oord der
Vlaamse
kunst
Het romantisch realisme van Den Doolaard
Het holle pathos van Jef Geeraerts
Ichrijversklacht over
e Vlaamse artsenstand
RTET
AG 13 NOVEMBER 1976
KUNST
TROUW/KWARTET 23
\\W
jog geen twee maanden geleden
•eef ik, naar aanleiding van een
toonstelling in Sittard, over Al-
In van den Abeele, de schilderen-
Ie gemeentesecretaris van het
,amse St. Martens Latem. Door
iem kwamen vele kunstenaars
iaar die prachtige streek langs de
*ie en dat is zo gebleven tot op de
lag van vandaag.
latemse kunst van Permeke tot heden"
ierd dus de tentoonstelling genoemd
die, tot 26 mei ln het „Kultureel Sentrum
)e Koningswei" te Tilburg gehouden
rordt nèt als die in Sittard in het
ader van het Festival van de Beeldende
lunst Nederland-Vlaanderen dat de
itlchtlng Zuid-Nederlandse Ontmoetin
gen georganiseerd heeft.
Omdat die expositiers zo kort na elkaar
rallen, ben ik privé gaan kijken. Maar
laar ben ik van terug gekomen want 't is
ma gist een tentoonstelling waar veel men
en op attent gemaakt moeten worden,
lie het waard is dat ze ervoor in de rij
IES
ai
ian.
grot
beginsel
2i
.ter «aar c
dat gebeurt nu eenmaal eerder uit
üeuwsgierigheid en .sensatiebelustheid
lan om iets moois te beleven. Ik weet het
it eigen ervaring: er zijn zoveel exposi-
ies, waarover geschreven moet worden,
je niet mag missen van nieuwe
lekkingen, plotseling rijzende sterren
n van goede vondsten dat dit soort, ik
iou haast zeggen degelijke, manifestaties
te vaak verwaarloosd wordt.
Want wat valt er nog te vertellen, wat
ralt er nog voor nieuws te vermelden over
unstenaars als Valerius de Saedelaer,
Justaaf van de Woestijne, Leon de Smet,
lts van den Berghe, Constant Per-
neke
t tr
Leon de Smet: „Stilleven met fruit".
door G. Kruis
e.o.,
Terug bij Permeke, wiens naam ln de
titel is opgenomen („Latemse kunst van
Permeke tot heden"). Waaróm is me een
raadsel, 't zal wel als publieklokker be
doeld zijn hoewel er op die manier af
breuk wordt gedaan aan de volledigheid
van het werkelijke overzicht.
oen in 1898 De Saedelaer zich als eerst
fin Latem vestigde, kort daarna gevolg
I door George Minne en de Van de Woestij-
|_nes was Permeke nog maar twaalf jaar.
[Die kwam pas in 1909 en bleef er maar
tot 1912, de tijd waarin de z.g.
sede Latemse groep gevormd werd.
een „school"
Bte Latemse groep, tweede Latemse
iep, dat zou er op kunnen wijzen datje
daar in dat dorp aan de Leie te doen had
met een „School", met een groep zeer
gelijkgezinden. Maar daar was en dat-
laat de tentoonstelling duidelijk zien
geen sprake van.
Ze wareh gewoon, door elkaar erop geat
tendeerd, naar St Martens Latem geko
men omdat het er zo mooi was, dat het er,
vooral voor een landschapsschilder, en
dat waren de meesten op zijn tijd, ideaal
was om te wonen en te werken.
Ze beïnvloedden elkaar nauwelijks, hoog
uit staken ze elkaar nu en dan even aan.
Zo bemerk je b.v. dat het werk van Albert
Servaes Permeke in zijn Jonge Jaren heel
wat gedaan moet hebben, dat Jules de
Sulter en Hubert Malfait eens geïnspi
reerd werden door Gust de Smeten Mau
rice Schelck op zijn beurt weer door
Permeke.
Toch is het, zelfs in de perioden dat de
verwantschap het grootst is, onmogelijk
ze met elkaar te verwarren. Je zou (op een
hier passende expressionistische manier)
kunnen spreken over een „uiteenlopende
gelijkgezindheid". En die gelijkgezind
heid ligt dan nog hoofdzakelijk in het
feit, dat ze allemaal aangetrokken wer
den door dat prachtige dorp aan de Leie
en dat ze allemaal dezelfde omgeving,
dezelfde natuur schilderden.
