betrouwde vrouw mag korter werken lagers laten het lelijk afweten J Nu wat meer tijd voor huishouding 1 RAWB legde een voortreffelijk ei UlETEnSCHRP.TECKM Aw*i4<L<ig. tCmaM-dap ieuwe regeling bij Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds bevalt goed: Combinatie met volledige baan werd te zwaar i strijd tegen botulisme maken ze geen vuile handen r^ ERDAG 28 AUGUSTUS 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 CP or Cisca Dresselhuys ERLEN „We hadden zelf al vaak gedacht: hoe houden ze het een volledige baan en een huishouden. Nou, het bleek lang^a- rhand ook wel, dat een deel het inderdaad niet vol hield: er amen allerlei klachten en een hoger ziekteverzuim in deze groep l werkende, getrouwde vrouwen. Dat ziekteverzuim blijkt nu we ir deze werknemers de vierdaagse werkweek hebben mogelijk naakt, al terug te lopen, hoewel niet zoveel als we gedacht Iden. Maar goed, de bedrijfsarts en de maatschappelijke tester zijn erg tevreden over de resultaten en de meeste vrouwen I, en dat is heel belangrijk." |WI ha heer H. J. Miedema, chef perso- fezaken van het Algemeen Burger- Pensioenfonds (ABP) in Heerlen, lelf ook best ingenomen met de iwe regeling van dit overheidsbe- j: de mogelijkheid voor getrouwde en om per week vier of vier en lalve dag te werken. „Uit de reac- in kranten en van andere bedrij- hebben we gemerkt dat we, op dit t, een koploper blijken te zijn. Dat fn we ons niet bewust, maar het is leuk eens ergens de eerste mee te ABP, dat nu al weer zo'n acht jaar eerlen zit (het was een van de ensten, die vanwege de grote loosheid in Limburg sluiting de mijnen van Den Haag naar ander deel van het land werd ;eplaatst) heeft 1800 mensen in it. van wie 450 vrouwen. Van die vrouwen zijn er ongeveer 240 ge- >wd. Van deze 240 die de mogelijk heid hebben om een kortere werkweek te kiezen, hebben zeventig van deze kans gebruik gemaakt. Men mag zelf kiezen of men vier of vier-en-een halve dag per week werkt ook mag gekozen worden voor één hele dag vrij of twee halve dagen, en de dag van de week, die liefst wel altijd dezelfde moet zijn, mag eveneens zelf worden vastge steld. Wanneer men voor vier dagen werken per week kiest, gaat het salaris met een-vijfde naar beneden. Dat blij ken 'veel vrouwen graag over te heb ben voor wat meer vrijheid. De zeventig vrouwen, die bij het ABP nu zo'n kortere werkweek hebben, blijken voor het overgrote deel jonge, getrouwde vrouwen zonder kinderen te zijn (het hele personeel van het ABP is sedert de verhuizing naar Lim burg trouwens sterk verjongd: twee derde ervan is jonger dan 35 jaar). Wie het op het eerste gezicht vreemd vindt, dat bij deze „part-timers" bijna geen vrouwen met kinderen zitten moet weten, dat bij het ABP, trou wens in heel Limburg, de getrouwde vrouwen ophouden met werken, wan neer ze een kind krijgen. In die zeven, acht jaar, dat het ABP nu in Heerlen zit, is het tweemaal voorgekomen, dat een getrouwde vrouw bleef doorwer ken na haar bevalling, herinnert een medewerker van personeelszaken zich: één vrouw wier man student was en één die bij haar moeder inwoonde. „Bijna alle getrouwde vrouwen die wij in dienst hebben zijn hier al als onge trouwde meisjes komen werken. Ze zijn hier getrouwd, vaak met jongens van het ABP, en zijn blijven werken. Deze vrouwen maken nu deels gebruik van de vierdaagse werkweek. Ze wo nen vaak in flats waar ze niet zoveel te doen hebben, bovendien is het financi eel aantrekkelijk om te blijven werken en stellen de meesten ook prijs op het behoud van hun sociale contacten die ze door het werk hebben. Maar hoe enthousiast ze ook beginnen vlak na het huwelijk, na verloop van tijd blijken het huishouden en de baan buitenshuis samen toch een te zware belasting te