op enkele tiental
len kilometers het gebied be
reiken waar de zon nog met
energierijk ultraviolet licht
kan doordringen. Dat licht
breekt ze wel af, maar daarbij
ontstaan losse chlooratomen
die vervelende dingen doen.
Het ultraviolette licht komt
namelijk niet lager omdat het
op die hoogte wordt weggefil-
terd door kleine hoeveelheden
van het gas ozon, een chemisch
broertje van zuurstof. Maar elk
los chlooratoom kan in een
i kettingreactie een hele verza
meling ozon-moleculen afbre-
ke/i. Met al onze spuitbussen
maken we, jaren later, een
deuk in die ozon-laag en bezor
gen we dus onszelf wat meer
ultraviolette zonnestralen. Dat
zou een merkbaar verhoogd
aantal gevallen van huidkan
ker kunnen opleveren. En wat
het op het biologisch even
wicht om ons heen voor in
vloed heeft (of op het gebrek
daaraan) is nog niet eens te
overzien.
Deze redenering begon een
jaar of wat geleden als een
gedachte uit een studeerka
mer. We hadden ons namelijk
nooit zo erg geïnteresseerd
voor de chemische gebeurte
nissen twintig kilometer boven
ons hoofd. Daarom waren er
nauwelijks basisgegevens be
schikbaar om te beoordelen
hoe diep de deuk was die we ln
de ozonlaag spoten, en of er
wel enige reden was om ons
echt ongerust te maken.
Geesten
Dat leidde meteen tot een vrij
karakteristieke scheiding van
geesten. Er vormde zich een
groep die redeneerde dat Je
niet wist of het kwaad kon en
dus voorzichtigheidshalve het
gebruik van CFK's zo snel mo
gelijk moest staken, hier te
lande wel eens onwelwillend
aangeduid als de „afdeling
spuitbussen van de PPR." Een
andere groepering meende dat
er eerst eens uitgezocht moest
worden of er echt iets aan de
hand was voordat een be
drijfstak die de technische on
misbaarheid van CFK's vol
hield, door een verbodsbepa
ling gehalveerd zou worden.
Het spreekt vanzelf dat deze
benadering op de hartelijke
steun der fabrikanten kon-
rekenen.
Er was ook wel tijd voor. om
dat het gevreesde effect met
een vertraging van Jaren zou
optreden. Of Je de oorzaak nu
of volgend jaar wegneemt,
maakt onder die omstandighe
den niet zo gek veel uit. We
tenschappelijk werd het een
spannend vervolgverhaal. Er
werden bijvoorbeeld mogelijk
heden geopperd waardoor de
chloorverbindingen al werden
afgebroken voordat ze op de
kritische hoogte hun vernie
lend werk voluit konden doen.
De vraag werd opgeworpen
hoeveel andere chloorverbin
dingen. uit natuurlijke bron
nen, zo hoog kwamen dat ze
hetzelfde effect hadden als de
CFK's, waarvan de rol dan
kennelijk niet zo belangrijk
zou zijn.
Het uitzoekwerk werd in Ame
rika gecoördineerd en bekeken
door een commissie van de Na
tionale academie van we
tenschappen. En die rappor
teerde in september dat het
gevaar van de CFK's serieus
genomen moest worden. Alle
aangevoerde redeneringen die
het wegpraatten, waren on
juist of van minder belang ge
bleken. Wat we tot nog toe al
verspoten hadden, zou volgens
de beste berekeningen zeven
procent van de ozonlaag uit
eindelijk om zeep helpen. Die
beste berekeningen waren
overigens nog vrij onzeker: het
zou twee procent kunnen zijn,
maar ook twintig.
Dat was niet rampzalig, aldus
de commissie. Natuurlijke
schommelingen in de hoeveel
heid ozon belopen ook tien
procent en meer. Maar het was
duidelijk dat aan regulering
van het gebruik van CFK's
niet te ontkomen zou zijn.
Voor het nader uitzoeken van
het hoe en wat van zo n regule
ring zouden we nog wel twee
Jaar kunnen uittrekken. De
spuitbusfabrikanten juichten
niet. maar ze waren ook niet
echt ontevreden.
En toen kwamen die hlnderllj-
ke mensen van het FDA, die in
Amerika ook kosmetische prof
dukten in hun portefeuille
hebben, en daarmee zeg
genschap over tachtig procent
van de CFK-spultbussen. Zij
willen binnen de kortste keren
een verplichte waarschuwing
op de etiketten zien verschij-.
nen. En op wat langere termijn
moet er toch maar een minder^
bedenkelijk drijfgas gevonden
worden, want de CFK's moe-*J
ten er voor deze toepassing uit.
Logica
De bij deze stelllngname beho*1
rende logica is bijzonder een
voudig. Het bestaan van een
wereldomvattend risico door
het gebruik van CFK's is nu
bevestigd. Hoe groot dat risico
is, weten we dan wel nog niet
precies. Maar dat risico be
hoort te worden afgewogen te
gen het nut van voortgezet ge
bruik. Het gebruik ln spuitbus
sen met deodorant, haarlak en
zovoort kan worden ge
kenschetst als niet essentieel.
En dus weegt het risico zwaar-,
der. Punt, uit. De verdiensten
van deze redenering zal het
FDA zonder twijfel binnenkort
voor de Amerikaanse rechter
mogen toelichten. Want het is
duidelijk dat de fabrikanten
met de voorgestelde regeling
geen genoegen zullen nemen.
In Nederland vallen kosme
tische produkten onder een
uitvoeringsbesluit van de Wa
renwet. De praktijk leert dat
wijzigingen van zo'n besluit
zeer traag tot stand komen.
Voor de toepassing van che%
mlsche stoffen in het algemeen-
is wetgeving nog in voorberei
ding. Minister Vorrink van mi
lieuhygiëne. destijds belaagd
door Kamervragen, verklaarde
dat zij de resultaten van we
tenschappelijk onderzoek al-
wachtte.
De georganiseerde spuitbusfa
brikanten in Nederland ver
klaarden dat zij CFK's uiter
aard uit de markt zouden ne
men wanneer de schadelijk
heid zou worden aangetoond.
Intussen spraken zij af om niet
op hun etiket te zetten welk
drijfgas ln de bus zat, teneinde
vervelende vormen van con
currentie te voorkomen. Vorig
jaar meldde een leverancier
van Industriële gassen dat hij
een alternatief voor CFK's be
schikbaar had. Lachgas (N20)
zou zeer wel bruikbaar zijn.
Namens de vereniging van*
spuitbusfabrikanten werd ons
verzekerd dat daar toch over
wegende technische bezwaren,
aan kleefden. De gasleveran
cier verklaarde in tweede in-"
stantie dat N20 gebruikt wérd,*
en niet door de kleinste Jon
gens die op de markt opereer
den. Sindsdien is het stil ge
bleven.