En dan ontkom Je, zeker in een dergelijk-
ke schilderachtige landstreek niet aan
bepaalde overeenkomsten. Soms gaat
dat ook helemaal niet op. Een landschap
van De Saedelaer of van Permeke:, 't is
nogal geen verschil. Die poëtische, bijna
lieflijke, als het ware met de penseel
getekende landschappen zoals ze hier
van De Saedelaer te zien zijn, of de ruige,
hoekige, bonkige boerekracht van Per
meke. Maar ook dan moet je weer voor
zichtig zijn: want als je meer van Perme
ke gezien hebt, weet je, dat hij niet altijd
van die brokken natuurgeweld uit
beeldde, maar ook ln goud licht badende
landschappen en dorpen in de lentezon,
vrolijk van sfeer, jubelend van kleur,
gedurfd maar verrukkelijk.
Ordening
Bij Gust de Smet is het juist de ordening
die aan zijn werken dat logische en bijna
constructieve geeft. Een erfenis, zou Je
kunnen zeggen, van het kubisme, die
overigens het menselijk spontane, waar
mee dit werk doortrokken is, niets van
zijn kracht ontneemt.
Een Gustaaf van de Woestijne, die veel
mensen eigenlijk alleen maar kennen van
de verfijnde, tedere, Botticelli-achtige
vrouwenportretten, zoals het beroemde
„De twee lentes" en het in Tilburg aanwe
zige „Jonge boerin aan de vijver", ging er
in andere perioden meermalen met een
krampachtige, bijna hysterische, gezocht
aandoende expressiviteit tegenaan. Maar
op zo'n groepstentoonstelling kun je nu
eenmaal niet ieder facet belichten.
Zoals je in een artikel als dit alleen maar
hier en daar een greep kunt doen uit wat
er te zien is. En dat is altijd toch ook min
of meer willekeurig. Zo heb ik alleen
George Minne's naam genoemd, terwijl
ik hem een geweldig beeldhouwer vind;
Emile Claus, die helemaal niet aan de
orde kwam, vind ik een onvergetelijk
schilder. Wat een licht! Leon de Smet is
me na aan het hart gebakken en van
Frits van den Berghe zou ik best eens een
overzichtstentoonstelling willen zien.
Dan zijn er nog de schilders die hier
eigenlijk maar nauwelijks bekend zijn:
de zwierige, brutale, levenslustige Mauri
ce Schelck, (1906) die alles durft met
kleur en zwijmelt in een mooie verf huid;
Albert Saverijs: Bomen in de winter'
de verstilde Victor Dooms (1912) het
stilleven met koffiemolen! een iets
jongere als Antoon patrie en een paar
echte jongeren als Mafltin Wallaert en
Hans Kitslaar.
Allemaal, ook de jongsten, mensen die
zich niet bepaald hebben laten beïnvloe
den door allerlei opgedrongen modieuze
stromingen, maar die vóór alles schilder
zijn.
Je wordt hier dan ook geen moment
geconfronteerd met de in verf omgezette
problemen van anderen, deze kunsten
aars doen ook niet steeds ln de eerste
plaats een beroep op Je intelligentie, op Je
kennis.
Je mag gewoon kijken, zonder meer, kij
ken naar de schilders van St. Martens-
Latem, „dat gezegend oord der Vlaamse
kunst.
im en
lag) te
n
eer
I
J.H.J
ïn te
ig hi
unner
Prot
Ijn leven lang heb ik
n de romans van A.
