betrouwde vrouw mag korter werken
lagers laten het lelijk afweten
J
Nu wat meer tijd voor huishouding
1
RAWB legde een
voortreffelijk ei
UlETEnSCHRP.TECKM
Aw*i4<L<ig.
tCmaM-dap
ieuwe regeling bij Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds bevalt goed:
Combinatie met volledige baan werd te zwaar
i strijd tegen botulisme maken ze geen vuile handen
r^ ERDAG 28 AUGUSTUS 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
CP
or Cisca Dresselhuys
ERLEN „We hadden zelf al vaak gedacht: hoe houden ze het
een volledige baan en een huishouden. Nou, het bleek lang^a-
rhand ook wel, dat een deel het inderdaad niet vol hield: er
amen allerlei klachten en een hoger ziekteverzuim in deze groep
l werkende, getrouwde vrouwen. Dat ziekteverzuim blijkt nu we
ir deze werknemers de vierdaagse werkweek hebben mogelijk
naakt, al terug te lopen, hoewel niet zoveel als we gedacht
Iden. Maar goed, de bedrijfsarts en de maatschappelijke
tester zijn erg tevreden over de resultaten en de meeste vrouwen
I, en dat is heel belangrijk."
|WI
ha
heer H. J. Miedema, chef perso-
fezaken van het Algemeen Burger-
Pensioenfonds (ABP) in Heerlen,
lelf ook best ingenomen met de
iwe regeling van dit overheidsbe-
j: de mogelijkheid voor getrouwde
en om per week vier of vier en
lalve dag te werken. „Uit de reac-
in kranten en van andere bedrij-
hebben we gemerkt dat we, op dit
t, een koploper blijken te zijn. Dat
fn we ons niet bewust, maar het is
leuk eens ergens de eerste mee te
ABP, dat nu al weer zo'n acht jaar
eerlen zit (het was een van de
ensten, die vanwege de grote
loosheid in Limburg sluiting
de mijnen van Den Haag naar
ander deel van het land werd
;eplaatst) heeft 1800 mensen in
it. van wie 450 vrouwen. Van die
vrouwen zijn er ongeveer 240 ge-
>wd. Van deze 240 die de mogelijk
heid hebben om een kortere werkweek
te kiezen, hebben zeventig van deze
kans gebruik gemaakt. Men mag zelf
kiezen of men vier of vier-en-een halve
dag per week werkt ook mag gekozen
worden voor één hele dag vrij of twee
halve dagen, en de dag van de week,
die liefst wel altijd dezelfde moet zijn,
mag eveneens zelf worden vastge
steld. Wanneer men voor vier dagen
werken per week kiest, gaat het salaris
met een-vijfde naar beneden. Dat blij
ken 'veel vrouwen graag over te heb
ben voor wat meer vrijheid.
De zeventig vrouwen, die bij het ABP
nu zo'n kortere werkweek hebben,
blijken voor het overgrote deel jonge,
getrouwde vrouwen zonder kinderen
te zijn (het hele personeel van het
ABP is sedert de verhuizing naar Lim
burg trouwens sterk verjongd: twee
derde ervan is jonger dan 35 jaar). Wie
het op het eerste gezicht vreemd
vindt, dat bij deze „part-timers" bijna
geen vrouwen met kinderen zitten
moet weten, dat bij het ABP, trou
wens in heel Limburg, de getrouwde
vrouwen ophouden met werken, wan
neer ze een kind krijgen. In die zeven,
acht jaar, dat het ABP nu in Heerlen
zit, is het tweemaal voorgekomen, dat
een getrouwde vrouw bleef doorwer
ken na haar bevalling, herinnert een
medewerker van personeelszaken
zich: één vrouw wier man student was
en één die bij haar moeder inwoonde.
„Bijna alle getrouwde vrouwen die wij
in dienst hebben zijn hier al als onge
trouwde meisjes komen werken. Ze
zijn hier getrouwd, vaak met jongens
van het ABP, en zijn blijven werken.
