Cicsa wil graag
studenten met
praktijkervaring
Gratis spreekuur voor gevangenen
Het malle buisje
aan de radiator
Vijftigjarige sociale academie „gericht op verandering"
Proj'ect Norgerhaven slaat aan
ZATERDAG 9 OKTOBER 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
AMSTERDAM In 1951 bestond de eerste christelijke
sociale academie in ons land, de Cicsa in Amsterdam,
vijfentwintig jaar, en bij die gelegenheid verscheen het
boek „Helpen als ambacht".
In dit boek. dat vele Jaren ver
plichte literatuur was voor alle
studenten, wordt het maat
schappelijk werk nog aange
prezen als een middel voor de
sociale aanpassing van kenne
lijk ontspoorde mensen. Nu de
Cicsa zich opmaakt om op 15
oktober aanstaande het gou
den jubileum te vieren, is er
alle reden „Helpen als am
bacht" nog eens uit de kast te
pakken. Al was het alleen
maar om te zien wat er
sindsdien veranderd is.
Het welzijnswerk heeft de af
gelopen vijfentwintig Jaar een
geweldige vlucht genomen.
Gelijktijdig groeiden de socia
le academies in getal (er zijn er
nu twintig) en in omvang (de
part-tlme-opleidlngen meege
rekend heeft de Cicsa al
twaalfhonderd studenten).
Meer dan andere vormen van
hoger beroepsonderwijs maak
ten de sociale academies ernst
met de democratisering die in
1969 overal de kop opstak.
Evenals de sociale fuculteiten
ondergingen de sociale acade
mies de invloed van de in de
jaren zestig opkomende
(linkse) maatschappijkritiek.
Zowel in het werk zelf als in de
opleiding werd het accent ver
legd van individuele mensen
helpen naar verbetering van de
maarschappij waarvan men
sen het slachtoffer worden.
Tenslotte, om niet meer te noe
men, vervaagde het christelij
ke karakter van veel welzij ns-
instellingen en (ook hier is er
een wisselwerking) van een
academie als de Cicsa.
Door al deze veranderingen is
het gezicht van de sociale aca
demie er niet duidelijker op
geworden. In de tijd van .Hel
pen als ambacht" wist Je min
ol meer wat Je te wachten
stond als Je aan de Cicsa ging
studeren. Het maatschappe
lijk werk lag niet meer in de
sfeer van de weldoende
barmhartigheid, maar was een
serieus beroep geworden en be
diende zich van uit Amerika
overgewaaide methodes („ca
sework"). Op de Cicsa werden
die methodes overgenomen, zij
het met de waarschuwing dat
het sociale werk niet mocht
verarmen tot louter metho
diek. De hervormde theoloog
Q.C. van Nlftrik, Jarenlang do
emt aan de Cicsa, ging in die
dagen tekeer tegen wat hij de
„vefterkelijking" van het
maatschappelijk werk noem
de, al bleef hij ook zelf spreken
wn „christelijk sociaal werk".
Vager beeld
Wie vandaag aan de Cicsa gaat
studeren zal een minder
scherp beeld hebben van de
toekomst. Toch is er de laatste
Jaren een enorme toeloop bij
de sociale academies. Een stu
dentenstop was daardoor on
vermijdelijk. Dit Jaar is het
ruimtegebrek minder nijpend,
doordat er bij het begin van de
cursus veel minder studenten
kwamen opdagen dan zich te
voren hadden aangemeld. Ook
andere academies hadden die
ervaring. Dat betekent overi
gens niet dat iedereen zonder
meer wordt toegelaten. De Cic
sa wil het liefst studenten met
enige maatschappelijke erva
ring. Dat betekent dat een ze
ventien-, achttienjarige scho
lier te horen krijgt dat hij of zij
beter eerst een jaartje kan
gaan werken, bijvoorbeeld in
het diakonaal Jaar of gewoon
als inpakster bij Verkade.
