l)nderzoek naar effect
verkeersmaatregelen
'atiënt in verpleeghuis als
rolwaardig mens behandelen
Beweging voor
onderzoekers
Veiligheid van onze snelwegen valt mee
at zijn gevolgen van alcohol voorschriften, maximum-snelheid en gordelplicht?
Psycholoog
John Luijten
bepleit
reorganisatie
ine i ens
MRl| ^ÉRPAG 13 NOVEMBER 1976~
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 21
inbofj
Dor Dick Ringlever
iSTERDAM. De Stichting We-
nschappelijk Onderzoek Verkeersvei-
heid (SWOV) heeft een project opgezet
b na te gaan wat de gevolgen voor de
rkeers veiligheid zijn van over-
,,<j«4dsmaatregelen als de blaaspijpjeswet,
honderd-kilometer-grens en de ver-
ichting tot het gebruik van gordel en
lm. Zodra voor dit onderzoek geld be-
liikbaar wordt gesteld, kan aan de uit
ering worden begonnen.
Chritti
inleiding tot de plannen van SWOV vormden
ide de onlangs door het CBS verstrekte cijfers
er het aantal verkeersdoden en -ongevallen in
eerste helft van dit jaar. Na de constante
ling sinds 1973, het Jaar van de energiecrisis, is
t jaar voor het eerst weer een stijging ingetre-
en dat heeft in kringen van deskundigen
je verbazing gewekt. Immers, op grond van
ior de overheid getroffen maatregelen als de
roering van de honderd kilometer grens, de
aaspijpjeswet en de verplichting tot het ge-
uik van gordel en valhelm kon een verdere
Hng worden verwacht.
iijfers
èliswaar was de stijging niet opzienbarend als
lid vmeD üthans uitsluitend de cijfers laat spreken
i zeventig doden meer in de eerste helft van dit
aar (1165) en 1002 méér gewonden (25.870)
laar als tendens zijn ze dat wél. Te meer omdat
og niet is vastgesteld, dat de weggebruiker
aleving van de nieuwe voorschriften met een
orrel zout zou nemen. Hoewel het alcoholge-
iruik in het verkeer wat lijkt toe te nemen in
lergelijking met de periode direct na de invoe
ring van de blaaspijpjeswet, hebben zowel de
jfa- als de gemeentelijke politiekorpsen de
dat men zich wel redelijk aan de andere
ihtingen houdt. Maar dat zijn overigens
t meer dan globale indrukken. Harde repre-
itatieve cijfers zijn er nog nauwelijks.
ook de samenhang met andere factoren moeten
worden bepaald.
Zo werd de zeer sterke daling van het aantal
verkeersdoden in 1974 (van 3092 naar 2546) door
velen toegeschreven aan de invoering van de
honderd kilometergxens. Maar speelde daarbij
ook geen rol, dat er als gevolg van de sterk
gestegen benzineprijs minder werd gereden?
Wat is de invloed van om nog maar een
voorbeeld te noemen de zich wijzigende sa
menstelling van het autopark? Tot voor een jaar
of tien bestond dit vooral uit door geroutineerde
automobilisten gereden zakenauto's; sindsdien
is het aandeel van de particuliere auto én de
boodschappenauto voor de vrouw sterk toege
nomen.
Wel is komen vast te staan, dat dit heeft geleid
tot een forse daling van het jaarlijks verreden
aantal kilometers gemiddeld. Volgens het CBS
was dit in 1965 nog 18.000 en nu niet meer dan
15.300. Maar wat is de invloed daarvan op de
veiligheid?
Meer onderzoek
Dit soort (en vele andere) factoren is nimmer bij
een wetenschappelijk onderzoek betrokken.
„Om een duidelijk inzicht te krijgen in het effect
van bepaalde maatregelen en de invloed van
factoren in hun samenhang zal," aldus een
woordvoerder van de SWOV, „veel meer moeten
worden onderzocht dan tot nu toe is gebeurd. We
zullen meer moeten weten over hoe men zich
beweegt, niet alleen hoeveel men zich beweegt,
maar ook waar en wanneer en met welke ver
voermiddelen."