Deze vrouwen maken nu deels gebruik
van de vierdaagse werkweek. Ze wo
nen vaak in flats waar ze niet zoveel te
doen hebben, bovendien is het financi
eel aantrekkelijk om te blijven werken
en stellen de meesten ook prijs op het
behoud van hun sociale contacten die
ze door het werk hebben.
Maar hoe enthousiast ze ook beginnen
vlak na het huwelijk, na verloop van
tijd blijken het huishouden en de
baan buitenshuis samen toch een te
zware belasting te vormen voor de
vrouw, op wie toch steeds het grootste
deel van huishoudelijk werk neer
komt. Wij merkten dat aan het hoge
ziekteverzuim onder deze vrouwen en
het feit dat ze, nog heel jong, toch al
vaak overspannen waren. Het ziekte
verzuim van onze getrouwde vrouwen
lag ruim een procent hoger dan bij de
ongetrouwde (ongeveer 12 procent te
gen 10.8 procent). En dat waren heus
geen verkapte vrije dagen om het huis
eens op te poetsen, nee dat was echt
ziekteverzuim, vaak vanwege klach
ten in verband met een te zware belas
ting: hoofdpijn, rugpijn, buikpijn en
dergelijke.
De vrouwen zijn zelf met onze Bijzon
dere Commissie van Overleg (een
soort ondernemingsraad) gaan praten.
Wij hebben toen een enquête onder de
getrouwde vrouwen gehouden over
een eventuele mogelijkheid tot part
time werk en toen kwam de vierdaag
se werkweek als hoogst genoteerde uit
de bus. Vorig jaar november zijn we er
zo'n beetje mee begonnen en sedert
januari is het een vaststaande rege
ling geworden.
Natuurlijk vergt het wel wat organisa
tie. want de lege plaatsen moeten wor
den opgevuld: wanneer het om vier of
vijf vrouwen in één groep gaat, is dat
niet zo moeilijk, dan nemen we er
gewoon een nieuwe kracht bij. maar
wanneer het om minder vrouwen gaat.
dan moet het werk door de rest van de
groep erbij gedaan worden op die ene
dag Tot nu toe hebben we dat nog
steeds kunnen regelen. Het is nog
nooit voorgekomen dat we vanwege
klachten van de rest van een groep
een vrouw deze kortere werkweek heb
ben moeten weigeren. Dan moeten ze
ook wel met erg zwaarwegende klach
ten komen, vind ik.
Natuurlijk moet het dienstbelang niet
lijden onder deze regeling, vandaar
dat we vrouwen in bepaalde functies,
zoals secretaresses en andere solitaire
functies, deze mogelijkheid helaas
niet kunnen bieden."
Waarom geldt de regel alleen voor ge
trouwde vrouwen en bijvoorbeeld niet
voor oudere, ongetrouwde vrouwen, die
het vaak minstens zo moeilijk hebben
met de combinatie werk-huishouden of
voor mannen?
Miedema: „We doen het stapje voor
stapje We kijken eerst hoe deze eerste
maatregel uitpakt. Bovendien hebben
we van de ongetrouwde vrouwen of
van de mannen nog nooit een verzoek
gehad voor iets dergelijks. En we gaan
niet zover, dat we vanuit onszelf voor
uitlopen op wensen die er klaarblijke
lijk nog niet zijn. Maar wat die onge
trouwde oudere vrouwen betreft, dat
zou inderdaad een volgende stap kun
nen zijn, dat is zo. Misschien dat we
ook eens een enquête onder deze
groep zouden kunnen houden."
Tenslotte: zou u zelf niet graag wat
minder willen werken en wat meer vrij
hebben?
Miedema: „O nee, ik heb er zelf geen
behoefte aan. Misschien over een paar
jaar, ik zit nog ruim zeven jaar van
mijn pensioen af en wanneer ik het
over eventuele maatregelen heb, denk
ik altijd voor mensen boven de zestig.