ïn Doolaard (C. J. G.
prelstra, 1901) gehou-
Len. Nu na bijna tien
\2X van zwijgen weer
earoman van hem ver
enen ls, heb ik die ui-
aard met gretigheid
a hand genomen. Ik
hu werkelijk niet teleur-
psteld, ook al acht ik
ommige van zijn vorige
«eken boeiender en be-
er. Maar dat is een zó
ersoonlijke uitspraak
at niemand van mijn le
ers zich daar iets van
ehoeft aan te trekken.
ie roman heet „Samen is
keer alleen".
m oor s
•aai
sommigen behoort Den
it|oolaard niet tot de literaire
van Nederland. Het ego-
intrische wroeten in eigen
ven, waarbij meestal sterk
-Je nadruk gelegd wordt op de
'chtingen van het onder-
wordt belangrijker ge-
:ht dan römantlek en het
ch bezighouden met het lot
de mensheid. En ook de
ewone vertelling lijdt mede
ider dit hautaine oordeel.
hebt verscheidene bij-
leglijke naamwoorden no
dig om Den Doolaard te
kenschetsen. Zijn werk is vi
talistisch, boeiend, roman
tisch, avontuurlijk. Hij is so
cialist en humanist.
Wat mij bij hem onder veel
meer opvalt, is dat hij, zoon
van een dominee, zich ner
gens rancuneus uitlaat ten
opzichte van het kerkelijk
christendom.
Hij is niet een realistisch au
teur in die enge zin, die realis
me beperkt tot het rauw en
schaamteloos schrijven van
al wat er maar aan laagheid
en viezigheid in de wereld is.
Maar hij is wél realist in de
wijde betekenis van het
woord.
Realisme betekent niet dat
realiteit en kunstwerk sa
menvallen.
Mislukt huwelijk
Dat is totaal onmogelijk. Een
roman is door een enkele
mens samengesteld, die uit
de overstelpende veelheid
van feiten en gebeurtenissen
er enkele uithaalt. Hij is dan
kiezend bezig. En de auteur
vervormt óók nog. De roman
is een subjectieve aangele
genheid. Wij noemen in de
wandeling d(e boeken realis
tisch. als wij tijdens het lezen
denken: zo had het kunnen
zijn.
„Samen is twee keer alleen"
is de geschiedenis van een
mislukt huwelijk. Het boek
speelt in de jaren rondom
1930. Een Nederlandse jour
nalist en auteur, Michiel van
Drift, ontmoet in Chamonix
een jonge, mooie kolo
nelsdochter, Nicole Rivier,
een Parislenne. Ze worden op
slag verliefd en huwen spoe
dig daarna.
Michiel en Nicole zijn twee
totaal verschillende mensen.
Nee, niet totaal. Ze hebben
twee dingen gemeen: ze zijn
beiden jong, knap en
hartstochtelijk en ?e houden
beiden van gevaar.
Maar Nicole is een bourgeois-
meisje, dat niets om politiek
geeft en Michiel is bezeten
van schrijven, zwerven en ge
rechtigheid. Overal in Euro
pa ontwaart hij het ontstaan
van fascistische groeperin
gen, wat hem inspireert tot
het schrijven van artikelen
en verhalen.
Als hij zijn jonge, mooie
vrouw meeneemt naar Mace
donië, waar de vroegere vrij
heidsstrijders tegen de Tur
ken, de comitadji, zich ont
wikkeld hebben tot een fas
cistische groepering die een
schrikbewind uitoefent, gaat
het mis tussen die twee. Nico
le gaat een verhouding aan
met een voorman van de co
mitadji Het einde is schei
ding.
Eigenlijk ging het al na enke
le dagen mis. Nicole wil haar
man geheel voor zichzelf; zij
wil niets van politiek weten
en zij verwijt hem steeds
openlijker dat hij haar ver
waarloost. En daarin heeft ze
gelijk. Hij is een bezeten
mens, hij is bezeten van
schrijfdrift en van sociaal-
politieke woede: hij haat het
fascisme.
Hij is ook bezeten van zijn
vrouw, die hij begeert, die hij
verrukkelijk vindt. Maar hij
heeft allereerst haar schoon
heid lief. Hij begeert haar,
maar dan altijd als hij daar
de tijd voor heeft. Zij echter
wil niet om haar schoonheid
worden begeerd, maar om
haarzelf. Zij wreekt zich door
een verhouding aan te gaan
die haarzelf geen bevrediging
schenkt, maar die Michiel
des duivels maakt.
Een antiek gegeven. Den
Doolaard werkt het rustig
uit. Geen beschamende scè
nes, maar wel beschamende
gedachten. De beide jonge
mensen gaan niet boos, maar
wel verdrietig uit elkaar. Het
ging eenvoudig niet.
