EEN ONZALIG WICHT IN HET LAND DER BLINDEN
Weinreb en de jaren zestig
„Ze zijn meedogenloos over me
heengewals
Bep Turksma, door Weinreb en zijn aanhangers van verraad beschuldigd: 7"™"""
Verdichtsel
Populariteit
ZATERDAG 9 OKTOBER 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 9
gort nadat in 1969 het eerste deel van de
memoires van F. Weinreb, onder de titel
„Het land der blinden", was verschenen,
werd Hulda Elisabeth (roepnaam: Bep)
Turksma opgebeld door een vriend. „Wat
boor ik nou", vroeg haar vriend, „ben jij in
1942 in een bioscoop gearresteerd?" Het was
tijdens dat telefoongesprek dat Bep
Turksma, bijna 25 jaar na de oorlog, voor het
eerst hoorde dat zij iets van doen zou heb
ben gehad met een man wiens naam zij zelfs
niet kende. Die naam zou haar sindsdien
blijven achtervolgen.
In „Het land der blinden", dat zij zich snel
aanschafte, las Bep Turksma tot haar ver
bijstering dat Weinreb haar van verraad
betichtte. Zij zou zich in september 1942 in
een bioscoop hebben gewaagd, daar zijn
opgemerkt door een Nederlandse SD-er en
door hem zijn gearresteerd. Tijdens het
daarop volgende verhoor zou zij de Duitsers
hebben gezegd dat zij haar vervalste pa
pieren van Weinreb had gekregen.
De bewoordingen waarin Weinreb over haar
schreef, waren weinig vleiend. Hij had het
over „deze onzalige Turksma", „die
Turksma", „dat wicht", en omschreef haar
als „een wat bleek, dik meisje, don
kerblond, niet veelzeggend". Zijn beschul
diging liet geen ruimte voor twijfel.
„Turksma", schrebf hij, „heeft die nacht
alles verteld".
De „verraadster" kon haar ogen niet gelo
ven. Zij was wel in september 1942 gearres
teerd, maar niet tijdens of na een bezoek
aan de bioscoop. Een jonge man had aange
beld aan het huis waarin zij op kamers
woonde, en haar, nadat zij hem had openge
daan, meegenomen naar het politiebureau.
De verdedigers van Weinreb, Renate Ru
binstein, Aad Nuis en anderen, wilden van
deze toedracht van Bep Turksma's arresta
tie niet horen. Onder meer op een forum in
Groningen verkondigde Renate Rubinstein,
die de memoires van Weinreb had geredi
geerd, dat Turksma in een verklaring de
lezing van Weinreb had bevestigd. Volgens
Rubinstein had zij die verklaring zelf onder
ogen gehad.
„Ze liegt, ze liegt liegt aan alle kanten",
siste daarop Willem Frederik Hermans de
door hem in bescherming genomen Bep
Turksma in het oor. In zijn in 1970 versche
nen essaybundel „Van Wittgenstein tot
Weinreb" wijdde Hermans een apart hoofd
stuk aan wat hij „het geval Turksma" noem
de. Aan het slot daarvan merkt hij op dat
Rubinstein en Nuis „niet schromen een
aantal onschuldige bejaarde mensen de
grond in te trappen".
In het deze week verschenen Weinreb-
rapport, dat Bep Turksma van elke smet
zuivert, wordt in een voetnoot opgemerkt
dat de bewering van Renate Rubinstein over
een verklaring van Turksma „onjuist" is.
Rubinstein, aldus de rapporteurs, kan zo'n
verklaring nooit gelezen hebben, omdat die
er eenvoudig nooit geweest is.