vormen voor de vrouw, op wie toch steeds het grootste deel van huishoudelijk werk neer komt. Wij merkten dat aan het hoge ziekteverzuim onder deze vrouwen en het feit dat ze, nog heel jong, toch al vaak overspannen waren. Het ziekte verzuim van onze getrouwde vrouwen lag ruim een procent hoger dan bij de ongetrouwde (ongeveer 12 procent te gen 10.8 procent). En dat waren heus geen verkapte vrije dagen om het huis eens op te poetsen, nee dat was echt ziekteverzuim, vaak vanwege klach ten in verband met een te zware belas ting: hoofdpijn, rugpijn, buikpijn en dergelijke. De vrouwen zijn zelf met onze Bijzon dere Commissie van Overleg (een soort ondernemingsraad) gaan praten. Wij hebben toen een enquête onder de getrouwde vrouwen gehouden over een eventuele mogelijkheid tot part time werk en toen kwam de vierdaag se werkweek als hoogst genoteerde uit de bus. Vorig jaar november zijn we er zo'n beetje mee begonnen en sedert januari is het een vaststaande rege ling geworden. Natuurlijk vergt het wel wat organisa tie. want de lege plaatsen moeten wor den opgevuld: wanneer het om vier of vijf vrouwen in één groep gaat, is dat niet zo moeilijk, dan nemen we er gewoon een nieuwe kracht bij. maar wanneer het om minder vrouwen gaat. dan moet het werk door de rest van de groep erbij gedaan worden op die ene dag Tot nu toe hebben we dat nog steeds kunnen regelen. Het is nog nooit voorgekomen dat we vanwege klachten van de rest van een groep een vrouw deze kortere werkweek heb ben moeten weigeren. Dan moeten ze ook wel met erg zwaarwegende klach ten komen, vind ik. Natuurlijk moet het dienstbelang niet lijden onder deze regeling, vandaar dat we vrouwen in bepaalde functies, zoals secretaresses en andere solitaire functies, deze mogelijkheid helaas niet kunnen bieden." Waarom geldt de regel alleen voor ge trouwde vrouwen en bijvoorbeeld niet voor oudere, ongetrouwde vrouwen, die het vaak minstens zo moeilijk hebben met de combinatie werk-huishouden of voor mannen? Miedema: „We doen het stapje voor stapje We kijken eerst hoe deze eerste maatregel uitpakt. Bovendien hebben we van de ongetrouwde vrouwen of van de mannen nog nooit een verzoek gehad voor iets dergelijks. En we gaan niet zover, dat we vanuit onszelf voor uitlopen op wensen die er klaarblijke lijk nog niet zijn. Maar wat die onge trouwde oudere vrouwen betreft, dat zou inderdaad een volgende stap kun nen zijn, dat is zo. Misschien dat we ook eens een enquête onder deze groep zouden kunnen houden." Tenslotte: zou u zelf niet graag wat minder willen werken en wat meer vrij hebben? Miedema: „O nee, ik heb er zelf geen behoefte aan. Misschien over een paar jaar, ik zit nog ruim zeven jaar van mijn pensioen af en wanneer ik het over eventuele maatregelen heb, denk ik altijd voor mensen boven de zestig. Je schuift iets dergelijks waarschijn lijk zo lang mogelijk voor je uit, totdat je er toch echt bij gaat horen: bij de oudere werknemers". Bnet Hoekstra (23) administratief mede werkster, drie jaar getrouwd; Paula Meessen (23) lelefoniste, bijna twee jaar getrouwd, en Jeanny lansscn (27), administratief medewerkster, vier aar getrouwd, zijn drie van de zeventig getrouw- |e vrouwen, die een part-time werkweek hebben gekozen: of een hele dag vrij, of twee halve of maar dat is een uitzondering vijf halve dagen Vrij. lun verhaal komt globaal op hetzelfde neer: ze tonden de combinatie van een volledige baan amen met het huishouden toch wel zwaar woe len. Niet zo dat ze er de baan om zouden ipzcggen of naar een andere werkkring zouden itkijken, maar toch wel zo zwaar, dat ze onmid- lellijk toehapten toen de mogelijkheid voor een lortere werkweek bij de eigen baas geschapen Kerd. janet (die dinsdags- en donderdagsmiddags vrij (ceft: „Ik vind het heerlijk, die twee vrije midda- •cn, het breekt de week echt. Ik zou geen hele |ag vrij willen hebben, want ik ken mezelf: dan »u ik lang in bed blijven liggen en dan is je dag li voor een groot stuk weg. Het scheelt me zo'n weehonderd gulden :n de maand, maar dat lebben we er graag voor over. Mijn man werkt tok hier bij het ABP. Hij was het er onmiddellijk bee eens, dat ik korter zou gaan werken. Ik heb het gedaan omdat ik nu wat meer tijd voor het huishouden krijg. Vroeger kwam het allemaal op het weekend neer en daar werd je wel eens goed chagrijnig van, dat je die vrije dagen moest gebruiken voor grote beurten. Ach, m'n man helpt wel in het huishouden, hij kookt bijna altijd, maar met een stofzuiger heb ik hem nog nooit gezien. Dat hoeft ook niet hoor, vind ik. Ik heb zelf trouwens geen hekel aan huishoudelijk werk, als ik er maar de tijd voor heb. Ik pak er natuurlijk vooral als het mooi weer is, best eens een uurtje voor mezelf af, hoor, om eens lekker in de tuin te zitten. Ik blijf voorlopig zeker nog zo'n drie of vier jaar werken, kinderen willen we nu toch nog niet, dat kan over een tijdje ook nog." Ook Paula (vijf vrije middagen) is gelukkig met haar kortere werkweek. ,,Ik was allang bezig uit te kijken naar part-time werk, maar dat lukte niet erg. Ik wilde meer tijd hebben voor het huishouden, koken en bakken, maar ook voor hobby's, zoals handwerken. Een vrije dag in de week vond ik daar nog te weinig voor. En soms kom ik nog tijd tekort. Ik doe nu het hele huishouden weer zelf, mijn man doet nu niks meer. Dat vind ik niet erg, want het huishouden is ook een hobby van me. Maar helemaal niet meer werken zou verkeerd voor me zijn, dan zou ik toch weer aanspraak gaan zoeken, dat wel. Mijn salaris is ongeveer gehalveerd, dat merk je natuurlijk wel. Mijn man zou niks voelen voor minder werken, die werkt graag, die verveelt' zich thuis al gauw, dat doet-ie zondags al." Jeanny (die elke vrijdag vrij heeft): „We zijn al wat langer getrouwd en dan gaat je huishouden toch meer tijd vergen. Alle spullen zijn niet meer .zo nieuw en vergen meer onderhoud. En ik wil het graag netjes voor elkaar hebben. Voor mij is het huishouden doorslaggevend geweest om minder te gaan werken. Anders kwam het altijd op de avonden en de weekends neer en dat wordt op den duur echt vervelend, daar wordt je maar chagrijnig van. omdat je elke keer denkt dat je moet werken in je huis, terwijl je er eigenlijk geen zin in hebt. Vroeger moest je een hele of een halve dag vrij nemen, wanneer je het huis eens een grote beurt wilde geven, dat is nou niet meer nodig. Bovendien ben je thuis wanneer er mensen iets moeten komen afgeven of in je huis een karweitje opknappen, dat is ook fijn. Een werkster? O nee, nooit. Ik geef liever een-vijfde van mijn salaris hier terug, dan dat ik het zou besteden aan een werkster, zelfs als dat veel goedkoper zou zijn.Ik houd niet van een vreemde in m'n huis en aan m'n spulletjes. Nee, het bevalt me best zo. Mijn man hielp nooit veel in het huishouden en nu hoeft hij helemaal niets meer te doen." DEHor Hans Schmit „Jagers geven altijd hoog op omg1r de rol die ze vervullen bij het beheer arde-i de wildstand, bij het in stand houden 1 het evenwicht in de natuur. Nu deze ler het botulisme vooral onder de wa- irogels veel slachtoffers eist, verwacht dat de jagers, als belanghebbenden, ü- t0[en meehelpen het botulisme te be- ijden door vogelkadavers op te rui- i8. To^. Maar ik heb hier, in de Dordtse en Ibantse Biesbosch, nog geen jager ge- die dode eenden opruimt. De prak- is kennelijk anders dan de verhalen de jachtbladen ons willen doen ge- verwijt komt uit de mond van Harry van (38)- controleur van de Vogelweten een van frijwilligers