De kerk is haar koning te rijk geworden
Baron von Münchhausen in het moeras
Vandaag
/■lil
Onze adressen:
VOORBIJGANGER
IV
TE KOOP:
STATENBIJBEL
ALLES
OUDGEKLEURD
EN MET GOUD
GEHOOGD!
ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1976
trouw/kwartelatf
door prof. dr H. M. Kuitert
Over de crisis waarin kerk en christendom zich bevinden, wordt sinds jaar en dag
geschreven. De verschijnselen worden op een rijtje gezet, de diagnose gesteld
en een enkele keer komt er ook een aanzet tot therapie bij te pas. Het is een
bekend literatuurgenre geworden in deze eeuw.
Daarom is er wel enige moed voor nodig om aan de lange lijst van crisisboeken
nog een toe te voegen, en vooral: er is een besef nodig dat men werkelijk iets te
brengen heeft dat gehoord moet worden.
Van de hand van C. W. Mönnich
verscheen onlangs een dergelijk
boek en ik moet zeggen dat het in elk
geval iets brengt dat kerk en chris
tendom onmogelijk meer naast zich
neer kunnen leggen. Het doet dat
bovendien zo overtuigend en zozeer
vanuit de christelijke traditie zelf.
dat ik er graag menig ander boek
voor ongelezen laat. Ik noem dan
nog niet eens de belezenheid, de hu
mor (wrange humor, meestal), het
spel en de vondsten die het lezen tot
een af en toe wat moeilijk genot
maken.
De titel is op zichzelf al zo'n vondst.
Wat er aan kerk en christendom
mankeert, de worm aan de wortel,
zeg maar. wordt door Mönnich op
een heel korte noemer gebracht: de
kerk is haar koning te rijk geworden.
Zo kwam het boek dan ook te heten:
De koning te rijk (uitgave Bosch en
Keuning, Baarn; Oecumene-reeks;
prijs 9.50).
Kwijtgeraakt
Met deze paar woorden staat het
probleem levensgroot voor ons,
waarheen het boek ons brengen wil:
een rijke kerk en een arme Messias
passen niet meer bij elkaar, raken
elkaar kwijt, komen elkaar niet meer
tegen, en hoe moet dat nu verder?
Mönnich stelt deze vragen niet aan
het begin. Hij schetst veeleer, in een
aantal hoofdstukken die telkens een
omslag in de geschiedenis beschrij
ven, hoe het allemaal zo kon lopen.
Hoe Messias en kerk elkaar kwijtra
ken. dat is eigenlijk zijn verhaal.
Ik kan er maar een kleine greep uit
doen, hetgeen ik betreur, omdat de
greep van Mönnich op zijn stof de
geschiedenis van kerk en christen
dom zo nauwelijks tot zijn recht
komt. Want met de rijk geworden
kerk die zijn arme Messias misloopt,
bedoelt Mönnich niet alleen het fi
nancieel en economisch rijke chris
tendom (dat ook; ik kom erop te
rug), maar ook heel dat bezitterige
besef van wat te hebben: een woord
voor de wereld, ruggesteun voor de
zwakken, kennis van de waarheid en
(dus) recht van spreken, zelfs recht
om laatste woorden te spreken.
Daar klopt niets van, volgens Mön
nich. Althans, zo is het van den
beginne niet geweest, maar zo is het
(al heel gauw overigens) geworden.
Toen de kerk begon, hadden de
christenen niets, zegt Mönnich er
gens. Hun geloof was het geloof der
armen. Het enige wat ze hadden was
de toekomst. En eerst in de loop van
de geschiedenis is de kerk rijke kerk
geworden, dure kerk, deftige kerk.
met zekerheden, met een leer, in één
woord: met een wezen.
