l)nderzoek naar effect verkeersmaatregelen 'atiënt in verpleeghuis als rolwaardig mens behandelen Beweging voor onderzoekers Veiligheid van onze snelwegen valt mee at zijn gevolgen van alcohol voorschriften, maximum-snelheid en gordelplicht? Psycholoog John Luijten bepleit reorganisatie ine i ens MRl| ^ÉRPAG 13 NOVEMBER 1976~ BINNENLAND TROUW/KWARTET 21 inbofj Dor Dick Ringlever iSTERDAM. De Stichting We- nschappelijk Onderzoek Verkeersvei- heid (SWOV) heeft een project opgezet b na te gaan wat de gevolgen voor de rkeers veiligheid zijn van over- ,,<j«4dsmaatregelen als de blaaspijpjeswet, honderd-kilometer-grens en de ver- ichting tot het gebruik van gordel en lm. Zodra voor dit onderzoek geld be- liikbaar wordt gesteld, kan aan de uit ering worden begonnen. Chritti inleiding tot de plannen van SWOV vormden ide de onlangs door het CBS verstrekte cijfers er het aantal verkeersdoden en -ongevallen in eerste helft van dit jaar. Na de constante ling sinds 1973, het Jaar van de energiecrisis, is t jaar voor het eerst weer een stijging ingetre- en dat heeft in kringen van deskundigen je verbazing gewekt. Immers, op grond van ior de overheid getroffen maatregelen als de roering van de honderd kilometer grens, de aaspijpjeswet en de verplichting tot het ge- uik van gordel en valhelm kon een verdere Hng worden verwacht. iijfers èliswaar was de stijging niet opzienbarend als lid vmeD üthans uitsluitend de cijfers laat spreken i zeventig doden meer in de eerste helft van dit aar (1165) en 1002 méér gewonden (25.870) laar als tendens zijn ze dat wél. Te meer omdat og niet is vastgesteld, dat de weggebruiker aleving van de nieuwe voorschriften met een orrel zout zou nemen. Hoewel het alcoholge- iruik in het verkeer wat lijkt toe te nemen in lergelijking met de periode direct na de invoe ring van de blaaspijpjeswet, hebben zowel de jfa- als de gemeentelijke politiekorpsen de dat men zich wel redelijk aan de andere ihtingen houdt. Maar dat zijn overigens t meer dan globale indrukken. Harde repre- itatieve cijfers zijn er nog nauwelijks. ook de samenhang met andere factoren moeten worden bepaald. Zo werd de zeer sterke daling van het aantal verkeersdoden in 1974 (van 3092 naar 2546) door velen toegeschreven aan de invoering van de honderd kilometergxens. Maar speelde daarbij ook geen rol, dat er als gevolg van de sterk gestegen benzineprijs minder werd gereden? Wat is de invloed van om nog maar een voorbeeld te noemen de zich wijzigende sa menstelling van het autopark? Tot voor een jaar of tien bestond dit vooral uit door geroutineerde automobilisten gereden zakenauto's; sindsdien is het aandeel van de particuliere auto én de boodschappenauto voor de vrouw sterk toege nomen. Wel is komen vast te staan, dat dit heeft geleid tot een forse daling van het jaarlijks verreden aantal kilometers gemiddeld. Volgens het CBS was dit in 1965 nog 18.000 en nu niet meer dan 15.300. Maar wat is de invloed daarvan op de veiligheid? Meer onderzoek Dit soort (en vele andere) factoren is nimmer bij een wetenschappelijk onderzoek betrokken. „Om een duidelijk inzicht te krijgen in het effect van bepaalde maatregelen en de invloed van factoren in hun samenhang zal," aldus een woordvoerder van de SWOV, „veel meer moeten worden onderzocht dan tot nu toe is gebeurd. We zullen meer moeten weten over hoe men zich beweegt, niet alleen hoeveel men zich beweegt, maar ook waar en wanneer en met welke ver voermiddelen." Of het project wordt uitgevoerd, hangt nu alleen nog af van de financiën. In de begroting van verkeer en waterstaat is er geen post voor uitge