„Zout op tafel", hartige
expositie in Rotterdam
Spektakelfilm meer dan spektakel
Een boek is meer
dan zijn
taalkundige huid
ORANJE
KALENDER
1977
Filmrubriek
Over de christelijke roman
204RDAG 30 OKTOBER 1976
KUNST
TROUW/KWARTET PS 21 /RH 19
loor G. Kruis
Zout op tafel" in het Mu-
eum Boymans-Van Beunin-
;en te Rotterdam, zoutvaten
lit de eigen collectie en die
Jig Iran H. J. E. van Beuningen,
»an tin, zilver, ceramiek,
™9|teen en glas. Van de 15e eeuw
it heden, althans dat ver-
eldt het bericht van het mil
ium, maar dat moet je met
ten korreltje zout nemen,
t Gaat maar tot even in de
7 o^0e eeuw- Want wie gebruikt
trijfp nu nog zoutvaten? Je krijgt
loms zelfs wel eens de indruk
lat het al te veel moeite ge
bonden wordt zout op tafel te
letten in een sierlijk en
Imaken verschillen strooi-
irtje. De busjes uit Boekelo
lijn veel praktischer.
Rbleen daarom al een erg goed idee.
trouwens je moet er toch maar
weer opkomen: een tentoonstelling
jnaken met als thema vijf eeuwen
(out op tafel.
Alléén die zoutvaten was wellicht
wat eentonig geworden. Daarom
ook schilderijen, prenten en teke
ningen, van gedekte tafels uiter
aard vaak. Met daarnaast, als sterk
Uitvergrote details, speciaal aan
dacht voor de daarop voorkomen
de zoutvaten.
or (Op die manier vind je dan veel
'bfcnodellen terug, die je ook in de
3idfvitrines uitgestald ziet. Diabolo-,
piramide-, cilinder-, scholtel-, bak
en bekervormig, driezijdig, vier-
kant of rond, met een voet, op korte
istpootjes of lange kolommen, van
zeer eenvoudig versierd tot uiterst
3p rijk bewerkt.
Verschillende van die tafels op de
(Schilderijen, zijn van die bekende
Vfpronkerige 17e-eeuwse, van die met
vele verrukkelijkheden overladen
stillevens, zoals die, om een paar
j «voorbeelden te noemen, van Pieter
-jl^Claesz, Clara Peeters of Roelof
'Koets. Die schilders met hun grote
""•liefde en aandacht voor het
kleinste, het minst opvallende de-
■tail, voor de minste sprankeling
^van licht op een roemer, of zoals
I hier een zilveren zoutvat.
Detail van „Soo gewoede, soo verteert" van Jan Steen
Maar er zijn ook, hoogopgetaste en
eenvoudige, tafels waar zeer uit
eenlopende gezelschappen aanzit
ten. Meermalen het „Laatste
Avondmaal' maar ook een „Go
denmaaltijd op de Olympus",
vorstelijke en boerse maaltijden,
vrolijke eters (en drinkers), huiselij
ke maaltijden, zinneprenten en wat
niet al.
Statussymbool
Maar steeds met zoutvaten, die
overigens door de eeuwen heen ook
nogal eens als statussymbolen, als
bewijs van rijkdom, hebben gefun
geerd. Daarom was het niet alleen
een aangelegenheid voor specialis
ten, zoals goud- en zilversmeden of
pottenbakkers, ook grote kunste
naars hielden zich ermee bezig. Van
Michelangelo is bekend dat hij zo'n
tafelstuk heeft ontworpen voor de
hertog van Urbino. Het zoutvat,
dat de beroemde beeldhouwer Ben-
venuto Cellini voor koning Frans I
van Frankrijk maakte nu in het
Kunsthistorisch Museum te Wenen
kun je zelfs zonder overdrijving
tot de toppen op het gebied van de
edelsmeedkunst rekenen.