Bedelaars
Het is wel goed om dit te onderstre
pen in Mönnichs boek, want het kan
de lezer ervoor bewaren om al te
argeloos over die rijkdom van de
kerk te denken. Voor Mönnich is
alles wat de kerk meer is dan bede
laar, arme die achter de Arme aan
loopt. rijkdom en luxe. De wortels
van zijn gedachtengang lopen terug
tot op Luther. Maar daar ligt tege
lijk het verschil. Luther dacht bij
bedelaar (denk aan zijn bekende
woord: „Wir sind allen Bettler")
uitsluitend aan geestelijke armoede,
en bij dat verfoeilijke bezit louter
aan geestelijke' rijken die zich door
hun rijkdom van de Messias hadden
vervreemd. Wat Mönnich in dit boek
doet, is die beperkte betekenis tot
zijn geestelijk aspect beperkt
van rijk en arm doorbreken.
De kerk werd haar koning niet al
leen geestelijk te rijk (in de zin van;
zich verheffend op wat ze had aan
innerlijke waarden) maar ze werd
(ADVERTENTIE)
GIRO 2914600
STICHTING
Inv
COMITÉ
HULPVERLENING
ZUID-OOST-AZIÉ
Postbus 1527, Groningen
Steun aan vluchtelingen uit Vietnam, Laos
en Cambodja.
echt te rijk, ook maatschappelijk en
economisch. En omgekeerd: de op
roep om arm te zijn en arm te wor
den betekent niet alleen dat christe
nen zich geestelijk arm zullen voe
len. maar sluit ook echte armoede
in. maatschappelijk en economisch.
Als een rijke kerk en een arme Jezus
elkaar wel moeten mislopen, dan is
het woordje rijk door Mönnich in
clusief bedoeld: er hoort ook maat
schappelijke rijkdom en welstand
bij, en daarom komen ook een maat
schappelijke welvarend christen
dom en Jezus die de arme was (en
werd) elkaar niet meer tegen.
Dat dit laatste er ook bijhoort, dat
het principieel even fataal werkt als
geestelijke rijkdom, en dat het in de
geschiedenis ook praktisch verwoes
tend heeft gewerkt, is de pointe van
Mönnichs verhaal.
Kamp
Vooral dat laatste dan, namelijk dat
de geschiedenis zelf laat zien wat
een ramp het betekent dat het chris
tendom rijk wordt. Mönnich is
tenslotte historicus (hij doceert dog
mageschiedenis aan de universiteit
van Amsterdam) en hij draagt het
historisch materiaal aan voor, zeg
maar. een kerkgeschiedenis „van
onderen", vanuit de gezichtshoek
van de onderliggende, maatschap
pelijk verarmde partij beschreven.
Hoe hebben arme mensen het érva-
ren, dat het christendom meer ging
bezitten dan alleen de beloften
Gods? Wat gebeurde er toen met de
armen? Hoe ging het met de solida
riteit, die Jezus nog met het uitschot
en het afraapsel dezer wereld gehad
had? Was dat er toen nog of droogde
het langzamerhand op?
Het laatste is het geval geworden.
Langzaam verruilt de kerk de soli
dariteit voor de rijkdom. Zeer lang
zaam. Augustinus wist nog best hoe
het hoorde. Hij geloofde niet echt in
die rijkdom, althans hij kon nog
spotten met de gevestigde orde.
Mönnich haalt een passage aan uit
De Stad Gods, waarin Augustinus
zijn minachting voor de aardse ko
ninkrijken duidelijk laat blijken.