Of het project wordt uitgevoerd, hangt nu alleen
nog af van de financiën. In de begroting van
verkeer en waterstaat is er geen post voor uitge
trokken. Maar de mogelijkheid van een aanvul-
Blaaspijpje, gordel, valhelm, honderd kilometergren
wat is het effect ervan op de veiligheid?
lende uitgave is aanwezig. Enkele leden van de
Tweede Kamer hebben al aangedrongen op het
beschikbaar stellen van gelden voor het onder
zoek. Uit de reacties daarop valt af te leiden, dat
er althans enig inzicht is gekomen op realisering
van het project. Zowel de verkeersveiligheid als
de overtuigingswaarde van de overheidsmaatre
gelen zouden ermee winnen.
Ier sd
rspellingen
Df SWOV wil daarin met haar project verande-
Jfbf brengen en gegevens produceren, waarop
dammed en voorschriften steviger stoelen dan op
veelal natte-vingerwerk van de afgelopen
m. Want dat was het alle goede bedoelin
gen ten spijt vaak wél.
(en kan nu op grond van onderzoeken wel
iststellen, dat het aantal ongelukken met vijf
ocent zou dalen als achter het stuur niet werd
rookt, dat we tien procent minder dodelijke
ito-ongelukken zouden hebben als niemand
eer dronk dan één borrel, maar op zichzelf zegt
at weinig. Er is wel eens uitgerekend, dat wan
eer men de gunstige uitwerking van al die
actoren bij elkaar zou optellen, het aantal onge-
ikten met 155 procent zou verminderen. Dat
leenal toont aan, dat die voorspellingen mank
gaar
iYMke invloeden
tarde werkelijke invloed van nieuwe maatre
den kan zonder gedegen wetenschappelijke
onderzoek slechts worden gegist. Daarvoor zal
Autosnelwegen zijn het vei
ligst. Dat valt althans af te
leiden uit de statistieken. Van
de 2321 doden in het verkeer
vielen er vorig jaar ..maar"
ongeveer driehonderd in het
snelverkeer.
Commandant A. C. Vogel van
de algemene verkeersdienst
van de rijkspolitie noemt onze
snelwegen zelfs „akelig
veilig". „Als je", zegt hij, „in
aanmerking neemt dat op
sommige trajecten per etmaal
meer dan honderdduizend
verkeersbewegingen worden
geregistreerd, dan blijkt daar
uit wel dat het met de veilig
heid op onze autobanen mee
valt, enkele uitzonderingen
daargelaten."
Eèn van die uitzonderingen:
het traject Oude Rijn-Vianen,
waar jaarlijks meer dan een
kwart van het totaal aantal
doden op de snelwegen valt te
betreuren. „Maar daaraan
wordt nu gewerkt. Er komt
een nieuwe weg, waardoor de
fiessehals in de verkeers
stroom wordt opgeheven," al
dus de commandant.
Zijn indruk over naleving van
de snelheidslimiet: „We heb
ben niet het idee, dat er meer
dan in het begin de hand mee
wordt gelicht. De aantallen
processen-verbaal wijzen dat
althans niet uit."
Over de controles: „Die hou
den we net zoveel als vroeger.
Maar alléén op plaatsen waar
de veiligheid dat gebiedt.Als
bijvoorbeeld tussen
Amersfoort en Zwolle zelden
of nooit ongelukken gebeuren.
dan gaan we daar geen fuik
opzetten. Dat heeft geen enke
le zin, ook al zullen er wellicht
wat automobilisten zijn die 140
blijven rijden. We grijpen al
leen in op plaatsen waar dat
zinvol is en waar veel ongeluk
ken gebeuren."
Over automatische signale
ring van limiet-overtreders:
„Alleen op plaatsen waar dat
nodig is. En iedereen mag we
ten welke die plaatsen zijn, we
hebben ze ook op de televisie
aangeduid. Op het ogenblik
zijn dat er vijf; eind van dit
jaar zeven. Voor mijn part
worden de controleposten
ruim van tevoren op de weg
aangegeven. Het gaat er ons
alleen maar om gevaarlijke
trajecten een beetje ongevaar
lijker te maken en niet om het
opmaken van een zo groot mo-
A. C. Vogel
gelijk aantal processen-
verbaal."
Over de rijvaardigheid van de
gemiddelde automobilist:
„Niet minder dan de buiten
lander. Misschien is de reactie
wat trager. Men trekt na het
groen wat langzamer op. Maar
op de ongevallencijfers lijkt
dat geen invloed te hebben."
