sensatie
ubileum-opvoering van Wagners Ring verwekt
Sport kritisch
bekeken door
drie kunstenaars
Beurs
van Oude Kunst
en Antiquiteiten
Honderd
jaar
Bayreuth
IDAG 21 AUGUSTUS 1976
KUNST
TROUW/KWARTET 17
het slot van „Götterdèlmmerung" niet
buiten zijn oevers. Het mensdom kan ver
der leven. De tweede scène toont een in
nevelen gehuld Neuschwanstein of Disney
land, links en rechts schoorstenen en an
der metselwerk.
Eindelijk kunnen de goden hun woning op
het industrieterrein verlaten (de verhuis-
kisten staan al klaar) en zich in hun nieuwe
optrekje installeren. Na het inderdaad
sterk geënsceneerde „Rheingold" vielen
de volgende voorstellingen wat tegen. In
„Die Walküre". in ..Siegfried" en in „Göt-
terdammerung" werd men geconfronteerd
m^t een opeenvolging van geniale scènes
en primitieve toestanden. De regie was
voortdurend erg druk. Zowel vijandelijke
als intieme relaties vonden uitdrukking in
overdreven handtastelijkhedèn. Maar dat
Chéreau een geboren theaterman is heeft
hij ook hier veelvuldig bewezen. Deze
Ring-montering is echter nog lang niet
klaar. Er moeten aanvullingen en verbete
ringen worden aangebracht. Veel moet
vereenvoudigd worden, vooral ten behoeve
van de zangers, die in het musiceren soms
belemmerd werden.
Storend
„Kijkt u niet te veel, maar luistert u liever
goed", riep Wagner iemand toe, die te veel
aandacht aan het toneelgebeuren besteed
de. En deze opmerking zou zeker het pu
bliek in Bayreuth in 1976 toegevoegd kun
nen worden Want niet alleen kwamen er
vaak storende geluiden uit de zaal tijdens
de voorstellingen, maar de orkaankracht
waarmee na afloop gefloten en „boe" ge
roepen werd. werkte generaliserend. De
beste vocalisten moesten dit tumult on
dergaan.
En dat terwijl juist het vocale ensemble zo
goed voor de dag kwam. Roberta Knie
zong drie avonden een prachtige Brünnhil-
de. Deze ster van het ensemble kreeg zeer
goed tegenspel van Hans Sotin iWotani.
en René Kollo (Siegfried in het gelijknami
ge drama), maar minder overtuigend van
Jess Thomas, een vroeg op zijn retour
zijnde heldentenor die in „Götterdëmme-
rung" de partij van de jonge Siegfried
zong. Aan heldentenoren is op het
ogenblik overigens geen gebrek. Er waren
dit jaar verschillende nieuwe zeer goede
stemmen in Bayreuth te beluisteren. Zol-
tan Kelemen zong een prachtige demo
nische Alberich. Karl Ridderbusch blijkt
een waardig opvolger van de vermaarde
diepe bas Josef Greindl.
Het orkest onder leiding van Pierre Boulez
stelde teleur. Wel waren er schitterende
momenten, die zeer geïnspireerd klonken,
maar overigens werd er te tam gespeeld Er
bleef een te grote, distantie ten opzichte
van de climax in grote spanningsbogen
Ook de begeleidingen klonken te afstande
lijk. Fragmenten die hoogtepunten had
den moeten worden, kregen te weinig spi
rit (Walkürenritt en Feuerzauber). Nee. de
directie van Pierre Boulez. waarnaar met
zoveel spanning was uitgekeken, bleef on
der het niveau dat de laatste jaren in
Bayreuth gehandhaafd kon worden (Horst
Stein en Carlos Kleiber).
Hoewel er dit seizoen vier complete opvoe
ringen van „Der Ring des Nibelungen"
waren, overtroffen de aanvragen voor
plaatskaarten verre de capaciteit van de
zaal. Hieruit mag geconcludeerd worden
dat ondanks het wisselende niveau, de
belangstelling na honderd jaar Festspiele
internationaal nog zeer groot is.
(ADVERTENTIE)
RO\DE
LUTHERSE KERK
Singel Amsterdam
21 t/in 29
augustus 1976
Openingstijden:
zater- en zondagen
11.00-18.00 uur
overige dagen van
14.00-21.00 uur
Onder auspiciën van
Orde van Handelaren
in Oude Kunst en Antiquiteiten
- Twee toneelbeelden uit
Wagners „Götterdamme-
rung", een van de vier wer
ken die samen de „Ring der
Nibelungen" vormen.
een schroothoop, een verzameling potten
en pannen en ander oud ijzer, opgeborgen
in plastic vuilniszakken, die later wanneer
het onderpand Freia moet worden terug
gekocht. eenvoudig vanaf een laadbrug
bovenop haar wordt gestort.
