Cicsa wil graag studenten met praktijkervaring Gratis spreekuur voor gevangenen Het malle buisje aan de radiator Vijftigjarige sociale academie „gericht op verandering" Proj'ect Norgerhaven slaat aan ZATERDAG 9 OKTOBER 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 AMSTERDAM In 1951 bestond de eerste christelijke sociale academie in ons land, de Cicsa in Amsterdam, vijfentwintig jaar, en bij die gelegenheid verscheen het boek „Helpen als ambacht". In dit boek. dat vele Jaren ver plichte literatuur was voor alle studenten, wordt het maat schappelijk werk nog aange prezen als een middel voor de sociale aanpassing van kenne lijk ontspoorde mensen. Nu de Cicsa zich opmaakt om op 15 oktober aanstaande het gou den jubileum te vieren, is er alle reden „Helpen als am bacht" nog eens uit de kast te pakken. Al was het alleen maar om te zien wat er sindsdien veranderd is. Het welzijnswerk heeft de af gelopen vijfentwintig Jaar een geweldige vlucht genomen. Gelijktijdig groeiden de socia le academies in getal (er zijn er nu twintig) en in omvang (de part-tlme-opleidlngen meege rekend heeft de Cicsa al twaalfhonderd studenten). Meer dan andere vormen van hoger beroepsonderwijs maak ten de sociale academies ernst met de democratisering die in 1969 overal de kop opstak. Evenals de sociale fuculteiten ondergingen de sociale acade mies de invloed van de in de jaren zestig opkomende (linkse) maatschappijkritiek. Zowel in het werk zelf als in de opleiding werd het accent ver legd van individuele mensen helpen naar verbetering van de maarschappij waarvan men sen het slachtoffer worden. Tenslotte, om niet meer te noe men, vervaagde het christelij ke karakter van veel welzij ns- instellingen en (ook hier is er een wisselwerking) van een academie als de Cicsa. Door al deze veranderingen is het gezicht van de sociale aca demie er niet duidelijker op geworden. In de tijd van .Hel pen als ambacht" wist Je min ol meer wat Je te wachten stond als Je aan de Cicsa ging studeren. Het maatschappe lijk werk lag niet meer in de sfeer van de weldoende barmhartigheid, maar was een serieus beroep geworden en be diende zich van uit Amerika overgewaaide methodes („ca sework"). Op de Cicsa werden die methodes overgenomen, zij het met de waarschuwing dat het sociale werk niet mocht verarmen tot louter metho diek. De hervormde theoloog Q.C. van Nlftrik, Jarenlang do emt aan de Cicsa, ging in die dagen tekeer tegen wat hij de „vefterkelijking" van het maatschappelijk werk noem de, al bleef hij ook zelf spreken wn „christelijk sociaal werk". Vager beeld Wie vandaag aan de Cicsa gaat studeren zal een minder scherp beeld hebben van de toekomst. Toch is er de laatste Jaren een enorme toeloop bij de sociale academies. Een stu dentenstop was daardoor on vermijdelijk. Dit Jaar is het ruimtegebrek minder nijpend, doordat er bij het begin van de cursus veel minder studenten kwamen opdagen dan zich te voren hadden aangemeld. Ook andere academies hadden die ervaring. Dat betekent overi gens niet dat iedereen zonder meer wordt toegelaten. De Cic sa wil het liefst studenten met enige maatschappelijke erva ring. Dat betekent dat een ze ventien-, achttienjarige scho lier te horen krijgt dat hij of zij beter eerst een jaartje kan gaan werken, bijvoorbeeld in het diakonaal Jaar of gewoon als inpakster bij Verkade. Steeds meer wordt duidelijk dat voor een opleiding en een functie in het welzijnswerk eni ge maatschappelijke ervaring onmisbaar is. Mede om die re den is de opleiding perso neelswerk aan de Cicsa zelfs opgeheven: het bleek ondoe- lljk Jonge mensen die zelf nooit in een bedrijf gewerkt hebben op te leiden voor het perso neelswerk. In het maatschap pelijk en cultureel werk is dat iets minder moeilijk, maar het blijft een probleem, dat door een Jaar stage niet wordt opge lost Part-time De part-time-opleidlngen voor mensen van boven de 25 die al in de welzijnssector werkzaam zijn, hebben