Goedemorgen! uidige verkeersstelsel lokt schaarse ruimte op Duur pleidooi voor het behoud van Waddenzee m CABALLU CABALLhKU Heel veel mannen hebben een afwasmachine verzekerd. Maar niet eens hun vrouw. 1 ezuinigingen p vervoer prgvuldig fwegen Caballero. Anders dan andere. ^fcRDAG 16 SEPTEMBER 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 13 or prof. mr K. Vonk rH CICARETTF STERDAM. De verkeersvoorzieningen in Nederland vor- i, zoals gezegd, technisch, economisch en financieel een lenraapsel van tegen elkaar in werkende produktietechnie- In de ondernemingswereld zou dit op zo'n manier niet rkomen. bij deze stand van zaken niet erbazingwekkend, dat er in het nde begrotingsjaar zo'n 1,5 mil- gulden zichtbaar uit de openba- inanciën op toegelegd moet wor- en volgend jaar waarschijnlijk een kwart miljard meer. bij een organisatievorm, die be is aangepast aan de doeleinden het beleid, aan de markten, die iten worden bediend en aan de men van goede produktiestruc- r, zijn tekorten te verwachten en echtvaardigd. bereiken van een doorzichtige, 5£he samenhang van de ver- uvoorzieningen is voor een le- democratie even belangrijk het stoppen van gaten in de open- >are linanciën. e/ning die doorzichtigheid ontbrak het mededelingen van minister Wes- erp inzake de inperkingen van openbaar vervoer. Vandaar de ning in de publieke opinie. Die ning kon worden verwacht. Ze ft de minister zichtbaar verrast Jeidde tot verzachtingen, die in de atregelen zijn aangebracht. Op paar oorzaken van die deining len we in het kort ingaan. Er is vergelijking te trekken met het dbezit. Het is een aanvaard uit- ngspunt geworden, dat een ieder der alle omstandigheden over een nimum geldhoeveelheid moet innen beschikken, behalve wan- er van dat uitgangspunt duidelijk isbruik wordt gemaakt. enzeer is een algemene maat- lappelijke aanvaarding ontstaan, t aan een ieder het verkeer toe- imt, die bij onze tegenwoordige menleving past. Er zijn zoveel mo- lijkheden ontstaan van schoolop- ding en andere opleidingen, van ciaal verkeer en familiecontract, n wonen en werken, om er maar ikele op te noemen, die in de per- lonlijke sfeer liggen. Daaruit ont- aat een sterke drang naar beweeg- kheid mobiliteit Ervaringen, ok buitenlands, wijzen erop, dat ensen extra fel worden wanneer zij _Jlleen al de indruk krijgen, dat hun schikking over verbindingen Drdt bedreigd. Vandaar de scherpe acties van autobezitters. yen sterk leeft het gevoel, dat deze .Tijheid niet slechts mag openstaan degenen, die zich een auto kun- 3.*n veroorloven, of per gezin zelfs *n tweede auto of meer. Hier ligt 3"n speciaal punt voor de niet- iedelijke samenleving, het platte- tnd. In en tussen de stedelijke ker en is openbaar vervoer aanwezig, nminste vooralsnog. Bij de streek- ïrvoerbedrijven die het niet- edelijk gebied doorkruisen, gaat et om „iets" of „helemaal niets", aarom is het juist, dat de minister e normen voor het streekvervoer eeft verzacht. Concrete cijfers let zou te wensen zijn, dat de minis- er zijn mening geeft t a v. de ult- angsstelling van persoonlijke bewe- ings- en ontplooingsvrijheid. Aan e hand van verscherpt marktonder- oek zouden vervolgens concrete cij- ers moeten worden gegeven over „bet technisch noodzakelijk en finan- r.cieel draagbare. De minister sprak j- Van het wegkappen van „dor hout". ^e grote vraagstukken, inzake de '«houding tussen openbare finan ciën en verkeersvoorzieningen lig- ïen, zoals uit het voorgaande blijkt, ïlders, nl. bij de ontwikkeling van de Srotere bevolkingskernen, bij de in- leling van de absoluut schaarsé grond dus de ruimtelijke ordening en de toeneming van het verkeer. **te een beknopt en goed overzicht vj'enst. moge worden verwezen naar Oe samenvatting in Economisch Sta tistische Berichten van 9 Juni