Steeds meer wordt duidelijk
dat voor een opleiding en een
functie in het welzijnswerk eni
ge maatschappelijke ervaring
onmisbaar is. Mede om die re
den is de opleiding perso
neelswerk aan de Cicsa zelfs
opgeheven: het bleek ondoe-
lljk Jonge mensen die zelf nooit
in een bedrijf gewerkt hebben
op te leiden voor het perso
neelswerk. In het maatschap
pelijk en cultureel werk is dat
iets minder moeilijk, maar het
blijft een probleem, dat door
een Jaar stage niet wordt opge
lost
Part-time
De part-time-opleidlngen voor
mensen van boven de 25 die al
in de welzijnssector werkzaam
zijn, hebben daar geen last
van. De afgestudeerden van
deze part-time-opleidlng blij
ken later ook veel minder
moeilijkheden te hebben met
de aansluiting op de praktijk.
Vijf Jaar geleden vonden vier
van de tien dagschoolstuden
ten dat ze onvoldoende voor
bereid waren op hun toe
komstige werk. Dat kan aan de
opleiding liggen, maar ook de
moeilijkheidsgraad van het
werk zal daar mee te maken
hebben. Wat doe je als
tweeëntwintig! arige wanneer
echtelieden elkaar naar het le
ven staan en hun kinderen ver
waarlozen? Hoe denk Je in een
oude stadswijk de samenle
vingsopbouw van de grond te
krijgen? Wat heb Je voor
boodschap aan werkloze wer
kende Jongeren die balen van
het vormingswerk? Het is geen
wonder dat studenten (vier
Jaar vol gegoten met mooie
ideeën over hoe de maatschap
pij er uit zou moeten zien)
daarop soms afknappen.
Daar komt nog bij dat het
vooruitzicht van de afgestu
deerden niet florissant is. Nu al
zijn meer dan twaalfhonderd
door Piet Hagen
maatschappelijk werkers
werkloos. De verwachting is
dat er in 1980 vijfduizend
werkloze maatschappelijk en
cultureel werkers zijn.
Gesteld dat Jonge scholieren,
door dit alles niet ontmoedigd
en met de rijke ervaring van
een Jaar werken bij Verkade,
zich dit Jaar toch bij de Cicsa
hebben aangemeld. Dan zijn
zij welkom geheten door direc
teur Gustaaf Prast met een
toespraak over welzijnswerk
als dienst aan „mensen en
groepen mensen die onder lig
gen in de samenleving, die te
kort aan recht of vrijheid heb
ben om hun eigen leven te be-
pealen".
Christelijk karakter
Prast, vroeger Jeugd-predikant
in Amsterdam, heeft daar ook
iets gezegd over het christelijk
karakter van de academie. De
Cicsa is, zei Prast, zelf niet
christelijk. Wel moeten afge
studeerden later in staat zijn
te werken in instellingen voor
christelijk maatschappelijk
werk, maar dat is iets anders
dan een christelijke academie
willen zijn. Het christelijke is:
„het gat in de opleiding, het
vraagteken dat elke generatie
van studenten en medewer
kers zelf nieuw moeten invul
len". Prast legde dit zelf uit in
de geest van de wereldraad
van kerken. „Uitbuiting, ge
weld en racisme, dat zijn de
hoofdzonden van deze tijd en
daar moet Je tegen vechten".
Zolang de Cicsa nog iets met
christelijk te maken heeft zal
zij links zijn: gericht op veran
dering en bevrijding.
In een gesprek verduidelijkt
Prast wat dat „links" in werke
lijkheid betekent. Het meren
deel van de studenten is inder
daad gegrepen door de gedach
te dat deze maatschappij moet
veranderen. Ze stemmen pro
gressief, voor een deel CPN.