die in zijn vrije tijd de Biesbosch ekt om de dode vogels op te ruimen. Want van de kadavers is eigenlijk het enige M,,vljen in de strijd tegen het botulisme. dat dit in vrijwel geheel Nederland om zich heen wmm pt en een ernstige slachting onder de vogels richt. Harry van Vugt, lid van de werkgroep oud Biesbosch. haast zich aan zijn verwijt het adres van de jagers toe te voegen dat hij iea i fanatieke tegenstander van de jacht is en x rip kan opbrengen voor de noodzaak van aaide vormen van jagen. kan," verduidelijkt hij. „het wel hebben dat ejaagd wordt. Hoewel de jacht op waterwild, vorige maand weer is geopend, vaak erg portief is. Vanuit schuilhutten worden met Heergeweren in een paar uur tijd een paar derd vogels doodgeschoten. Dat heeft niets regulatie van de wildstand te maken, je it dan net zo goed kleiduiven gaan schieten, jeendejacht is 24 juli weer geopend, wat lijk te vroeg is. omdat een aantal vogels nog jongen heeft en er ook nog ruiende len zijn. die moeilijk kunnen vliegen. Dat die zo vroeg wordt geopend, houdt verband het aanbrengen van schade aan graan en It erwten door eenden. Ik vind dat je dan moet jagen op die plaatsen waar inderdaad schade wordt aangebracht en niet op plaatsen waar de eenden nog rusten. Ik heb in de Biesbosch op 24 juli. de eerste dag van het jachtseizoen, ge constateerd dat jagers sloten afliepen waar ge garandeerd nog eenden met jongen zitten. Maar wat mij het meest tegenstaat, is dat er hier in de Biesbosch geen jager is die door botulisme ge troffen eenden opruimt. Jagers kunnen een rol spelen bij de bestrijding van het botulisme. zij zijn immers ook belanghebbenden. Maar je ziet ze nu niet. evenmin als je ze buiten de jachttijd in het veld ziet." Zwaar getroffen De Biesbosch, en met name het Dordtse deel ervan, behoort dit jaar tot de zwaarst door het botulisme getroffen gebieden. In de Biesbosch zijn al meer dan zesduizend dode vogels geruimd (meer dan drie keer zoveel als vorig jaar) en gevreesd moet worden dat dit aantal aanzienlijk zal stijgen, omdat deze weken weer miljoenen trekvogels op hun weg naar het zuiden de Bies bosch als rust- en pleisterplaats zullen aandoen. Tot nu toe zijn zo'n 28 soorten vogels in de Biesbosch gevonden, hoofdzakelijk eenden. Er zijn echter ook veel wintertalingen bij en zangvogels als de roodborst en de merel. Ook is een zeldzame vogel als de lepelaar gevonden, terwijl roofvogels als kiekendieven en buizerds eveneens het slachtoffer zijn geworden. Het opruimen van door botulisme aangetaste kadavers (zoals al gezegd de enige doeltreffende bestrijdingsmethode) gebeurt in de Biesbosch door ongeveer vijftien beroepskrachten, vogel wachters. opzichters van Staatsbosbeheer, men sen van de gemeenten. Eind vorige maand sloe gen de besturen van Dordrecht en de Biesbosch al alarm: de problemen met de bestrijding groei den boven hun hoofd en aan vier ministeries (CRM. Landbouw en visserij, Volksgezondheid en milieuhygiëne en Verkeer en waterstaat) werd steun gevraagd. Daarnaast zetten natuurliefheb bers zich in bij het ophalen van de dode vogels die op het water drijven en zo een gevaar vormen voor de nog gezonde vogels. Harry van Vugt: „Wij hebben nu al meer dan zestig mandagen gezocht, allemaal in onze vrije tijd. Je moet er met de auto heen, een boot huren van tien, twaalf gulden per dag dat kost als je het vaak doet, nogal wat geld. Bovendien is niet iedereen voor dat werk geschikt. Je moet de Biesbosch kennen en vrij hard zijn. Het is smerig werk, de kadavers zijn vaak al in verregaande staat van ontbinding, terwijl je ook een vogel die niet meer te redden is, de nek moet durven omdraaien Je moet kokhalsneigingen goed kun nen onderdrukken. Het belangrijkste is dat het goed wordt