De samenstellers van het rapport schrijven
heel goed te kunnen begrijpen dat Bep
Turksma „het niet bepaald aangenaam vond
door een haar geheel onbekende man met
een op zijn minst twijfelachtige reputatie
van doorslaan beticht te worden". Dat is
bepaald zwak uitgedrukt. Bep Turksma ging
onder de beschuldiging van Weinreb, en
onder de vijandige bejegening van diens
aanhangers, zwaar gebukt. Om ge
zondheidsredenen, maar ook om het Neder
landse klimaat in ruimere zin te ontlopen,
vertrok zij in 1972 naar Zwitserland, waar zij
vlak bij Locarno, aan het Lago Maggiore,
ging wonen.
Sinds enige jaren geniet Bep Turksma (59)
een verzetspensioen van de Stichting 1940-
1945. Die uitkering heeft zij te danken aan
haar activiteiten in de oorlog. Tot haar arres
tatie in 1942 zat zij in de illegaliteit. Nadat zij
in Den Haag was opgepakt, werd zij op
transport gesteld naar Westerbork. Eind no
vember 1942 wist zij te ontvluchten. Na korte
tijd ondergedoken te hebben gezeten, ging
zij via Spanje, dat zij na een tocht vol
ontberingen wist te bereiken, naar Enge
land. In Londen ontving de vrouwelijke
Engelandvaarder uit handen van koningin
Wilhelmina het kruis van verdienste.
In 1957 en 1958 schreef Bep Turksma een
boek over haar oorlogservaringen, dat in
1971 werd uitgegeven onder de titel „Vrar®
me niet waarom Toen dit, volgens "O
ondertitel, „avontuurlijk oorlogsverhaal van
een jonge Nederlandse jodin" verscheen,
was de discussie over het waarheidsgehalte
van de gedenkschriften van Weinreb in volle
gang.
Met de inleiding die hij voor het boek
schreef, mengde ook Mathieu Smedts, de
vroegere hoofdredacteur van Vrij Neder
land, zich in discussie. Smedts schrijft dat
Bep Turksma „ontstellend geleden" heeft
onder de beschuldigingen van Weinreb.
„Zij was niet kapot te krijgen. De Duitsers
kregen het niet klaar. Maar na de beschuldi
gingen van Weinreb ging zij er wel onder
door."
door Leo Kleyn
AMSTERDAM „Dertig jaar duurt
al de discussie over Friedrich Wein
reb. Het is te lang. Hij is het niet
waard, dat zUn naam nog vaker over
iemands lippen komt. Het doek
moet nu maar vallen. Weinreb heeft
al te veel belangstelling en daardoor
te veel eer gehad. Niet zijn wanda
den, maar wel de naam van Frie
drich Weinreb zou moeten wegzin
ken in de .vergetelheid." Dat schrijft
het Nieuw Israëlietisch Weekblad in
een commentaar op het rapport van
het Rijksinstituut van Oorlogsdocu
mentatie over de oorlogsactiviteiten
van Friedrich Weinreb.
Weinrebs „wandaden jegens de be
narde joden zijn ernstig. Maar niet
ernstiger dan de wandaden van tal
van andere Nederlanders zijn ge
weest. Tenslotte", zo zegt het Nieuw
Israëlietisch Weekblad, „wordt nu
nog een onderzoek ingesteld van de
oorlogsgedragingen van de SS-beul
Hans Loyen en de kunstverzamelaar
Pieter Menten".
Het blad vervolgt: „Ook dit blad
heeft vele jaren in de goede Weinreb
geloofd. Ten onrechte. Een moreel
onderzoek was het oogmerk. Er is
van de moraal van de man die in
Nederland de grond te heet onder de
voeten werd niet veel meer overge
bleven. Het spreekt daarbij natuur
lijk aan", zegt het NIW, „dat juist
een man als Weinreb een Jood is en
zich voordoet als een orthodoxe
jood, wat dat dan ook mag zijn, en
dat hij zich zo jegens de vervolgden
heeft misdragen. Dat een jood zo
slecht kan zUn, terwijl Juist sommi
gen meenden dat een Jood bij
uitstek zo goed kan zUn. Maar de
misdragingen van Weinreb zijn niet
kwalijker omdat hU jood is. Zijn ook
niet meer te vergeven omdat tüjzelf
bij de vervolgden behoorde. Het
gaat er niet om wat lüj als jood heeft
gedaan. Het gaat erom wat hij als
individu heeft misdreven. Dat is om
van te rillen, maar bij hem niet
alleen". Aldus het Nieuw Israëlie
tisch Weekblad.