„Juist zij die het meest kerke
lijk zijn opgevoed, blijken hier
het meest radicaal en in verzet
Oegen de traditionele kerk. Het
is geen wonder, vindt Prast,
dat de dagelijkse portie ellen
de die Je via de televisie in huis
krijgt, jongeren pessimistisch
maakt. Als Je dat echt op je
laat inwerken word Je cynisch,
gek of revolutionair. De oudere
generatie die (naar een woord
van Mulisch) is „opgegroeid bij
het geluid van bevrijdende
straaljagers" schudt dat mak
kelijker van zich af. Studenten
op sociale academies willen er
nog tegenaan en de wereld ver
anderen.
„Links"
Ook voor de docenten geldt
dat zij veelal politiek links
staan. Toch zal iemand die
geen fluit van werkende Jonge
ren afweet, maar Marx van
buiten kent, niet benoemd
worden als docent voor het
Jongerenwerk. Daarvoor leg
gen ook de studenten de
laatste Jaren net weer iets te
veel nadruk op het belang van
deskundigheid. Zelfs een eens
zo verguisd vak als methodiek
is nu weer in eer hersteld. De
vakbeweging van studenten
vraagt daar om.
Joke Dikker Hupkes, tot vorig
jaar docent van de Cicsa, nu
werkzaam in de praktijk als
maatschappelijk werkster, en
sinds kort ook lid van het be
stuur van de Cicsa, is zelf als
leerling opgevoed bij „Hel
pen als ambacht". Ze heeft de
radicalisering van wel
zijnswerk en opleiding van
nabij meegemaakt. Ze staat
daar achter, al bekruipt haar
wel eens de vrees dat men
soms is doorgeschoten naar de
kant van maatschappijver
nieuwing. Dat zou kunnen blij
ken uit de grote belangstelling
voor een richting als opbouw
werk en de veel geringere ani
mo voor maatschappelijk werk
bijvoorbeeld in de zwakzinni
genzorg. de geestelijke ge
zondheidszorg of in de kinder
bescherming. Ondanks de kri
tiek die ze bij haar afscheid
heeft geuit, zit ze nu toch weer
met veel plezier in het bestuur.
Over de democratisering zegt
ze: „Nog altijd heeft de Cicsa
een zeer democratische be
stuursvorm. Het is de afgelo
pen Jaren vaak heet toege
gaan. Maar nooit zijn hier pro
blemen geweest met bezettin
gen. Op de een of andere ma
nier hebben we op de Cicsa
toch een traditie van dialoog."
door Jan Sloothaak
Met de trein van Groningen
naar Assen en dan verder met
de bus naar Veenhuizen. Je
moet er dus wel wat voor over
hebben om op maandagavon
den vrijwillig en onbezoldigd
spreekuur voor gedetineerden
te houden. Marinus ten Have
en Wiene van Hattum (die in
middels allebei mr. voor hun
naam mogen zetten) hadden
dat.
Na een Jaar pionieren hebben zij aan
het ministerie van Justitie een aan
beveling gedaan: de rechtshulp aan
gevangenen zou beroepsmatig moe
ten worden aangepakt. Er is een dui
delijke behoefte aan.
„Toen we een jaar geleden begonnen
was er direct al veel belangstelling,
maar we hebben ons wat terughou
dend opgesteld. Voor de gevangenen
was het natuurlijk weer eens wat
anders, een nieuwtje en er was ook
een meisje bij betrokken. We moes
ten dus maar wat kalmpjes aan be
ginnen," zegt Marinus ten Have.
Volgens hem en Wiene van Hattum
is er duidelijk een hiaat in de
rechtshulp aan gevangenen. Dat is
op zichzelf niet nieuw en er zijn ook
anderen die zich ermee hebben bezig
gehouden. In Amsterdam zijn er ex
perimenten geweest in twee huizen
van bewaring, waarvan er één mis
lukte en één slaagde. In het „project
Norgerhaven" zit een nieuw element
Norgerhaven is een afdeling van de
strafgestichten in Veenhuizen, een
afdeling met alleen langgestraften
(minstens een half Jaar en vaak vele
Jaren).
Ten Have donker pak, baardje en
snor weet zich thans geacht mede
werker van het advocatenbureau
Vos, Seldel en Van der Minne aan de
Oude Boteringestraat in Groningen.