Hiermee wordt tevens aangetoond wat de
ze kapitalisten in wezen waard zijn: niet
meer dan de oppervlaktewaarde van een
vuilnisbelt. Daartegenover staat het prole
tariaat. gepersonifieerd in de reus Fafner
en de dwerg Alberich. Deze laatste, een
handelaar in lompen en metalen, verwerft
tijdelijk grote macht, die hij gebruikt om
zijn Nibelungen (hier kompels in een on
dergrondse mijn) te terroriseren. Ziet Ché
reau zó de dictatuur van het proletariaat?
Gunther en Hagen zijn de exponenten van
een nieuwe generatie, die zich op een han
dige manier denken te verrijken. De onno
zele Siegfried wordt in hun spel betrokken
en krijgt daarom een keurige smoking
aangemeten. Wat dom van de goden-dat zij
hun toekomst zeker wilden stellen door op
Loge en Freia te rekenen. Freia blijkt een
onzekere belegging. De gedeukte potten
en pannen zijn aantrekkelijker dan haar
gouden appels. Loge. de spitsvoudige ge
bochelde beurscommissionair, is onbe
trouwbaar: de fondsen die hij verhandelt
brengen de goden op de rand van het
faillissement.
Realistisch
De toneelbeelden zijn uiterst realistisch.
Een stuwdam in „Das Rheingold" inplaats
van een rustig stromende rivier (Chéreau
gelooft niet in het onbeschreven blad dat
hier zou moeten worden uitgebeeld. Er is
altijd een voorgeschiedenis en ook altijd
een vervolg). Daarom treedt de Riin aan
Walter Wolvekamp
ijkt in Bayreuth gewoonte te worden dat een jubileum vergezeld moet
van revolutie en schandaal; schandaal om de opvoeringen. In 1951, bij
•jarig bestaan van het Festspielhaus en de heropening na de laatste
oorlog ontmantelde Wieland Wagner, kleinzoon van de componist
d Wagner, het vooroorlogse toneelbeeld.
jurde alle rariteiten naar het mu-
bouwde een bijna lege scène op,
de symboliek de belangrijkste
i kreeg, de handeling vereenvoudigd
>t het meest noodzakelijke en de
het sterkste aspect van Wagners
:unst, uitgangspunt werd. Dit alles
overeenstemming met de woorden
grootvader: „Ik heb het on-
orkest gevonden, nu moet ik nog
ichtbare theater uitvinden."
punt. De verwaande goden die met weinig
scrupules en met veel ellenbogenwerk geld
en macht vergaarden, bespot en gehoond
door het proleteriaat. Het goud waarom
alles draait is niets dan het slijk der aarde.
er vol toneel
ertijds lege toneel staat weer vol met
uten. Een bonte verzameling van ne-
:nde en twintigste eeuwse sterk his-
rende zaken. Zeer naturalistisch, be-
liet abstract en tijdloos als bij Wie-
Costuums die op de lachspieren wer-
Potan in rok, Siegfried en Gunther in
kleding. Hagen als onderwereldfi-
uit de jaren twintig. Hunding als
baas in een holle Gaststëtte en
ihilde op een miniatuur Matterhorn
ip de voorgrond de grafzerken en
es van een vervallen begraafplaats,
scène speelt de klassenstrijd.
het motto „Walhall is Wallstreet"
de kapitalistische goden met Wo-
s eerste bankdirecteur zich te weer
de aanvallen van het proletariaat:
i en dwergen, de door Chéreau be-
e kameraden van Hunding met ge-
>etten en de Gibichungen in „Götter-
lerung" gewapend met achterla-
Echte paarden scharrelen rond tot
an de vocalisten. Echt vuur bij de
zauber tot ontsteltenis van de plaat-
brandweer, die dermate veilig-
naatregelen nam, dat de scène mis-
Schuivende bakken met bomen
ichter verstoppertje werd gespeeld
In volautomatische smidse, waarin
fieds zwaard „Notung" zonder hel-
pnst gesmeed werd. Kortom een wir-
|[an geniale vondsten en primitieve
|rd slechts beperkt gebruik gemaakt
et gigantische toneel en de magnifie-
lichtingstoren in het Festspielhaus.
ftdien ontstond er een storende dis-
ntie tussen de mythologiserende
en het historisch begrensde toneel-
roothoop
Iflan alles zo slecht en misplaatst wat
fau beoogde?
niet! Reeds Wieland Wagner betoog-
„Walhall is Wallstreet" en dat is
tan de centraal staande thema's ge-
||n in Chéreau's visie. Vooral in das
igold bleek het een sterk uitgangs
bij de 150ste geboortedag van de
mist, werd het publiek openlijk te
:et toen het in een nieuwe enscene-
van „Die Meistersinger von
Tg" alles terugkreeg waarom het
jaar daarvoor gevraagd had: de
jerger huisjes, een overvolle Festwie-
it alle vaandels en wapens die er
konden worden, een drukke
je regie en het geheel in een Shakes-
anse omlijsting. Na afloop stortte
ibliek zijn gram over de kunstenaars
groot tumult.