Voor wat zij hebben gedaan, is geen
enkel moreel excuus. Geen enkel.
Het is een amorele troep. Met de
complimenten van mij'.
Al pratende is Bep Turksma heenge
stapt over haar bezwaren tegen een
gesprek over het Weinreb-rapport
en de periode die aan de publikatie
van het rapport vooraf ging. Ze had
aarzelend ingestemd met het ge
sprek, er na de afspraak onmiddel
lijk weer spijt van gekregen. Ze had
er genoeg van haar naam altijd
maar weer met die van Weinreb in
verband te zien gebracht Ze kreeg
het gevoel dat zij haar belang ont
leende aan het bestaan van Wein
reb. Steeds werd over zijn boek ge
sproken, nooit over bUvoorbeeld dat
van haar.
Na uren praten zegt ze dat ze toch
wel blij is dat ze zich, al zweert ze
dan dat het voor het laatst is ge
weest, over Weinreb en zijn .gelovi
gen' heeft kunnen uitspreken. ,Ik
heb nu kunnen zeggen hoe ik me
onder dat alles heb gevoeld. Het
heeft me, merk ik, toch opgelucht.'
door Jan Kuijk
Er is weinig misverstand mogelijk over deze week zo
kwistig uitgestrooide feiten over de handel en wandel
van Friedrich Weinreb in de oorlogsjaren. En toch, vrees
ik, zijn we nog lang niet van de kwestie-Weinreb af. Het
gaat dan alleen niet langer over een historisch, maar veel
eerder over een cultureel probleem; dan gaat het niet
meer over de jaren 1940-1945, waarin Weinreb zijn
verhaal liet afspelen, maar over de jaren zestig toen dat
verhaal opeens een geweldige indruk maakte, vooral bij
degenen die de oorlog niet of alleen als kind hadden
meegemaakt.
Ik was zo gelukkig met de boeken van Weinreb kennis te
maken en met de problemen geconfronteerd te worden
de publikatie in 1973 in het Haarlems Dagblad van
een tussenrapport van het instituut voor oorlogsdocu
mentatie. Daarin werd duidelijk gemaakt, dat Weinrebs
uitvoerig verslag in „Collaboratie en Verzet 1940-1945"
als een verdichtsel en niet als een met de werkelijkheid
verband houdend verslag kon worden opgevat.
Ik was dus in de positie van de lezer van een detective
roman die stiekum even op de laatste bladzijde heeft
gekeken om de afloop te weten. Ik wist dat het allemaal
flauwekul was, maar was desondanks gefascineerd, ter-
Wijl ik mij gelukkig niet als al die lezers van het eerste
uur hoefde te bekreunen over de vragen wie er gelijk
had, want daarover was inmiddels een fikse rel ontstaan.
Ik had de grootste en dikste schelmenroman uit de
nieuw/e Nederlandse literatuur in handen (terecht ook
voorgedragen voor een literaire prijs, die het boek om
politieke redenen niet kreeg) en ik zag verwantschap met
alle moeilijkheden die er nu al zo'n honderd jaar zijn
rondom een boek als de Max Havelaar van Multatuli.
In de vorige eeuw nog, een paar jaar na het verschijnen
van de Havelaar verscheen een boekje van een r.k.
pastoor uit Batavia, die o.a. naar Multatuli's huis in
Lebak was gereisd en daar het door Multatuli in zijn
boek beschreven ravijn niet ontdekte. Hoewel hij het
niet met evenveel woorden schreef, was de suggestie in
het boekje van de pastoor duidelijk: De Max Havelaar is
een onbetrouwbaar bock. Er is geen ravijn en dus zal de
Javaan ook wel niet worden uitgezogen.