De UJd van de alternatieve advoca
tuur ligt nog niet zo ver achter hem.
Hij heeft vele Jaren meegewerkt aan
de rechtswinkel in Groningen.
.Rechtswinkels zijn ontstaan omdat
er een tekort aan rechtshulp werd
vermoed. Waarom dan ook niet bij
gedetineerden? Die zijn nog eenza
mer." Daarom werd begonnen met
bet spreekuur in Norgerhaven, mèt
toestemming van de minister. „Maar
we werden eerst door sommigen wel
gereserveerd ontvangen, bijvoor
beeld door maatschappelijke wer
kers. We waren tenslotte nog maar
studentjes die toch overal tegen pro
testeerden en wat zouden die nou
helemaal weten?"
Praatpaal
Die gereserveerdheid verdween toen
bleek dat toch wel in een behoefte
werd voorzien. „De rechtswinkel
werd door veel gedetineerden niet
beschouwd als een verlengstuk van
de gevangenis en daardoor stonden
ze er minder wantrouwend tegen
over. Voor sommigen was Je
misschien alleen praatpaal, maar er
kwamen toch meestal reële proble
men aan de orde. Over 't algemeen
voelden we ons erg nuttig."
De moeilijkheden waren vaak nogal
verschillend, van kleine irritaties tot
Juridische vraagstukken. „Maar ook
die kleine dingen waren belangrijk.
Het was voor ons gemakkelijk even
contact op te nemen met de directie
of het maatschappelijk werk. We
vervulden een brugfunctie. Er was
toch wel een zekere angst voor de
directeur en er was ook de verwach
ting dat wij ,van buiten de inrich
ting" die man wel op zijn vingers
konden tikken'. Er waren volgens dé
beide rechtswinkeliers ook klachten
die helemaal niet hadden hoeven te
ontstaan als het systeem wat anders
was. „Je maakt bijvoorbeeld geval
len mee van gevangenen die niet op
tijd in beroep konden gaan omdat de
vervolgende officier van Justitie niet
op de hoogte was van overplaatsing
naar een andere gevangenis. We heb
ben eens een parket van een officier
van justitie gevraagd of daar geen
rekening mee kon worden gehouden.
Maar dat kon niet. De gedetineerden
moesten zelf maar adreswijzigingen
sturen, wantdat doet iedereen' wan
neer hij verhuist. Te veel vertra
ging in het doorzenden van de post is
niet alleen vervelend maar schaadt
ook belangen. Zo kon het gebeuren
dat een gedetineerde opnieuw rij
examen moest afleggen omdat een
brief van het Centraal bureau voor
rijvaardigheidsbewijzen twee weken
in een huis van bewaring was blijven
liggen.
De beide rechtswinkeliers hebben
zich voor hun gevoel echter vooral
ook waar gemaakt als het ging om
zuiver Juridische vraagstukken. Ge
detineerden die te maken kregen
met echtscheldingskwestles, of met
ontslag werden bedreigd en in het
geheel niets wisten van familierech
telijke en arbeidsrechtelijke peri
kelen.
Een categorie die in verhouding het
meeste beroep deed op de rechtswin
keliers waren de buitenlanders (on
geveer de helft van de zestig die op
het spreekuur kwamen). Er zaten
Hongkong-Chinezen onder, Marok
kanen en kortom gastarbeiders uit
allerlei landen. Ze vroegen hulp om
dat ze gevaar liepen uitgewezen te
worden, en vaak hielpen we ze met
gratieverzoeken. Verder kwamen
problemen aan de orde als hun
rechtspositie, paspoortkwesties, so
ciale verzekeringen, strafonderbre
king ln verband met familiekwesties.
Ook advocatuur
De gedetineerden kritiseerden ook
de advocatuur, die in feite verstek
liet gaan op het terrein waar de
rechtswinkel nu was Ingesprongen.
