„Zout op tafel", hartige expositie in Rotterdam Spektakelfilm meer dan spektakel Een boek is meer dan zijn taalkundige huid ORANJE KALENDER 1977 Filmrubriek Over de christelijke roman 204RDAG 30 OKTOBER 1976 KUNST TROUW/KWARTET PS 21 /RH 19 loor G. Kruis Zout op tafel" in het Mu- eum Boymans-Van Beunin- ;en te Rotterdam, zoutvaten lit de eigen collectie en die Jig Iran H. J. E. van Beuningen, »an tin, zilver, ceramiek, ™9|teen en glas. Van de 15e eeuw it heden, althans dat ver- eldt het bericht van het mil ium, maar dat moet je met ten korreltje zout nemen, t Gaat maar tot even in de 7 o^0e eeuw- Want wie gebruikt trijfp nu nog zoutvaten? Je krijgt loms zelfs wel eens de indruk lat het al te veel moeite ge bonden wordt zout op tafel te letten in een sierlijk en Imaken verschillen strooi- irtje. De busjes uit Boekelo lijn veel praktischer. Rbleen daarom al een erg goed idee. trouwens je moet er toch maar weer opkomen: een tentoonstelling jnaken met als thema vijf eeuwen (out op tafel. Alléén die zoutvaten was wellicht wat eentonig geworden. Daarom ook schilderijen, prenten en teke ningen, van gedekte tafels uiter aard vaak. Met daarnaast, als sterk Uitvergrote details, speciaal aan dacht voor de daarop voorkomen de zoutvaten. or (Op die manier vind je dan veel 'bfcnodellen terug, die je ook in de 3idfvitrines uitgestald ziet. Diabolo-, piramide-, cilinder-, scholtel-, bak en bekervormig, driezijdig, vier- kant of rond, met een voet, op korte istpootjes of lange kolommen, van zeer eenvoudig versierd tot uiterst 3p rijk bewerkt. Verschillende van die tafels op de (Schilderijen, zijn van die bekende Vfpronkerige 17e-eeuwse, van die met vele verrukkelijkheden overladen stillevens, zoals die, om een paar j «voorbeelden te noemen, van Pieter -jl^Claesz, Clara Peeters of Roelof 'Koets. Die schilders met hun grote ""•liefde en aandacht voor het kleinste, het minst opvallende de- ■tail, voor de minste sprankeling ^van licht op een roemer, of zoals I hier een zilveren zoutvat. Detail van „Soo gewoede, soo verteert" van Jan Steen Maar er zijn ook, hoogopgetaste en eenvoudige, tafels waar zeer uit eenlopende gezelschappen aanzit ten. Meermalen het „Laatste Avondmaal' maar ook een „Go denmaaltijd op de Olympus", vorstelijke en boerse maaltijden, vrolijke eters (en drinkers), huiselij ke maaltijden, zinneprenten en wat niet al. Statussymbool Maar steeds met zoutvaten, die overigens door de eeuwen heen ook nogal eens als statussymbolen, als bewijs van rijkdom, hebben gefun geerd. Daarom was het niet alleen een aangelegenheid voor specialis ten, zoals goud- en zilversmeden of pottenbakkers, ook grote kunste naars hielden zich ermee bezig. Van Michelangelo is bekend dat hij zo'n tafelstuk heeft ontworpen voor de hertog van Urbino. Het zoutvat, dat de beroemde beeldhouwer Ben- venuto Cellini voor koning Frans I van Frankrijk maakte nu in het Kunsthistorisch Museum te Wenen kun je zelfs zonder overdrijving tot de toppen op het gebied van de edelsmeedkunst rekenen. De vorstenhoven boden tegen el kaar op als het om dit soort pronke rijen ging. Koningin Elizabeth I had er, zo staat dat beschreven, dertig van goud en een honderdtal van zilver. En dat zijn niet van die kleintjes geweest, 't waren vaak hele bouwsels, met beeldhouwwerk en edelstenen. Soms werd er kennelijk wat te hoog gegrepen. Van Hertog Arnold van Gelre is bekend dat hij zo'n pronkstuk van goud, versierd met vele diamanten, parels, robijnen en andere edelstenen „voor dusent R.gulden aan Meyer den Joede" verpandde. Zo'n zoutvat werd ook wel gebruikt ter herdenking van een bepaald feit of om iemand te belonen. Een aan tekening b.v. uit de Haagse stadsrekeningen van 1639: de magi straat had „twee silvere soutvate" laten