trokken. Maar de mogelijkheid van een aanvul- Blaaspijpje, gordel, valhelm, honderd kilometergren wat is het effect ervan op de veiligheid? lende uitgave is aanwezig. Enkele leden van de Tweede Kamer hebben al aangedrongen op het beschikbaar stellen van gelden voor het onder zoek. Uit de reacties daarop valt af te leiden, dat er althans enig inzicht is gekomen op realisering van het project. Zowel de verkeersveiligheid als de overtuigingswaarde van de overheidsmaatre gelen zouden ermee winnen. Ier sd rspellingen Df SWOV wil daarin met haar project verande- Jfbf brengen en gegevens produceren, waarop dammed en voorschriften steviger stoelen dan op veelal natte-vingerwerk van de afgelopen m. Want dat was het alle goede bedoelin gen ten spijt vaak wél. (en kan nu op grond van onderzoeken wel iststellen, dat het aantal ongelukken met vijf ocent zou dalen als achter het stuur niet werd rookt, dat we tien procent minder dodelijke ito-ongelukken zouden hebben als niemand eer dronk dan één borrel, maar op zichzelf zegt at weinig. Er is wel eens uitgerekend, dat wan eer men de gunstige uitwerking van al die actoren bij elkaar zou optellen, het aantal onge- ikten met 155 procent zou verminderen. Dat leenal toont aan, dat die voorspellingen mank gaar iYMke invloeden tarde werkelijke invloed van nieuwe maatre den kan zonder gedegen wetenschappelijke onderzoek slechts worden gegist. Daarvoor zal Autosnelwegen zijn het vei ligst. Dat valt althans af te leiden uit de statistieken. Van de 2321 doden in het verkeer vielen er vorig jaar ..maar" ongeveer driehonderd in het snelverkeer. Commandant A. C. Vogel van de algemene verkeersdienst van de rijkspolitie noemt onze snelwegen zelfs „akelig veilig". „Als je", zegt hij, „in aanmerking neemt dat op sommige trajecten per etmaal meer dan honderdduizend verkeersbewegingen worden geregistreerd, dan blijkt daar uit wel dat het met de veilig heid op onze autobanen mee valt, enkele uitzonderingen daargelaten." Eèn van die uitzonderingen: het traject Oude Rijn-Vianen, waar jaarlijks meer dan een kwart van het totaal aantal doden op de snelwegen valt te betreuren. „Maar daaraan wordt nu gewerkt. Er komt een nieuwe weg, waardoor de fiessehals in de verkeers stroom wordt opgeheven," al dus de commandant. Zijn indruk over naleving van de snelheidslimiet: „We heb ben niet het idee, dat er meer dan in het begin de hand mee wordt gelicht. De aantallen processen-verbaal wijzen dat althans niet uit." Over de controles: „Die hou den we net zoveel als vroeger. Maar alléén op plaatsen waar de veiligheid dat gebiedt.Als bijvoorbeeld tussen Amersfoort en Zwolle zelden of nooit ongelukken gebeuren. dan gaan we daar geen fuik opzetten. Dat heeft geen enke le zin, ook al zullen er wellicht wat automobilisten zijn die 140 blijven rijden. We grijpen al leen in op plaatsen waar dat zinvol is en waar veel ongeluk ken gebeuren." Over automatische signale ring van limiet-overtreders: „Alleen op plaatsen waar dat nodig is. En iedereen mag we ten welke die plaatsen zijn, we hebben ze ook op de televisie aangeduid. Op het ogenblik zijn dat er vijf; eind van dit jaar zeven. Voor mijn part worden de controleposten ruim van tevoren op de weg aangegeven. Het gaat er ons alleen maar om gevaarlijke trajecten een beetje ongevaar lijker te maken en niet om het opmaken van een zo groot mo- A. C. Vogel gelijk aantal processen- verbaal." Over de rijvaardigheid van de gemiddelde automobilist: „Niet minder dan de buiten lander. Misschien is de reactie wat trager. Men trekt na het groen wat langzamer op. Maar op de ongevallencijfers lijkt dat