Een stokpaard: „Naast perio
dieke autokeuring („ga maar
eens kijken wat er op de Apel-
doornsc automarkt in de han
del wordt gebracht") ook keu
ring van de automobilist. „Dat
degene, die een rijbewijs wil
hebben kan volstaan met een
eigen gezondheidsverklaring
is belachcliljk. Vertrouwen in
de eerlijkheid van mensen is
goed, maar de verklaring van
de huisarts is beter."
loor Kees de Leeuw
9 „„.pie in een verpleeghuis moet worden opgenomen, zal
lit niet bepaald als prettig ervaren. Hij voelt zich niet
lleen ziek, lijdt pijn en is hulpbehoevend, waardoor
ipname noodzakelijk is geworden, maar ook betekent
leze opname een drastische breuk met de rollen, die de
latiënt vroeger vervulde. Hij moet nu zijn zelfstandig
heid laten varen en zich aanpassen aan de (verpleeg-)
efl ïuisregels. Hij moet in groepsverband gaan leven en
ijn persoonlijke eigendommen worden tot het mini-
jsa« teruggebracht. Deze maatregelen maken onbe-
oeld inbreuk op het gevoel van eigenwaarde en
irivacy van de patiënt.
'scboo jet verpleeghuis is te beschou
wen als een „totale institutie",
tn hulpverleningsinstelling,
üe zich 24 uur met de patiënt
«zighoudt. Wat hierboven be
schreven staat is. aldus de
g: M. flierikaanse socioloog Erving
>270-2 roffman (in zijn boek „Totale
Pktituties") een van de ken-
>erken van een dergelijke in-
klling. Een ander kenmerk is,
«t er een kloof bestaat tussen
rsoneel en patiënten. Zij be-
elkaar soms als machtig,
«ersend, neerbuigend, omge
ard beziet het personeel de
itiënt als hulpbehoevend, af-
fchkelijk en onmachtig. Kort-
to): de sociale afstand tussen
wide groepen is groot en
*ordt vaak formeel ook zo
»oorgeschreven.
opname komt de patiënt
*oor het eerst in aaraking met
öe machtsstructuur van zo'n
«stelling. Hij ervaart dat elk
ïreni Personeelslid hem regels kan
doorschrijven en dat de com-
ukb» municatie eenrichtingsverkeer
J^iedereen vraagt hem het
hritff f^nid van het lijf zonder dat
«J informatie terugkrijgt. Na
öeze opname-procedure maakt
|e Patiënt kennis met het zo
genaamde privilege-systeem:
jet zich houden aan de huisre
is». het spelen van de rol van
..goede en dankbare pa
tiënt" levert beloningen op
(een borrel, meer bezoek,
uitstapjes), maar overtreding
wordt bestraft (geen bezoek,
overplaatsing, medicatie).
Op deze gedwongen aanpas
sing kan de patiënt verschil
lend reageren: hij trekt zich
terug in zichzelf, hij rebelleert
soms of hij bekeert zich en
wordt een soort hulp-
personeelslid.
Staat aan de ene kant vari de
kloof de patiënt, aan de andere
kant bevindt zich het perso
neel, dat het ook niet altijd
even makkelijk heeft Het per
soneelsbestand in verpleeghui
zen bestaat voor het meren
deel uit verpleegkundigen en
nog meer uit ziekenverzorgen
den en leerlingen. Zij vervullen
in het scheppen van het thera
peutisch klimaat (therapie is
letterlijk: geneeswijze met
warmte) de belangrijkste rol.
Toch wordt hun taak in dit
opzicht onderschat en dreigen
zij zelf al te snel als groep in de
verdrukking te komen. Ener
zijds hebben zij 24 uur contact
met de patiënten, wat zeker
spanningen oplevert, ander
zijds staan ze onder druk van
stafleden, die hen door hun be
tere theoretische scholing en
hogere status kunnen over
troeven.
Socio-therapie
Op de ledenvergadering van de
sectie verpleeghuizen van de
Nationale Ziekenhuisraad,
waar dit alles onlangs aan de
orde kwam, zei de psycholoog
John Luijten (28) in zijn inlei
ding over het welbevinden van
de patiënt, dat dit ten nauwste
samenhangt met het welbevin
den van het personeel en met
name van die personeelsleden,
die ten nauwste met de patiën
ten zijn verbonden. Hij hield
daarbij ook een pleidooi voor
een socio therapeutische aan
pak, die hij ziet als een metho
de om bewuster en kritischer
naar de omgeving van de pa
tiënt te kijken.
