Europese autoindustrie zorgelijk over haar ^toekomst ISlllSllI De Brazils van echte Brazil. Auto Japan de sterkste kaper op de kust l r teuwe boeken (TET| )AG 19 NOVEMBER 1976 BINNENLAND TROUWKWARTET 19 rw «r» toerbeurten spreken de Europese autofabrikanten zich somber uit over de groeikansen van n industrie gedurende de komende jaren. Terwijl in Amerika en Japan het optimisme hoogtij irt, menen de meeste constructeurs in Europa, dat zij de beste tijd achter de rug hebben. Een ndere toeneming van het wagenpark in de voornaamste Europese landen, sociale problemen de autoproduktie en de moeilijkheid om de export nog op te voeren zijn hun voornaamste gumenten. ede, oude gouden tijd: VW-kevers voor Amerika. Vijf jaar geleden gingen nog zo'n Hr»nr Ho Irmn miljoen per jaar, nu tweehonderdduizend Volkswagens naar de Verenigde uuiiy De efficiency is aan de winnende hand: de jongste Datsun-fabriek te Zama in Japan, waar de populaire Sunny of 120 Y is steeds groter aantallen van de band komt. leiders van Europa's drie voor- amste autoconcerns - Volkswa- n, Renault en Fiat - hebben ieder in zorg uitgesproken over de ont- Ickelingen van volgend jaar en arna. VW's topman, Toni Schmüc- tr. zei onlangs op een congres van Industrie- en Handelskammer te een: „De gouden jaren voor de lomobiellndustrie zijn voorbij". maults chef. Bernard Vernier- illiez. meent alleen ten koste van lere merken een verder gaande ruitgang te kunnen realiseren, iet meest pessimistisch bleek de iwe directeur van Fiats perso- oitodivisie, Nicola Tufarelli. Hij liet een groei van gemiddeld pits twee procent per jaar voor de ipese verkoop, met een uiterst ibele situatie voor de Italiaanse b-industrie in het bijzonder. t enige grote Europese land. waar autofabrikanten optimistisch ljven is Engeland. Maar dat zijn de igelsen altijd geweest en terwijl ze eds menen, dat het dieptepunt reikt is en dat daarom wel weer opwaartse trend moet volgen, igen de Britse autoconcerns met atshulp en al onbevreesd ten on- te gaan. non. dat zuinigheid in het benzine verbruik een mogelijkheid is om toch meer auto's te verkopen. Japen Wie terugblikt ziet dat tot 1955 de groei van de automobielindustrie ln de wereld vooral tot stand is geko men door de motorisering in Ameri ka. De tien Jaar daarna, tot 1965, nam de Europese autoproduktie het sterkst toe. Maar de afgelopen tien jaar is de opkomst van Japan als autoproducent het spectaculairst geweest. In 1965 exporteerde de Europese au to-Industrie al meer dan een miljoen wagens, voor zes tiende naar Noord- Amerika. terwijl de Amerikanen en de Japanners elk nog onder een ex portcijfer van tweehonderdduizend wagens bleven. In 1970 bleek de Eu ropese uitvoer tot boven de twee miljoen gestegen, waarvan iets min der dan de helft naar Noord-Amerika ging. Maar dat jaar bereikten de Japanse autofabrikanten al ruim het miljoen aan export, ook met iets meer dan de helft bestemd voor Noord-Amerika. itzondering rop k ton e i reële uitzondering is er, die de ropese regel schijnt te moeten be- gen. De directeur van BMW's ing research en ontwikkeling. Heinz Rademacher, heeft on- in Turijn over nogal gunstige litzichten gesproken. Volgens IMW-woordvoerder wiens be- een nieuwe fabriek bouwde, ter- VW duizenden werknemers est ontslaan zal de Europese omarkt eerst een verzadigings- it bereiken, zodra de helft van Europeanen tussen 18 en 65 jaar auto bezit. Dat komt neer op één to per 2.7 inwoners tegen één op nu (of nu 270 auto's per duizend oners tegen op den duur 370 per 10). Hijrekende voor. dat de Euro- ie autoverkopen in 1985 gestegen len zijn tot twaalf miljoen eenhe- tegen 8.5 miljoen in 1975. it betekent, omdat anderhalf mil- n auto's geïmporteerd zullen wor- merendeels uit Japan dat Europese afzet in ons eigen we- ideel 10,5 miljoen auto's zal be igen," zo zei hij. „Bovendien wor- er nog een miljoen geëxpor- Doch vorig Jaar waren de rollen volkomen omgedraaid. Japan ex porteerde 2,7 miljoen auto's, ander half maal zoveel als de 1.8 miljoen auto's, die Europa verlieten. Tegen over ruim een miljoen Japanse au to's voor Amerika stonden