daar geen last van. De afgestudeerden van deze part-time-opleidlng blij ken later ook veel minder moeilijkheden te hebben met de aansluiting op de praktijk. Vijf Jaar geleden vonden vier van de tien dagschoolstuden ten dat ze onvoldoende voor bereid waren op hun toe komstige werk. Dat kan aan de opleiding liggen, maar ook de moeilijkheidsgraad van het werk zal daar mee te maken hebben. Wat doe je als tweeëntwintig! arige wanneer echtelieden elkaar naar het le ven staan en hun kinderen ver waarlozen? Hoe denk Je in een oude stadswijk de samenle vingsopbouw van de grond te krijgen? Wat heb Je voor boodschap aan werkloze wer kende Jongeren die balen van het vormingswerk? Het is geen wonder dat studenten (vier Jaar vol gegoten met mooie ideeën over hoe de maatschap pij er uit zou moeten zien) daarop soms afknappen. Daar komt nog bij dat het vooruitzicht van de afgestu deerden niet florissant is. Nu al zijn meer dan twaalfhonderd door Piet Hagen maatschappelijk werkers werkloos. De verwachting is dat er in 1980 vijfduizend werkloze maatschappelijk en cultureel werkers zijn. Gesteld dat Jonge scholieren, door dit alles niet ontmoedigd en met de rijke ervaring van een Jaar werken bij Verkade, zich dit Jaar toch bij de Cicsa hebben aangemeld. Dan zijn zij welkom geheten door direc teur Gustaaf Prast met een toespraak over welzijnswerk als dienst aan „mensen en groepen mensen die onder lig gen in de samenleving, die te kort aan recht of vrijheid heb ben om hun eigen leven te be- pealen". Christelijk karakter Prast, vroeger Jeugd-predikant in Amsterdam, heeft daar ook iets gezegd over het christelijk karakter van de academie. De Cicsa is, zei Prast, zelf niet christelijk. Wel moeten afge studeerden later in staat zijn te werken in instellingen voor christelijk maatschappelijk werk, maar dat is iets anders dan een christelijke academie willen zijn. Het christelijke is: „het gat in de opleiding, het vraagteken dat elke generatie van studenten en medewer kers zelf nieuw moeten invul len". Prast legde dit zelf uit in de geest van de wereldraad van kerken. „Uitbuiting, ge weld en racisme, dat zijn de hoofdzonden van deze tijd en daar moet Je tegen vechten". Zolang de Cicsa nog iets met christelijk te maken heeft zal zij links zijn: gericht op veran dering en bevrijding. In een gesprek verduidelijkt Prast wat dat „links" in werke lijkheid betekent. Het meren deel van de studenten is inder daad gegrepen door de gedach te dat deze maatschappij moet veranderen. Ze stemmen pro gressief, voor een deel CPN. „Juist zij die het meest kerke lijk zijn opgevoed, blijken hier het meest radicaal en in verzet Oegen de traditionele kerk. Het is geen wonder, vindt Prast, dat de dagelijkse portie ellen de die Je via de televisie in huis krijgt, jongeren pessimistisch maakt. Als Je dat echt op je laat inwerken word Je cynisch, gek of revolutionair. De oudere generatie die (naar een woord van Mulisch) is „opgegroeid bij het geluid van bevrijdende straaljagers" schudt dat mak kelijker van zich af. Studenten op sociale academies willen er nog tegenaan en de wereld ver anderen. „Links" Ook voor de docenten geldt dat zij veelal politiek links staan. Toch zal iemand die geen fluit van werkende Jonge ren afweet, maar Marx van buiten kent, niet benoemd worden als docent voor het Jongerenwerk. Daarvoor leg gen ook de studenten de laatste Jaren net weer iets te veel nadruk op het belang van deskundigheid. Zelfs een eens zo verguisd vak als methodiek is nu weer in eer hersteld. De vakbeweging van studenten vraagt daar om. Joke Dikker Hupkes, tot vorig jaar docent van de Cicsa, nu werkzaam in de praktijk als maatschappelijk werkster, en sinds kort ook lid van het be stuur van de Cicsa, is zelf als leerling opgevoed bij „Hel pen als ambacht". Ze heeft de radicalisering van wel zijnswerk en opleiding van nabij meegemaakt. Ze staat daar achter, al bekruipt haar wel eens de vrees dat men soms