geen invloed te hebben." Een stokpaard: „Naast perio dieke autokeuring („ga maar eens kijken wat er op de Apel- doornsc automarkt in de han del wordt gebracht") ook keu ring van de automobilist. „Dat degene, die een rijbewijs wil hebben kan volstaan met een eigen gezondheidsverklaring is belachcliljk. Vertrouwen in de eerlijkheid van mensen is goed, maar de verklaring van de huisarts is beter." loor Kees de Leeuw 9 „„.pie in een verpleeghuis moet worden opgenomen, zal lit niet bepaald als prettig ervaren. Hij voelt zich niet lleen ziek, lijdt pijn en is hulpbehoevend, waardoor ipname noodzakelijk is geworden, maar ook betekent leze opname een drastische breuk met de rollen, die de latiënt vroeger vervulde. Hij moet nu zijn zelfstandig heid laten varen en zich aanpassen aan de (verpleeg-) efl ïuisregels. Hij moet in groepsverband gaan leven en ijn persoonlijke eigendommen worden tot het mini- jsa« teruggebracht. Deze maatregelen maken onbe- oeld inbreuk op het gevoel van eigenwaarde en irivacy van de patiënt. 'scboo jet verpleeghuis is te beschou wen als een „totale institutie", tn hulpverleningsinstelling, üe zich 24 uur met de patiënt «zighoudt. Wat hierboven be schreven staat is. aldus de g: M. flierikaanse socioloog Erving >270-2 roffman (in zijn boek „Totale Pktituties") een van de ken- >erken van een dergelijke in- klling. Een ander kenmerk is, «t er een kloof bestaat tussen rsoneel en patiënten. Zij be- elkaar soms als machtig, «ersend, neerbuigend, omge ard beziet het personeel de itiënt als hulpbehoevend, af- fchkelijk en onmachtig. Kort- to): de sociale afstand tussen wide groepen is groot en *ordt vaak formeel ook zo »oorgeschreven. opname komt de patiënt *oor het eerst in aaraking met öe machtsstructuur van zo'n «stelling. Hij ervaart dat elk ïreni Personeelslid hem regels kan doorschrijven en dat de com- ukb» municatie eenrichtingsverkeer J^iedereen vraagt hem het hritff f^nid van het lijf zonder dat «J informatie terugkrijgt. Na öeze opname-procedure maakt |e Patiënt kennis met het zo genaamde privilege-systeem: jet zich houden aan de huisre is». het spelen van de rol van ..goede en dankbare pa tiënt" levert beloningen op (een borrel, meer bezoek, uitstapjes), maar overtreding wordt bestraft (geen bezoek, overplaatsing, medicatie). Op deze gedwongen aanpas sing kan de patiënt verschil lend reageren: hij trekt zich terug in zichzelf, hij rebelleert soms of hij bekeert zich en wordt een soort hulp- personeelslid. Staat aan de ene kant vari de kloof de patiënt, aan de andere kant bevindt zich het perso neel, dat het ook niet altijd even makkelijk heeft Het per soneelsbestand in verpleeghui zen bestaat voor het meren deel uit verpleegkundigen en nog meer uit ziekenverzorgen den en leerlingen. Zij vervullen in het scheppen van het thera peutisch klimaat (therapie is letterlijk: geneeswijze met warmte) de belangrijkste rol. Toch wordt hun taak in dit opzicht onderschat en dreigen zij zelf al te snel als groep in de verdrukking te komen. Ener zijds hebben zij 24 uur contact met de patiënten, wat zeker spanningen oplevert, ander zijds staan ze onder druk van stafleden, die hen door hun be tere theoretische scholing en hogere status kunnen over troeven. Socio-therapie Op de ledenvergadering van de sectie verpleeghuizen van de Nationale Ziekenhuisraad, waar dit alles onlangs aan de orde kwam, zei de psycholoog John Luijten (28) in zijn inlei ding over het welbevinden van de patiënt, dat dit ten nauwste samenhangt met het welbevin den van het personeel en met name van die personeelsleden, die ten nauwste met de patiën