j.l. van oe hand van de V.U. hoogleraar, prof. JJiJkamp. Daarin wordt de Verstede- 'ingsnota, onderdeel van de Derde Nota Ruimtelijke Ordening be sproken. Tesamen met het Meerjaren Plan Personenvervoer, door de Tweede Kamer aanvaard, is het beleid er op gericht te voorkomen, dat het hele land met wegen en gebouwen wordt overdekt. In zo'n beleid moet het openbaar vervoer wel een centrale rol vervullen. Het dicht slibben van het verkeer in de stedelijke kernen versterkt ver plaatsing naar de rand en naar bui ten. Een steeds toenemende golfbe weging, een toenemende vraag naar wegen, die naar de berekening leert, leidt tot nog meer vraag naar verbin dingen. We hebben een logisch opge zet spoorwegnet. De grote wegen volgen in eerste aan leg die opzet, brengen ook vereen voudigingen aan, terwijl in en om de bevolkingskernen het wegpatroon schuine hoeken maakt met het spoorwegnet. Dit schept een voort durende verwringing van het vesti gingspatroon, waar we nooit meer helemaal uitkomen. Maar moeten we lijdelijk toezien? Veegt minister Westerterp, veegt de regering de Verstedelijkingsnota, het Meerjarenplan etc. in de hoek? Men zou het afleiden uit de medede ling van de minister, dat hij de „fei telijke vraag" zal volgen. Daarover is in brede kring deining ontstaan. Het is niet alleen een vraag van landschapsbehoud. Dat is het ook en mag het? Het is tegelijk een nuchte re vraag hoe de vernietiging van ste delijke kernen tegen te gaan, ook een zaak van miljarden. En nog zo veel meer. Het argument van minister Wester terp onlangs bij de opening van een brug te Zutphen, dat het tekort van 1,5 miljard gulden hem tot dit plotse ling ingrijpen drong, houdt geen steek. Een jaar geleden kenden we dit bedrag al. Uit de inflatie en loon- aanpassing was af te lezen, dat de kosten met ongeveer een kwart mil jard zouden toenemen. Immers 70 a 75 procent van de kosten van het openbaar vervoer zijn loonkosten, die zoals we zagen, in het privéver- voer meestal niet meetellen. Bij het Meerjaren Plan had dus al aan de Tweede Kamer gezegd kunnen wor den: beste mensen, de koek is op. ik trek de nota in en collega Gruyters kan ook wel inpakken. Ongenuanceerd „Trouw" van 4 augustus j.l. nam het voor de minister op. De Tweede Ka mer wilde in meerderheid, met als kern PvdA plus VVD, geen ta riefsverhoging. Beide zijden, minis ter en Kamer, hadden ongelijk: het voorstel van de minister was te onge nuanceerd en de kamermeerderheid deed alsof verkeer door Sinterklaas wordt cadeau gedaan. Het Kamerlid Schakel neemt daar bij een standpunt in, naar ik enige tijd geleden in een tweetal vergade ringen constateerde, alsof de steden niet dichtslibben, het aardse op pervlak niet schaars is. terwijl hij losjes heenliep over de kosten en voorzieningsvraagstuk van streek- vervoerbedrijven. Toch zit minister Westerterp met een erfenis uit het verleden, het rat jetoe van organisatievormen, waar uit de verkeersvooraieningen zijn op gebouwd. Daar moeten we in be langrijke mate de sector „openbare financiën" op aankijken. Het zit zo, heel in het kort. Al in 1923 gaf de regering aan de commissie- Patijn de opdracht na te gaan hoe land- en waterwegen, spoorwegen en interlocale tramwegen op de meest economische wijze zouden kunnen worden gebruikt voor het vervoer van reizigers en goederen. Er kwam in 1926 alleen een Wegenfonds van. Was dat fonds nu maar zo ingericht, dat financiën en opbrengsten met elkaar in evenwicht moesten zijn. Maar nee. dat verband werd met het oog op de openbare financiën niet gelegd. Het is alsof je ,een fabriek opzet zonder verband te leggen tussen de kosten van de produktie en de prij zen van de afgeleverde produkten. Dan wordt het financieel een bende, in die fabriek, maar ook daarbuiten, want de concurrentieverhoudingen