A. den Doolaard
Nu heeft de auteur het zich
niet gemakkelijk gemaakt.
Hij heeft in zijn almacht als
schrijver twee mensen ge
schapen (de man zeker naar
zijn beeld en gelijkenis, en de
vrouw óók min of meer) die in
het huwelijk wel moesten
botsen. Wanneer dan ook ie
mand zou zeggen dat de ro
man duidelijk maakt, dat een
huwelijk maar een riskante
aangelegenheid is, heeft hij
het mis. De keuze was op te
smalle basis genomen. Dat
weerhoudt de erkenning niet,
dat de titel van het boek in
bepaald opzicht voor alle hu
welijken geldt. Maar de
stoornis kan zo gering zijn,
dat zij aan de aandacht van
de geliefden ontsnapt.
Overtuigend r
Het boek is dus eed psycholo
gische roman, bijna overal
overtuigend, zeker niet ge
speend van romantisme, wat
ik een verdienste vind.
Den Doolaard heeft zijn al
macht als échrijver echter
ook beperkt.
Hij heeft een ik-figuur ge
schapen en hij kan dus
slechts in één hart van zijn
sujetten kijken. De hele we
reld wordt gezien door de
ogen van die enkele mens. En
die enkele mens is blind ten
opzichte van zijn eigen, be
minde en begeerde vrouw.
Hij maakt daarbij ook zijn
lezers blind.
Nu is Den Doolaard een veel
te bekwaam vakman om dat
te laten zoals het is. Hij voert
dus een tweede „ik" in. En
wel Nicole zelf. Gesprekken,
échte gesprekken kunnen de
twee zo geheel anders geaar
de mensen niet voeren. Daar
om laat de auteur Nicole een
afscheidsbrief schrijven, die
Michiel nadat de breuk defi
nitief is, leest.
Het is een heel intelligente
brief, maar die brief is niet
een psychologische verhan
deling geworden. Maar wel
degelijk de schildering van
een psyche. Nicole openbaart
zich in de brief als een
hartstochtelijke vrouw, die
Michiel niet heeft willen de
len met de wereld. Dat hij
zijn werk moet doen, dat is
voor haar gewoon. Zij heeft
zich daarin geschikt. Dat
blijkt ook duidelijk uit de ro
man. Maar zij is de tweede in
zijn leven. Michiels geënga
geerdheid is haar, het meisje
voortgekomen uit de Franse
gegoede burgerstand, volko
men vreemd. Was die haar
niet vreemd geweest, ze zou
het offer misschien hebben
kunnen brengen. Het ont
breekt niet aan liefde, zuiver
heid, drift, zelfs niet aan mo
raal, want ze zondigt uit
wraak, maar het ontbreekt
haar aan ethische scholing.
Er is geen andere wereld dan
de hare.
Zielig
Dat ze uit wraak handelde,
weet ze zelf niet. In haar han
delen is ze, hoe vreemd het
klinken moge, min of meer
zielig.
Haar overspel verdedigt ze ln
de brief niet, en ze verdedigt
ook haar keuze van object
niet. Waar haar man de comi
tadji zag, de fascist, zag zij
slechts een mooie. Jonge
man. Ze zegt ervan dat ver
liefdheid nu eenmaal over Je
komt. Den Doolaard zadelt
haar niet op met een aan
Freud ontleende psycholo
gische kennis. Nicole blijft
bij alle Intelligentie primitief
en naïef.
In vind dat heel knap van de
auteur omdat het gevaar le
vensgroot aanwezig was, in
de kuil te vallen van zwaar
wichtige, maar valse drama
tiek.
De roman is knap wat de
korte, zeer beeldende be
schrijvingen van landschap
pen en figuren betreft. Door
de notities aangaande het
winterse Macedonië lopen de
rillingen langs Je rug. En toch
maar met zo weinig woorden.
Dit boek laat ook zien hoe
het kon dat de Balkan ten
slotte communistisch werd.
Nu is Den Doolaard bepaald
geen communist, hij is socia
list en humanist, hij ls tegen
elk totalitair regiem. Maar hij
laat wel, ongewild misschien,
een samenleving zien, die rijp
werd voor een revolutie.
A. den Doolaard: „Samen is
twee keer alleen". Bij Querido
te Amsterdam. Gebonden.