1976 de Festspiele honderd jaar
en tevens het eeuwfeest van de
tegrale opvoering van „Der Ring
:lungen" moest worden gevierd,
t kabaal van 1963 zo mogelijk nog
'fen. Wat was er aan de hand? Na
aandringen van de dirigent Pierre
besloot de tegenwoordige inten-
Wolfgang Wagner, de 32 jarige Fran-
leelregisseur Patrice Chéreau (die tot
e slechts twee opera's had geënsce-
uit te nodigen voor een nieuwe
ring van de Ring; dat geweldige, vier
en durende drama, waaraan veel re-
rs zich al vertild hebben. Onbewust
lien ik krijg uit wat ik over hem
rd en gelezen heb niet de indruk dat
au zich erg verdiept heeft in de per-
van Richard Wagner heeft hij
ige karaktertrekken van de compo-
ondanks zichzelf, goed aangevoeld.
het eerste Festspiel van 1876 zei
er immers: Volgende keer zal ik alles
doen". En dat heeft Chéreau letter-
edaan!
Een beeld uit Gerrit van Dijk's animatiefilm. Dq t.v.-isolatiestoel van Victor de Beyer.
Project. Dat begrip is zo langza
merhand helemaal ingeburgerd bij
de beeldende kunst. Volgens Van
Dale is het een ontwerp, een plan.
maar in meer artistieke regionen
blijft het daar zelden bij en wordt
het meestal gehanteerd in geval je
iets geen schilderij, beeld of object
meer kunt noemen, 't Is vaak een
verzameling van allerlei toe
standen.
Dat Nationale Duiventillenplan van Wil
lem van Ballegooyen (Trouw/Kwartet
van 14 augustus), dat noem je een pro
ject. Of, wat Wim Gijzen deed. een paar
jaar geleden: alle 864 Nederlandse ge
meenten afreizen, overal een foto maken
van het gemeentenaambord, een an
sichtkaart kopen in een winkel ter plaat
se van die winkel ook weer een foto
maken, de ansichtkaart naar de Rotter
damse Kunststichting sturen (die dat
project financierde) en dan ten slotte nog
eens de brievenbus fotograferen waarin
die kaart gepost werd.
Ik omschrijf dat allemaal zo nadrukke
lijk om aan te tonen, dat dit soort projec
ten meestal weinig om het lijf heeft, in
ieder geval vaak erg onduidelijk en wazig
is.
Daarom is het project „Sport blik" van
de Haarlemse kunstenaars Pieter
Zwaanswijk, Gerrit van Dijk en Victor de
Beyer, dat nog tot 2 september in het
„Kultureel Sentrum de Koningswei" te
Tilburg te zien is en te beleven valt
een complete verrassing voor me gewor
den. Vooral omdat je hier nu eens niet
geconfronteerd wordt met een vaag eli
tair gedoe, er wordt geen hoogmoedig
uitgangspunt ingenomen tegenover „an
dersdenkenden". er is ook geen sprake
van een ook nogal goed in de markt
liggende belachelijkmaking van die „an
der". maar er wordt zonder meer en heel
duidelijk een probleem aan de orde en
aan de kaak gesteld.
Want de sport, zoals die nu beoefend
wordt, groeit meer en meer uit tot een
probleem. De kreet, dat sport verbroe
dert, gaat niet dikwijls meer op bloedige
studentenrellen tijdens de Olympische
Spelen in Mexico, toen terrorisme in
Munchen!
Afrikaanse landen boycotten Montreal,
er waren complete moordpartijen in
Zuidamerikaanse stadions, supporters
die scheidsrechters aanvallen o.' met
bierflessen gooien, vechtende voetbal
lers. Zomaar een paar krantekoppen, die
„De Journalist" van 15 augustus aan
haalde met daarbij de vraag sportver-
broedering of sportverloedering: „Aus
tralië slacht India". Australië verbrijzelt
India", en „Pyttel afgemaakt door drie
Amerikanen
Deze drie kunstanaars willen, aldus de
ervaar je hier de hele situatie echt niet,
wat immers ook zou kunnen, als een held.
die wordt toegejuicht, maar integendeel
alsof er efen veelkoppig monster dreigend
op Je afkomt.