Je schuift iets dergelijks waarschijn
lijk zo lang mogelijk voor je uit, totdat
je er toch echt bij gaat horen: bij de
oudere werknemers".
Bnet Hoekstra (23) administratief mede
werkster, drie jaar getrouwd; Paula Meessen (23)
lelefoniste, bijna twee jaar getrouwd, en Jeanny
lansscn (27), administratief medewerkster, vier
aar getrouwd, zijn drie van de zeventig getrouw-
|e vrouwen, die een part-time werkweek hebben
gekozen: of een hele dag vrij, of twee halve of
maar dat is een uitzondering vijf halve dagen
Vrij.
lun verhaal komt globaal op hetzelfde neer: ze
tonden de combinatie van een volledige baan
amen met het huishouden toch wel zwaar woe
len. Niet zo dat ze er de baan om zouden
ipzcggen of naar een andere werkkring zouden
itkijken, maar toch wel zo zwaar, dat ze onmid-
lellijk toehapten toen de mogelijkheid voor een
lortere werkweek bij de eigen baas geschapen
Kerd.
janet (die dinsdags- en donderdagsmiddags vrij
(ceft: „Ik vind het heerlijk, die twee vrije midda-
•cn, het breekt de week echt. Ik zou geen hele
|ag vrij willen hebben, want ik ken mezelf: dan
»u ik lang in bed blijven liggen en dan is je dag
li voor een groot stuk weg. Het scheelt me zo'n
weehonderd gulden :n de maand, maar dat
lebben we er graag voor over. Mijn man werkt
tok hier bij het ABP. Hij was het er onmiddellijk
bee eens, dat ik korter zou gaan werken. Ik heb
het gedaan omdat ik nu wat meer tijd voor het
huishouden krijg. Vroeger kwam het allemaal op
het weekend neer en daar werd je wel eens goed
chagrijnig van, dat je die vrije dagen moest
gebruiken voor grote beurten. Ach, m'n man
helpt wel in het huishouden, hij kookt bijna
altijd, maar met een stofzuiger heb ik hem nog
nooit gezien. Dat hoeft ook niet hoor, vind ik. Ik
heb zelf trouwens geen hekel aan huishoudelijk
werk, als ik er maar de tijd voor heb. Ik pak er
natuurlijk vooral als het mooi weer is, best eens
een uurtje voor mezelf af, hoor, om eens lekker
in de tuin te zitten. Ik blijf voorlopig zeker nog
zo'n drie of vier jaar werken, kinderen willen we
nu toch nog niet, dat kan over een tijdje ook
nog."
Ook Paula (vijf vrije middagen) is gelukkig met
haar kortere werkweek. ,,Ik was allang bezig uit
te kijken naar part-time werk, maar dat lukte
niet erg. Ik wilde meer tijd hebben voor het
huishouden, koken en bakken, maar ook voor
hobby's, zoals handwerken. Een vrije dag in de
week vond ik daar nog te weinig voor. En soms
kom ik nog tijd tekort. Ik doe nu het hele
huishouden weer zelf, mijn man doet nu niks
meer. Dat vind ik niet erg, want het huishouden
is ook een hobby van me. Maar helemaal niet
meer werken zou verkeerd voor me zijn, dan zou
ik toch weer aanspraak gaan zoeken, dat wel.
Mijn salaris is ongeveer gehalveerd, dat merk je
natuurlijk wel. Mijn man zou niks voelen voor
minder werken, die werkt graag, die verveelt'
zich thuis al gauw, dat doet-ie zondags al."