Augustinus vertelt het verhaal, dat
Alexander de Grote een piraat ge
vangen genomen had en de man
vervolgens vroeg wat hij toch voor
had met het onveilig maken van de
zee. De zeerover antwoordde: Het
zelfde wat u voor heeft bij het vero
veren van de wereld. Maar omdat ik
het doe met een klein scheepje, heet
de geschiedenis van de werkelijke
armen: de smerige meiden, de dron
ken kerels, de haaiige oude wijven,
woekeraarsters, engeltjes
maaksters, de tuberculeuze kinde
ren is de ware geschiedenis van Je
zus de Rechtvaardige en als de hulp.
die hun geboden werd, niet verteld
kan worden als de vraag van de
gever om de zegen van Christus zelf
door de hand van de verschoppe
ling, dan behoort die hulp niet in
zo'n kerkgeschiedenis thuis. Ze zou
alleen maar verteld kunnen worden
in een nieuw groot martelarenboek:
de armen op de brandstapel van de
filantropie
Deze beide citaten maken alsnog
een paar dingen duidelijk. Allereerst
dat het boek ook een requisitoir is
op de manier waarop een openbare
aanklager dat doet. In hoeverre
Mönnich daarbij eenzijdig is, hoeft
ons hier niet bezig te houden. Hij
suggereert zelf ergens aan het begin
dat de stem van de onderliggende
wel zelden alles keurig op een rijtje
gehad zal hebben; daarvoor had de
onderliggende geen gelegenheid en
geen macht. Desondanks, wij die
hun verhaal proberen weer te geven
zijn niet zelf 'de onderliggende par
tij, ook Mönnich niet.
Bekering
Prof. dr. C.W. Mönnich
ik rover en omdat u het doet met een
hele vloot, heet u opperbevelheb
ber". Hoe moeilijk hebben latere ge
neraties het met deze tekst van Au
gustinus gehad, tekent Mönnich er
bij aan, en hoe graag zouden ze deze
glasheldere passage zo duister mo
gelijk gemaakt hebben. Vorsten zijn
toch geen piraten, koningen toch
geen zeerovers? Zeker toch niet als
ze er nog christen bij zijn ook?
Woede
Het wantrouwen van Augustinus te
gen machthebbers en vorsten is dan
allang verdwenen. De ontwikkeling
gaat voort. Het christendom komt
zelf in dienst te staan van vorsten,
kerkelijke zowel als niet-kerkelijke.
Luthers woede tegen de paus, die de
arme gelovigen uitbuitte en daarom
de antichrist kwam te heten, be
vangt Mönnich als hij over het
platbranden van Vietnam door de
Amerikanen begint en over het edel
moedig naar de Verenigde Staten
brengen van weeskindertjes die je
eerst zelf tot wees gemaakt hebt. In
zulke toestanden komt het christen
dom terecht als het eenmaal het
verbond tussen troon en altaar de
overheid rijk met de kerk en de kerk
rijk door de overheid aanvaard
heeft. Zich bij de armen en ontrech
ten voegen is een onmogelijkheid
geworden.
Ik haal hier nog twee passages aan
die. min of meer samenvattend,
markeren wat Mönnich bezielt. De
eerste gaat over de vraag waar
Christus gebleven is, als je zo de
kerken eens langs kijkt. Welnu, niet
bij die decoratieve kruisen en alta
ren, maar eerder bij de achterlijke
boeren op Sicilië of de opgejaagde
arbeiders uit Zuid-Amerika. „Zij wa
ren de broeders van de Rechtvaardi
ge, de schapen van Zijn kooi. Daar
stonk het; de herders hadden geen
tijd om de stal uit te mesten. Die
hadden zo hun afspraken en hun
verstandhouding met de rovers, die
ze kaal schoren totdat ze teveel gin
gen kosten en de wol te dun werd.
Dan: weg ermee! Wie een werkelijke
kerkgeschiedenis zou vertellen, zou
dat verhaal moeten vertellen, want
dat is het verhaal van de Christus
die tot op de jongste dag in dood
strijd is. De rest is, daaraan geme
ten, oneigenlijk christendom". Tot
zover dit citaat: het staat op bladzij
de 139.
Het andere citaat sluit erbij aan, en
staat op de volgende pagina. „Want
door dr. C. Rijnsdorp
Er Is Marx en er is marxisme. Mara moet eens van zichzelf
hebben gezegd: „Eén ding is zeker, dat ik geen marxist ben."
