Auói ÏOO
Residentieorkest
onder Leitner,
de nieuwe leider
Mooi voorbeeld van vernuft
Enthousiast publiek
bij Gustav Leonhardt
Orlando Kwartet
won concours
Rembrandts
Nachtwacht
in boekvorm
Concertgebouworkest:
„The Planets" niet boeiend
'eiligheidscarrosserie met computer-berekende kreukelzones is een
ifdoende garantie in extreme situaties.
Maar een wonder laat zich eigenlijk niet verwoorden. Stap er zélf
in. En laat de soepele, geruisloze 85 en 115 pk motoren u het verhaal
vertellen. Uw dealer verwacht u
l
1ET3
door Adr. Hager
DEN HAAG Terecht was er woensdagavond reden tot vreugde
bij het Residentieorkest. In een geheel uitverkochte Prins Wil
lem Alexandereaal kon men voor de eerste maal Ferdinand
Leitner als vaste dirigent van het Haagse ensemble welkom
heten.
Na een hele lange periode, destijds al
aanvangend met onzekerheden over
de opvolging van Willem van Otter-
loo, de te late benoeming van Jean
Martinon en het overlijden van deze
dirigent, is er ruimte voor opti
misme.
Ferdinand Leitner ls een dirigent
waarmee het Residentieorkest zich
gelukkig kan prijzen en waarmee
men het orkest en het Haagse mu
ziekleven kan gelukwensen. De con- BGlGVGfliS
tacten met Leitner zijn al twintig
jaar oud en in al die jaren heeft men
deze dirigent met een ruime interna
tionale ervaring leren kennen als een
orkestleider die tot grote artistieke
prestaties in staat is.
toon van Leitner aan de Nederlandse
componisten. Hij koos daarvoor het
Concerto Grosso opus 3 no 2 van
Pieter Hellendaal, de man die viool
studeerde bij Tartini en lange tijd in
Engeland woonde. Zijn twee eeuwen
oude muziek is het uitvoeren meer
dan waard, zeker in een met zorg
afgewerkte weergave zoals Leitner
zittend aan het clavecimbel die pre
senteerde.
Leider
Naar verwacht mag worden is Ferdi
nand Letner ook de man die van het
Residentieorkest weer een sluitende
eenheid kan maken, die nadrukke
lijk zijn stempel op het programma
beleid kan drukken en die het peil
van de concerten omhoog zal bren
gen. In het programmablad wordt
Leitner verwelkomd met de woor
den: „we weten in hem een inspire
rend en stimulerend leider gevonden
te hebben." Hopelijk krijgt hij de
gelegenheid dat waar te maken.
Het openingswerk was een eerbe-
Gelukkig was Herman Krebbers
weer eens bij het Residentieorkest,
het ensemble waarvan hij dertien
Jaar deel uitmaakte. Hij vertolkte
Beethoven's vioolconcert en het
werd een wonderschone belevenis.
Wat beschikt deze musicus toch over
een pracht van een toonvorming. Hij
speelde het werk uiterts gedragen
waardoor hij als het ware extra ruim
te kreeg die toonvorming zo glan
zend mogelijk te maken. De intensi
teit van deze weergave werd in deze
geest gecompleteerd door Leitner
die zeer attent en behoedzaam zorg
droeg voor een sluitende begelei
ding. Het publiek was zeer enthousi
ast. Herman Krebbers en het resi
dentieorkest vertolken het concert
van Beethoven zaterdag in Leiden
en maandag in Gouda.
Het sluitstuk van dit concert werd'
Ferdinand Leitner
gevormd door de zevende sympho-
nie van Dvorék. Leitner legde met
een gloedvolle en geïnspireerde in
terpretatie de basis voor een samen
werking waarvan veel goeds te ver
wachten valt.
DEN HAAG Het Orlando
Strijkkwartet uit Hilversum heeft
het Internationaal Concours voor
Strijkkwartetten dat woensdag
avond in Rome werd beëndigd. ge
wonnen. De prijs bedraagt 6000.