Jeanny (die elke vrijdag vrij heeft): „We zijn al
wat langer getrouwd en dan gaat je huishouden
toch meer tijd vergen. Alle spullen zijn niet meer
.zo nieuw en vergen meer onderhoud. En ik wil
het graag netjes voor elkaar hebben. Voor mij is
het huishouden doorslaggevend geweest om
minder te gaan werken. Anders kwam het altijd
op de avonden en de weekends neer en dat wordt
op den duur echt vervelend, daar wordt je maar
chagrijnig van. omdat je elke keer denkt dat je
moet werken in je huis, terwijl je er eigenlijk
geen zin in hebt. Vroeger moest je een hele of
een halve dag vrij nemen, wanneer je het huis
eens een grote beurt wilde geven, dat is nou niet
meer nodig. Bovendien ben je thuis wanneer er
mensen iets moeten komen afgeven of in je huis
een karweitje opknappen, dat is ook fijn. Een
werkster? O nee, nooit. Ik geef liever een-vijfde
van mijn salaris hier terug, dan dat ik het zou
besteden aan een werkster, zelfs als dat veel
goedkoper zou zijn.Ik houd niet van een vreemde
in m'n huis en aan m'n spulletjes. Nee, het
bevalt me best zo. Mijn man hielp nooit veel in
het huishouden en nu hoeft hij helemaal niets
meer te doen."
DEHor Hans Schmit
„Jagers geven altijd hoog op
omg1r de rol die ze vervullen bij het beheer
arde-i de wildstand, bij het in stand houden
1 het evenwicht in de natuur. Nu deze
ler het botulisme vooral onder de wa-
irogels veel slachtoffers eist, verwacht
dat de jagers, als belanghebbenden,
ü- t0[en meehelpen het botulisme te be-
ijden door vogelkadavers op te rui-
i8. To^. Maar ik heb hier, in de Dordtse en
Ibantse Biesbosch, nog geen jager ge-
die dode eenden opruimt. De prak-
is kennelijk anders dan de verhalen
de jachtbladen ons willen doen ge-
verwijt komt uit de mond van Harry van
(38)- controleur van de Vogelweten een van
frijwilligers die in zijn vrije tijd de Biesbosch
ekt om de dode vogels op te ruimen. Want
van de kadavers is eigenlijk het enige
M,,vljen in de strijd tegen het botulisme. dat dit
in vrijwel geheel Nederland om zich heen
wmm pt en een ernstige slachting onder de vogels
richt. Harry van Vugt, lid van de werkgroep
oud Biesbosch. haast zich aan zijn verwijt
het adres van de jagers toe te voegen dat hij
iea i fanatieke tegenstander van de jacht is en
x rip kan opbrengen voor de noodzaak van
aaide vormen van jagen.
kan," verduidelijkt hij. „het wel hebben dat
ejaagd wordt. Hoewel de jacht op waterwild,
vorige maand weer is geopend, vaak erg
portief is. Vanuit schuilhutten worden met
Heergeweren in een paar uur tijd een paar
derd vogels doodgeschoten. Dat heeft niets
regulatie van de wildstand te maken, je
it dan net zo goed kleiduiven gaan schieten,
jeendejacht is 24 juli weer geopend, wat
lijk te vroeg is. omdat een aantal vogels
nog jongen heeft en er ook nog ruiende
len zijn. die moeilijk kunnen vliegen. Dat die
zo vroeg wordt geopend, houdt verband
het aanbrengen van schade aan graan en
It
erwten door eenden. Ik vind dat je dan moet
jagen op die plaatsen waar inderdaad schade
wordt aangebracht en niet op plaatsen waar de
eenden nog rusten. Ik heb in de Biesbosch op 24
juli. de eerste dag van het jachtseizoen, ge
constateerd dat jagers sloten afliepen waar ge
garandeerd nog eenden met jongen zitten. Maar
wat mij het meest tegenstaat, is dat er hier in de
Biesbosch geen jager is die door botulisme ge
troffen eenden opruimt. Jagers kunnen een rol
spelen bij de bestrijding van het botulisme. zij
zijn immers ook belanghebbenden. Maar je ziet
ze nu niet. evenmin als je ze buiten de jachttijd
in het veld ziet."