maken „ende vereert aen seecker predicant eenige tydt al hier by leeninge gepredickt heb bende". Conservator J. R. ter Mo len zocht dat allemaal uit: hij geeft in de catalogus niet alleen een overzicht van het zoutvat als kunstobject of gebruiksvoorwerp, maar gaat ook in op het gebruik van zout en zelfs op de geschiede nis van de zoutwinning. Zo is de manier waarop ze in de Middeleeuwen zout wonnen uit ver- zilte veenlagen onverantwoorde afgravingen de oorzaak geweest voor de vele overstromingen van die jaren, misschien ook wel voor de beruchte St. Elisabethvloed in 1421. Nieuw idee. En wie dacht dat de methode die ze zo omstreeks 1920 gingen toepas sen bij Boekelo water door bui zen naar de zoutlaag, het zout lost op en het water wordt weer naar boven gepompt wie dacht dus dat dit een nieuw idee was: in Chi na, waar ze trouwens met verschil lende zaken eerder waren, deden ze dat zo al voor onze jaartelling Zout op tafel die tafels zijn er niet alleen op de afbeeldingen, maar staan er ook, gedekt op de manier zoals dat volgens een schilderij van Jan Mostaert in de 16e eeuw deden. En een voorbeeld van hoe het in de 18e eeuw hoorde. Daarbij speelde het zoutvat steeds een belangrijke, in sommige tijden zelfs de belangrijkste rol. In 1863 schreef S. Blankaart een boek vol raadgevingen „De borger- lyke tafel om lang gesond sonder ziekten te leven" en daarin schreef hij o.a. dat het zoutvat als eerste voorwerp op tafel diende te worden gezet. Eerder, in de 16e eeuw hoorde het tot de goede manieren dat het zout op tafel moest blijven tot de kaas werd opgediend, maar, vreemd ge noeg: „set men appelen oft peyren op, dan salmen 't laten staen". Zelfs Erasmus hield zich met de zout-etikette bezig. In 1530 schreef hij een boekje, dat later uit het Latijn vertaald werd: „drie vinge ren in een soudt-vat gedruckt/wor- den geseght een wapen van de boe ren/in een gemeine jock/ men moet met een mesken nemen/so veel souts als genoeg is 't Is dus geen tentoonstelling, die alleen maar de artistieke aspecten van de zaak belicht: er hangen ook oude schoolplaten, anonieme pren ten van zoutziederijen, een Wet voor de zoutwegers te Harlingen en veel ander documentatiemateriaal o.a van de Koninklijke Neder- landsche Zoutindustrie. Van dat alles maakte Dick Elffers op zijn onovertroffen manier weer een voortreffelijke „kijk"- tentoonstelling, die nog tot 29 no vember duurt Een zoutvaatje uit de vijftiende eeuw, tin w Zilver zoutvaatje uit 1804 Een vaatje van ceramiek, zeventien de eeuw Zoutvaatje, 2e helft 17e eeuw, ceramiek door dr. H. S. Visscher foor de eerste wereldoorlog Das in Italië het genre „spekta- lelfilm" ontstaan: de kostbaar [eënsceneeerde historische :ostuumfilm. Een belangrijk iandeel in dit genre, dat de oenmalige Italiaanse film be- oemd maakte, was de film .Cabiria", gemaakt door de oen zeer bekende Giovanni ^trone. Bijzondere status rerwierf de film doordat nie- nand minder dan de schrijver TAnnunzio zijn goedkeuring tan het script hechtte en de yrische tussentitels voor de lilm schreef. fisconti's laatste film, „L'Innocen- e", is gebaseerd op de gelijknamige oman van D'Annunzio en kan, op- >ervlakkig gezien, ook ingelijfd wor- len bij het genre „historische spek- akelfilm". Minutieus geënsceneerd, tn verzorgd tot in de kleinste de- ails, zal hij velen voorkomen als een nin of meer vrijblijvende/prachtige ,kijkfilm" van grote en dramatische Jeurenpracht, waarbij dan het me- odramatische verhaal op de koop Éoegenomen dient te worden. Dat ^erhaal speelt in de XIXde eeuw. JCentrale figuur is Tullio Hermil, een onmiskenbare „patriciër", die zijn ïjonge vrouw talloze malen bedriegt met andere vrouwen, zonder jfdaarvan een geheim voor haar te maken: openlijk