De vorstenhoven boden tegen el
kaar op als het om dit soort pronke
rijen ging. Koningin Elizabeth I
had er, zo staat dat beschreven,
dertig van goud en een honderdtal
van zilver. En dat zijn niet van die
kleintjes geweest, 't waren vaak
hele bouwsels, met beeldhouwwerk
en edelstenen.
Soms werd er kennelijk wat te hoog
gegrepen. Van Hertog Arnold van
Gelre is bekend dat hij zo'n
pronkstuk van goud, versierd met
vele diamanten, parels, robijnen en
andere edelstenen „voor dusent
R.gulden aan Meyer den Joede"
verpandde.
Zo'n zoutvat werd ook wel gebruikt
ter herdenking van een bepaald feit
of om iemand te belonen. Een aan
tekening b.v. uit de Haagse
stadsrekeningen van 1639: de magi
straat had „twee silvere soutvate"
laten maken „ende vereert aen
seecker predicant eenige tydt al
hier by leeninge gepredickt heb
bende". Conservator J. R. ter Mo
len zocht dat allemaal uit: hij geeft
in de catalogus niet alleen een
overzicht van het zoutvat als
kunstobject of gebruiksvoorwerp,
maar gaat ook in op het gebruik
van zout en zelfs op de geschiede
nis van de zoutwinning.
Zo is de manier waarop ze in de
Middeleeuwen zout wonnen uit ver-
zilte veenlagen onverantwoorde
afgravingen de oorzaak geweest
voor de vele overstromingen van
die jaren, misschien ook wel voor
de beruchte St. Elisabethvloed in
1421.
Nieuw idee.
En wie dacht dat de methode die ze
zo omstreeks 1920 gingen toepas
sen bij Boekelo water door bui
zen naar de zoutlaag, het zout lost
op en het water wordt weer naar
boven gepompt wie dacht dus
dat dit een nieuw idee was: in Chi
na, waar ze trouwens met verschil
lende zaken eerder waren, deden ze
dat zo al voor onze jaartelling
Zout op tafel die tafels zijn er
niet alleen op de afbeeldingen,
maar staan er ook, gedekt op de
manier zoals dat volgens een
schilderij van Jan Mostaert in de
16e eeuw deden. En een voorbeeld
van hoe het in de 18e eeuw hoorde.
Daarbij speelde het zoutvat steeds
een belangrijke, in sommige tijden
zelfs de belangrijkste rol.
In 1863 schreef S. Blankaart een
boek vol raadgevingen „De borger-
lyke tafel om lang gesond sonder
ziekten te leven" en daarin schreef
hij o.a. dat het zoutvat als eerste
voorwerp op tafel diende te worden
gezet.
Eerder, in de 16e eeuw hoorde het
tot de goede manieren dat het zout
op tafel moest blijven tot de kaas
werd opgediend, maar, vreemd ge
noeg: „set men appelen oft peyren
op, dan salmen 't laten staen".
Zelfs Erasmus hield zich met de
zout-etikette bezig. In 1530 schreef
hij een boekje, dat later uit het
Latijn vertaald werd: „drie vinge
ren in een soudt-vat gedruckt/wor-
den geseght een wapen van de boe
ren/in een gemeine jock/ men moet
met een mesken nemen/so veel
souts als genoeg is
't Is dus geen tentoonstelling, die
alleen maar de artistieke aspecten
van de zaak belicht: er hangen ook
oude schoolplaten, anonieme pren
ten van zoutziederijen, een Wet
voor de zoutwegers te Harlingen en
veel ander documentatiemateriaal
o.a van de Koninklijke Neder-
landsche Zoutindustrie.