Het begrip sociotherapie is
buiten de psychiatrie nog een
betrekkelijk nieuw verschijn
sel, dat de laatste jaren echter
ook in andere hulpverlenings
instellingen zijn intrede doet.
Als een van de eerste nam het
psycho-geriatisch verpleeg
huis Mariahoeve in Den Haag
deze therapie in het behande
lingspakket op. In dit ver
pleeghuis. waaraan John Luij
ten als socio-therapeutisch be
geleider is verbonden, verblij
ven 240 psychisch gestoorde
mensen van gemiddeld 65 jaar
en ouder. Nu na een kleine vier
jaar heeft deze therapie binnen
het verpleeghuis wat vastere
vormen aangenomen.
„Volwaardig"
Wat is eigenlijk sociotherapie?
John Luijten: ..Een definitie
daarvan geven is betrekkelijk
eenvoudig. Sociotherapie is
het methodisch en doelmatig
gebruiken van de omgeving
van de patiënt en wel zo, dat
deze een therapeutisch effect
heeft op het gedrag en de
stoornis van de patiënt. Ik
moet er echter meteen bij zeg
gen, dat deze therapie meer is
dan een methode. Het is ook
een houding, een mentaliteit,
die de bereidheid weerspiegelt
om patiënten als volwaardige
mensen te behandelen en hen
niet als onmachtig, afhanke
lijk, dom en onverantwoorde
lijk te beschouwen. Dat houdt
in, dat het systeem van het
verpleeghuis kritisch onder de
loep moet worden genomen en
er een reorganisatie moet wor
den doorgevoerd en wel op ver
schillende manieren."
Allereerst de communicatie,
die wederzijds moet worden.
Dit betekent, dat de patiënt
meer op dc hoogte wordt ge
bracht van het hoe en waarom
van bepaalde handelingen en
dat het personeel meer infor
matie krijgt van de staf over
beslissingen ten aanzien van
de behandeling. Dit alles is te
bereiken door het houden van
regelmatige teambesprekin
gen tussen staf en afdelings-
personeel en patiëntenbespre
kingen in aanwezigheid van de
patiënt (uiteraard als deze dit
zowel geestelijk als lichamelijk
kan opbrengen).
Bij de besluitvorming moeten
zowel patiënten als afdelings-
personeel worden betrokken,
terwijl verder moet worden ge
streefd naar het delen van dë
verantwoordelijkheid, zodat in
teamverband kan worden ge
werkt. En als laatste noemt
John Luijten het scheppen van
situaties, waarin „leren door
ervaring" mogelijk wordt.
„Een teamvergadering kan
echt weieens de mist ingaan,
maar daar kan toch van wor
den geleerd, als met de deelne
mers wordt doorgesproken het
hoe en waarom van het mis
lukken."
Weerstanden
Al met al is dat nogal wat en
het spreekt dan ook vanzelf,
dat een dergelijke reorganisa
tie niet zo maar van de ene op
de andere dag kan worden ge
realiseerd. Er zijn binnen het
systeem van in dit geval
een verpleeghuis bij sommigen
weerstanden te overwinnen.
Directie en stafleden hebben
soms moeite met het afstaan
van een stukje macht en het
werken in teamverband, want
„stel je voor, dat het mis
loopt", maar ook bij het ver
pleegkundig personeel leven
bezwaren. Het technisch ver
zorgen van de patiënt staat
vaak nog op de eerste piaats en
het leggen van contact wordt
soms zelfs als „niet-werken"
ervaren. Bovendien staan ook
de patiënten er niet altijd even
enthousiast tegenover. Het
dragen van geen verantwoor
delijkheid heeft ook zijn voor
delen.
John Luijten: „Mijn ervaring is
echter, dat als op een afdeling
er een goede team-sfeer heerst,
dit zijn weerslag vindt op het
welbevinden van de patiënt.