Zwaar getroffen
De Biesbosch, en met name het Dordtse deel
ervan, behoort dit jaar tot de zwaarst door het
botulisme getroffen gebieden. In de Biesbosch
zijn al meer dan zesduizend dode vogels geruimd
(meer dan drie keer zoveel als vorig jaar) en
gevreesd moet worden dat dit aantal aanzienlijk
zal stijgen, omdat deze weken weer miljoenen
trekvogels op hun weg naar het zuiden de Bies
bosch als rust- en pleisterplaats zullen aandoen.
Tot nu toe zijn zo'n 28 soorten vogels in de
Biesbosch gevonden, hoofdzakelijk eenden. Er
zijn echter ook veel wintertalingen bij en
zangvogels als de roodborst en de merel. Ook is
een zeldzame vogel als de lepelaar gevonden,
terwijl roofvogels als kiekendieven en buizerds
eveneens het slachtoffer zijn geworden.
Het opruimen van door botulisme aangetaste
kadavers (zoals al gezegd de enige doeltreffende
bestrijdingsmethode) gebeurt in de Biesbosch
door ongeveer vijftien beroepskrachten, vogel
wachters. opzichters van Staatsbosbeheer, men
sen van de gemeenten. Eind vorige maand sloe
gen de besturen van Dordrecht en de Biesbosch
al alarm: de problemen met de bestrijding groei
den boven hun hoofd en aan vier ministeries
(CRM. Landbouw en visserij, Volksgezondheid
en milieuhygiëne en Verkeer en waterstaat) werd
steun gevraagd. Daarnaast zetten natuurliefheb
bers zich in bij het ophalen van de dode vogels
die op het water drijven en zo een gevaar vormen
voor de nog gezonde vogels.
Harry van Vugt: „Wij hebben nu al meer dan
zestig mandagen gezocht, allemaal in onze vrije
tijd. Je moet er met de auto heen, een boot huren
van tien, twaalf gulden per dag dat kost als je
het vaak doet, nogal wat geld. Bovendien is niet
iedereen voor dat werk geschikt. Je moet de
Biesbosch kennen en vrij hard zijn. Het is smerig
werk, de kadavers zijn vaak al in verregaande
staat van ontbinding, terwijl je ook een vogel die
niet meer te redden is, de nek moet durven
omdraaien Je moet kokhalsneigingen goed kun
nen onderdrukken. Het belangrijkste is dat het
goed wordt bijgehouden, dat je iedere dag zoekt.
Hoewel de acties door vakanties en zo wat laat
op gang zijn gekomen (volgend jaar moeten we
attenter zijn), gebeurt dat nu ook wel. Op de
meest bedreigde plaatsen, zoals het Lepe
laarsgat en de polder De Dood. wordt nu iedere
dag gezocht."
Geen zuurstof
Het botulisme stak. na lange tijd van betrekke
lijke stilte, in juli 1970 in Nederland weer in alle
hevigheid de kop op. Veroorzaker van deze ziek
te. die de vogels verlamt, is de bacterie Clostridi
um botulinum, een onschuldig organisme dat
echter onder bepaalde omstandigheden het ui
terst giftige botulinum toxine produceert. Die
omstandigheden bestaan uit de afwezigheid van
zuurstof in het water en een aangename tempe
ratuur, zo tussen de twintig en dertig graden. Als
de omstandigheden niet gunstig zijn, kan de
bacterie zich te ruste begeven om vele jaren later
weer „tot leven te komen." Het type-C, waaraan
nu de vogels lijden, is ongevaarlijk voor de mens,
maar de kans bestaat dat andere typen ontstaan
die wél gevaarlijk voor de mens zijn.
Op de vraag waardoor in 1970 het botulisme zo
onverwacht terugkwam, is geen duidelijk
antwoord te geven. Er bestaan wel vermoedens.