Van dat alles maakte Dick Elffers
op zijn onovertroffen manier weer
een voortreffelijke „kijk"-
tentoonstelling, die nog tot 29 no
vember duurt
Een zoutvaatje uit de vijftiende
eeuw, tin
w
Zilver zoutvaatje uit 1804
Een vaatje van ceramiek, zeventien
de eeuw
Zoutvaatje, 2e helft 17e eeuw,
ceramiek
door dr. H. S. Visscher
foor de eerste wereldoorlog
Das in Italië het genre „spekta-
lelfilm" ontstaan: de kostbaar
[eënsceneeerde historische
:ostuumfilm. Een belangrijk
iandeel in dit genre, dat de
oenmalige Italiaanse film be-
oemd maakte, was de film
.Cabiria", gemaakt door de
oen zeer bekende Giovanni
^trone. Bijzondere status
rerwierf de film doordat nie-
nand minder dan de schrijver
TAnnunzio zijn goedkeuring
tan het script hechtte en de
yrische tussentitels voor de
lilm schreef.
fisconti's laatste film, „L'Innocen-
e", is gebaseerd op de gelijknamige
oman van D'Annunzio en kan, op-
>ervlakkig gezien, ook ingelijfd wor-
len bij het genre „historische spek-
akelfilm". Minutieus geënsceneerd,
tn verzorgd tot in de kleinste de-
ails, zal hij velen voorkomen als een
nin of meer vrijblijvende/prachtige
,kijkfilm" van grote en dramatische
Jeurenpracht, waarbij dan het me-
odramatische verhaal op de koop
Éoegenomen dient te worden. Dat
^erhaal speelt in de XIXde eeuw.
JCentrale figuur is Tullio Hermil, een
onmiskenbare „patriciër", die zijn
ïjonge vrouw talloze malen bedriegt
met andere vrouwen, zonder
jfdaarvan een geheim voor haar te
maken: openlijk belijdt hij een le-
ensstijl van een seksuele „vrij-
ieid", die hij zijn vrouw, althans
leoretisch, óók gunt. Maar Als zij
em éénmaal inderdaad bedriegt
iet een jonge schrijver van een dui-
lelijke nieuwe en Andere generatie,
an hij haar dat niet vergeven en
loodt tenslotte het uit die relatie
[eboren kind.
De roman vormt een deel van een
trilogie waarin D'Annunzio „de
lust" beschrijft, en waarin telkens
een man in een decadent soort van
„Uebermensch"-klimaat ongeremd
aan zijn lust toegeeft.
Schoonheid
Wie het werk van Visconti kent, kan
verwachten dat niet dit verhaal als
verhaal hem aantrekt, maar de abun
dante sfeer van decadente schoon
heid. Zijn affiniteit met het boek
berust in de eerste plaats op zijn
affiniteit met dat klimaat en dat
verleden, waaruit hij, van aristocra
tische afkomst, stamt. Het is het
klimaat van een egocentrische, op
zichzelf betrokken schoonheid die
wel functioneel in Visconti's eigen
thematiek
Overtuigend
Scène uit „Barry Lyndon'
(Dominic Savage).
geen toekomst meer heeft maar ten
dode gedoemd is en onweerhoud
baar plaats moet maken voor „de
nieuwe tijd", waar Visconti ook niet
zó geweldig veel van verwacht, zoals
zijn recente film „Violence and Pas
sion" wel heel duidelijk heeft
gemaakt.
Visconti, aristocraat en marxist te
gelijkertijd, heeft in al de latere
films van zijn oeuvre de ondergang
van „zijn" cultuur bezongen met
evenveel heimwee en weemoed als
overtuiging. Hij heeft dat altijd ge
daan zelfs in zijn vroegere, zoge
naamde neo-realistische periode
in een stijl, die duidelijk en soms
nadrukkelijk zoals in „Senso' -
steunt op de opera. Hij was trou
wens, behalve filmmaker, ook to
neel- en operaregisseur. Aankleding,
mise-en-scène, kostuums en decors-
alles herinnert aan de schoon-
heidsbedwelming van het opera-
universum, waarin gestalten en ge
baren tot bovenmenselijke projec
ties worden. Maar juist daardoor
filmt Visconti geen melodramatisch
liefdesverhaal, maar essentiële oer-
gestalten en oergegevens: Liefde.