Aantal pagina's 319. Prijs
27,50.
lijk mtfjfa,
lof
door T. van Deel
Jfoe schrijf je een roman? Daaro-
ïr lopen, blijkens de eindproduk-
en, de opvattingen van auteurs
al uiteen. Een belangrijk punt
verschil is dikwijls de mate
'aarin een roman een werkelijk
ebeuren wil weerspiegelen. Som-
aige auteurs hameren er met alle
aiddelen op dat „alles echt ge-
»eurd is", anderen stellen er juist
rijs op dat de romènwerkelijk-
leid voor vol wordt aangezien.
foor lezers is het moeilijk om uit te
naken hoeveel werkelijkheid er in de
erdlchting schuilt, want ze weten niet
it zich waar en hoe heeft afgespeeld en
kunnen dus de vergelijking niet trek
en. Toch is het best mogelijk een roman
zijn werkelijkheidsgehalte te beoorde-
i. Met literaire (technische) middelen
.«melijk suggereert een auteur in meer
B tee of mindere mate de afhankelijkheid
'*n een realiteit waarop zijn roman geba
kerd zou zijn.
oj)p*f|Een bekend middel om binnen de roman
dus ten behoeve van de lezer het
!ht gebeurd" te suggereren is de dag
boeknotitie. Jef Geeraerts heeft in zijn
nieuwste boek. „Dood in Bourgondië",
dit middel duchtig aangegrepen om een
gebeurtenis uit zijn leven ook echt als
„een gebeurtenis uit mijn leven" voor te
stellen. Geeraerts is dus zo'n auteur die
minder literatuur als wel een waarachtig
document wil vervaardigen.
Wie wel eens.iets van deze produktieve
schrijver heeft gelezen, weet dat hij in de
vertelling van zijn bewogen bestaan geen
blad voor de mond neemt. Al over zijn
eerste roman, „Ik ben maar een neger"
(1962), waren de meningen sterk ver
deeld. Deze sprak van een groot stilis
tisch talent dat de waarheid van het
leven in Belgisch Kongo niet verdoezel
de, gene verweet Geeraerts racisme en
fascisme, benevens stuitende grofheid en
stilistische warhoofderij. In grote trek
ken heb ik mij altijd meer thuisgevoeld
in het kamp van de oppositie. Ik kan
geen bladzij Geeraerts lezen zonder het
gevoel te krijgen met geweld meeges
leurd te worden naar een gebied waar
alleen nog het meest primaire telt (eten.
sex, moord) en waar de taal geen zinnen
meer kent. maar slechts woordgroepen
die zich hijgend aaneenrijgen. Geeraerts
heeft altijd gedacht dat de punt achter
de zin afbreuk doet aan het werkelijk
heidsgehalte van een roman.
Die manier van schrijven vonden ande
ren echter weer „vitalistisch" en ze kon
den zich beroepen op de grote Henry
Miller. Geeraerts werd in elk geval een
veelgelezen auteur, niet verwonderlijk
vanwege onderwerp en stijl. Boeken als
„Gangreen 1" en „Gangreen 2" worden
constant herdrukt.
Toch keert het tij. Geeraerts schrijft wel
door, maar de officiële kritiek op zijn
werk verslapt de laatste jaren. Na het
vele laweit over inhoud en vorm houden
de meeste critici in Nederland het wel
voor gezien. En terecht. Geeraerts is een
sterk overschat auteur en het dieptepunt
uit zijn oeuvre dunkt me wel het pasver-
schenen „Dood in Bourgondië". Ik zal
proberen uit te leggen wat er mis is aan
dat boek.
„Dood in Bourgondië" wil het relaas van
een „echt gebeurde" ziektegeschiedenis
zijn. Eleonore. de vrouw van Geeraerts.
raakt in verwachting, krijgt een
miskraam (meent de arts), wordt gecuret-
teerd, maar blijkt tenslotte buitenbaar-
moederlijk zwanger te zijn. Na drie bloe
dingen de eerste in Bourgondië
wordt in België de dode vrucht operatief
verwijderd. Zonder het te weten heeft
Eleonore weken in levensgevaar ver
keerd. Het boek over deze geschiedenis
dient verschillende dóelen: het wil de
liefde tussen Jef en Eleonore in het aan
gezicht van de dood beschrijven en de
medische stand in de persoon van de
incompetente arts aanklagen.