ten zijn verbonden. Hij hield daarbij ook een pleidooi voor een socio therapeutische aan pak, die hij ziet als een metho de om bewuster en kritischer naar de omgeving van de pa tiënt te kijken. Het begrip sociotherapie is buiten de psychiatrie nog een betrekkelijk nieuw verschijn sel, dat de laatste jaren echter ook in andere hulpverlenings instellingen zijn intrede doet. Als een van de eerste nam het psycho-geriatisch verpleeg huis Mariahoeve in Den Haag deze therapie in het behande lingspakket op. In dit ver pleeghuis. waaraan John Luij ten als socio-therapeutisch be geleider is verbonden, verblij ven 240 psychisch gestoorde mensen van gemiddeld 65 jaar en ouder. Nu na een kleine vier jaar heeft deze therapie binnen het verpleeghuis wat vastere vormen aangenomen. „Volwaardig" Wat is eigenlijk sociotherapie? John Luijten: ..Een definitie daarvan geven is betrekkelijk eenvoudig. Sociotherapie is het methodisch en doelmatig gebruiken van de omgeving van de patiënt en wel zo, dat deze een therapeutisch effect heeft op het gedrag en de stoornis van de patiënt. Ik moet er echter meteen bij zeg gen, dat deze therapie meer is dan een methode. Het is ook een houding, een mentaliteit, die de bereidheid weerspiegelt om patiënten als volwaardige mensen te behandelen en hen niet als onmachtig, afhanke lijk, dom en onverantwoorde lijk te beschouwen. Dat houdt in, dat het systeem van het verpleeghuis kritisch onder de loep moet worden genomen en er een reorganisatie moet wor den doorgevoerd en wel op ver schillende manieren." Allereerst de communicatie, die wederzijds moet worden. Dit betekent, dat de patiënt meer op dc hoogte wordt ge bracht van het hoe en waarom van bepaalde handelingen en dat het personeel meer infor matie krijgt van de staf over beslissingen ten aanzien van de behandeling. Dit alles is te bereiken door het houden van regelmatige teambesprekin gen tussen staf en afdelings- personeel en patiëntenbespre kingen in aanwezigheid van de patiënt (uiteraard als deze dit zowel geestelijk als lichamelijk kan opbrengen). Bij de besluitvorming moeten zowel patiënten als afdelings- personeel worden betrokken, terwijl verder moet worden ge streefd naar het delen van dë verantwoordelijkheid, zodat in teamverband kan worden ge werkt. En als laatste noemt John Luijten het scheppen van situaties, waarin „leren door ervaring" mogelijk wordt. „Een teamvergadering kan echt weieens de mist ingaan, maar daar kan toch van wor den geleerd, als met de deelne mers wordt doorgesproken het hoe en waarom van het mis lukken." Weerstanden Al met al is dat nogal wat en het spreekt dan ook vanzelf, dat een dergelijke reorganisa tie niet zo maar van de ene op de andere dag kan worden ge realiseerd. Er zijn binnen het systeem van in dit geval een verpleeghuis bij sommigen weerstanden te overwinnen. Directie en stafleden hebben soms moeite met het afstaan van een stukje macht en het werken in teamverband, want „stel je voor, dat het mis loopt", maar ook bij het ver pleegkundig personeel leven bezwaren. Het technisch ver zorgen van de patiënt staat vaak nog op de eerste piaats en het leggen van contact wordt soms zelfs als „niet-werken" ervaren. Bovendien staan ook de patiënten er niet altijd even enthousiast tegenover. Het dragen van geen verantwoor delijkheid heeft ook zijn voor delen. John Luijten: „Mijn ervaring is echter, dat als op een afdeling er een goede team-sfeer heerst, dit zijn weerslag vindt op het welbevinden van de patiënt. Bij conflicten binnen het team merkt men onmiddellijk een toename van het aantal licha melijke klachten van de pa tiënt. De relatie tussen patiënt en personeel is van groot be lang. 