Zo is door de watervervuiling het zuurstof gehal
te van het water teruggelopen en de afwezigheid
van zuurstof stelt de bacterie Clostridium botuli
num nu Juist erg op prijs. Ook neemt de tempe
ratuur van het water toe, waarvoor niet alleen de
warme zomer verantwoordelijk is, maar ook de
lozing van koelwater. Maar minstens even be
langrijk als de vervuiling en de verwarming van
het water, is het afnemen van het aantal natuur
lijke opruimers in de natuur, de roofvogels en de
roofdieren en de dieren die „schadelijk wild"
genoemd worden.
De roofvogels, de hermelijnen, de bunzings, de
wezels zij houden de natuur schoon, ruimen de
zieke dieren op en vernietigen de kadavers vóór
het gevaarlijke gif zich heeft gevormd. In een
warme zomer als deze, duurt dat ongeveer twee
dagen. Harry van Vugt: „Het is daarom zo jam
mer dat er nog veel rovers worden vernietigd. Zij
houden de boel schoon en worden niet aangetast
als de gestorven dieren nog niet tot ontbinding,
zijn overgegaan. Doordat er te weinig rovers zijn
en te veel kadavers, vallen echter onder de
rovers ook slachtoffers Deze rovers zijn moeilijk
terug te vinden, doordat ze niet op het water
drijven maar op het land liggen als ze dood
zijn.Schadelijk wild. zoals de kraai, mag het hele
jaar worden bestreden. Zo verdwijnen er nog
steeds opruimers en wordt het natuurlijk even
wicht verstoord."
Een merkwaardige situatie: de natuurlijke op
ruimers worden opgeruimd door mensen, jagers,
die zich opruimers noemen maar die op hun
beurt hun neus ophalen voor het ruim-werk dat
zij zelf belemmeren. En dat heet dan de edele
kunst van het jagen.
door Rob Foppema
De Raad van advies voor het wetenschapsbeleid heeft
het ei van Columbus uitgevonden. Waarom zouden we
niet. aldus de RAWB, onderzoekers die aan verchillen-
de kanten van hetzelfde maatschappelijke probleem
werken, af en toe op een kluitje zetten. Dan kunnen ze
met elkaar praten over wat ze aan het doen zijn en hoe
ze dat op elkaar af kunnen stemmen. Voor een derge
lijk kluitje bedacht de raad de naam „probleem-
werkgroep".
Zo zouden bijvoorbeeld in een
Probleemwerkgroep Bin
nensteden de mensen die zich
met woon- en werksituatie be
zighouden, geregeld de men
sen kunnen treffen die met de
verkeersproblemen worstelen,
die zich verdiepen in de positie
van de middenstand, of welk
ander aspect dan ook. Andere
probleemwerkgroepen zouden
georganiseerd kunnen worden
rond thema's als arbeidsver
houdingen, stadsontwikkeling,
gezondheidsvoorlichting en ga
zo maar door.
Zoals gebruikelijk wanneer er
een ei van Columbus op tafel
wordt gezet, past hier maar
één reactie: gunst, waarom
heeft niemand dit eerder be
dacht? Want deze uitvinding
van de RAWB komt op een
tamelijk merkwaardig
moment.
Immers, wij beschikken sinds
mei 1973 over een volledige mi
nister voor het wetenschapsbe
leid. De heer Trip diende in
december 1974 bij de Tweede
Kamer een beleidsnota in.
waarna hij in grote lijnen ui
teenzette hoe hij zijn taak
dacht aan te pakken. De Ka
mer zag dit jaar. nog net voor
de zomervakantie, kans om die
nota voor kennisgeving aan te
nemen, wat betekende dat de
minister zijn gang kon gaan.
En al die tijd kwam niemand
op het idee van de probleem-
werkgroep. Of. éls iemand er
up gekomen was, heeft hij of
zij het in ieder geval erg stil
gehouden.