En wie zich wel marxisten noemen, betwisten vaak eikaars
recht op deze benaming.
In communistisch geregeerde lan
den is het marxisme tot een soort
staatsgodsdienst verheven. Dan zijn
er in democratisch geheten landen
communistische partijen die.
althans in naam. op Marx teruggaan.
En tenslotte zijn er individuele
marxistische denkers, die zich niet
aan een partijlijn kunnen onderwer
pen en deswege uitgestoten worden,
zoals b v. de Fransman Garaudy en
de Pool Kolakowski.
Ook wordt onderscheid gemaakt
tussen orthodox, gevestigd marxis
me en neo-marxisme. Dit laatste, dat
tot de bronnen van het marxisme
terug wil gaan. heeft zich in hoofd
zaak buiten de partijen om ontwik
keld en is hoofdzakelijk wat men
noemt een academische aangelegen
heid. Met overigens een enorme in
vloed op de praktijk.
Binnen dit neo-marxisme is er dan
de zgn. Frankforter School. Hier dui
ken de namen op van M. Horkheimer
(1895-19731. Th W Adorno <1903-
1969). H. Marcuse (geb. 1898) en J.
Habermas (geb. 1929). Het is voor de
gemiddelde krantelezer allemaal
nogal ingewikkeld en vereist kennis.
Om hier wat aan te doen heeft dr.
Jacob Klapwijk, zich bepalend tot
de Frankfurter Schule, een verken
ning gemaakt van het neo-marxisme
van deze school. Zijn boek heet Dia-
lektiek der Verlichting (uitg. Van
Gorcum, AsseiVAmsterdam. 118 blz..
14.-).
De inhoud is glashelder, maar uiter
aard nogal abstract en veronderstelt
een zekere scholing bij de lezer.
Verlichting
AMSTERDAM
Postbus 859.
Wibautstraat 131
Tel 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT
Postbus 948.
Westblaak 9, Rotterdam
Tel 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
Tel 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN
Postbus 3.
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel 05200-17030
De hoofdgedachte is. dat de 18e-
eeuwse Verlichting, die de bevrij
ding van de mens uit diens onmon
digheid beoogde, is omgeslagen in
verblinding en onvrijheid. De wereld
is hard geworden en op weg naar een
totale overheersing door een ge
centraliseerde macht De voorwaar
den voor deze omslag waren van
meet af aan al aanwezig en er is
daarom sprake van een dialectisch
proces, de dialectiek der Verlich
ting. De vraag is nu: kan de rede
(want er is voor deze denkers niets
beters) zich van deze corruptie be
vrijden, ongeveer zoals baron Von
Münchhausen zich met paard en al
aan zijn staartpruik uit het moeras
wist op te heffen? Of; moet men
volstaan met toekijken en
hoogstens toelichten?
Om van het belaste woord „marxis
tisch" af te komen spraken Horkhei
mer en Adorno van „kritisch". Zij
ontwierpen een kritische theorie
Het woord kritisch is in dit verband
een beetje misleidend, want kritisch
bezig zijn is niet het monopolie van
marxisten.
Hoe hebben de Frankforter filosofen
naar een uitweg gezocht? Na
Horkheimer en Adorno. die in de
jaren veertig tegen fascisme en nati-
onaal-socialisme in moesten den
ken. kwam Marcuse. Deze begon
met Freud naar zich toe te halen en
diens denkbeelden in maatschappe
lijke en politieke termen te vertalen
Verdringing binnen de enkeling be
antwoordde aan verdrukking in de
samenleving. Zowel individueel als
wordt, uitlaatklep van haar ondra
gelijke spanningen. Aldus Adorno.
Fetisj
Jürgen Habermas vertegenwoordigt
een jongere generatie in de
Frankforter School. In zijn boek
Technik und Wissenschaft als Ideolo
gie (1968, 19715) stelt hij vast, dat de
westerse mens de wetenschap tot
fetisj heeft verheven. De westerse
wetenschap en techniek zijn gaan
deweg omgeslagen in een ideologie.