is doorgeschoten naar de kant van maatschappijver nieuwing. Dat zou kunnen blij ken uit de grote belangstelling voor een richting als opbouw werk en de veel geringere ani mo voor maatschappelijk werk bijvoorbeeld in de zwakzinni genzorg. de geestelijke ge zondheidszorg of in de kinder bescherming. Ondanks de kri tiek die ze bij haar afscheid heeft geuit, zit ze nu toch weer met veel plezier in het bestuur. Over de democratisering zegt ze: „Nog altijd heeft de Cicsa een zeer democratische be stuursvorm. Het is de afgelo pen Jaren vaak heet toege gaan. Maar nooit zijn hier pro blemen geweest met bezettin gen. Op de een of andere ma nier hebben we op de Cicsa toch een traditie van dialoog." door Jan Sloothaak Met de trein van Groningen naar Assen en dan verder met de bus naar Veenhuizen. Je moet er dus wel wat voor over hebben om op maandagavon den vrijwillig en onbezoldigd spreekuur voor gedetineerden te houden. Marinus ten Have en Wiene van Hattum (die in middels allebei mr. voor hun naam mogen zetten) hadden dat. Na een Jaar pionieren hebben zij aan het ministerie van Justitie een aan beveling gedaan: de rechtshulp aan gevangenen zou beroepsmatig moe ten worden aangepakt. Er is een dui delijke behoefte aan. „Toen we een jaar geleden begonnen was er direct al veel belangstelling, maar we hebben ons wat terughou dend opgesteld. Voor de gevangenen was het natuurlijk weer eens wat anders, een nieuwtje en er was ook een meisje bij betrokken. We moes ten dus maar wat kalmpjes aan be ginnen," zegt Marinus ten Have. Volgens hem en Wiene van Hattum is er duidelijk een hiaat in de rechtshulp aan gevangenen. Dat is op zichzelf niet nieuw en er zijn ook anderen die zich ermee hebben bezig gehouden. In Amsterdam zijn er ex perimenten geweest in twee huizen van bewaring, waarvan er één mis lukte en één slaagde. In het „project Norgerhaven" zit een nieuw element Norgerhaven is een afdeling van de strafgestichten in Veenhuizen, een afdeling met alleen langgestraften (minstens een half Jaar en vaak vele Jaren). Ten Have donker pak, baardje en snor weet zich thans geacht mede werker van het advocatenbureau Vos, Seldel en Van der Minne aan de Oude Boteringestraat in Groningen. De UJd van de alternatieve advoca tuur ligt nog niet zo ver achter hem. Hij heeft vele Jaren meegewerkt aan de rechtswinkel in Groningen. .Rechtswinkels zijn ontstaan omdat er een tekort aan rechtshulp werd vermoed. Waarom dan ook niet bij gedetineerden? Die zijn nog eenza mer." Daarom werd begonnen met bet spreekuur in Norgerhaven, mèt toestemming van de minister. „Maar we werden eerst door sommigen wel gereserveerd ontvangen, bijvoor beeld door maatschappelijke wer kers. We waren tenslotte nog maar studentjes die toch overal tegen pro testeerden en wat zouden die nou helemaal weten?" Praatpaal Die gereserveerdheid verdween toen bleek dat toch wel in een behoefte werd voorzien. „De rechtswinkel werd door veel gedetineerden niet beschouwd als een verlengstuk van de gevangenis en daardoor stonden ze er minder wantrouwend tegen over. Voor sommigen was Je misschien alleen praatpaal, maar er kwamen toch meestal reële proble men aan de orde. Over 't algemeen voelden we ons erg nuttig." De moeilijkheden waren vaak nogal verschillend, van kleine irritaties tot Juridische vraagstukken. „Maar ook die kleine dingen waren belangrijk. Het was voor ons gemakkelijk even contact op te nemen met de directie of het maatschappelijk werk. We vervulden een brugfunctie. Er was toch wel een zekere angst voor de directeur en er was ook de verwach ting dat wij ,van buiten de inrich ting" die man wel op zijn vingers konden tikken'. Er waren volgens dé beide rechtswinkeliers ook klachten die helemaal niet hadden hoeven te ontstaan als het systeem wat anders was. „Je maakt bijvoorbeeld geval len mee van gevangenen die niet op tijd in beroep konden gaan omdat de vervolgende officier van Justitie niet op de hoogte