Aan het winnen van dit concours is
tevens een toernee door Italië ver
bonden.
Het Orlando Kwartet bestaat uit de
eerste violist Istvan Parkaniji, con
certmeester van het Radio Kameror
kest. tweede violist Heinz Oberdor-
fer die aanvoerder is van de tweede
violen van het Residentie Orkest,
altviolist Ferdinand Erblich, sclo-
altist bij het Gilrtzenich Orkest in
Keulen, en cellist Istvan Metz, solo
cellist van het Omroeporkest. Het
kwartet werd pas een jaar geleden
gevormd maakte diverse radio
opnamen en trad enkele malen in
Duitsland op.
door W. H. Wolvekamp
ROTTERDAM Als eerste in de Pro Arte serie gaf Gustav
Leonhardt woensdagavond in de zo goed als geheel bezette
kleine Doelenzaal een klavecimbelconcert. Het programma, ge
heel gewijd aan Bach, bevatte Toccata in d (BWV 913), alle
tweestemmige Inventionen, een Suite in c voor de luit in een
klavierversie van Leonhardt en na de pauze de partita in d voor
vioolsolo, eveneens in een klavierversie van de concertgever.
Gustav Leonhardt bespeelde deze
avond een tweeklaviers klavecimbel,
in 1975 te Parijs gebouwd door Willi
am Dowd. Een bijzonder mooi in
strument met toch uiteraard een be
perkt klankvolume. Het leek wel of
dit bescheiden geluidsvolume het
publiek noopte tot het in acht ne
men van de grootste stilte. Men kon
deze avond de spreekwoordelijke
speld horen vallen. Het optreden van
Leonhardt wordt gekenmerkt door
een volmaakte beheersing van de
klavecimbeltechniek in de ruimste
betekenis van het woord. Dat wil
zeggen, dat alle fraseringen en arti
culaties zeer doelbewust worden
aangewend. Opvallend is wel de be
trekkelijk grote mate van rubato die
de concertgever aanwendt (natuur
lijk zonder in overdrijving te ver
vallen).
Rubato
Maar dit natuurlijke rubato is bij
Leonhardt een onmisbaar be
standdeel van zijn zeer muzikale en
levendige voordracht, die zich be
paald niet recht toe recht aan
voltrekt. In de zesde twee-stemmige
Invention (in E.) hoorden wij een
beminnelijk cantabile, waarbij de
klank van het klavecimbel wel op
zijn mooist uitkwam. De zeer snel
gespeelde 12e in A werd met een
geraffineerde duidelijkheid en preci
sie ten gehore gebracht. De twee
klavieren van het bespeelde instru
ment boden de mogelijkheid van
timbre-verscheidenheid en het niet
elkaar hinderen van de beide handen
bij stemkruisingen. De door Leon
hardt vervaardigde klavierversies
brachten transposities mee. Zo werd
de suite voor luit in g een suite in c,
en de d-moll partita voor vioolsolo
een partita in g. Overigens leken ons
de klavierversies zeer geslaagd.
Geen ogenblik is het karakter van de
muziek geweld aangedaan. In
laatstgenoemde partita vielen op de
zeer virtuoos gespeelde giga en de
tot besluit uitgevoerde claccona.
Hoe veel waardering wij ook hebben
voor beide klavierversies, wij kun
nen onmogelijk de voordrachten van
Huberman en Nathan Milstein ver
geten van „de" claccona. Hier moet
iedere bewerking, hoe consciëntieus
ook, het afleggen tegen het orgineel-
.Het zeer enthousiast gestemde pu
bliek wist na afloop een toegift af te
dwingen. Vanzelfsprekend Bach.
Een ding moet ons van het hart
Gustav Leonhardt, die in optreden
en voordrachten de grootste beheer
sing toont, heeft de eigenaardige ge
woonte bepaalde accentueringen
kracht bij te zetten door een hinder
lijk klappen van zijn voetzolen op
het plankier. Dit kan eenvoudig niet
in de kleine Doelen met zijn hyper
gevoelige akoestiek. Slechts in dit
opzicht moet Leonhardt trachten
zichzelf te corrigeren. Overigens
niets dan lof voor dit Introvert mu-
ziekmaken.