„Maar," zegt Ten Have, „het valt
voor een advocaat natuurlijk niet
mee om voor niet altijd even be
langrijke zaken de reis naar Veen
huizen te ondernemen. De gedeti
neerden hebben advocaten die ver
spreid zijn over het gehele land."
Daarom is het belangrijk dat het
werk van de rechtswinkel wordt
voortgezet en bovendien gemeen
goed wordt in het gevangeniswezen
van Nederland, meent Ten Have.
„Maar dan niet door de rechtswin
kels zelf. De overheid ontneemt de
gedetineerden hun vrijheid en moet
ook zorgen voor een goede begelei
ding. Bovendien, een rechtswinkel
met studenten werkt amateuris
tisch- Er zijn verschillende mogelijk
heden, maar volgens ons kan dit
werk het best worden gedaan door
de bureaus van rechtshulp". Deze
bureaus zijn een soort veredelde
rechtswinkels. Ze worden gefipanci-
ëerd door de overheid maar bemand
door onafhankelijke advocaten.
Juist die onafhankelijkheid is voor
waarde voor een goede relatie met
gevangenen, die al gauw wantrou-
Marinus ten Haveover 't algemeen voelden we ons erg nuttig
wend denken dat ze te maken heb
ben met een „verlengstuk van de
gevangenis."
Landelijke aanpak?
Het ministerie van Justitie staat in
ieder geval open voor een voortzet
ting en wellicht landelijke aanpak
van de rechtshulp voor gedetineer
den. Dit althans mag men opmaken
uit het antwoord op vragen van het
.PvdA-kamerlid Ineke Haas-Berger.
„Het scheppen van een kader waar
binnen juridische hulpverlening aan
gedetineerden wordt mogelijk ge
maakt acht lk van belang," aldus de
staatssecretaris eind vorig jaar. Het
verslag van de rechtswinkel over het
project „Norgerhaven" ligt intussen
een maand bij hem op tafel.
Inmiddels zet Myrjam van Beurden
het project voorlopig op haar eentje
voort, sinds Marinus ten Have en
Wiene van Hattum hun studenten
tijd èn de rechtswinkel verwisselden
voor de officiële advocatuur. „Myr
jam zit er alleen voor omdat er geen
tweede te vinden was. Daaraan zie Je
maar weer dat dit geen werk is dat
door een rechtswinkel kan worden
voortgezet," meent Ten Have. „Het
moet professioneel worden aange
pakt."
door Rcb Foppema
Het meten van de hoeveelheid warmte die iemand
gebruikt, is technisch niet zo'n vreselijk eenvoudige
zaak. In veel gevallen is dat geen probleem. Ienand die
zijn al dan niet centrale verwarming op gas stookt,
heeft door de goede zorg van zijn energiebedrijf boven
dien een gasmeter in huis die piekfijn het verbruik
bijhoudt. Maar lastig wordt het wanneer een combina
tie van huizen door één centrale installatie wordt
warmgehouden: wijk verwarm in g, blok verwarming of
iets in die geest
Je kunt natuurlijk het energie
verbruik van de centrale ver-
warmingsketel(s) delen door
het aantal verwarmde wonin
gen, maar dat roept een aantal
bezwaren op. Iemand die er
gens veilig tussenin woont,
kan met enig recht volhouden
dat hij minder warmte nodig
heeft (en dus afneemt) dan de
familie De Vries ln hun hoek
huis op het noorden. En dat hij
dus ook minder dan de gemid
delde stookkosten wil betalen.
(Jammer voor De Vries, die dus
extra moet betalen, maar die
heeft ook meer uitzicht, dus
die moet niet zeuren.) Nu kan
men ook de argumenten van
onze veilige middenwoner als
gezeur afdoen, en volhouden
dat dit een goede gelegenheid
is om de solidariteitsgedachte
toe te passen: ledereen betaalt
evenveel en daarmee af.