'naar binnen deze socio- therapeü.ischc renpak is ook een taak weggelegd voor de familieleden. Zij zijn bij de op name van een patiënt emotio neel nauw betrokken Zo'n op name grijpt soms zeer diep in de bestaande verhoudingen in en brengt gevoelens van ver driet, schuld en soms ook van agressie teweeg." Familie praatgroepen Luijten gelooft dan ook. dat men er in een verpleeghuis niet omheen kan de familieleden in dit emotionele proces bij te staan. Hij denkt aan familie- praatgroepen met een ge spreksleider. waar men onder ling zijn ervaringen aangaande opname en verblijf met ande ren kan delen. „Uiteindelijk zijn ook deze familieleden van invloed op het welbevinden van de patiënt. Wat Mariahoe ve betreft moet ik zeggen, dat we hier nog niet aan zijn toege komen. De afgelopen vier jaar hebben we onze handen vol gehad aan het verbeteren van het milieu binnen het ver pleeghuis. maar nu dat rede lijk draait, ben ik van plan mij in de komende tijd meer bezig te houden met de familieleden en het opzetten van praatgroepen. Wat we wel als experiment hebben opgezet is de zogehe ten familie-contactcommissie, een soort overlegorgaan, waar bij een aantal gekozen familie leden van een bepaalde afde ling regelmatig overleg heeft met sommige personeelsleden van die afdeling. Na een half jaar kan ik alleen maar zeggen, dat dit echt bijdraagt tot een betere verstandhouding tus sen familieleden en personeel. John Luijten: „Je kunt natuur lijk eindeloos doorgaan, maar er is wel een grens, dacht ik, aan de hulpverlening. Onze eerste opdracht is. dat we er voor de patiënt zijn. Vandaar dat zeker in de beginfase het accent ligt op de situatie bin nen het verpleeghuis. Je moet niet vergeten, dat verandering altijd weerstand opwekt en dat hoe harder je daar tegen in gaat, hoe groter de weerstand wordt. Daarom ben ik voor stander van een geleidelijke aanpak. Weerstanden die er zijn. maar meer een kwestie van de dingen inog) niet zien. Ik geloof wel ook al is deze aanpak iets van de laatste ja ren dat de socio-therapie steeds meer zal worden ge bruikt. De verpleeghuizen, maar ook andere instellingen, zoals ziekenhuizen, kunnen er mijns inziens niet meer om heen." door Rob Foppema De raad van advies voor het wetenschapsbeleid is tevoorschijn gekomen uit een donkere-bomenbos waar de vorige minister zijn adviseurs ruim vier jaar geleden in stuurde. Het gebied vol voetangels en klemmen waar de RAWB zo veel tijd voor nodig had, heet „de mobili teit van wetenschappelijke onderzoekers". De raad kwam terug met dui delijke conclusies: de struc tuur van het bos deugt niet. Dat gaat zich in toenemende mate wreken. Daarom zullen er stelselmatig bomen ver plant moeten worden. Met na me op universiteiten en ho gescholen - de ongezondste hoek van het bos - zal zo'n beleid niet populair zijn en evenmin gemakkelijk uit te voeren. Maar de raad vindt de toestand kennelijk zo ernstig dat hij ten slotte de botste bijl aandraagt die voor de uitvoe ring van 's rijks personeelsbe leid ter beschikking staat. (Ar tikel 57 AR AR, waarover straks meer.) Het probleem was eigenlijk door de toenmalige minister De Brauw in zijn advies aanvraag voortreffelijk voor zien. „In het huidige tijdsbe stel", schreef hij op 14 juli 1972 aan de RAWB, groeit de hoe veelheid geld voor we tenschappelijk onderzoek ge leidelijk minder snel. Nieuwe onderzoekprojecten kunnen daardoor vaak alleen worden aangepakt voor zover lopende projecten worden beëindigd „en met behulp van de we tenschappelijke mankracht die daarvoor kan worden