Laat nu niemand een dergelijke gTove conclusie ten
aanzien van Weinrebs boek trekken; ook niet na de
publikatie van het indrukwekkende rapport van oor
logsdocumentatie. Literair en cultuur-historisch blijft
Weinrebs boek zijn waarde behouden. Het blijkt name
lijk precies te passen in die wonderlijke anarchistische
oprisping, die Nederland in de jaren zestig heeft gekend
en waarvan de gevolgen zelfs nu nog niet helemaal
voorbij zijn (en voor een deel misschien zelfs wel
blijvend zijn). Het is mogelijk die 1.800 pagina's tekst
van Weinrebs boek in één zin samen te vatten cn wel:
„Wie in de administratie, de bureaucratie gelooft, zal
door de administratie vergaan". Het was deze
boodschap, die zo aansloeg bij de zich rondom Weinreb
scharende gemeente.
Er is een verband tussen het boek en het numeriek niet
zo sterke, maar vooral ideologisch gemotiveerde verzet
tegen de volkstelling omstreeks 1970. zoals er ook
*verbanden zijn met de tien jaar geleden actueel gewor
den vragen van de burgerlijke ongehoorzaamheid en de
beschouwingen die er verschenen over de mogelijkheden
van geweldloze weerbaarheid en lijdelijk verzet.
Het is nu alleen nog de vraag wat er het eerst was: die
revolterende en anarchistische beweging waarbij Wein
reb aansloot of Weinrebs verhaal, dat anderen tot een
rebelse houding prikkelde. Er zullen wel invloeden over
en weer geweest zijn, hoewel Weinrebs instelling van de
meester-oplichter met een ragfijn gevoel voor alle
omstandigheden (dus opk voor de sfeer van de jaren
zestig met zijn provo-beweging „Zo is het toevallig ook
nog een keer", het prinselijk huwelijk en D'66) voor de
eerste mogelijkheid pleit.
Het is er een beetje mee als met Van Meegerens in de
jaren dertig geschilderde „Emmaüsgangers", dat in die
tijd als „een echte Vermeer" een waanzinnige en
onbegrijpelijke populariteit genoot. In een grappige
beschouwing heeft Jan Eijkelboom een paar jaar gele
den als verklaring van die populariteit gewezen op
de„eierdop-ogen" van de figuren op het schilderij;
dezelfde eicrdop-ogen die de toen zo populaire filmster
Greta Garbo had. Men herkende in het schilderij de
mode van de dag en daarom was het populair. Achteraf
kan je daaraan zien dat het schilderij een vervalsing was,
in elk geval niet uit de zeventiende eeuw dateerde.
Wijsheid achteraf, maar toch duidelijk. Precies zo is het
nu ook met Weinrebs „Collaboratie en Verzet". Het
lijkt me dat een historicus die over honderd jaar de
jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog bestudeert,
Weinreb best ongelezen kan laten, maar zijn collega die
de jaren zestig bij de kop neemt zal aan Weinreb niet
voorbij kunnen gaan.
Maar wat moet de lezer van vandaag daarmee? Er zit
voor hem, als hij het naadje van de kous wil weten niets
anders op dan beide boeken parallel te lezen dus de
gegevens over en weer te vergelijken. Weliswaar bevat
het rapport van oorlogsdocumentatie een samenvatting
van Weinrebs verhaal, maar die mist door de beknopt
heid de suggestieve bekorting van Weinrebs wijdlopig
proza.
Over-cn-wcer lezen dus. Het is op die manier geen bed-
of vakantielectuur, maar het karwei geeft wel voldoe
ning. Sterkte.
„Het was een afschuwelijke tijd. Ik heb toen voor het eerste hele
zware depressies gehad. Ik durfde niet meer over straat, ik zag de
mensen denken: zo, ze heeft dus door verraad haar leven gered.