belijdt hij een le- ensstijl van een seksuele „vrij- ieid", die hij zijn vrouw, althans leoretisch, óók gunt. Maar Als zij em éénmaal inderdaad bedriegt iet een jonge schrijver van een dui- lelijke nieuwe en Andere generatie, an hij haar dat niet vergeven en loodt tenslotte het uit die relatie [eboren kind. De roman vormt een deel van een trilogie waarin D'Annunzio „de lust" beschrijft, en waarin telkens een man in een decadent soort van „Uebermensch"-klimaat ongeremd aan zijn lust toegeeft. Schoonheid Wie het werk van Visconti kent, kan verwachten dat niet dit verhaal als verhaal hem aantrekt, maar de abun dante sfeer van decadente schoon heid. Zijn affiniteit met het boek berust in de eerste plaats op zijn affiniteit met dat klimaat en dat verleden, waaruit hij, van aristocra tische afkomst, stamt. Het is het klimaat van een egocentrische, op zichzelf betrokken schoonheid die wel functioneel in Visconti's eigen thematiek Overtuigend Scène uit „Barry Lyndon' (Dominic Savage). geen toekomst meer heeft maar ten dode gedoemd is en onweerhoud baar plaats moet maken voor „de nieuwe tijd", waar Visconti ook niet zó geweldig veel van verwacht, zoals zijn recente film „Violence and Pas sion" wel heel duidelijk heeft gemaakt. Visconti, aristocraat en marxist te gelijkertijd, heeft in al de latere films van zijn oeuvre de ondergang van „zijn" cultuur bezongen met evenveel heimwee en weemoed als overtuiging. Hij heeft dat altijd ge daan zelfs in zijn vroegere, zoge naamde neo-realistische periode in een stijl, die duidelijk en soms nadrukkelijk zoals in „Senso' - steunt op de opera. Hij was trou wens, behalve filmmaker, ook to neel- en operaregisseur. Aankleding, mise-en-scène, kostuums en decors- alles herinnert aan de schoon- heidsbedwelming van het opera- universum, waarin gestalten en ge baren tot bovenmenselijke projec ties worden. Maar juist daardoor filmt Visconti geen melodramatisch liefdesverhaal, maar essentiële oer- gestalten en oergegevens: Liefde. Dood, de Tijd, Einde en Begin. Tul lio en zijn vrouw, typische represen tanten van die ten ondergang nei gende cultuur, hebben een kinder loos huwelijk. Pas haar verhouding met de jonge schrijver, die, ingepast in de vormen van de eigen tijd, toch het nieuwe vertegenwoordigt, doet haar nieuw leven voortbrengen. De met Lady Lindon (Marisa Berenson) en haar zoon Lord Bullingdon schrijver verdwijnt uit het. ge zichtsveld, sterft elders op de we reld. Tullio herneemt zijn rechten, verovert haar terug, naar hij denkt, maar kan haar er niet toe brengen, het kind te laten aborteren. Als het eenmaal geboren is, vermoordt hij het: laatste gewelddaad om zichzelf te bevestigen en te handhaven. Maar hij bezegelt er zijn eigen on dergang mee: verworpen door zijn vrouw en zijn minnares, pleegt hij tenslotte zelfmoord. Zo gaat een generatie ten onder, zonder dat het nieuwe daarmee le venskans gekregen heeft dat lijkt het sombere testament dat Visconti ons heeft nagelaten. Zijn film, die uitmunt door een prachtig en functi oneel kleurgebruik, begint in een stralend rood: dominante kleur tij dens een huisconcert waar de gehele beau monde aanwezig is en waar een gastpianiste ambachtelijk redelijk, maar inhoudelijk volkomen hol, in feite de muziek vermoordt. Bijna als een symbool. De film eindigt, na Tullio's zelfmoord, met het beeld waarin de minnares het huis verlaat, de tuin invlucht en als het ware opgaat in het vage. verdroomde kleurengamma van de nachtelijke tuin. Uitweg Het beeld „bevriest". Is het een open einde? Uitweg naar een bevrijding of een vervloeien in de vergankelijke schoonheid van het ondergaande verleden? Zo'n beeld heeft alle rijke dubbelzinnigheid die de stijl van Visconti kenmerkt. Evenzeer trou wens dat onvergetelijke beeld waar in Tullio met zijn ongeweten rivaal na een partij schermen. Ineenge zakt, verslagen, als een oude man op een bank zit en kijkt naar de jonge man die zich onder de douche staat te wassen. Er gaat zo'n sterke indruk van moe heid en verslagenheid van dat beeld uit, dat men zich zijns ondanks een ogenblik met Tullio identificeert hoe afstandelijk wij hem overigens ook waarnemen. Het is een moment van een onverhulde „realiteit", dat des te opvallender contrasteert met de zelfmoord-in-grolc-süjl c.