worden vervalst. Tenminste, wan neer die fabriek maar groot genoeg is. Vanaf 1930 greep de beruchte econo mische depressie steeds meer om zich heen. In 1934 werd bij wet een Verkeersfonds ingesteld. Het ver keersstelsel werd als één eenheid ge zien den de rijksuitgaven en - inkomsten van het verkeer zouden elkaar moeten dekken. Men kam er echter op korte termijn niet uit. ons bestuurstelsel was op een doelmati ge beheersing van de verkeerspro- ductle helemaal niet ingesteld. De Twede Wereldoorlog kwam en daar na begon het financiële gegooi in de glazen opnieuw: de Minister van fi nanciën verzette zich tegen het Ver keersfonds, want de motorrijtuigen belasting moest niet het verkeer, maar de algemene middelen dienen. Elk jaar werd bij begrotingswet het Verkeersfonds buiten werking ge houden. Dat spelletje duurde tot 1966, toen bij de Wet Uitkering Wegen het Ver keersfonds werd opgeheven. Dat vond zijn oorzaak in het opnieuw tot stand brengen van een Rijkswegen fonds, in 1965. Die wet moest de continuïteit in de wegenbouw garanderen. Daartoe werd er verband gelegd, in woorden, maar niet in daden, tussen de wegen bouw en de motorrijtuigenbelasting. In de volgende jaren werd het ver band zelfs helemaal losgelaten. Wel waren er wetten ingevoerd tot rege ling van het autobusvervoer (1938) en voor het vervoer van goederen te land en te water (1954) ter verwezen lijking van een goede vervoervoor- ziening en sluitende bedrijfsbegro- tingen, dus wat we noemen op pri vaat-economische basis. De zaak zit echter volledig in het moeras. Wat een wonder, wanneer de productie middelen „infrastructuur", voorna melijk wegen en spoorwegen, niet op elkaar zijn afgestemd en kostenver- houdingen van het gebruik volko men ondoorzichtig zijn. Dat laatste is trouwens al in 1951 van regeringswege toegeven. Een com missie werd ingesteld om tot beter inzicht te geraken. Ze ïs nimmer ge reedgekomen. Zo zitten we met een chaotisch stelsel van verkeerspro- ductie, dat hoe langer hoe groter beslag op openbare financiën legt en tot een verkwistend en tegenstrijdig gebruik van schaarse ruimte leidt. Sedert de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening van 1968 is het inzicht ge rijpt. dat aardse ruimte in absolute zin schaars is. Naar erkende opvat tingen vereist een absoluut schaars goed de invoering van een econo misch en financieel doelmatig distri butiestelsel. Schrijver dezes heeft in 1971 in een studie voor de Stichting Weg een drastische reorganisatie van de be stuursinrichting voorgestaan, waa rin plaatselijk, gewestelijk en lande lijk verkeer als een eigensoortig con cern zou worden samengevat, met daarbij de noodzakelijke decentrali satie. zoals in een goed concern past. Voor dezelfde Stichting brachten het Nederlands Economisch Instituut en het Nederlands Vervoerwetenschap- pelijk Instituut in 1972 een rapport uit, bescheidener van opzet, maar met krachtige aandrang tot voortdu rend onderzoek en instelling van een fonds voor weg- en railinfrastruc tuur, vooruitlopend op een algemeen verkeersfonds. Dit laatste werd toen niet haalbaar geacht. Tezelfdertijd heeft Mr De Bruin, president directeur van de Nederlandse Spoor wegen. in een voordracht een krach tig pleidooi gehouden voor één de gehele verkeersproductie omvatten de organisatie. Het heeft allemaal niets uitgehaald. Conclusies We sluiten met enkele conclusies. Ten eerste: er kan in het openbaar vervoer niet worden gekapt zonder dat de gevolgen nauwkeurig zijn af gewogen. De uitwerkingen van het verkeersstelsel zijn namelijk mees tal onomkeerbaar. Ten tweede vereist een dergelijke afweging een gedecentraliseerde, maar wel gecoördineerde opzet. Gro te industrieconcerns staan voor nog wel moeilijker opgaven. Het kan. Ten derde is er op korte ternjijn