vrij gemaakt". Dat „vrijmaken" komt er vaak op neer, een onderzoeker van functie te laten veranderen. Maar die mobiliteit van de on derzoeker was volgens De Brauw te gering. Hij vroeg de RAWB advies over de factoren die de mobiliteit beïnvloeden en over maatregelen om de mobiliteit te bevorderen. Sinds die tijd is het probleem acuut geworden, omdat de hoeveel heid geld voor wetenschappe lijk onderzoek helemaal niet meer stijgt. Loon- en prijsstij gingen worden niet of nauwe lijks bijgehouden en daarmee is de koek voorlopig op. Moeilijk Bij de gedachtenvorming over mobiliteit stuitte de raad op grondvragen die de hele sa menleving raken en waarop geen eenvoudige antwoorden mogelijk zijn. Vandaar dat het zo lang geduurd heeft. Van daar dat de raad zelfs nu nog niet verder komt dan „enige inzichten" en „een aantal aan bevelingen" voor wat er drin gend moet gebeuren. Er zijn geen algemene normen aan te geven, aldus de RAWB. Je kunt niet zeggen dat ie mand het beste zo en zo vaak van functie zou kunnen veran deren. „Mobiliteit is nooit een doel op zich zelf. maar altijd middel tot het bereiken van een bepaalde doelstelling." En die doelstelling verschilt al met het gezichtspunt van de beschouwer. Drie gezichtspun ten zijn van belang, dat van de onderzoeker zelf, dat van de organisatie waarin hij werkt, en dat van de samenleving als geheel. Voor de onderzoeker heeft mo biliteit te maken met zelf ontplooiing. Hij wil iets anders kunnen gaan doen wanneer hij op zijn huidige functie is uitge keken of het gevoel heeft dat hij elders beter op zijn plaats is. Hij wil blijven zitten als hij vindt dat dat hem de beste vooruitzichten biedt. Hierbij spelen ook carrière, leef- en werkklimaat en zekerheid mee. Voor de werkorganisatie zit het met de mobiliteit goed wanneer de mensen zodanig doorstromen dat op elk mo ment de juiste man of vrouw op de juiste plaats zit. Dat is makkelijker gezegd dan gere geld. Maar er zijn wel systemen voor bedacht, die met name in het bedrijsleven worden toege past. Van belang is vooral het vermogen om nieuwe zaken doelmatig te kunnen aanpak ken. „Hiermee is de vitaliteit van de organisatie gemoeid", aldus de RAWB. Schuiven Dat leidt tot invoering vanJo b-rotation" binnen de organi satie: interne veranderingen van functie met een zodanige regelmaat dat niemand tien jaar aan hetzelfde zit te wer ken. Dat is niet alleen maar kil geschuif met mensen. Op die manier kunnen kennis en in zicht van het ene gebied naar het andere worden overge bracht. Dat kan zowel voor de organisatie als voor de betrok ken mensen stimulerend wer ken En speciaal in onderzoek organisaties noopt de behoefte aan slagvaardigheid en ver nieuwing tot een hoge mate van flexibiliteit. In dat verband gaat de RAWB ook in op de „wel genoemde wenselijkheid" om oudere on derzoekers te laten doorstro men naar functies buiten het onderzoek. Hun wetenschap pelijke produktiviteit zou na melijk met het stijgen van de leeftijd teruglopen. De raad ge looft daar niet erg in. Wel zijn er aanwijzingen dat niet de vergrijzing als zodanig een rol speelt, maar het afnemen van de persoonlijke motivatie bij mensen die vinden dat ze het wel gemaakt hebben- De produktiviteit van onder zoekgroepen daalt nadat zij vier tot vijf Jaar in ongewijzig de samenstelling hebben ge werkt. „Doorstroming en ver nieuwing is kennelijk van groot belang voor de prestaties en creativiteit van dergelijke groepen." Een reden te meer voor de organisatie om haar onderzoekers aan te moedigen „van tijd tot tijd van werkter rein of zelfs van vakgebied te veranderen", aldus de RAWB. De