< Tulli o's nederlaag bezegelt. Het is een zelfde soort doorbraak van werke lijkheid als aan dat onvergetelijke, haastige, groezelige slot van „Sen so", als de ontluisterde „held", gear resteerd als een doodgewone deser teur, voor het vuurpeleton gezet wordt. „L'Innocente" wie is dat? De on willekeurig Frans aandoende titel roept het vermoeden op dat het de echtgenote is maar is zij onschul dig? De Italiaanse titel kan zowel manlijk als vrouwelijk worden opge vat: kan zowel op de vrouw als op het pasgeboren kind een zoon slaan Hoe D'Annunzio het bedoel de, lijkt duidelijk. Maar bij Viscon ti's „mythologie" zou het best het kind kunnen zijn: niet omdat het visueel zo'n grote rol speelt, maar door J. van Doorne Het is begrijpelijk dat uitgevers hun boeken trachten aan de man te brengen. Daarvoor zijn ze tot uitgave van die boeken overgegaan. Ze hebben dparbij een bepaald publiek op het oog. Dat is uiteraard een nogal hachelijke onderneming, want wie zal uitmaken hoe iemand op een boek reageert. En het publiek bestaat uit duizenden „iemanden". Toch zijn er wel aanwijzin gen. Een uitgever heeft een fonds dat hij zorgvuldig heeft opgebouwd. Hij wil een bepaald publiek en het hangt van hèm af wat ze te lezen krijgen. Hij kan zijn publiek verliezen en dan verliest ook hij. Bovenstaande notities dienen ter genezing van de idee dat iedere „spektakelfilm" niet meer dan „spektakel" kleurig schouwspel zou zijn. Minstens zulke overtui gende dingen zijn er te zeggen van Stanley Kubricks fabelachtige nieu we film „Barry Lyndon", gebaseerd op een schelmenroman van Thacke ray. Het is een geniaal geënsceneer de film waarin uniformen, kostuums en veldslagen een overheersende rol spelen. Maar Kubrick is er aller minst de man naar om van de oorlog een soort operette te maken. Tenslotte is hij ook de man van „Paths of glory" de film waarin hij de waanzin van de eerste wereld oorlog toonde op een wijze die de film tot voor kort tot „verboden waar" in Frankrijk maakte. Schijnbaar neutraal de op- en on dergang van Barry Lyndon registre rend, getuigt zijn film van een vol maakt superieure humor ten aan zien van het menselijk bedrijf waar in manlijk heldendom zo'n be langrijke rol speelt. Terwijl zijn mise-en-scène een au thenticiteit bereikt die maakt dat men het gevoel heeft alsof er in die XVmde eeuw al een candid camera bestaan moet hebben, brengt zijn film een „visie" onder beeld die zo wel voor „Dr Strangelove", als „A space Odyssee" en „Clockwork Orange" kenmerkend is: de relative ring van alle menselijk goed en kwaad, van alle „waarden". Geen mens is onverdeeld goed of kwaad geen enkele vorm van idolatrie is mogelijk in zijn koele, afstandelijke stijl. De lieve moederlijke glimlacn van Barry's moeder aan het begin van de film behoort tegen het slot toe aan een kwaadaardige, keiharde dame. Het Intelligente en zo sympathieke stief zoontje waar Barry door zijn huwelijk mee opgescheept wordt, komt later voor de dag als een anti pathieke fluim, die. kotsend van de angst, zijn duel tegen zijn stiefvader wint. De film laat geen enkele „grootheid" bestaan, ontluistert iro nisch en koel alle „waarden". Aan het slot een zin: alle persona ges. goed of kwaad, sympathiek