was van overplaatsing naar een andere gevangenis. We heb ben eens een parket van een officier van justitie gevraagd of daar geen rekening mee kon worden gehouden. Maar dat kon niet. De gedetineerden moesten zelf maar adreswijzigingen sturen, wantdat doet iedereen' wan neer hij verhuist. Te veel vertra ging in het doorzenden van de post is niet alleen vervelend maar schaadt ook belangen. Zo kon het gebeuren dat een gedetineerde opnieuw rij examen moest afleggen omdat een brief van het Centraal bureau voor rijvaardigheidsbewijzen twee weken in een huis van bewaring was blijven liggen. De beide rechtswinkeliers hebben zich voor hun gevoel echter vooral ook waar gemaakt als het ging om zuiver Juridische vraagstukken. Ge detineerden die te maken kregen met echtscheldingskwestles, of met ontslag werden bedreigd en in het geheel niets wisten van familierech telijke en arbeidsrechtelijke peri kelen. Een categorie die in verhouding het meeste beroep deed op de rechtswin keliers waren de buitenlanders (on geveer de helft van de zestig die op het spreekuur kwamen). Er zaten Hongkong-Chinezen onder, Marok kanen en kortom gastarbeiders uit allerlei landen. Ze vroegen hulp om dat ze gevaar liepen uitgewezen te worden, en vaak hielpen we ze met gratieverzoeken. Verder kwamen problemen aan de orde als hun rechtspositie, paspoortkwesties, so ciale verzekeringen, strafonderbre king ln verband met familiekwesties. Ook advocatuur De gedetineerden kritiseerden ook de advocatuur, die in feite verstek liet gaan op het terrein waar de rechtswinkel nu was Ingesprongen. „Maar," zegt Ten Have, „het valt voor een advocaat natuurlijk niet mee om voor niet altijd even be langrijke zaken de reis naar Veen huizen te ondernemen. De gedeti neerden hebben advocaten die ver spreid zijn over het gehele land." Daarom is het belangrijk dat het werk van de rechtswinkel wordt voortgezet en bovendien gemeen goed wordt in het gevangeniswezen van Nederland, meent Ten Have. „Maar dan niet door de rechtswin kels zelf. De overheid ontneemt de gedetineerden hun vrijheid en moet ook zorgen voor een goede begelei ding. Bovendien, een rechtswinkel met studenten werkt amateuris tisch- Er zijn verschillende mogelijk heden, maar volgens ons kan dit werk het best worden gedaan door de bureaus van rechtshulp". Deze bureaus zijn een soort veredelde rechtswinkels. Ze worden gefipanci- ëerd door de overheid maar bemand door onafhankelijke advocaten. Juist die onafhankelijkheid is voor waarde voor een goede relatie met gevangenen, die al gauw wantrou- Marinus ten Haveover 't algemeen voelden we ons erg nuttig wend denken dat ze te maken heb ben met een „verlengstuk van de gevangenis." Landelijke aanpak? Het ministerie van Justitie staat in ieder geval open voor een voortzet ting en wellicht landelijke aanpak van de rechtshulp voor gedetineer den. Dit althans mag men opmaken uit het antwoord op vragen van het .PvdA-kamerlid Ineke Haas-Berger. „Het scheppen van een kader waar binnen juridische hulpverlening aan gedetineerden wordt mogelijk ge maakt acht lk van belang," aldus de staatssecretaris eind vorig jaar. Het verslag van de rechtswinkel over het project „Norgerhaven" ligt intussen een maand bij hem op tafel. Inmiddels zet Myrjam van Beurden het project voorlopig op haar eentje voort, sinds Marinus ten Have en Wiene van Hattum hun studenten tijd èn de rechtswinkel verwisselden voor de officiële advocatuur. „Myr jam zit er alleen voor omdat er geen tweede te vinden was. Daaraan zie Je maar weer dat dit geen werk is dat door een rechtswinkel kan worden voortgezet," meent Ten Have. „Het moet professioneel worden aange pakt." door Rcb Foppema Het meten van de hoeveelheid warmte die iemand gebruikt, is technisch niet zo'n vreselijk eenvoudige zaak. In veel gevallen is dat geen probleem. Ienand die zijn al dan niet centrale verwarming op gas stookt, heeft door de goede zorg van zijn energiebedrijf boven