Bij conflicten binnen het team
merkt men onmiddellijk een
toename van het aantal licha
melijke klachten van de pa
tiënt. De relatie tussen patiënt
en personeel is van groot be
lang. 'naar binnen deze socio-
therapeü.ischc renpak is ook
een taak weggelegd voor de
familieleden. Zij zijn bij de op
name van een patiënt emotio
neel nauw betrokken Zo'n op
name grijpt soms zeer diep in
de bestaande verhoudingen in
en brengt gevoelens van ver
driet, schuld en soms ook van
agressie teweeg."
Familie
praatgroepen
Luijten gelooft dan ook. dat
men er in een verpleeghuis niet
omheen kan de familieleden in
dit emotionele proces bij te
staan. Hij denkt aan familie-
praatgroepen met een ge
spreksleider. waar men onder
ling zijn ervaringen aangaande
opname en verblijf met ande
ren kan delen. „Uiteindelijk
zijn ook deze familieleden van
invloed op het welbevinden
van de patiënt. Wat Mariahoe
ve betreft moet ik zeggen, dat
we hier nog niet aan zijn toege
komen. De afgelopen vier jaar
hebben we onze handen vol
gehad aan het verbeteren van
het milieu binnen het ver
pleeghuis. maar nu dat rede
lijk draait, ben ik van plan mij
in de komende tijd meer bezig
te houden met de familieleden
en het opzetten van
praatgroepen.
Wat we wel als experiment
hebben opgezet is de zogehe
ten familie-contactcommissie,
een soort overlegorgaan, waar
bij een aantal gekozen familie
leden van een bepaalde afde
ling regelmatig overleg heeft
met sommige personeelsleden
van die afdeling. Na een half
jaar kan ik alleen maar zeggen,
dat dit echt bijdraagt tot een
betere verstandhouding tus
sen familieleden en personeel.
John Luijten: „Je kunt natuur
lijk eindeloos doorgaan, maar
er is wel een grens, dacht ik,
aan de hulpverlening. Onze
eerste opdracht is. dat we er
voor de patiënt zijn. Vandaar
dat zeker in de beginfase het
accent ligt op de situatie bin
nen het verpleeghuis. Je moet
niet vergeten, dat verandering
altijd weerstand opwekt en dat
hoe harder je daar tegen in
gaat, hoe groter de weerstand
wordt. Daarom ben ik voor
stander van een geleidelijke
aanpak. Weerstanden die er
zijn. maar meer een kwestie
van de dingen inog) niet zien.
Ik geloof wel ook al is deze
aanpak iets van de laatste ja
ren dat de socio-therapie
steeds meer zal worden ge
bruikt. De verpleeghuizen,
maar ook andere instellingen,
zoals ziekenhuizen, kunnen er
mijns inziens niet meer om
heen."
door Rob Foppema
De raad van advies voor het wetenschapsbeleid is
tevoorschijn gekomen uit een donkere-bomenbos waar
de vorige minister zijn adviseurs ruim vier jaar geleden
in stuurde. Het gebied vol voetangels en klemmen waar
de RAWB zo veel tijd voor nodig had, heet „de mobili
teit van wetenschappelijke onderzoekers".
De raad kwam terug met dui
delijke conclusies: de struc
tuur van het bos deugt niet.
Dat gaat zich in toenemende
mate wreken. Daarom zullen
er stelselmatig bomen ver
plant moeten worden. Met na
me op universiteiten en ho
gescholen - de ongezondste
hoek van het bos - zal zo'n
beleid niet populair zijn en
evenmin gemakkelijk uit te
voeren. Maar de raad vindt de
toestand kennelijk zo ernstig
dat hij ten slotte de botste bijl
aandraagt die voor de uitvoe
ring van 's rijks personeelsbe
leid ter beschikking staat. (Ar
tikel 57 AR AR, waarover
straks meer.)
Het probleem was eigenlijk
door de toenmalige minister
De Brauw in zijn advies
aanvraag voortreffelijk voor
zien. „In het huidige tijdsbe
stel", schreef hij op 14 juli 1972
aan de RAWB, groeit de hoe
veelheid geld voor we
tenschappelijk onderzoek ge
leidelijk minder snel. Nieuwe
onderzoekprojecten kunnen
daardoor vaak alleen worden
aangepakt voor zover lopende
projecten worden beëindigd
„en met behulp van de we
tenschappelijke mankracht
die daarvoor kan worden vrij
gemaakt".