bijgehouden, dat je iedere dag zoekt. Hoewel de acties door vakanties en zo wat laat op gang zijn gekomen (volgend jaar moeten we attenter zijn), gebeurt dat nu ook wel. Op de meest bedreigde plaatsen, zoals het Lepe laarsgat en de polder De Dood. wordt nu iedere dag gezocht." Geen zuurstof Het botulisme stak. na lange tijd van betrekke lijke stilte, in juli 1970 in Nederland weer in alle hevigheid de kop op. Veroorzaker van deze ziek te. die de vogels verlamt, is de bacterie Clostridi um botulinum, een onschuldig organisme dat echter onder bepaalde omstandigheden het ui terst giftige botulinum toxine produceert. Die omstandigheden bestaan uit de afwezigheid van zuurstof in het water en een aangename tempe ratuur, zo tussen de twintig en dertig graden. Als de omstandigheden niet gunstig zijn, kan de bacterie zich te ruste begeven om vele jaren later weer „tot leven te komen." Het type-C, waaraan nu de vogels lijden, is ongevaarlijk voor de mens, maar de kans bestaat dat andere typen ontstaan die wél gevaarlijk voor de mens zijn. Op de vraag waardoor in 1970 het botulisme zo onverwacht terugkwam, is geen duidelijk antwoord te geven. Er bestaan wel vermoedens. Zo is door de watervervuiling het zuurstof gehal te van het water teruggelopen en de afwezigheid van zuurstof stelt de bacterie Clostridium botuli num nu Juist erg op prijs. Ook neemt de tempe ratuur van het water toe, waarvoor niet alleen de warme zomer verantwoordelijk is, maar ook de lozing van koelwater. Maar minstens even be langrijk als de vervuiling en de verwarming van het water, is het afnemen van het aantal natuur lijke opruimers in de natuur, de roofvogels en de roofdieren en de dieren die „schadelijk wild" genoemd worden. De roofvogels, de hermelijnen, de bunzings, de wezels zij houden de natuur schoon, ruimen de zieke dieren op en vernietigen de kadavers vóór het gevaarlijke gif zich heeft gevormd. In een warme zomer als deze, duurt dat ongeveer twee dagen. Harry van Vugt: „Het is daarom zo jam mer dat er nog veel rovers worden vernietigd. Zij houden de boel schoon en worden niet aangetast als de gestorven dieren nog niet tot ontbinding, zijn overgegaan. Doordat er te weinig rovers zijn en te veel kadavers, vallen echter onder de rovers ook slachtoffers Deze rovers zijn moeilijk terug te vinden, doordat ze niet op het water drijven maar op het land liggen als ze dood zijn.Schadelijk wild. zoals de kraai, mag het hele jaar worden bestreden. Zo verdwijnen er nog steeds opruimers en wordt het natuurlijk even wicht verstoord." Een merkwaardige situatie: de natuurlijke op ruimers worden opgeruimd door mensen, jagers, die zich opruimers noemen maar die op hun beurt hun neus ophalen voor het ruim-werk dat zij zelf belemmeren. En dat heet dan de edele kunst van het jagen. door Rob Foppema De Raad van advies voor het wetenschapsbeleid heeft het ei van Columbus uitgevonden. Waarom zouden we niet. aldus de RAWB, onderzoekers die aan verchillen- de kanten van hetzelfde maatschappelijke probleem werken, af en toe op een kluitje zetten. Dan kunnen ze met elkaar praten over wat ze aan het doen zijn en hoe ze dat op elkaar af kunnen stemmen. Voor een derge lijk kluitje bedacht de raad de naam „probleem- werkgroep". Zo zouden bijvoorbeeld in een Probleemwerkgroep Bin nensteden de mensen die zich met woon- en werksituatie be zighouden, geregeld de men sen kunnen treffen die met de verkeersproblemen worstelen, die zich verdiepen in de positie van de middenstand, of welk ander aspect dan ook. Andere probleemwerkgroepen zouden georganiseerd kunnen worden rond thema's als arbeidsver houdingen, stadsontwikkeling, gezondheidsvoorlichting en ga zo maar door. Zoals gebruikelijk wanneer er een ei van Columbus op