Die laatste functie wordt in de tekst bij
herhaling benadrukt. Een in extenso op
genomen telefoongesprek met de arts
bevat van Geeraerts' zijde de wraakzuch
tige mededeling: „Ik ga over het hele
geval een boek schrijven". Overal liep hij
trouwens al notities te maken: in de
ziekenhuiskamer, bij Eleonore, zelfs nog.
Misschien is dat wel het meest gênante
van dit boek, dat er een schrijver in
rondloopt die stof voor een verhaal ruikt.
Het verhaal van de mislukte curettage,
de incompetente arts en de liefde van Jef
en Eleonore. Hoe pakt Geeraerts als
schrijver dit nu aan? Hij begint met
plaats en datum: „Casa Isengrin, 10 mei
1976". In dit Spaanse huis logeerden ze
zes maanden geleden ook. in de veronder
stelling dat de curettage geslaagd was.
Na bloedingen reden ze naar huis terug
waar door een andere arts buitenbaar-
moederlijke zwangerschap werd ge
constateerd.
Welnu, Geeraerts schrijft in 1976 in Span
je. Hij voegt zogenaamd van de band
afgeschreven herinneringen van Eleono
re toe. Hij schikt zijn Spaanse notities
van destijds tot dagboekachtige frag
menten en vraagt Eleonore haar versie te
schrijven. Hij drukt beide verhalen paral
lel af. Hij voegt research in, onder meer
een gesprek met Frans Wong uit de Oos-
terparkklinlek in Amsterdam over de
competentie van de gewraakte arts. Hij
mag een schrijver immers! een abor
tusingreep en een buikoperatie meema
ken waarover hij, in cursief, verslag doet.
Hij schikt zijn notities over de dagen
voor de operatie tot een dagboek. Hij
neemt tekst over uit Eleonores dagboek.
Geregeld zijn we ook weer in het schrijf
heden van Spanje later: België 1976.
Afwisseling moet er zijn. Telefoonge
sprekken. interviews met geneesheren,
documenten van medische aard, het
wordt allemaal opgetast binnen het kaft
van „Dood in Bourgondië". En dit alles
alleen omdat het „echt gebeurd" is. Voor
de werkelijkheid rhoet elke literaire ver
dichting wijken.
Niet elke. Want Geeraerts schrijft eigen
lijk een uiterst literair boek. maar dan
een mislukt literair boek. Hij wil met alle
geweld de werkelijkheid tot in details
aan bod laten komen, maar hij structu
reert het materiaal buitengewoon artifi
cieel, zoals uit het bovenstaande wel
blijkt. Het zijn de trucs van de romancier.
Geeraerts kent de foefjes, weet dat enig
gegoochel met de tijd en een mixture van
tekstsoorten (dagboek, vertelde herinne
ringen, opgeschreven herinneringen, do
cument. telefoongesprek, interview, e.d.)
de lezersaandacht vasthoudt, maar hij
vergeet dat daarmee niet alles rond ls en
het geheel nog best een rommeltje kan
zijn. Precies het documentaire karakter
van het boek is in strijd met z'n literaire
vormgeving. Daardoor krijgt de tekst
ook iets fundamenteel onwaarachtigs, al
le multatuliaans pathos ten spijt. Gee
raerts heeft onkritisch de werkelijkheid
met een verbluffend aantal oerverve-
lende, niet ter zake doende details
laten optreden in literatuur. En niets is
minder ergerlijk dan beschreeuwd te
worden over futiliteiten.
Let wel, ik beweer niet dat wat Geeraerts
overkwam een futiliteit is, maar ik be
weer alleen dat iets ergs door veel poeha
niet erger maar juist minder erg wordt.
De Geeraerts in dit boek is een driftkik
ker, die onstuimig zijn eigen bestaan
mythologiseert. Dat doen wel meer au
teurs. maar gelukkig vaak minder
opdringerig en minder slordig: kritischer,
minder „echt gebeurd", en daarom waar
achtiger.
Jef Geeraerts. Dood in Bourgondië.
Brussel Den Haag, Manteau, 197C. 228
blz. 17,