Dat „vrijmaken" komt er vaak
op neer, een onderzoeker van
functie te laten veranderen.
Maar die mobiliteit van de on
derzoeker was volgens De
Brauw te gering. Hij vroeg de
RAWB advies over de factoren
die de mobiliteit beïnvloeden
en over maatregelen om de
mobiliteit te bevorderen. Sinds
die tijd is het probleem acuut
geworden, omdat de hoeveel
heid geld voor wetenschappe
lijk onderzoek helemaal niet
meer stijgt. Loon- en prijsstij
gingen worden niet of nauwe
lijks bijgehouden en daarmee
is de koek voorlopig op.
Moeilijk
Bij de gedachtenvorming over
mobiliteit stuitte de raad op
grondvragen die de hele sa
menleving raken en waarop
geen eenvoudige antwoorden
mogelijk zijn. Vandaar dat het
zo lang geduurd heeft. Van
daar dat de raad zelfs nu nog
niet verder komt dan „enige
inzichten" en „een aantal aan
bevelingen" voor wat er drin
gend moet gebeuren.
Er zijn geen algemene normen
aan te geven, aldus de RAWB.
Je kunt niet zeggen dat ie
mand het beste zo en zo vaak
van functie zou kunnen veran
deren. „Mobiliteit is nooit een
doel op zich zelf. maar altijd
middel tot het bereiken van
een bepaalde doelstelling." En
die doelstelling verschilt al
met het gezichtspunt van de
beschouwer. Drie gezichtspun
ten zijn van belang, dat van de
onderzoeker zelf, dat van de
organisatie waarin hij werkt,
en dat van de samenleving als
geheel.
Voor de onderzoeker heeft mo
biliteit te maken met zelf
ontplooiing. Hij wil iets anders
kunnen gaan doen wanneer hij
op zijn huidige functie is uitge
keken of het gevoel heeft dat
hij elders beter op zijn plaats
is. Hij wil blijven zitten als hij
vindt dat dat hem de beste
vooruitzichten biedt. Hierbij
spelen ook carrière, leef- en
werkklimaat en zekerheid
mee.
Voor de werkorganisatie zit
het met de mobiliteit goed
wanneer de mensen zodanig
doorstromen dat op elk mo
ment de juiste man of vrouw
op de juiste plaats zit. Dat is
makkelijker gezegd dan gere
geld. Maar er zijn wel systemen
voor bedacht, die met name in
het bedrijsleven worden toege
past. Van belang is vooral het
vermogen om nieuwe zaken
doelmatig te kunnen aanpak
ken. „Hiermee is de vitaliteit
van de organisatie gemoeid",
aldus de RAWB.
Schuiven
Dat leidt tot invoering vanJo
b-rotation" binnen de organi
satie: interne veranderingen
van functie met een zodanige
regelmaat dat niemand tien
jaar aan hetzelfde zit te wer
ken. Dat is niet alleen maar kil
geschuif met mensen. Op die
manier kunnen kennis en in
zicht van het ene gebied naar
het andere worden overge
bracht. Dat kan zowel voor de
organisatie als voor de betrok
ken mensen stimulerend wer
ken En speciaal in onderzoek
organisaties noopt de behoefte
aan slagvaardigheid en ver
nieuwing tot een hoge mate
van flexibiliteit.
In dat verband gaat de RAWB
ook in op de „wel genoemde
wenselijkheid" om oudere on
derzoekers te laten doorstro
men naar functies buiten het
onderzoek. Hun wetenschap
pelijke produktiviteit zou na
melijk met het stijgen van de
leeftijd teruglopen. De raad ge
looft daar niet erg in. Wel zijn
er aanwijzingen dat niet de
vergrijzing als zodanig een rol
speelt, maar het afnemen van
de persoonlijke motivatie bij
mensen die vinden dat ze het
wel gemaakt hebben-
De produktiviteit van onder
zoekgroepen daalt nadat zij
vier tot vijf Jaar in ongewijzig
de samenstelling hebben ge
werkt. „Doorstroming en ver
nieuwing is kennelijk van
groot belang voor de prestaties
en creativiteit van dergelijke
groepen." Een reden te meer
voor de organisatie om haar
onderzoekers aan te moedigen
„van tijd tot tijd van werkter
rein of zelfs van vakgebied te
veranderen", aldus de RAWB.