of antipathiek, zijn nu allemaal dood en gelijk Het is de laatste „infor matie" van een film die, sterker dan „Clockwork Orange". Kubricks unieke kunstenaarschap bewijst. En tegelijk bewijst dat een genre maar een genre is. „Spektakel"? Jawel, maar tegelijk superieure expressie van alles wat de filmer aan gedach ten omtrent het menselijk bestaan in zich omdraagt. In Nederland zijn er, netzoals in heel de wereld, uitgeverijen die bewust kiezen voor het goede boek, wat men daar dan ook onder moge verstaan. Er zijn er ook die even bewust kiezen voor het uitgeven van boeken waar van ze verwachten dat ze door brede lagen van het volk zullen gekocht worden. Wat er in zo'n boek staat, geeft niet Als de oplagen maar hoog zijn. Zulke uitgevers zijn de grote smaakbedervers. Tussen die belde groepen zijn er de uitgevers die trachten een redelijk goed boek te verkopen dat een zo breed mogelijk publiek bekoren kan. Dat is een loffelijk streven. Niet zonder gevaren voor de uitgever, want het publiek is grillig en niet zonder gevaren voor het publiek, want het kan gemakkelijk verleid worden. Nu wil ik vooral niet zeggen dat boeken die tot de elitaire literatuur gerekend worden, goede boeken zijn. Het stellen van literatuur tegenover zogeheten lectuur is een uiterst du bieuze zaak. Meestal wordt tot de literatuur dié lectuur gerekend, die blijk geeft van een meesterlijk taal gebruik. Ambacht Wat is meesterlijk taalgebruik? Het woord valt terug op de wereld van de gilden, de ambachten. Wie blijk geeft van volwaardig taalgebruik, en daaronder wordt méér verstaan dan alleen kennis van zinsbouw en spel ling, maar ook van bouw, compositie dus, en redelijke kennis van wat hij beschrijft, schrijft een meesterwerk. Het woord „meesterlijk" heb ik hier door niet gedevalueerd, maar tot zijn juiste waarde teruggebracht De meeste uitgevers in Nederland behoren, dacht ik. tot de mid dengroep, die een goed boek willen uitgeven, dat kans maakt op een groot debiet Tot de goede boeken reken ik beslist niet dié boeken die tot de elitaire literatuur gerekend worden doch naar de inhoud verderfelijk dus im moreel zijn. Net zomin de mens slechts beoor deeld mag worden naar zijn lichame lijke eigenschappen, mag een boel slechts beoordeeld worden naar zijn literair-technische eigenschappen. Het is hoogmoed van sommige lite ratoren, te denken dat de literatuur (lectuur) buiten het slachtveld van goed en kwaad existeert Dat innerlijk van een boek, het ei genlijke boek dus, valt niet samen met de feitelijke inhoud. Dat is een misverstand dat bij sommige chris telijke lezers wel eens wil voor komen. Het gaat om de géést van het werk. Denk nu eens aan de voor mij groot ste christelijke roman die ooit in het moderne Westen geschreven is „Schuld en boete" van Dostow- jewski. Daarin worden de voorberei dingen van een moord en die moord zélf omstandig beschreven. De twee hoofdfiguren zijn een moordenaar en een prostituée. Maar welk een gewel dig getuigenis gaat van die roman uit Gevaar Nu gebruik ik hier de termen „chris telijke roman". Ik zie daar het ge vaar van in. Het woord „christelijk" wordt in de cultuurgeschiedenis bij na altijd in historische zin gebruikt. Zo zijn ikonen en gotische kathedra len christelijk. In afgeleide zin kun nen wij ook spreken van christelijke ADVERTENTIE tVrf/erutkiMèn I -rtlrjl POSTGIRO 517400 ethiek, christelijke politiek. Wat dui delijk de invloed van het christelijk geloof bewijst mag christelijk ge noemd worden. Het gevaar is echter groot, dat dit „christelijk" in absolu te zin genomen wordt. En dat is dan niet minder dan een ramp. Werkelijk christelijk mogen slechts het geloof in Christus en de kerk genoemd worden. En zelfs dón is voorzichtigheid geboden. Want zelfs