In toenemende mate wordt de maat
schappij beheerst door anonieme
vormen van politieke macht. De re
de heeft politieke bijbedoelingen ge
kregen. Habermas voert het begrip
penpaar „arbeid" en „interactie" in.
Tegenover de arbeid, die de mensen
van elkaar en ook van henzelf ver
vreemdt, stelt hij de interactie, die
communicerend en samenbindend
werkt. Techniek dus met een mense
lijk gezicht.
Kritisch inzicht is voor Habermas
niet maar bevrijding van de geest.
Van een kritiek der maatschappij
uit voert het tot verandering van de
maatschappij. Uit de natuur ont
wikkelt het menselijk geslacht zich
naar de vrijheid. Maar hoe kan een
stuk natuur zich uit de natuur be
vrijden? Stuiten we hier weer niet
op de Münchhausen-situatie? Zo
komt de auteur terug op Horkhei
mer en het religieuze heimwee, Die
Sehnsucht nach dem ganz Anderen
(1970 en 1971), wat onder dat heim
wee ook mag worden verstaan.
Uitpraten
maatschappelijk moet inzicht en
opheldering redding brengen. Dan
wordt Marcuse sterk politiek geïnte
resseerd. Hij ziet de maatschappij
verstrikt in het web van de beheer
sing en de overheersing. Tegenover
de beheersing stelt hij het protest.
Want wetenschap en techniek zijn
niet neutraal. Gelukkig gaat achter
de dialectiek van de rede de vrije en
verantwoordelijke mens schuil
Zwakke plek
Maar hoe kan in een totalitair ge
worden wereld met één
dimensionale mensen het strevep
naar vrijheid nog een voet aan de
grond krijgen? Hier stoot men op de
zwakke plek van de kritische maat
schappijtheorie. De Frankforters
twijfelen dan ook aan de mogelijk
heid van werkelijk revolutionaire
actie. Zij kunnen evenwel niet ver
hinderen dat hun uiteenzettingen
bij sommigen leiden tot blinde woe
de tegen al het bestaande en geves
tigde.
Zo kwam Adomo tot zijn Negative
Dialektik (1966). „Geen we
reldgeschiedenis leidt van de wilde
tot de humaniteit, zeer wel leidt er
een van de steenslingeraars tot de
megabom." De fout van het begrip
is, dat het 't gehéél wil grijpen. En
dan grijpt het ernaast. Het totum,
d.w.z. de totaliteit, is het totem,
voorwerp van bijgelovige verering.
Het begrip staat voor de onmogelij
ke taak om met behulp van het
begrip boven het begrip uit te ko
men. Ook hier weer. als ik het goed
zie. de Münchhausen-situatie. Het
denken heeft zichzelf ten einde ge
dacht. Maar dan is er gelukkig nog
het lichaam. Al wat geestelijk is.
gaat terug op een lichamelijke im
puls. Mondigheid kan betekenen
dat de mens mond van de natuur
Dat brengt mij op mijn tweede
kanttekening. Zoals Mönnich de
zaak tekent, ziet hij er hopeloos uit.
De Messias, de arme Rechtvaardige
en zijn gemeente mogen elkaar in
de loop van de geschiedenis kwijt
geraakt zijn, dat neemt echter niet
weg dat wij, kerkmensen van de
twintigste eeuw, deze geschiedenis
niet meer kunnen terugdraaien. Wij
kunnen niet doen alsof we arm zijn;
we zijn het eenvoudig niet. Is alles
dan onoplosbaar doodgelopen? Ik
denk hier aan Mönnichs woord dat
de rest (=wij) „oneigenlijk christen
dom" is. Ik meen, dat wij inderdaad
dit woord in zijn volle zwaarte, als
een schok op ons moeten laten afko
men. Als Mönnichs boek verder
niets zou doen dan ons alleen die
schok bezorgen, was het de tijd en
de moeite van het lezen al meer dan
waard.