Laten we even proberen samen
te vatten wat er dan wél was
bedacht. Het door de overheid
betaalde onderzoek was, om
praktische redenen, onder
scheiden in universitair onder
zoek en wat daar tegenaan
leunt, en de bedrijvigheid in
andere wetenschappelijke in
stituten die door de overheid
wordt betaald (TNO bijvoor
beeld. het Rijksinstituut voor
visserijonderzoek en nog tien
tallen andere). De universitaire
hap laten we hier even buiten
beschouwing. Het gaat om het
„andere" onderzoek. dat
(meestal, maar niet altijd) op
directe toepassing is gericht,
terwijl de universiteiten (vaak,
maar lang niet altijd) funda
menteel wetenschappelijk on
derzoek bedrijven.
Voor dat „andere" onderzoek
moet er een systeem van sec
torraden komen. Elke sector
raad moet voor een bepaald
„maatschappelijk aan
dachtsgebied" het onderzoek
coördineren, richting geven en
zo goed mogelijk afstemmen
op de behoeften van de samen
leving. Daartoe zitten in zo'n
raad vertegenwoordigers van
drie groeperingen: de onder
zoekers. de gebruikers van on
derzoekresultaten en de over
heid. De sectorraad moet
openbare adviezen geven
aan de betrokken minister(s),
die uiteindelijk de beslissingen
neemt. Die beslissingen wor
den genomen „in overeenstem
ming met de minister van we
tenschapsbeleid" en zo nodig
na overleg in het kabinet.
Dat is het systeem zoals de
Nota wetenschapsbeleid het
aankondigde. Dat die nota nog
maar net door de Kamer is, wil
niet zeggen dat men op het
ministerie intussen stilgezeten
had. Al in februari van dit jaar
had een kleine studiegroep „in
afwachting van de parlemen
taire behandeling" het idee
verder uitgewerkt in een Dis
cussienota sectorraden. In zijn
commentaar op deze discussie
nota heeft de RAWB zijn ei
van Columbus op tafel geto
verd. Dat gebeurde overigens
uit onvrede, want de raad heeft
een aantal forse bezwaren te
gen de nota.
Indeling
Om te beginnen is daar het
probleem hoe je het totale veld
van onderzoek moet indelen in
een hanteerbaar aantal „maat
schappelijke aandachtsgebie
den" die elk een sectorraad
krijgen. In de oorspronkelijke
Nota wetenschapsbeleid stond
dat die indeling wel ongeveer
parallel zou lopen met de
werkgebieden van de verschil
lende ministeries. De RAWB
heeft daar toen mijns in
ziens terecht bezwaar tegen
aangetekend. Die gebiedsafba
kening is. voor een deel histo
risch. voor een deel door poli
tieke toevalligheden gegroeid,
en is daarom niet de meest
logische, laat staan de meest
doelmatige Maar het is een
betrekkelijk taai gegeven,
want langs de scheidslijnen
zijn in de departementen in
vloedssferen en gevestigde po
sities ontstaan die zich niet
zomaar door elkaar laten
schudden.
Zowel van het gebrek aan doel
matigheid als van de taaiheid
der Haagse structuren moeten
de minister van we
tenschapsbeleid en zijn ambte
lijke staf zich voortdurend be
wust zijn. Vandaar het voor
zichtige begin, eind 1974, toen
zo ongeveer één sectorraad
per ministerie in het vooruit
zicht werd gesteld. Vandaar
mijn enthousiasme toen begin
dit jaar de Discussienota sec
torraden _wat verder bleek te
gaan. Om. bij wijze van uitzon
dering. mijzelf te citeren: „Men
heeft het aangedurfd om de
departementale indeling welo
verwogen los te laten, zonder
de Haagse wereld daarmee me
teen helemóól door elkaar te
willen harken".