dien een gasmeter in huis die piekfijn het verbruik bijhoudt. Maar lastig wordt het wanneer een combina tie van huizen door één centrale installatie wordt warmgehouden: wijk verwarm in g, blok verwarming of iets in die geest Je kunt natuurlijk het energie verbruik van de centrale ver- warmingsketel(s) delen door het aantal verwarmde wonin gen, maar dat roept een aantal bezwaren op. Iemand die er gens veilig tussenin woont, kan met enig recht volhouden dat hij minder warmte nodig heeft (en dus afneemt) dan de familie De Vries ln hun hoek huis op het noorden. En dat hij dus ook minder dan de gemid delde stookkosten wil betalen. (Jammer voor De Vries, die dus extra moet betalen, maar die heeft ook meer uitzicht, dus die moet niet zeuren.) Nu kan men ook de argumenten van onze veilige middenwoner als gezeur afdoen, en volhouden dat dit een goede gelegenheid is om de solidariteitsgedachte toe te passen: ledereen betaalt evenveel en daarmee af. Maar er zijn redenen om dat niet te doen. Wat is er namelijk bij De Vries aan de hand? Daar gaan toevallig 's avonds wel de gordijnen dicht sinds minister Lubbers dat een paar Jaar gele den ter gelegenheid van de oliecrisis zo vriendelijk vroeg (en dat helpt echt). Die muur op het noorden is leuk betim merd maar daar zit wel mooi een laag deugelijk isolatiema teriaal achter verwerkt De ra diatoren worden al laag ge draald nog voor de laatste De Vriesjes naar bed gaan (want ze blijven nog wel even warm. Kortom: hier wordt energiebe- wust geleefd, en het zal erom spannen wie er meer stookkos ten zou horen te betalen. Energiebeleid Tegen de tijd dat de zaken zo liggen, wordt het toch interes sant om warmteverbrulk te kunnen meten. Al zou het niet eens zijn om het conflict tus sen De Vries en de buren op te lossen, alleen al in het kader van het energlekbeleld. De oliecrisis Is dan wel over olie is niet meer schaars, alleen nog maar duur (gas ook). Maar die gestegen prijzen zijn een nutti ge herinnering aan de we tenschap dat ze allebei op den duur opraken. En dat het een hele heisa is om tegen die tijd wat anders klaar te hebben, zodat we in het redelijke best zuinig mogen doen. Aangezien ook De Vries niet elke dag aan de energievoor ziening van de kleinkinderen kan denken, komt het in dat verband handig uit dat aan gas en olie een opgezwollen prijs kaartje zit Energiebesparing brengt zijn geld op. Maar dat moet het dan ook wel doen. Anders gaat de pret er gauw af. Weg dus met de solidari teitsgedachte in dit geval, wij willen hoeveelheden afgeno men warmte meten. De natuurkunde leert ons dat dit bijzonder eenvoudig is. Wat is de situatie? Er komt bij De Vries warm water binnen. Dat stroomt door zijn radiatoren, staat daarin warmte af aan de omringende lucht, en stroomt iets minder warm weer naar buiten. De hoeveelheid warmte die per liter water is afgenomen, is evenredig met het temperatuurverschil. De totale hoeveelheid warmte hangt bovendien af van het aantal liters doorgestroomd water. Onze warmtemeter moet dus voortdurend drie dingen me ten: ingangstemperatuur, ult- gangstemperatuur en stroomsnelheid van het water. De meter moet dan op elk mo ment het verschil bepalen tus sen ingangs- en uitgangstem- peratuur en dat verschil ver menigvuldigen met de op dat moment heersende stroomsnelheid van het water. De resultaten van die sommet jes leveren, vastgelegd cn op geteld, de basis voor de stoo- krekening van De Vries. Clorius Natuurkundig heel eenvoudig dus, maar het zal duidelijk zijn dat onze warmtemeter niet het simpelste metertje in huis is. Een ding dat niet alleen moet meten maar ook meetwaarden aftrekken, vermenigvuldigen en onthouden, is Ingewikkeld en daardoor naar verhouding duur en kwetsbaar. De vraagt ligt dan voor de hand of dat niet simpeler kan worden op gelost Die vraag heeft ln dit geval geleid tot het wonder lijkste instrument dat mij, af gezien van de wlechelroede, ooit onder ogen kwam: de