niet veel vermindering van openbare uit gaven te verwachten, tenzij men ruimtelijke chaos aanvaardt. Men zit nu eenmaal met de nalatenschap van jarenlange fouten. Het is te ho pen, dat de sector „openbare finan ciën" nu eindelijk zijn economische les leert. Ten vierde is „niet haalbaar" de jam merlijke erkenning, dat de fantasie en het plezier in het leven ontbreekt om onze samenleving beheersbaar te houden. Ten vijfde bewijst ook deze zaak, dat een te scherpe opvoering van het loonniveau ons allemaal schaadt. Ten zesde is het arbeidsaandeel in het openbaar vervoer belangrijk. Naast automobilist ben ik gebruiker van openbaar vervoer. Ik heb waar dering voor de arbeidsinzet, die ik daar aantref. Het doet aan de toewij ding het het werk schade, wanneer willekeurig met het openbaar ver voer wordt omgesprongen. Tenslotte is het noodzakelijk auto kosten zoveel mogelijk variabel te maken. Motorrijtuigenbelasting is ondoelmatig. Nagegaan moet wor den of en tot welke graad Nederland zelfstandig een betere opzet van de kosten van het particuliere autoge bruik kan doorvoeren. Bij ons land berust op dit ogenblik het voorzit terschap van de E.G. Alle landen zitten in de inflatoire boot. Wellicht is nog niet elke leven uitgeblust en kan er eindelijk wat worden gedaan. Eb op het wad door Hans Schmit Het Waddengebied maakte ook vroeger al diepe indruk op sommige mensen. Zo aanschouwde rond het begin van onze jaartelling de Romeinse geograaf Plinius het uitgestrekte getijdegebied met verbazing en hij liet de Romeinen weten: „Met een geweldige aandrang stort daar de oceaan zich tweemaal daags uit over een onmetelijk land, zodat men twijfelt of de bodem tot het land of tot de zee behoort. Daar woont een beklagenswaardig volk op hoge heuvels, door henzelf opgeworpen tot een hoogte boven de hen bekende vloedstanden". De beschrijving van Plinius wordt aangehaald in het boek „Waddenzee, natuurgebied van Nederland, Duits land en Denemarken", waarvan be gin deze maand het eerste exemplaar aan premier Den Uyl werd aangeboden. „Waddenzee" is een zeer uitvoerig boek, dat na een voorbereidingsperiode van meer dan drie Jaar wordt uitgegeven door de Landelijke vereniging tot behoud van de Waddenzee en de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland. Plinius' woorden zijn in zoverre nog onverminderd van kracht, dat de zee zich nog altijd tweemaal daags over het Waddengebied tussen Den Hel der en Esbjerg stort. Beklagenswaar dig is het volk, wat de bescherming tegen het water betreft, echter niet meer, want het heeft zich in de loop Prof. mr. Vonk is onder meer hoogle- ^er ëcuwen steeds doeltreffender te gen het water weten te beschermen. En met de toenemende beheersing Amsïfrdam. Dit' i> IkT'ïwMde tn van het water, raakte het volk door- in de economie van verkeer en vervoer aan de Universiteit laatste gedeelte van zijn beschou wing. Het eerste deel stond in Trouw van gisteren. gaans ook minder onder de indruk. Het streven naar beheersing van het gebied uitte zich in indijkingen en plannen tot steeds omvangrijkere in- (ADVERTENTIE) Het klinkt wat cru, maar de feiten liggen niet anders. Bijna iedereen verzekert zich in Nederland tegen financiële tegenvallers. Huis en haard,auto en vakantie,ziekte en ongeval. Ze zijn keurig gedekt.Men vindt dat vanzelfsprekend. Maar het ligt anders als het om een meer emotionele zaak gaat. Als de moeder in een jong gezin zou overlijden. De gedachte daaraan drukt men weg. Naast al het leed,zijn er dan kosten die bijna geen mens kan opbrengen. Dan is het toch oek logisch,dat het leven van de getrouwde vrouw verzekerd wordt. Met de Harle^rouwpolis van de Utrecht.' j! UTRECHT Daar staat AMEV achter. polderingen. En daarbij ging het niet alleen om veiligheid en landaan- wlnst: zo