Dood, de Tijd, Einde en Begin. Tul
lio en zijn vrouw, typische represen
tanten van die ten ondergang nei
gende cultuur, hebben een kinder
loos huwelijk. Pas haar verhouding
met de jonge schrijver, die, ingepast
in de vormen van de eigen tijd, toch
het nieuwe vertegenwoordigt, doet
haar nieuw leven voortbrengen. De
met Lady Lindon (Marisa Berenson) en haar zoon Lord Bullingdon
schrijver verdwijnt uit het. ge
zichtsveld, sterft elders op de we
reld. Tullio herneemt zijn rechten,
verovert haar terug, naar hij denkt,
maar kan haar er niet toe brengen,
het kind te laten aborteren. Als het
eenmaal geboren is, vermoordt hij
het: laatste gewelddaad om zichzelf
te bevestigen en te handhaven.
Maar hij bezegelt er zijn eigen on
dergang mee: verworpen door zijn
vrouw en zijn minnares, pleegt hij
tenslotte zelfmoord.
Zo gaat een generatie ten onder,
zonder dat het nieuwe daarmee le
venskans gekregen heeft dat lijkt
het sombere testament dat Visconti
ons heeft nagelaten. Zijn film, die
uitmunt door een prachtig en functi
oneel kleurgebruik, begint in een
stralend rood: dominante kleur tij
dens een huisconcert waar de gehele
beau monde aanwezig is en waar een
gastpianiste ambachtelijk redelijk,
maar inhoudelijk volkomen hol, in
feite de muziek vermoordt. Bijna als
een symbool. De film eindigt, na
Tullio's zelfmoord, met het beeld
waarin de minnares het huis verlaat,
de tuin invlucht en als het ware
opgaat in het vage. verdroomde
kleurengamma van de nachtelijke
tuin.
Uitweg
Het beeld „bevriest". Is het een open
einde? Uitweg naar een bevrijding
of een vervloeien in de vergankelijke
schoonheid van het ondergaande
verleden? Zo'n beeld heeft alle rijke
dubbelzinnigheid die de stijl van
Visconti kenmerkt. Evenzeer trou
wens dat onvergetelijke beeld waar
in Tullio met zijn ongeweten rivaal
na een partij schermen. Ineenge
zakt, verslagen, als een oude man op
een bank zit en kijkt naar de jonge
man die zich onder de douche staat
te wassen.
Er gaat zo'n sterke indruk van moe
heid en verslagenheid van dat beeld
uit, dat men zich zijns ondanks een
ogenblik met Tullio identificeert
hoe afstandelijk wij hem overigens
ook waarnemen. Het is een moment
van een onverhulde „realiteit", dat
des te opvallender contrasteert met
de zelfmoord-in-grolc-süjl c.< Tulli
o's nederlaag bezegelt. Het is een
zelfde soort doorbraak van werke
lijkheid als aan dat onvergetelijke,
haastige, groezelige slot van „Sen
so", als de ontluisterde „held", gear
resteerd als een doodgewone deser
teur, voor het vuurpeleton gezet
wordt.
„L'Innocente" wie is dat? De on
willekeurig Frans aandoende titel
roept het vermoeden op dat het de
echtgenote is maar is zij onschul
dig? De Italiaanse titel kan zowel
manlijk als vrouwelijk worden opge
vat: kan zowel op de vrouw als op
het pasgeboren kind een zoon
slaan Hoe D'Annunzio het bedoel
de, lijkt duidelijk. Maar bij Viscon
ti's „mythologie" zou het best het
kind kunnen zijn: niet omdat het
visueel zo'n grote rol speelt, maar
door J. van Doorne
Het is begrijpelijk dat uitgevers hun boeken trachten aan de
man te brengen. Daarvoor zijn ze tot uitgave van die boeken
overgegaan. Ze hebben dparbij een bepaald publiek op het oog.