Dat dachten die mensen helemaal niet, maar dat gevoel had ik.
Een gevoel van totale verlatenheid. Ik kon ook ineens niets meer.
Ik kon geen brief meer schrijven, ik kon niet meer achter mijn
typemachine gaan zitten. Ik voelde me ontmenselijkt Dat was
heel gek. Ik kan het verder ook niet beschrijven."
Toen het eerste deel van de memoi
res van Weinreb verscheen, verkeer
de Bep Turksma toch al in, wat zij
noemt, „een hele miserabele toe
stand". Ze woonde In Baarn, waar ze
op een door haar opgericht instituut
vrouwelijke leerlingen inwijdde in de
geheimen van de haute couture. In
december 1968 had ze een auto
ongeluk gekregen, waardoor ze met
haar rug in het gips liep. Ze kon geen
les meer geven, ze verdiende geen
cent. De beschuldigingen van Wein
reb konden er niet meer bij.
Tevergeefs probeerde ze aanvanke
lijk nog gerechtelijke stappen tegen
Weinreb te ondernemen. Ze wendde
zich tot een officier van Justitie,
maar die zag daartoe geen mogelijk
heden. Tot haar verbijstering verloor
ze ook een tegen Weinreb aange
spannen kort geding. Ze belde Rena
te Rubinstein op. „Die zei dat ze het
moest uitzoeken en dat ze me daarna
zou terugbellen. Dat moet ze nog
doen."
„Ik raakte verbitterd. Dat ben ik
eigenlijk wel een paar Jaar gebleven.
Ik had, wat je noemt, overal zwaar de
schurft in. Er waren wel mensen die
de helpende hand boden, hoor. Die
zeiden: dat tuig maakt je ook na de
oorlog nog kapot Het ergste vond ik
dat de jongere mensen in mijn omge
ving, dat die mij in m'n hemd lieten
staan,omdat ze die kliek, Ru
binstein, Nuis en consorten, geloof
den. Dat heeft me heel erg gegriefd."
Psychotherapie
Ze stelde zich onder behandeling
van het Instituut voor medische psy
chotherapie in Utrecht. Al voordat
Weinreb van zich deed spreken, was
ze dat van plan geweest Ongetwij
feld mede als gevolg van de in de
oorlog doorstane ontberingen, leed
ze onder een wankele gezondheid.
Nadat Weinreb gesproken had,
kwam de psychotherapeut als geroe
pen. „Dat instituut, mag ik wel zeg
gen, heeft mij door Weinreb heenge-
sleept."
De beschuldigingen van Weinreb,
zegt ze, hadden haar in opperste
verwarring gebracht. Tijdens de be
handeling belandde ze in een hypno-
se-achtige toestand. Ze kreeg
„nachtmerries", waarin ze de oorlog
opnieuw beleefde. Haar getob over
Weinreb had die oorlog ook weer
dichterbij gehaald. Twee keer per
week gblng ze door dit dal heen. Na
verloop van tijd begon er orde in de
chaos te komen. De verwarring nam
al. De zaken kwamen weer wat beter
op een rijtje te staan.
Vergevingsgezind heeft de therapie
haar niet gemaakt. Ze zegt herhaal
delijk dat ze beter niet over de Wetn-
reb-affaire kan praten, omdat ze dan
weer veel te geëmotioneerd raakt
Natuurlijk, zegt ze, geeft het Welnre-
brapport haar wel een zekere voldoe
ning, al had ze, na een aanvankelijke
scepsis jegens het Rijksinstituut
voor oorlogsdocumentatie, geen an
dere uitkomst van het onderzoek
verwacht
Maar werkelijk voldaan is ze niet
„Tevreden." zegt ze fel, „ben ik pas
als ik hoor dat Weinreb overleden is,
en niet op een prettige manier, niet
door een hartverlamming." En wat
„Rubinstein en consorten" betreft:
„Die hebben er helemaal geen recht
meer op om nog één minuut rustig in
hun bed te liggen."