Clo- rius-meter. Het ding lijkt verrassend veel op een dik uitgevallen thermo meter. Een buisje, gedeeltelijk gevuld met gekleurde vloei stof, en een schaalverdeling met streepjes. Alleen het buis- Je is van boven open, uw ther mometer niet. De filosofie ach ter deze Clorius-meter is een voudig. Zo'n ding zit vastge schroefd aan elke radiator van De Vries. Aan het eind van het stookseizoen komt iemand kijken hoeveel van die gekleur de vloeistof er uit de buisjes verdampt is. En op basis daar van wordt de stookrekening opgemaakt Veilig, vlug en voordelig voor de beheerder. Maar of het ook voordelig voor De Vries is, valt te bezien, want ln de filosofie van de Clorius-meter zit een aantal benaderingen en zwak ke punten die voor verrassin gen kunnen zorgen. Het centrale idee is dat de snelheid waarmee een vloeistof ver dampt, afhangt van de tempe ratuur ervan. De Clorius-meter gaat ervan uit dat die snelheid evenredig is met de tempera tuur. Dat is ongeveer waar, maar niet precies. Het idee is verder dat de hoe veelheid warmte die De Vries gebruikt, op elk moment even redig is met de temperatuur van zijn radiatoren. Dat is on geveer waar, niet precies. Om dat het buisje met vloeistof aan de radiator vastzit, heeft het steeds dezelfde tempera tuur. Dat is ongeveer waar, maar allerminst precies. Afge zien van driemaal „ongeveer" is de verdampte hoeveelheid vloeistof dus Inderdaad een maat voor het totale warmte verbrulk over een periode. De vraag is alleen hoe versluie rend driemaal „ongeveer" in het eindresultaat van de verge lijking doorwerkt Die tempe- ratuurkwestie is het lastigst Want wat is de temperatuur van een radiator? Het ding is van boven warmer dan van on deren en dat is maar goed ook, want dat verschil komt nu Juist als bruikbare warmte de kamer ln. Maar het steekt wel erg nauw, op welke hoogte on ze Clorius-meter wordt gemon teerd: te hoog, dan dampt hij sneller leeg dan de bedoeling is (en betaalt De Vries zich later blauw). Tocht En afgezien daarvan, hoe ge lijk is de temperatuur van het buisje aan die van de radiator ter plaatse? Als het daar nou tocht, dan blijft het buisje iets koeler, met winst voor De Vries. Dat blijkt ln de praktijk nogal de andere kant op te kunnen werken. De snelheid waarmee een vloeistof ver dampt, hangt namelijk niet al leen af van de temperatuur, maar ook van de mate waarin de damp wordt afgevoerd. Uit uw thermometer verdampt niets, want het buisje is dicht van boven. Tocht kan dus extra verdam ping betekenen. Dat moge uit een oogpunt van energiebeleid aantrekkelijk zijn (het aan brengen van deugdelijk tocht- strip wordt financieel extra voordelig) maar de betrouw baarheid van het malle meter tje wordt door een vierde „on geveer" eens te meer op de tocht gezet. Niettemin wordt het malle metertje door of na mens huisbeheerders met een effen gezicht gemonteerd en gebruikt om stookrekeningen vast te stellen. Wonderlijke re sultaten daarvan hebben in Engeland geleld tot huurders protesten. En de New Scientist meldt nu dat het ministerie van milieu daar laat nagaan hoe betrouwbaar die apparaat jes zijn. Dat was namelijk nog nooit serieus bekeken. Aange zien de malle metertjes ook ln ons land voorkomen, is het aardig om dat te weten. In Frankrijk worden ze overigens wettelijk onmogelijk gemaakt in nieuwbouwprojecten, en de technische commissie die voor de EO aan richtlijnen voor warmtemeters werkt, zal ze waarschijnlijk niet eens ln haar beschouwingen be trekken. Boiler „Nieuwe spaargasboiler bespaart miljoenen kubieke meter gas per jaar" juichte een persbericht mij onlangs toe. Ze verbruikten wel ZS tot 40 procent minder gas, en dat is niet niks natuurlijk. Uit het bijgevoegde materiaal bleek dat door deze technische overwinning een gasboiler nu al bijna net zo zuinig kan werken als de goede vertrouwde eenvoudige keukengeiser. Een zeer relatieve winst dus.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11