Dat is uiteraard een nogal hachelijke onderneming, want wie zal
uitmaken hoe iemand op een boek reageert. En het publiek
bestaat uit duizenden „iemanden". Toch zijn er wel aanwijzin
gen. Een uitgever heeft een fonds dat hij zorgvuldig heeft
opgebouwd. Hij wil een bepaald publiek en het hangt van hèm af
wat ze te lezen krijgen. Hij kan zijn publiek verliezen en dan
verliest ook hij.
Bovenstaande notities dienen ter
genezing van de idee dat iedere
„spektakelfilm" niet meer dan
„spektakel" kleurig schouwspel
zou zijn. Minstens zulke overtui
gende dingen zijn er te zeggen van
Stanley Kubricks fabelachtige nieu
we film „Barry Lyndon", gebaseerd
op een schelmenroman van Thacke
ray. Het is een geniaal geënsceneer
de film waarin uniformen, kostuums
en veldslagen een overheersende rol
spelen. Maar Kubrick is er aller
minst de man naar om van de oorlog
een soort operette te maken.
Tenslotte is hij ook de man van
„Paths of glory" de film waarin
hij de waanzin van de eerste wereld
oorlog toonde op een wijze die de
film tot voor kort tot „verboden
waar" in Frankrijk maakte.
Schijnbaar neutraal de op- en on
dergang van Barry Lyndon registre
rend, getuigt zijn film van een vol
maakt superieure humor ten aan
zien van het menselijk bedrijf waar
in manlijk heldendom zo'n be
langrijke rol speelt.
Terwijl zijn mise-en-scène een au
thenticiteit bereikt die maakt dat
men het gevoel heeft alsof er in die
XVmde eeuw al een candid camera
bestaan moet hebben, brengt zijn
film een „visie" onder beeld die zo
wel voor „Dr Strangelove", als „A
space Odyssee" en „Clockwork
Orange" kenmerkend is: de relative
ring van alle menselijk goed en
kwaad, van alle „waarden". Geen
mens is onverdeeld goed of kwaad
geen enkele vorm van idolatrie is
mogelijk in zijn koele, afstandelijke
stijl.
De lieve moederlijke glimlacn van
Barry's moeder aan het begin van de
film behoort tegen het slot toe aan
een kwaadaardige, keiharde dame.
Het Intelligente en zo sympathieke
stief zoontje waar Barry door zijn
huwelijk mee opgescheept wordt,
komt later voor de dag als een anti
pathieke fluim, die. kotsend van de
angst, zijn duel tegen zijn stiefvader
wint. De film laat geen enkele
„grootheid" bestaan, ontluistert iro
nisch en koel alle „waarden".
Aan het slot een zin: alle persona
ges. goed of kwaad, sympathiek of
antipathiek, zijn nu allemaal dood
en gelijk Het is de laatste „infor
matie" van een film die, sterker dan
„Clockwork Orange". Kubricks
unieke kunstenaarschap bewijst. En
tegelijk bewijst dat een genre maar
een genre is. „Spektakel"? Jawel,
maar tegelijk superieure expressie
van alles wat de filmer aan gedach
ten omtrent het menselijk bestaan
in zich omdraagt.
In Nederland zijn er, netzoals in heel
de wereld, uitgeverijen die bewust
kiezen voor het goede boek, wat men
daar dan ook onder moge verstaan.
Er zijn er ook die even bewust kiezen
voor het uitgeven van boeken waar
van ze verwachten dat ze door brede
lagen van het volk zullen gekocht
worden. Wat er in zo'n boek staat,
geeft niet Als de oplagen maar hoog
zijn. Zulke uitgevers zijn de grote
smaakbedervers.
Tussen die belde groepen zijn er de
uitgevers die trachten een redelijk
goed boek te verkopen dat een zo
breed mogelijk publiek bekoren kan.