De samenleving als geheel
heeft al helemaal geen
pasklaar recept voor de mobili
teit van de onderzoeker. Zij
heeft zowel zijn persoonlijke
belangen te beschermen als de
belangen van de werkorganisa
tie, ook wanneer die tegen el
kaar in gaan. Er is verder nog
een argument van algemeen
sociaal welzijn, dat een Britse
overheidscommissie zo onder
woorden bracht: „De samenle
ving als geheel lijdt ernstig aan
een verdeling in waterdichte
hokjes. De mensen die er in
zitten kunnen, doordat ze van
elkaar niets weten, de belan
gen van anderen niet waarde
ren en hun reacties niet voor
zien. Mobiliteit kan helpen om
die schotten af te breken, om
begrip en veelzijdigheid van
mensen en organisaties te ver
groten."
Recht?
Mobiliteit is dus een schone
zaak. Maar de samenleving be
staat niet alleen uit theore
tische bespiegelingen. En in de
praktijk loopt de raad tegen
een keiharde werkelijkheid
aan. Het sociale systeem heeft
zich de laatste dertig jaar zo
ontwikkeld dat juist de conti
nuïteit aanzienlijk is bevor
derd. Er heerst een algemeen
waarde-oordeel „dat een
werknemer ten alle tijde recht
zou hebben op werk van gelijk
niveau en gelijke honorering,
en voorts dat hij niet of nauwe
lijks tegen zijn zin kan worden
overgeplaatst."
De raad signaleert dat alleen
maar. „Het valt buiten de be
voegdheid van een raad van
advies voor het we
tenschapsbeleid om een oor
deel uit te spreken over dit
waarde-oordeel." Maar de
RAWB signaleert het wel heel
erg nadrukkelijk. Als we hier
aan vasthouden wordt het
streven naar vergroting van de
mobiliteit „aan zeer nauwe
grenzen gebonden", met alle
gevolgen van dien. In zijn voor
gestelde maatregelen blijft de
raad binnen die grenzen.
Dat neemt niet weg dat met
name veel universitaire onder
zoekers bleek om de neus zul
len worden ais ze de voorstel
len bekijken. Maar de situatie
daar vindt de RAWB dan ook
zorgwekkend. Het we
tenschappelijk personeel, met
zijn relatief gunstige ar
beidsvoorwaarden. heeft wei
nig aanleiding om naar
functies buiten de universiteit
om te zien. Zeker niet nu ook
academici bij duizenden werk
loos zijn. En nieuwe mensen
kunnen alleen binnenkomen
voor zover er anderen weg
gaan, want groei is er nauwe
lijks meer bij. En er gaan wei
nig mensen met pensioen om
dat de gemiddelde leeftijd laag
ligt.
Het zou overdreven zijn om te
stellen dat de zaak potdicht en
muurvast zit. Maar de situatie
ligt daar wel ongezond dicht
bij. Het saneringsplan dat de
RAWB aanbeveelt, grijpt dan
ook stevig in de tamelijk com
fortabel gegroeide verhoudin
gen in. Om te beginnen is het
van het grootste belang dat er
meer onderzoekers in tijdelijke
dienst worden aangesteld Dat
gebeurt al wel. maar de feitelij
ke ontwikkeling gaat nu nog
de andere kant op. Het aantal
..doorstroomplaatsen" wordt
Juist kleiner.
Zitvlees bij de vast aangestel-
den zou verder bestreden kun
nen worden door ze niet meer
op een automatisch presen
teerblaadje hogere rangen aan
te bieden. Er zouden meer ef-
fectieve drempels ingevoerd
moeten worden. En je zou
mensen ook eens tijdelijk er
gens anders kunnen laten wer
ken. Er zou een vacaturebeleid
moeten komen dat interne
overplaatsingen bevordert.
En „in bepaalde gevallen" is er
ook nog artikel 57 van het Al
gemeen Rijksambtenarenreg
lement: ..Wanneer het belang
van den dienst zulks vordert, is
de ambtenaar verplicht, al of
niet in zijn dienstvak en al of
niet op dezelfde standplaats,
eene andere betrekking te aan
vaarden, die hem, in verband
met zijne persoonlijkheid, zij
ne omstandigheden en de voor
hem bestaande vooruitzichten,
redelijkerwijs kan worden op
gedragen."
- -