tafel wordt gezet, past hier maar één reactie: gunst, waarom heeft niemand dit eerder be dacht? Want deze uitvinding van de RAWB komt op een tamelijk merkwaardig moment. Immers, wij beschikken sinds mei 1973 over een volledige mi nister voor het wetenschapsbe leid. De heer Trip diende in december 1974 bij de Tweede Kamer een beleidsnota in. waarna hij in grote lijnen ui teenzette hoe hij zijn taak dacht aan te pakken. De Ka mer zag dit jaar. nog net voor de zomervakantie, kans om die nota voor kennisgeving aan te nemen, wat betekende dat de minister zijn gang kon gaan. En al die tijd kwam niemand op het idee van de probleem- werkgroep. Of. éls iemand er up gekomen was, heeft hij of zij het in ieder geval erg stil gehouden. Laten we even proberen samen te vatten wat er dan wél was bedacht. Het door de overheid betaalde onderzoek was, om praktische redenen, onder scheiden in universitair onder zoek en wat daar tegenaan leunt, en de bedrijvigheid in andere wetenschappelijke in stituten die door de overheid wordt betaald (TNO bijvoor beeld. het Rijksinstituut voor visserijonderzoek en nog tien tallen andere). De universitaire hap laten we hier even buiten beschouwing. Het gaat om het „andere" onderzoek. dat (meestal, maar niet altijd) op directe toepassing is gericht, terwijl de universiteiten (vaak, maar lang niet altijd) funda menteel wetenschappelijk on derzoek bedrijven. Voor dat „andere" onderzoek moet er een systeem van sec torraden komen. Elke sector raad moet voor een bepaald „maatschappelijk aan dachtsgebied" het onderzoek coördineren, richting geven en zo goed mogelijk afstemmen op de behoeften van de samen leving. Daartoe zitten in zo'n raad vertegenwoordigers van drie groeperingen: de onder zoekers. de gebruikers van on derzoekresultaten en de over heid. De sectorraad moet openbare adviezen geven aan de betrokken minister(s), die uiteindelijk de beslissingen neemt. Die beslissingen wor den genomen „in overeenstem ming met de minister van we tenschapsbeleid" en zo nodig na overleg in het kabinet. Dat is het systeem zoals de Nota wetenschapsbeleid het aankondigde. Dat die nota nog maar net door de Kamer is, wil niet zeggen dat men op het ministerie intussen stilgezeten had. Al in februari van dit jaar had een kleine studiegroep „in afwachting van de parlemen taire behandeling" het idee verder uitgewerkt in een Dis cussienota sectorraden. In zijn commentaar op deze discussie nota heeft de RAWB zijn ei van Columbus op tafel geto verd. Dat gebeurde overigens uit onvrede, want de raad heeft een aantal forse bezwaren te gen de nota. Indeling Om te beginnen is daar het probleem hoe je het totale veld van onderzoek moet indelen in een hanteerbaar aantal „maat schappelijke aandachtsgebie den" die elk een sectorraad krijgen. In de oorspronkelijke Nota wetenschapsbeleid stond dat die indeling wel ongeveer parallel zou lopen met de werkgebieden van de verschil lende ministeries. De RAWB heeft daar toen mijns in ziens terecht bezwaar tegen aangetekend. Die gebiedsafba kening is. voor een deel histo risch. voor een deel door poli tieke toevalligheden gegroeid, en is daarom niet de meest logische, laat staan de meest doelmatige Maar het is een betrekkelijk taai gegeven, want langs de scheidslijnen zijn in de departementen in vloedssferen en gevestigde po sities ontstaan die zich niet zomaar door elkaar laten schudden. Zowel van het gebrek aan doel matigheid als van de taaiheid der Haagse structuren moeten de minister van we tenschapsbeleid en zijn ambte lijke staf zich voortdurend be wust zijn. Vandaar het voor zichtige begin, eind 1974, toen zo ongeveer één sectorraad per ministerie in het vooruit zicht werd gesteld. Vandaar mijn enthousiasme toen begin dit jaar