Dat is een loffelijk streven. Niet
zonder gevaren voor de uitgever,
want het publiek is grillig en niet
zonder gevaren voor het publiek,
want het kan gemakkelijk verleid
worden.
Nu wil ik vooral niet zeggen dat
boeken die tot de elitaire literatuur
gerekend worden, goede boeken zijn.
Het stellen van literatuur tegenover
zogeheten lectuur is een uiterst du
bieuze zaak. Meestal wordt tot de
literatuur dié lectuur gerekend, die
blijk geeft van een meesterlijk taal
gebruik.
Ambacht
Wat is meesterlijk taalgebruik? Het
woord valt terug op de wereld van de
gilden, de ambachten. Wie blijk
geeft van volwaardig taalgebruik, en
daaronder wordt méér verstaan dan
alleen kennis van zinsbouw en spel
ling, maar ook van bouw, compositie
dus, en redelijke kennis van wat hij
beschrijft, schrijft een meesterwerk.
Het woord „meesterlijk" heb ik hier
door niet gedevalueerd, maar tot zijn
juiste waarde teruggebracht
De meeste uitgevers in Nederland
behoren, dacht ik. tot de mid
dengroep, die een goed boek willen
uitgeven, dat kans maakt op een
groot debiet
Tot de goede boeken reken ik beslist
niet dié boeken die tot de elitaire
literatuur gerekend worden doch
naar de inhoud verderfelijk dus im
moreel zijn.
Net zomin de mens slechts beoor
deeld mag worden naar zijn lichame
lijke eigenschappen, mag een boel
slechts beoordeeld worden naar zijn
literair-technische eigenschappen.
Het is hoogmoed van sommige lite
ratoren, te denken dat de literatuur
(lectuur) buiten het slachtveld van
goed en kwaad existeert
Dat innerlijk van een boek, het ei
genlijke boek dus, valt niet samen
met de feitelijke inhoud. Dat is een
misverstand dat bij sommige chris
telijke lezers wel eens wil voor
komen.
Het gaat om de géést van het werk.
Denk nu eens aan de voor mij groot
ste christelijke roman die ooit in het
moderne Westen geschreven is
„Schuld en boete" van Dostow-
jewski. Daarin worden de voorberei
dingen van een moord en die moord
zélf omstandig beschreven. De twee
hoofdfiguren zijn een moordenaar en
een prostituée. Maar welk een gewel
dig getuigenis gaat van die roman
uit
Gevaar
Nu gebruik ik hier de termen „chris
telijke roman". Ik zie daar het ge
vaar van in. Het woord „christelijk"
wordt in de cultuurgeschiedenis bij
na altijd in historische zin gebruikt.
Zo zijn ikonen en gotische kathedra
len christelijk. In afgeleide zin kun
nen wij ook spreken van christelijke
ADVERTENTIE
tVrf/erutkiMèn I -rtlrjl
POSTGIRO 517400
ethiek, christelijke politiek. Wat dui
delijk de invloed van het christelijk
geloof bewijst mag christelijk ge
noemd worden. Het gevaar is echter
groot, dat dit „christelijk" in absolu
te zin genomen wordt. En dat is dan
niet minder dan een ramp.
Werkelijk christelijk mogen slechts
het geloof in Christus en de kerk
genoemd worden. En zelfs dón is
voorzichtigheid geboden. Want zelfs
déze begrippen zijn historisch be
paald. Christenen onderling ontzeg
gen elkaar het „ware" geloof en ker
ken bestrijden elkaar zelfs te vuur en
te zwaard.
Maar terug naar de roman. Ik heb er
geen bezwaar tegen, de term „chris-
telijke roman" te gebruiken, mits
men die aanduiding uitsluitend re
serveert voor een roman die heen-
wijst naar Christus. Maar als een
roman in een christelijk milieu
speelt en verder „slechts" goed ge
schreven en boeiend is. is dat echt
niet een christelijke roman.