Daarom vind ik het een beetje
flauw van de RAWB dat hij
zijn oorspronkelijke kritiek op
dit punt zonder verzachting
handhaaft: „Bij de afbakening
van de sectorraden mag de na
druk niet eenzijdig vallen op
de departementale indeling
Als de raad vindt dat de dis
cussienota op dit punt niet ver
genoeg gaat, is het zijn goed
recht om daarop te wijzen,
voor het leveren van dat soort
kritiek is hij ingesteld. Maar de
RAWB zou niet moeten nege
ren dat de aanzet voor hervor
ming in de nota wel degelijk
gegeven is.
En de raad maakt zijn kri
tische positie er niet geloof
waardiger op in het praktische
advies om het hele idee sector
raad eerst maar eens in drie
(van de voorgestelde vijftien)
sectoren te laten proefdraaien.
Die drie sectoren zijn defensie,
landbouw en ontwikkelingssa
menwerking. Ze zijn op andere
zinnige criteria uitge
zocht, maar het komt wel han
dig uit dat ze elk zonder veel
problemen onder één ministe
rie vallen.
Dwarsverband
Andere kritische opmerkingen
van de RAWB snijden meer
hout. Van centraal belang is de
vaststelling dat op een aantal
gebieden geen zinvolle schei
ding kan worden gemaakt tus
sen universitair en buiten
universitair onderzoek. De uni
versiteiten zijn geen ivoren to
rens (meer) en doen wel dege
lijk een heleboel dingen die
„ook van betekenis zijn voor
de oplossing van maatschap
pelijke problemen zoals de
oorspronkelijke Nota we
tenschapsbeleid al onder
kende.
„Wanneer dan toch wordt uit
gegaan van een organisato
rische scheiding van het uni
versitaire en buiten
universitaire onderzoek", al
dus de RAWB, „doet de nood
zaak van een afdoende coördi
natie en het aanbrengen van
dwarsverbindingen zich extra
zwaar voelen. De voorstellen
die met betrekking tot deze
problemen in de Discussienota
Sectorraden zijn gedaan, acht
de Raad onvoldoende."
En dat laat zich denken. Want
die nota beperkt zich tot de
vaag gehouden suggestie dat
de universitaire beslissingsor
ganen best een paar mensen
naar de betreffende sectorra
den kunnen afvaardigen en
omgekeerd. Afgezien van wat
praktische moeilijkheden,
schrijft de RAWB afgemeten,
„staat een dergelijke construc
tie in geen verhouding tot de
ernst van het probleem"
Daarvoor wordt dan het idee
van de probleemwerkgroep ge
lanceerd (niet voor dit pro
bleem, maar voor alle proble
men). Die zouden de zo nood
zakelijke dwarsverbanden
moeten leggen, tussen „op el
kaar betrokken (dat is op het
zelfde maatschappelijk pro
bleem gerichte) onderzoeks
projecten. zowel binnen als
buiten de universiteit. In regel
matig onderling overleg kan
het werk binnen de totale pro
bleemwerkgroep overzien en
op elkaar afgestemd worden
Samen zouden de probleem-
werkgroepen een netwerk
moeten vormen voor contac
ten door het gehele onder
zoeksveld heen. Met deze ge
dachte lijkt de Raad van ad
vies voor het wetenschapsbe
leid het op papier degelijke
maar wat steriel aandoende
systeem van sectorraden te
hebben aangevuld tot een le
vensvatbaar organisme. Met
als bijkomend voordeel dat de
probleemwerkgroepen tot
stand kunnen komen „vooruit
lopend op of zelfs onafhanke
lijk van" de oprichting van sec
torraden. Want „de hier gesig
naleerde noodzaak tot coördi
natie bestaat nü reeds", aldus
de RAWB. En omdat alle be
trokkenen ervan overtuigd zijn
dat een nieuw systeem alleen
geleidelijk kan worden opge
bouwd, is ook die extra flexibi
liteit best handig. Je kunt er
haast niet omheen, dit is het el
van Columbus.