de Discussienota sec torraden _wat verder bleek te gaan. Om. bij wijze van uitzon dering. mijzelf te citeren: „Men heeft het aangedurfd om de departementale indeling welo verwogen los te laten, zonder de Haagse wereld daarmee me teen helemóól door elkaar te willen harken". Daarom vind ik het een beetje flauw van de RAWB dat hij zijn oorspronkelijke kritiek op dit punt zonder verzachting handhaaft: „Bij de afbakening van de sectorraden mag de na druk niet eenzijdig vallen op de departementale indeling Als de raad vindt dat de dis cussienota op dit punt niet ver genoeg gaat, is het zijn goed recht om daarop te wijzen, voor het leveren van dat soort kritiek is hij ingesteld. Maar de RAWB zou niet moeten nege ren dat de aanzet voor hervor ming in de nota wel degelijk gegeven is. En de raad maakt zijn kri tische positie er niet geloof waardiger op in het praktische advies om het hele idee sector raad eerst maar eens in drie (van de voorgestelde vijftien) sectoren te laten proefdraaien. Die drie sectoren zijn defensie, landbouw en ontwikkelingssa menwerking. Ze zijn op andere zinnige criteria uitge zocht, maar het komt wel han dig uit dat ze elk zonder veel problemen onder één ministe rie vallen. Dwarsverband Andere kritische opmerkingen van de RAWB snijden meer hout. Van centraal belang is de vaststelling dat op een aantal gebieden geen zinvolle schei ding kan worden gemaakt tus sen universitair en buiten universitair onderzoek. De uni versiteiten zijn geen ivoren to rens (meer) en doen wel dege lijk een heleboel dingen die „ook van betekenis zijn voor de oplossing van maatschap pelijke problemen zoals de oorspronkelijke Nota we tenschapsbeleid al onder kende. „Wanneer dan toch wordt uit gegaan van een organisato rische scheiding van het uni versitaire en buiten universitaire onderzoek", al dus de RAWB, „doet de nood zaak van een afdoende coördi natie en het aanbrengen van dwarsverbindingen zich extra zwaar voelen. De voorstellen die met betrekking tot deze problemen in de Discussienota Sectorraden zijn gedaan, acht de Raad onvoldoende." En dat laat zich denken. Want die nota beperkt zich tot de vaag gehouden suggestie dat de universitaire beslissingsor ganen best een paar mensen naar de betreffende sectorra den kunnen afvaardigen en omgekeerd. Afgezien van wat praktische moeilijkheden, schrijft de RAWB afgemeten, „staat een dergelijke construc tie in geen verhouding tot de ernst van het probleem" Daarvoor wordt dan het idee van de probleemwerkgroep ge lanceerd (niet voor dit pro bleem, maar voor alle proble men). Die zouden de zo nood zakelijke dwarsverbanden moeten leggen, tussen „op el kaar betrokken (dat is op het zelfde maatschappelijk pro bleem gerichte) onderzoeks projecten. zowel binnen als buiten de universiteit. In regel matig onderling overleg kan het werk binnen de totale pro bleemwerkgroep overzien en op elkaar afgestemd worden Samen zouden de probleem- werkgroepen een netwerk moeten vormen voor contac ten door het gehele onder zoeksveld heen. Met deze ge dachte lijkt de Raad van ad vies voor het wetenschapsbe leid het op papier degelijke maar wat steriel aandoende systeem van sectorraden te hebben aangevuld tot een le vensvatbaar organisme. Met als bijkomend voordeel dat de probleemwerkgroepen tot stand kunnen komen „vooruit lopend op of zelfs onafhanke lijk van" de oprichting van sec torraden. Want „de hier gesig naleerde noodzaak tot coördi natie bestaat nü reeds", aldus de RAWB. En omdat alle be trokkenen ervan overtuigd zijn dat een nieuw systeem alleen geleidelijk kan worden opge bouwd, is ook die extra flexibi liteit best handig. Je kunt er haast niet omheen, dit is het el van Columbus.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11