Het is ook een misverstand dat bij
christenen voorkomt, dat een roman
(of een gedicht) altijd naar Christus
heenwijzen moet. Welnee. Neem de
historische roman, neem de avontu
renroman, neem de detective. Mo
gen christenen die niet schrijven? Ja
toch zeker? Iets anders is, dat de
meeste romans die door christenen
geschreven worden, vaak verraden
dat de auteur christen is.
Vrijheid
Mag je dan niet spreken van christe
lijke literatuur-beoefening. Nee.
Tenzij dan in literair-historische zin.
Je kunt bijvoorbeeld stromingen op
merken en die stromingen moeten
een naam hebben. Maar de auteur,
zo hij christen is, mag getuigen van
zijn geloof, maar hij behoeft het
niet. Schrijven is een ambacht dat
in volstrekte vrijheid moet beoefend
worden, op straffe van niveau-
verlies.
Maar vrijheid is niet een absoluut
begrip. Vrijheid betekent een speel
veld binnen bepaalde grenzen. En
dat zijn altijd natuurlijke grenzen.
De grens die aan een auteur, chris
ten of nietrchristen, gesteld wordt, is
de ethiek. Niét zijn geloof of zijn
moraal.
De bijbelse Adam en Eva hadden
geen geloof en geen moraal. Maar zij
hadden wel een ethiek meegekre
gen: doen wat God gebiedt. En dat
is de liefdewet. Eigenlijk is het nóg
eenvoudiger: niet doen wat God ver
biedt. Zij hadden de wet ln zich.
Daarom mag een auteur wel dege
lijk een boek schrijven dat ik slecht
vind. Maar dat mogen is juridisch,
psychologisch, maatschappelijk.
Doe ik nu iets af van wat ik over
vrijheid gezegd heb? Nee zeker niet.
Er bestaat geen absolute vrijheid.
Trouwens, een absolute vrijheid zou
dodelijk zijiv
De vrijheid van een auteur, christe
lijk of nlet-christelijk. wordt niet
begrensd door zijn geloof en we
reldbeschouwing, maar door de
ethiek: hij mag zijn naasten niet
schenden.
Maar dat geldt niet alleen voor de
auteur, dat geldt voor alle mensen.
Problematiek
De problematiek is ondoorzichtig.
Laten we het maar casuïstiek
noemen. Maar we mogen de moei
lijkheid ook weer niet al te groot
maken. Iedereen weet wat rood is.
maar niemand kan zeggen wat rood
is. Zo is het ook hier.
Ik moet weer in een voorbeeld
vluchten. Als iemand in uiterste
nood een boek schrijft, waarin hij
verklaart, niet in God te geloven,
kan hij heel wel een goed boek
schrijven. Hij is eerlijk en hij open
baart zichzelf. Dan schendt hij zijn
naaste niet. Want in God geloven,
behoort niet tot de ethische wet.
Niemand hoeft in God te geloven.
Maar het is wel zo, dat ieder zijn
naaste moet liefhebben. Dat staat in
elk mens gebrand. Iemand kan dat
ontkennen. Goed. Daar is dan de
scheidslijn. Ook in de literatuur.
Het is kiezen of delen. Daarom vind
ik het werk van De 8ade of Van het
Reve verderfelijk, ook al is het lite-
rair-technisch redelijk. Overigens,
niet meer dan dat. Maar literair is
het verwerpelijk. Want nogmaals,
een boek is meer dan zijn taalkundi
ge huid. net zo goed als een mens
meer is dan zijn uiterlijk. Waarmee
niet gezegd wil worden dat een boek
dat bol staat van christelijke dier
baarheden, een goed boek zou zijn.
Het tegendeel is waar. Een boek is
pas goed als het technisch goed is.
Daarna volgt het ethisch oordeel.
En dat ls niet een literair-technisch
oordeel, maar een literair oordeel.
t