Maar er zijn redenen om dat
niet te doen. Wat is er namelijk
bij De Vries aan de hand? Daar
gaan toevallig 's avonds wel de
gordijnen dicht sinds minister
Lubbers dat een paar Jaar gele
den ter gelegenheid van de
oliecrisis zo vriendelijk vroeg
(en dat helpt echt). Die muur
op het noorden is leuk betim
merd maar daar zit wel mooi
een laag deugelijk isolatiema
teriaal achter verwerkt De ra
diatoren worden al laag ge
draald nog voor de laatste De
Vriesjes naar bed gaan (want
ze blijven nog wel even warm.
Kortom: hier wordt energiebe-
wust geleefd, en het zal erom
spannen wie er meer stookkos
ten zou horen te betalen.
Energiebeleid
Tegen de tijd dat de zaken zo
liggen, wordt het toch interes
sant om warmteverbrulk te
kunnen meten. Al zou het niet
eens zijn om het conflict tus
sen De Vries en de buren op te
lossen, alleen al in het kader
van het energlekbeleld. De
oliecrisis Is dan wel over olie
is niet meer schaars, alleen nog
maar duur (gas ook). Maar die
gestegen prijzen zijn een nutti
ge herinnering aan de we
tenschap dat ze allebei op den
duur opraken. En dat het een
hele heisa is om tegen die tijd
wat anders klaar te hebben,
zodat we in het redelijke best
zuinig mogen doen.
Aangezien ook De Vries niet
elke dag aan de energievoor
ziening van de kleinkinderen
kan denken, komt het in dat
verband handig uit dat aan gas
en olie een opgezwollen prijs
kaartje zit Energiebesparing
brengt zijn geld op. Maar dat
moet het dan ook wel doen.
Anders gaat de pret er gauw af.
Weg dus met de solidari
teitsgedachte in dit geval, wij
willen hoeveelheden afgeno
men warmte meten.
De natuurkunde leert ons dat
dit bijzonder eenvoudig is. Wat
is de situatie? Er komt bij De
Vries warm water binnen. Dat
stroomt door zijn radiatoren,
staat daarin warmte af aan de
omringende lucht, en stroomt
iets minder warm weer naar
buiten. De hoeveelheid
warmte die per liter water is
afgenomen, is evenredig met
het temperatuurverschil. De
totale hoeveelheid warmte
hangt bovendien af van het
aantal liters doorgestroomd
water.
Onze warmtemeter moet dus
voortdurend drie dingen me
ten: ingangstemperatuur, ult-
gangstemperatuur en
stroomsnelheid van het water.
De meter moet dan op elk mo
ment het verschil bepalen tus
sen ingangs- en uitgangstem-
peratuur en dat verschil ver
menigvuldigen met de op dat
moment heersende
stroomsnelheid van het water.
De resultaten van die sommet
jes leveren, vastgelegd cn op
geteld, de basis voor de stoo-
krekening van De Vries.
Clorius
Natuurkundig heel eenvoudig
dus, maar het zal duidelijk zijn
dat onze warmtemeter niet het
simpelste metertje in huis is.
Een ding dat niet alleen moet
meten maar ook meetwaarden
aftrekken, vermenigvuldigen
en onthouden, is Ingewikkeld
en daardoor naar verhouding
duur en kwetsbaar. De vraagt
ligt dan voor de hand of dat
niet simpeler kan worden op
gelost Die vraag heeft ln dit
geval geleid tot het wonder
lijkste instrument dat mij, af
gezien van de wlechelroede,
ooit onder ogen kwam: de Clo-
rius-meter.
Het ding lijkt verrassend veel
op een dik uitgevallen thermo
meter. Een buisje, gedeeltelijk
gevuld met gekleurde vloei
stof, en een schaalverdeling
met streepjes. Alleen het buis-
Je is van boven open, uw ther
mometer niet. De filosofie ach
ter deze Clorius-meter is een
voudig. Zo'n ding zit vastge
schroefd aan elke radiator van
De Vries. Aan het eind van het
stookseizoen komt iemand
kijken hoeveel van die gekleur
de vloeistof er uit de buisjes
verdampt is. En op basis daar
van wordt de stookrekening
opgemaakt
Veilig, vlug en voordelig voor
de beheerder. Maar of het ook
voordelig voor De Vries is, valt
te bezien, want ln de filosofie
van de Clorius-meter zit een
aantal benaderingen en zwak
ke punten die voor verrassin
gen kunnen zorgen. Het
centrale idee is dat de snelheid
waarmee een vloeistof ver
dampt, afhangt van de tempe
ratuur ervan. De Clorius-meter
gaat ervan uit dat die snelheid
evenredig is met de tempera
tuur. Dat is ongeveer waar,
maar niet precies.