AMSTERDAM Gisteren is in de
hoofdstad het boekwerk
Rembrandts Nachtwacht ten doop
gehouden. Het is een uitgave van
Sijthoff, Alphen aan den Rijn, ter
gelegenheid van de voltooide res
tauratie van het vorig jaar geschon
den meesterwerk. Het boek ver
meldt bijdragen van Willem Hij-
mans, hoofd voorlichting van het
Rijksmuseum, Lultsen Kuiper,
hoofdrestaurateur en Annemarie
Veis Heijn, medewerkster educatie
ve dienst van het museum.
Een maarschalksstaf van een hoge nasi-officier en een 3000 jaar oude bronzen
helm uit China zijn de duurste voorwerpen van een veiling in München van
militaire uitrustingstukken.i
door Jac. Kort
AMSTERDAM Willem van Otterloo, die deze week de abonne
mentsconcerten van het Concertgebouw dirigeert (woensdag,
donderdag en zondag in A'dam en zaterdag ln Den Haag) heeft
daarbij als grootste werk op het programma staan, de zevendeli
ge suite voor groot orkest „The Planets" van de Engelse compo
nist Gustav Holst.
Holst, die leefde van 1874 tot 1934 en
die in tal van werken uiting heeft
gegeven aan zijn belangstelling voor
mystiek, heeft voor de delen van zijn
in de jaren 1914 tot 1917 geschreven
suite als onderwerpen gekozen: mars
(oorlog), Venus (vrede), Mercurius
(boodschapper), Jupiter (vreugde),
Saturnus (ouderdom), Uranus (tove
naar) en Neptunus (mysticus), onder
werpen die aan de astrologie zijn
ontleend. In 1926 ls „The planets"
voor het eerst (en voor het laatst) in
het Concertgebouw gespeeld, maar
te oordelen naar deze hernieuwde
uitvoering, waaraan behalve het
Concertgebouworkest ook de vrou-
westemmen van Ned. Kamerkoor en
Ned. Vocaal Ensemble mede
werkten, kan ik mij niet voorstellen,
dat dit werk in 2026 nog eens op het
programma komt. Het zou
misschien enige betekenis kunnen
hebben als filmmuziek, maar dan
moet er wel een zeer boeiende
rolprent bij.
Vakman
Als muziek-puur kan men er ten
hoogste aan afhoren, dat Holst een
heel knap vakman ls geweest, die
met het hanteren van een groot sym
fonieorkest geen problemen had en
dat hij de muziek van 1870 tot 1910
aardig goed kende en daaraan de
nodige voorbeelden heeft ontleend.
Een eigen karakter heeft hij echter
aan zijn werk niet kunnen geven. In
de 55 minuten die het stuk vergt,
waant men zich nu eens ln een ka
thedraal, dah weer in een circus, een
ander ogenblik verveelt men zich
alleen maar door de talloze herhalin
gen. Neen Holst was geen boelend
componist, zoals b.v. zijn tijdgenoot
Charles Ives.
Het orkest gaf er onder Van Otter-
loo's energieke leiding niettemin zijn
beste krachten aan. Het had er ken
nelijk hard op gewerkt. Misschien
wel zo hard, dat het deel voor de
pauze er een beetje onderdoor was
gegaan. De manier waarop Haydn s
Symfonie nr 103 (met de paukenrof-
fel) werd uitgevoerd, was bepaald
geen voorbeeld van geïnspireerd en
genuanceerd orkestspel, evenmin als
de begeleiding van Mendelssohn's
Vioolconcert. Alles klonk nogal hard
en ongelijk.
Trouwens ook de solist Igor Oistrach
kwam niet veel verder dan het ln
hoog tempo en plichtmatig uitvoe
ren van zijn prachtige solopartij,
zonder merkbare bewogenheid. Het
ls te hopen, dat hij zaterdag en zon
dag in Bruch's Concert gelukkiger is.