schaarde zich honderd jaar terug een Friese predikant enthousi ast achter een plan tot inpoldering van het Amelander wad, omdat dan de kustbewoners „verlost" zouden zijn van het gekrijs van de talloze vogels boven het wad. Uniek Eerst de laatste twintig jaar groeide in brede kring het besef dat het Waddengebied ook imponeert als uniek natuurgebied en dat de onver vangbare waarde daarvan ernstig wordt bedreigd door de pogingen tot beheersing; door inpoldering, af damming, industrialisatie, recreatie, winning van delfstoffen en waterver vuiling. Het boek „Waddenzee" is opgezet om te laten zien wat de waarden van het gebied zijn en waa rom het van belang is het gebied ongeschonden te houden. Het boek is, zo schrijft het Tweede-Kamerlid dr Jan Terlouw in de inleiding, in de eerste plaats een pleidooi voor het behoud van een uniek internationaal natuurgebied. Dat pleidooi wordt gehouden door 39 auteurs, wier bijdragen zijn onderge bracht in vier delen. Het eerste deel gaat over de levenloze natuur, het ontstaan van de wadden, de bewe ging van het water en de samenstel ling van de bodem. Deel twee behan delt de levende natuur: de planten en dieren van het Waddengebied. In het derde deel wordt de Invloed van de mens op het gebied geschetst, waarna in het vierde deel wordt aan gegeven hoe het gebied zou moeten worden beheerd. De tekst wordt on dersteund door 425 (vaak bijzonder fraaie) foto's, kaarten en tekeningen in kleur. Bovendien zijn bij het boek nog drie posters gevoegd, die samen een overzicht vanuit de lucht geven van het gehele Nederlandse, Duitse en Deense Waddengebied. En de wegen zijn een steeds groter fabriek van verkeersproduktle ge worden. Bijna heeft het erop gele ken. of er orde in het totaal van de verkeersproduktie zou worden ge schapen. Het boek behandelt het Waddenge bied als één geheel, ongeacht welke bestuurlijke grenzen dan ook. Bo vendien komen alle waarden (en hun samenhang) ter sprake, hetgeen evenzeer opmerkelijk mag worden genoemd. Want totnutoe waren pu- blikaties over het Waddengebied veelal geografisch beperkt of behan delden slechts één facet, zoals bij voorbeeld de zeehonden. Het boek sluit hiermee aan bij de vorig Jaar uitgebrachte aanbeveling van des kundigen uit Nederland. Duitsland en Denemarken aan de drie regerin gen om het Waddengebied als én gebied te zien dat niet door grenzen wordt gescheiden. Het boek zal bin nenkort ook in het Duits verschij nen, terwijl nog voor het eind van het jaar een Deense editie uitkomt. „Waddenzee" zal ongetwijfeld zijn weg vinden naar de echte liefheb bers van het gebied. Zij hoeven ech ter niet meer van de waarde van het Waddengebied overtuigd te worden en de vraag dringt zich op of het pleidooi, dat het boek wil zijn, veel mér dan deze mensen zal bereiken. Want afgezien van de prijs, die mas sale verspreiding in de weg lijkt te staan, is het boek geenszins voor iedereen gemakkelijk toegankelijk. Jan Terlouw schrijft ln de inleiding dat het boek geen leerboek wil zijn. Maar een leesboek is het evenmin: om het boek, met name het eerste deel. te kunnen lezen, is een meer dan gewone belangstelling én ken nis nodig. De poging het boek te willen popula riseren, heeft het meer dan eens moeten afleggen tegen de drang naar wetenschappelijke volledig heid. En dat is jammer voor een zo mooi opgezet pleidooi voor het be houd van de Waddenzee Waddenzee, natuurgebied van Ne derland. Duitsland en Denemarken Redactie Jan Abrahamse, Wouter Joenje. Noortje van Leeuwen-Seelt. Uitgave: Landelijke vereniging tot behoud van de Waddenzee en Ver eniging tot behoud van natuurmo numenten in Nederland. Omvang: 368 pag., 425 illustraties in kleur. Prijs: 79,90; voor leden van belde verenigingen: 59,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 13