Monster
't Is trouwens ook een gruwelijk mens
monster dat daar in de aangebouwde
kleedkamer lamgeslagen ligt te grom
men. 't geluid alleen al is afgrijselijk, 't Is
een enorm bebloed brok spieren, een
science fiction gladiator, gedeeltelijk in
't leer met ijzer bepunte schoenen die op
zichzelf al gevaarlijke wapens zijn. Boven
hem een bordje in fantasie-gotische let
ters: „Sport macht frel
De ijzeren objecten van Victor de Beyer
zijn ook verre van vriendelijk, spreken
niet zo'n directe taal als de schilderijen
van Zwaanswijk. maar ook hier ontkom
je niet aan de sfeertekening. Ook hier
word je aangestaard door een afschuwe
lijke rugby-achtig beschermde kop met
rollende ogen. er is een heleboel appara
tuur in de kooi waarin dit alles staat
opgesteld. Je kunt knoppen indrukken
en aan handels trekken, van alles be
weegt en rammelt er dan. kortom, je kunt
er spelen zonder te winnen. Kennelijk
een boodschap
Overigens ook nog een sprankje, zij het
bittere, humoi bij De Beyer. Zijn rieten
t v.-stoel („die de overindividualisering
laat zien van de sportkijker"): een kinder
wagenachtig geval met een deur van vo
ren. waaraan op gezichtshoogte een ko
ker is bevestigd zodat je niets anders
kunt zien dan de beeldbuis. Bittere
humor: hoeveel liefhebbers zullen er niet
zijn die op een dergelijke manier naar
Studio Sport kijken?
Het animatiefimpje van Gerrit van Dijk
heb ik door een storing gemist. Het is een
cirkelgebeuren. heb ik me laten vertellen,
't gaat over een jongetje met een voetbal
dat langzaam verandert in een agressieve
spierbal om daarna weer een gewoon
jongetje zij het wel een met het
woordje „Top" op zijn shirtje te wor
den. Een uitbeelding van de sport als
uitlaatklep: agressie, die door de sport
wordt opgeroepen en daarna weer
wegebt.
„Sport blik" is geen tentoonstelling waar
je uren voor nodig hebt. deze drie Haar
lemmers maken hun ideeën snel en zon
der veel omwegen duidelijk. Zó zegt
Zwaanswijk het: „Met het mini-stadion
„Sport macht frei" heb ik geprobeerd een
sfeer te verbeelden, die ik ervaar bij mas
sale sportmanifestaties, verder bekijk je
het maar".
Kn dat kan nog tot 2 september, dinsdag tot
en met vrijdag van 10.00 tot 18.00 uur.
zaterdag van 10.00 tot 16.30 uur en 7ondug
van 13.00 tot 16.30. donderdag- en vrijdaga
vond bovendien van 19.00 tot 21.30. maan
dag gesloten.
door G. Kruis
coördinator van het project, Jaap Hey,
laten zien dat in hun ogen sport meer
(heel iets anders) is dan een onschuldige
tijdspassering waar het lichaam wel bij
vaart. „Zij willen met de middelen die zij
hebben niet betweterig hun gelijk af
dwingen, maar zij vragen om aandacht,
omdat zij eraan twijfelen of het allemaal
wel zo fijn is met de sport. Want de vraag
is: wie zet wie aan tot steeds betere
prestaties, en waar is dat goed voor?"
'n Duidelijk kritische instelling dus. En
helemaal geen malse. Pieter
Zwaanswijks bijdrage aan dit project is
een soort miniatuur stadion: een voetbal
veldje met aan vier kanten schilderijen
van toeschouwers die in alle mogelijke
gemoedgesteldheden verkeren. Gespan
nen. verontwaardigd, bezeten, huilend,
juichend en gillend zitten en staan ze
daar, worden ze soms ook met bebloede
koppen afgevoerd.
Dat alles komt op een vreemd-
suggestieve manier op je af. Bij je eerste
stap door de smalle ingang van deze
beschilderde stadion-doos je kijkt hier
geen schilderijen, 't geheel is alleen van
belang trap je op een contact dat je
direct in 't volle licht van een felle schijn
werper zet en barst er een enorm gejuich
los. Na enige ogenblikken dooft het licht
en nadat dan je verblindheid wat is weg
getrokken, zie je al die naar je kijkende
mensen om je heen. Enigszins eenzijdig is
die benadering wel. want al kom ik nooit
in een stadion, ik geloof zeker, dat de
stemming niet altijd zo drukkend en
broeierig is als Pieter Zwaanswijk die
hier voorspiegelt.
Als je er zo onverwacht tussen raakt
Een groepje toeschouwers van i leler Zwaanswijk.