er 700.000 uit Europa. En Europa im porteerde uit Japan 526.000 auto's tegen een export naar Japan van W6ulJV6r6n 26.000. Een importoverschot ten opzichte van Japan met een half miljoen dus. en zij er in export hoegenaamd niets tegenover kunnen stellen, is een klachtenregen losgebarsten, eerst bij de regering te Tokio, maar vervolgens ook in EG-verband te Brussel. De Engelsen, die de meest ineffeciënte produktie van Europa hebben, waren de eersten die in eigen land met een scherpe Japan se concurrentie geconfronteerd werden. Aanvakelijk hadden de Japanners na 1965 hun auto-exportoffenslef gericht op Europese landen met een minder belangrijke autofabri- cage of zonder eigen auto- industrie. Ze begonnen in Finland, trokken via Denemarken en Noor wegen naar Nederland en België, verschenen vervolgens in Portugal en Zwitserland en richtten zich daarna pas op de grotere landen met een eigen auto-industrie. Duitsland was daarbij hun tweede doelwit, nadat ze ln Engeland al tien procent van de verkoop ln han den hadden gekregen. De Duitse auto-industrie reageerde fel. omdat de Japanse regering ook de auto import in het land van de Rijzende Zon nog bemoeilijkte door ingewik kelde keuringsvoorschriften. De Duitsers en Britten wisten wel wat van deze handelsbelemmeringen weggewerkt te krijgen, maar boek ten intussen weinig vooruitgang in Japan, terwijl de Japanse merken hun opmars ln Europa onverdroten voortzetten. sd. ar de heer Rademacher voegde raan wel toe, dat nu reeds een duktiecapaciteit van 13 miljoen a's bereikt is en dat deze verder toenemen. Fabrieken, die plan hebben om uit te breiden en irmee ondanks de oliecrisis met :ces zijn voortgegaan, zijn vooral nault. Mercedes-Benz en BMW. Ikswagen en Volvo willen daaren- en hun uitbreidingsmogelijkhe- in de Verenigde Staten zoeken, ar dit Duitse en Zweedse concern gend jaar elk een nieuwe fabriek en openen. Verder hebben Merce- Peugeot-Citroën, General Mo- (met o.m. Opel) en Volkswagen kaarten op de dieselmotor gezet meent Renault's directeur van de rsonenautodivisie, Bernard Ha- Natuurlijk overtreft de totale ex port van alle Europese landen af zonderlijk die van Japan nog ruimschoots, maar dat komt door dat de grote autoproducenten van Europa ook onderling produkten uitwisselen. Duitsland behaalde vorig Jaar een export van 1,7 miljoen auto's, Frankrijk kwam aan de 1.5 miljoen en Engeland en Italië telden er elk 700.000. Doch dit betekent, dat En geland en Italië 40% van hun auto verkoop importeren, terwijl dat voor Duitsland 30% en voor Frank rijk 20% is. Terwijl Japan nog geen twee procent van alle hier verkoch te auto's invoert. De Europese fabrikanten zouden nu niets liever willen dan een be langrijk aandeel ln de Japanse markt krijgen, temeer omdat daar gezien de lagere motorlserings- graad nog betere groeikansen lig gen. Maar terwijl de Japanse mer ken met hun uiterst efficiënte pro duktie en transport overzee in Amerika en Europa concurreren* prijzen kunnen berekenen, zijn Eu ropese auto's in Japan te duur. Bovendien wordt het in Japan ook nog vaak als een onvaderlandslie vende daad beschouwd om een bui tenlands merk te rijden. Klachtenregen Omdat de Europese fabrikanten ei genlijk machteloos staan tegeno ver de toenemende Japanse import De Italianen, die zelf handelsbe lemmeringen toepasten en eenvou dig weigerden om grote aantallen Japanse auto's in hun land toe te laten, reageren nu vrij lauw. Ook onlangs nog bij de Turijnse auto salon zei Fiat-president Giovan ni Agnelli, dat noch de Amerikaan se, noch de Italiaanse autofabri kanten kunnen wedijveren met de produktiviteit van de Japanners. „Maar deze uitdaging zullen wij moeten accepterei.," voegde hij er lakoniek aan toe. De Fransen hebben zich tot voor kort niet in het minst bekommerd om het opdringen van de Japanse auto-industrie. Zij hadden daartoe ook de minste redenen. In Frank rijk zelf proberen de Japanners al jaren vergeefs de gunsten van de klanten te winnen. Maar de op een hoog veercomfort gestelde Franse automobilisten stappen niet gauw in een stug geveerde Japanse wa gen. In hun Europese exportlan