Het idee is verder dat de hoe
veelheid warmte die De Vries
gebruikt, op elk moment even
redig is met de temperatuur
van zijn radiatoren. Dat is on
geveer waar, niet precies. Om
dat het buisje met vloeistof
aan de radiator vastzit, heeft
het steeds dezelfde tempera
tuur. Dat is ongeveer waar,
maar allerminst precies. Afge
zien van driemaal „ongeveer"
is de verdampte hoeveelheid
vloeistof dus Inderdaad een
maat voor het totale warmte
verbrulk over een periode.
De vraag is alleen hoe versluie
rend driemaal „ongeveer" in
het eindresultaat van de verge
lijking doorwerkt Die tempe-
ratuurkwestie is het lastigst
Want wat is de temperatuur
van een radiator? Het ding is
van boven warmer dan van on
deren en dat is maar goed ook,
want dat verschil komt nu
Juist als bruikbare warmte de
kamer ln. Maar het steekt wel
erg nauw, op welke hoogte on
ze Clorius-meter wordt gemon
teerd: te hoog, dan dampt hij
sneller leeg dan de bedoeling is
(en betaalt De Vries zich later
blauw).
Tocht
En afgezien daarvan, hoe ge
lijk is de temperatuur van het
buisje aan die van de radiator
ter plaatse? Als het daar nou
tocht, dan blijft het buisje iets
koeler, met winst voor De
Vries. Dat blijkt ln de praktijk
nogal de andere kant op te
kunnen werken. De snelheid
waarmee een vloeistof ver
dampt, hangt namelijk niet al
leen af van de temperatuur,
maar ook van de mate waarin
de damp wordt afgevoerd. Uit
uw thermometer verdampt
niets, want het buisje is dicht
van boven.
Tocht kan dus extra verdam
ping betekenen. Dat moge uit
een oogpunt van energiebeleid
aantrekkelijk zijn (het aan
brengen van deugdelijk tocht-
strip wordt financieel extra
voordelig) maar de betrouw
baarheid van het malle meter
tje wordt door een vierde „on
geveer" eens te meer op de
tocht gezet. Niettemin wordt
het malle metertje door of na
mens huisbeheerders met een
effen gezicht gemonteerd en
gebruikt om stookrekeningen
vast te stellen. Wonderlijke re
sultaten daarvan hebben in
Engeland geleld tot huurders
protesten. En de New Scientist
meldt nu dat het ministerie
van milieu daar laat nagaan
hoe betrouwbaar die apparaat
jes zijn. Dat was namelijk nog
nooit serieus bekeken. Aange
zien de malle metertjes ook ln
ons land voorkomen, is het
aardig om dat te weten. In
Frankrijk worden ze overigens
wettelijk onmogelijk gemaakt
in nieuwbouwprojecten, en de
technische commissie die voor
de EO aan richtlijnen voor
warmtemeters werkt, zal ze
waarschijnlijk niet eens ln
haar beschouwingen be
trekken.
Boiler
„Nieuwe spaargasboiler bespaart miljoenen kubieke meter gas per
jaar" juichte een persbericht mij onlangs toe. Ze verbruikten wel ZS
tot 40 procent minder gas, en dat is niet niks natuurlijk. Uit het
bijgevoegde materiaal bleek dat door deze technische overwinning
een gasboiler nu al bijna net zo zuinig kan werken als de goede
vertrouwde eenvoudige keukengeiser. Een zeer relatieve winst
dus.