déze begrippen zijn historisch be paald. Christenen onderling ontzeg gen elkaar het „ware" geloof en ker ken bestrijden elkaar zelfs te vuur en te zwaard. Maar terug naar de roman. Ik heb er geen bezwaar tegen, de term „chris- telijke roman" te gebruiken, mits men die aanduiding uitsluitend re serveert voor een roman die heen- wijst naar Christus. Maar als een roman in een christelijk milieu speelt en verder „slechts" goed ge schreven en boeiend is. is dat echt niet een christelijke roman. Het is ook een misverstand dat bij christenen voorkomt, dat een roman (of een gedicht) altijd naar Christus heenwijzen moet. Welnee. Neem de historische roman, neem de avontu renroman, neem de detective. Mo gen christenen die niet schrijven? Ja toch zeker? Iets anders is, dat de meeste romans die door christenen geschreven worden, vaak verraden dat de auteur christen is. Vrijheid Mag je dan niet spreken van christe lijke literatuur-beoefening. Nee. Tenzij dan in literair-historische zin. Je kunt bijvoorbeeld stromingen op merken en die stromingen moeten een naam hebben. Maar de auteur, zo hij christen is, mag getuigen van zijn geloof, maar hij behoeft het niet. Schrijven is een ambacht dat in volstrekte vrijheid moet beoefend worden, op straffe van niveau- verlies. Maar vrijheid is niet een absoluut begrip. Vrijheid betekent een speel veld binnen bepaalde grenzen. En dat zijn altijd natuurlijke grenzen. De grens die aan een auteur, chris ten of nietrchristen, gesteld wordt, is de ethiek. Niét zijn geloof of zijn moraal. De bijbelse Adam en Eva hadden geen geloof en geen moraal. Maar zij hadden wel een ethiek meegekre gen: doen wat God gebiedt. En dat is de liefdewet. Eigenlijk is het nóg eenvoudiger: niet doen wat God ver biedt. Zij hadden de wet ln zich. Daarom mag een auteur wel dege lijk een boek schrijven dat ik slecht vind. Maar dat mogen is juridisch, psychologisch, maatschappelijk. Doe ik nu iets af van wat ik over vrijheid gezegd heb? Nee zeker niet. Er bestaat geen absolute vrijheid. Trouwens, een absolute vrijheid zou dodelijk zijiv De vrijheid van een auteur, christe lijk of nlet-christelijk. wordt niet begrensd door zijn geloof en we reldbeschouwing, maar door de ethiek: hij mag zijn naasten niet schenden. Maar dat geldt niet alleen voor de auteur, dat geldt voor alle mensen. Problematiek De problematiek is ondoorzichtig. Laten we het maar casuïstiek noemen. Maar we mogen de moei lijkheid ook weer niet al te groot maken. Iedereen weet wat rood is. maar niemand kan zeggen wat rood is. Zo is het ook hier. Ik moet weer in een voorbeeld vluchten. Als iemand in uiterste nood een boek schrijft, waarin hij verklaart, niet in God te geloven, kan hij heel wel een goed boek schrijven. Hij is eerlijk en hij open baart zichzelf. Dan schendt hij zijn naaste niet. Want in God geloven, behoort niet tot de ethische wet. Niemand hoeft in God te geloven. Maar het is wel zo, dat ieder zijn naaste moet liefhebben. Dat staat in elk mens gebrand. Iemand kan dat ontkennen. Goed. Daar is dan de scheidslijn. Ook in de literatuur. Het is kiezen of delen. Daarom vind ik het werk van De 8ade of Van het Reve verderfelijk, ook al is het lite- rair-technisch redelijk. Overigens, niet meer dan dat. Maar literair is het verwerpelijk. Want nogmaals, een boek is meer dan zijn taalkundi ge huid. net zo goed als een mens meer is dan zijn uiterlijk. Waarmee niet gezegd wil worden dat een boek dat bol staat van christelijke dier baarheden, een goed boek zou zijn. Het tegendeel is waar. Een boek is pas goed als het technisch goed is. Daarna volgt het ethisch oordeel. En dat ls niet een literair-technisch oordeel, maar een literair oordeel. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 19