Slimmigheden
Meer nog, lijkt het, dan de beschul
digingen van Weinreb, heeft de cam
pagne ten guste van deze man haar
ontzet. Jk zou ze wel eens willen
zien', als de Duitsers voor hun neus
stonden. Aan hen kun je nu zien hoe
een Hitier aan het bewind kon ko
men. Met al hun Intellectuele en
semi-intellectuele gedoe hebben ze
zich gewoon door een oplichter laten
inpakken.'
Opnieuw is gebleken, zegt ze, dat uit
de historie geen lering valt te
trekken, en dat de geschiedenis van
gisteren zich morgen kan herhalen.
Bep Turksma bij haar huis
,Dat ls het wat het voor mij allemaal
zo walgelijk maakt. Dertig jaar na
de oorlog ben ik geconfronteerd met
mensen die precies dezelfde hou
ding hadden als bepaalde mensen in
de oorlog. Ik neem het ze niet kwa
lijk dat ze pro-Weinreb waren. Ik
neem het ze kwalijk dat ze hem
bleven verdedigen, toen aan het
licht kwam dat bepaalde dingen om
streden waren. Ze maakten gebruik
van slimmigheden. Met voorbijgaan
aan alle menselijkheid zijn ze mee
dogenloos over me heengewalst. Ik
durf rustig te zeggen dat ze dezelfde
methoden gebruikten als Goebbels.
Die heeft zijn handen ook niet met
bloed bevlekt om slachtoffers te ma-
in het Zwitserse Minusio
ken. Nou kan iedereen wel zeggen:
die juffrouw stelt zich aan maar ik
vind dat er geen sprake van is dat ik
aansteL'
Over Weinreb zelf kan ze niet anders
dan met grote minachting spreken.
Elk woord dat ze aan hem besteeds,
lijkt ze te veel te vinden. Ze kwalifi
ceert hem als .een echte oplichter',
als ,een verrader, als .een ordinaire
V.Mann'. .Die man', zegt ze, .die
heeft zeven mensen gered: vader
Weinreb, moeder Weinreb, en vijf
kleine Weinrebjes. Het is wel eens zo
dat het doel de middelen heiligt,
maar bij hem, en dat geldt ook voor
zijn aanhangers, heiligden de mid
delen het doel.'
Volgens haar is Weinreb nog geen
haar veranderd. .In Zürich woont hij
nu aan de goudkust, heb ik gehoord.
Hij is gewoon doorgegaan met het
stichten van godsdienstjes die goed
geld opleveren. Indertijd heb je die
Lou de palingboer gehad. Nou, hier
gaat het om Weinreb de palingboer.
Hij vormt gewoon sekten van men
sen die ,in Weinreb' zijn. Zo'n domi
nee Wuister, Houwaart en de rest,
dat zijn echte tovenaarsleerlingen.'
Geen excuus
Volgens Bep Turksma heeft zijzelf
nog niet eens het meest geleden
onder het door Weinreb gevestigde
schrikbewind. .Vooral voor anderen
die zo door de modder zijn gehaald,
een van Walt van Praag, een Ter
Heide, vind ik het toch wel geweldig
dat dat rapport er nu is. Als het voor
mij al zo erg was, hoe verschrikke
lijk moet het dan wel niet voor hen
zijn gewwest? Ter Heide bijvoor
beeld, dat weet ik, die was echt
helemaal van de kaart.'
Opnieuw losbarstend zegt ze:
.Dacht u dat iemand van die Wein-
reb-verdedlgers ooit zijn excuses
heeft gemaakt? Welnee. Weet u wat
het zijn? Het zijn goeie Parteigenos
sen. Ze hebben gebruik gemaakt
van de vrijheid anderen koste wat
het kost de grond in te trappen.