den, zoals Nederland, ontmoetten de Fransen wel Japanse concurren tie, doch hun merken gingen er even hard vooruit als de merken uit Nippon. Vooral de Engelse en Itali aanse merken verloren hier me de door hun stakingen terrein en de Duitse auto-industrie kreeg te kampen met de duurte door de hoge waardering van de Duitse mark. Maar dit najaar is voor het eerst ook van Franse zijde kritiek op de Japanse infiltratie gekomen. Peu- geot-directeur Jean Baratte be schuldigde de Japanners er van extra goedkoop te producerendoor veel onderdelen te kopen in landen met lage lonen. Niet de Japanse 'omen over Zeeland, door Hans »uma en Wim Riemens. Uitgave •n Holkema en Warendorf, Bus- m. 29,90. 't mooie Zeeland, land waar het *en goed is. bestaat dus nog. Dat eet niet alleen de commercie te «ellen, je wordt het ook gewaar in t fotoboek, dat zich op menige adzijde juist tegen de commercie zet. en extra aandacht vraagt voor 'tuur en milieu. Mooie, sfeerrijke to's (en dat zijn het) verleiden al luw tot poëtische, dromerige on- ïschriften. Wie daar gevoelig voor komt in dit fotoboek aan zijn tkken. want dominee-dichter ans Bouma heeft de foto's goed 'keken voor hij er zijn summiere aar indringende teksten onder zet- Soms is hij naar mijn gevoel al te oordspelig en dat wordt dan mak- ^lijk een irritant maniertje, zo van „een vogel denkt er duidelijk het zijne van" en een dorp dat „hartgrondig op goede voet met de aarde leeft". Maar het is een prach tig boek. W. F. S. Voor en achter de mast, door G. M. W. Acda. Uitgave De Boer Maritiem, 104 blz., 29.50. Een beknopte monografie over het leven van de zeeman in de zeven tiende en achttiende eeuw. deskun dig geschreven en rijkelijk voorzien van fraaie illustraties. Schepelin gen, vlagofficieren en bestuurders aan de wal worden apart behandeld. Een relaas van armoe en onderdruk king, achterlijkheid en onzindelijk heid, gevaar en ziekte, een verhaal over slaapbazen zielverkopers. over pressen en kielhalen, gort en bonen, stokvis en oorlam, buit- en prijsgeld. De uitgever mag wel gauw zorgen voor een inlegvel om pagina 29. waar de tekst door elkaar staat, te ver vangen. W. F. S. autoverkoop in Europa, maar die in Afrika baart Peugeot zorgen: im mers. ln het zwarte werelddeel heb ben de Franse merken een duidelij ke toppositie veroverd, die tot nu toe vrijwel onaantastbaar leek. Uitzicht De voortgaande opmars van de Ja panse merken, maar ook de op komst van automerken uit de Oostblok-landen de Russische Lada voorop maakt het uitzicht er de komende jaren niet rooskleu riger op. Vele fabrikanten vrezen, dat het kleine beetje vooruitgang, waarop hun verwachtingen geba seerd zijn, door concurrentie van buiten West-Europa wel eens voor hen verloren kon gaan. Het lopende jaar heeft enig herstel te zien gegeven, maar ten opzichte van 1973 wordt er nauwelijks of geen vooruitgang geboekt: de olie crisis en de gevolgen daarvan heb ben een „inhaalvraag" uitgelokt, die even een impuls gaf. maar nu alweer achter de rug is. concludeer de de leider van Daimler-Benz, dr. Joachim Zahn, ln juni. Hij waarschuwde als eerste voor een te groot optimisme, hoewel Mercedes zelf op grond van de toe nemende belangstelling voor het merk wel uitbreidt. De internatio nale concurrentie wordt volgens dr. Zahn al meer beïnvloed door steun van overheidswege aan verschillen de autofabrieken. Zelfs een Kore- aans merk, Hyundai, bereidt op het ogenblik de overtocht naar Europa voor. Het kernprobleem van de meeste Europese fabrieken is echter dat de werknemers moeilijk te motiveren zijn om het saaie werk aan de lo pende band te doen. Daarvoor wordt wel met enig succes aan al ternatieven gewerkt, maar toch kwam marketingdirecteur Carl Eric Haggström onlangs vertellen, dat bij enkele oudere Volvo-fabrleken in Zweden het ziekteverzuim tot 18 is opgelopen. Soortgelijke cij fers gelden voor Alfa Romeo en Fiat in Italië. „De enige manier om er bovenop te komen is de produc tiviteit opvoeren", concludeerde Alfa Romeo's president Gaetano Cortesi. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In Amerika worden de werknemers min of meer naar de fabrieken gedwongen, doordat de sociale voorzieningen minder ver strekkend zijn dan in Europa, werkloosheid wordt er tot nu toe ook als een onontkoombaarheid gezien. In Japan blijft de zieke werknemer niet thuis, maar ver pleegt de ziekenzaal van de fabriek hem. en is wegblijven sociaal geen aanvaarde zaak. Zowel de Amerikanen als de Japan ners bouwen nog steeds moderne fabrieken; de Amerikanen doordat ze bedrijven sluiten, die niet rende ren; de Japanners doordat ze steeds meer fabrieken nodig heb ben om aan de exportvraag naar hun auto's te voldoen. Europa heeft ook die tijd gekend, dat de groei van de industrie op zich een stimulans was om verder te groeien. Hoe meer auto's men bouwde, hoe efficiënter productie methoden men kon invoeren. Dat geldt zelfs nog wel bijvoorbeeld voor een nieuwe fabriek van Re nault te Douai ln Noord-Franrijk, waar vergaand geautomatiseerd is. Flat heeft eveneens veel automati sering toegepast om de nadelen van het „absenteïsme" van de werknemers enigermate op te van gen. En zelfs Volkswagen heeft na de periode van ontslagen zijn nieu we modellen met zoveel mogelijk automatische apparatuur op de band gezet. Het zijn trouwens die „robots", die het naarste werk kun nen overnemen. Temeer is het teke nend voor de afgang van de Britse industrie, dat men er in Engeland niet aan wil uit vrees arbeids plaatsen te verliezen. De Britse autoindustrie kent al sinds 1964 geen groei meer. De Duitse en Italiaanse Industrie ma ken sinds 1971 pas op de plaats. Alleen de Franse fabrikanten heb ben hun vooruitgang met het con juncturele vallen en opstaan nog kunnen voortzetten. Maar algemeen bestaat er toch on zekerheid over de toekomst, die met hogere productiekosten, stij gende benzineprijzen en toenemen de concurrentie tot een verhevigde onderlinge strijd kan lelden. De prijzen van de auto's staan van twee kanten onder druk: de concur rentie laat slechts beperkte verho gingen toe. maar de winst in de auto-industrie is al zozeer aange tast. dat elke kostenstijging direct moet worden doorberekend. Zo bezien is de gouden tijd inder daad voorbij. <ADVERTENTIE) Een Brazil-sigaar ziet er wat donkerder uit dan een Havana-type. Maar niet alle donker blikkende sigaren zijn échte Brazils. Niet alle donkere sigaren bevatten echte Brazil- tabakken en hebben een echt Mata Fina-dekblad uit Bahia. Dus niet alle donkere sigaren hebben het kenmerkende, tropisch warme aroma en de vaag zoete geuren van een echte Brazil. La Paz maakt Brazils zoals Brazils horen te zijn. Vol aroma en tamelijk mild. Met een geheel eigen karakter Twintig of meer zorgvuldig gekozen tabaksoorten vormen de melange, nadat ze voldoende tijd hebben gekregen om goed te fermenteren. Brazils van La Paz worden omringd met alle toewijding van het traditionele vakmanschap. En zo hoort het ook. Een Brazil-roker weet dat. Chico» van La Pat Met. VX'iMrCigarillo Brazil an La Paz - 28 ct. f Superior» Brazil v an l a Paz 41 et WilJc Brazil van IPaz ca. •ntKla» Brazil van La Paf J5 cl Het verschijnsel wetenschap, een in leiding tot de wetenschapsfilosofie, door dr. Herman Koningsveld. Vra gen over de fundamenten van de wetenschapsbeoefening komen in dit boek aan de orde. Niet alleen in de filosofie, ook in de vakwe tenschappen neemt de belangsstel- ling voor deze vragen toe Uitgeverij Boom. Meppel 1976, 211 blz. 23.50. Raakvlakken tussen oosterse en wes terse filosofie door J. J. Poortman. De in 1970 overleden Poortman hield zich uitvoerig bezig met oos terse religieuze en wijsgerige opvat tingen en met verschillende theolo gische denkbeelden in het westen. Als theosoof heeft de schrijver zelf een metafysische wijsbegeerte wil len ontwikkelen. Met name de raakvlakken tussen westers en oos ters religieus denken komen in dit boek aan de orde. Poortmans boek is ingeleid door prof. dr C. A. van Peursen. hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit en aan de universiteit in Leiden. Uitgegeven door Van Gorcum Assen. Amster dam 1976. 184 blz. 24,90 Cigarros Autenticos.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 19