samenleving als geheel heeft al helemaal geen pasklaar recept voor de mobili teit van de onderzoeker. Zij heeft zowel zijn persoonlijke belangen te beschermen als de belangen van de werkorganisa tie, ook wanneer die tegen el kaar in gaan. Er is verder nog een argument van algemeen sociaal welzijn, dat een Britse overheidscommissie zo onder woorden bracht: „De samenle ving als geheel lijdt ernstig aan een verdeling in waterdichte hokjes. De mensen die er in zitten kunnen, doordat ze van elkaar niets weten, de belan gen van anderen niet waarde ren en hun reacties niet voor zien. Mobiliteit kan helpen om die schotten af te breken, om begrip en veelzijdigheid van mensen en organisaties te ver groten." Recht? Mobiliteit is dus een schone zaak. Maar de samenleving be staat niet alleen uit theore tische bespiegelingen. En in de praktijk loopt de raad tegen een keiharde werkelijkheid aan. Het sociale systeem heeft zich de laatste dertig jaar zo ontwikkeld dat juist de conti nuïteit aanzienlijk is bevor derd. Er heerst een algemeen waarde-oordeel „dat een werknemer ten alle tijde recht zou hebben op werk van gelijk niveau en gelijke honorering, en voorts dat hij niet of nauwe lijks tegen zijn zin kan worden overgeplaatst." De raad signaleert dat alleen maar. „Het valt buiten de be voegdheid van een raad van advies voor het we tenschapsbeleid om een oor deel uit te spreken over dit waarde-oordeel." Maar de RAWB signaleert het wel heel erg nadrukkelijk. Als we hier aan vasthouden wordt het streven naar vergroting van de mobiliteit „aan zeer nauwe grenzen gebonden", met alle gevolgen van dien. In zijn voor gestelde maatregelen blijft de raad binnen die grenzen. Dat neemt niet weg dat met name veel universitaire onder zoekers bleek om de neus zul len worden ais ze de voorstel len bekijken. Maar de situatie daar vindt de RAWB dan ook zorgwekkend. Het we tenschappelijk personeel, met zijn relatief gunstige ar beidsvoorwaarden. heeft wei nig aanleiding om naar functies buiten de universiteit om te zien. Zeker niet nu ook academici bij duizenden werk loos zijn. En nieuwe mensen kunnen alleen binnenkomen voor zover er anderen weg gaan, want groei is er nauwe lijks meer bij. En er gaan wei nig mensen met pensioen om dat de gemiddelde leeftijd laag ligt. Het zou overdreven zijn om te stellen dat de zaak potdicht en muurvast zit. Maar de situatie ligt daar wel ongezond dicht bij. Het saneringsplan dat de RAWB aanbeveelt, grijpt dan ook stevig in de tamelijk com fortabel gegroeide verhoudin gen in. Om te beginnen is het van het grootste belang dat er meer onderzoekers in tijdelijke dienst worden aangesteld Dat gebeurt al wel. maar de feitelij ke ontwikkeling gaat nu nog de andere kant op. Het aantal ..doorstroomplaatsen" wordt Juist kleiner. Zitvlees bij de vast aangestel- den zou verder bestreden kun nen worden door ze niet meer op een automatisch presen teerblaadje hogere rangen aan te bieden. Er zouden meer ef- fectieve drempels ingevoerd moeten worden. En je zou mensen ook eens tijdelijk er gens anders kunnen laten wer ken. Er zou een vacaturebeleid moeten komen dat interne overplaatsingen bevordert. En „in bepaalde gevallen" is er ook nog artikel 57 van het Al gemeen Rijksambtenarenreg lement: ..Wanneer het belang van den dienst zulks vordert, is de ambtenaar verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, eene andere betrekking te aan vaarden, die hem, in verband met zijne persoonlijkheid, zij ne omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden op gedragen." - -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 21