Maar voorgoed gemiste kansen be
staan er tussen Jezus en zijn volge
lingen niet. De taalschat van het
christendom kent ook het woordje
bekering, en bekering betekent dat
we anders kunnen, mogen en moe
ten. Wij zullen afscheid moeten ne
men van een vorm van christendom
die ons zeer lief en zeer bekend is,
namelijk van een christendom dat
zich van de arme heeft ontdaan of
hem op de brandstapel van de fi
lantropie heeft gezet. Daar bedoel ik
mee (in andere termen gezegd): als
het verticale, dat wil zeggen de band
met Jezus, ons lief is, zullen we het
horizontale, dat wil zeggen de dienst
aan de arme en verdrukte, lief moe
ten hébben. De arme mislopen is
Jezus mislopen. Wie dat eenmaal
gezien heeft, doet mee met het zoe
ken naar nieuwe wegen, waarop het
christendom kan gaan en als chris
tendom kan overleven.
WEGEN NAAR HET RIJK VAN
DOOD
Bewaar mijn geboden en leef1'
mijn aanwijzing als je oogapp
Bind ze vast aan je vingers
en schrijf ze in je hart.
(Spreuken 7)
In hoofdstuk zeven gaat het verh -j€
van de vreemde vrouw verder. Ge
tailleerder ik keek eens uit 1
raam. .en ik zag een vreselijk dq I
me knaap en dan komt de story 1
een jongen die in de fuik van een li
meisje loopt. „Argeloos liep hij 1
na. En tegelijk juist door 1
verhaal ook algemener. Een verhF
van wat een mens kan overkomt
wanneer hij zich op verkeerde weg
begeeft, 't Lijkt natuurlijk mooi i
verleidelijk. En de redeneringen z
er. Het sluit als een bus, je zal 1
gek zijn als je 't niet doet. Maar*"
gaat wel naar de slachtbank. „Tot Var
een pijl zijn lever doorboorde.
rn
Daar is nog alleen maar het wach W61
op. Het klapnet van de vogel mastei
het beeld compleet. Ik denk dat^ei
zelden duidelijker getekend is hoe
wegen naar het rijk van de dood
uitzien. Het zijn wel wegen die af'
ken van de ene weg. De weg naar
leven. Het verhaal van Spreuken
het verhaal van de tora. Ook die m
je aan je lijf binden. Verlies hem n
En ook de tora is een huis om ir
wonen en een weg om op te gaan. I
levende weg. Geen wonder dat
joden op „de vreugde der wet",
rollen namen en er mee
dansten. Ze vrijden met de wet, 1
de aanwijzing, met dc weg, met
leven.
MDe
de 5
ten
gen
dat
schi
sen
ven
pen
bed
den
Arn
Th.
bor
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Aangenomen naar Tiendeve
Nieuw Balinge: J. Neeleman kand.
Schoonhoven,, die bedankte vo
Jaarsveld (toez.) en Zwartebroek. gër
CHR. GE RE F. KERKEN
Aangenomen naar Werkendam:
van Heteren kand. te Sassenhei
die bedarikte voor Onstwedde
Ouderkerk a.d. Amstel.
GEREF. GEMEENTEN
Bedankt voor Nunspeet: A. W. V
hoef te Chilliwack (Canada)
Moezorewo
G<
Inn
sta:
ove
sch
ma:
gen
een
wai
insj
en
hoe
gen
Volgens de Rhodesische method! wei
tische bisschop Abel Moezorewa
het geen wonder, dat de Afrikant
die strijden voor hun onafhankeli;
heid, vooral hulp verwachten van
communistische staten en van
landen, die reeds onafhankelijk zij g
De bisschop, die in Mozambique 1
ballingschap leeft, zei op een congi
in Naperville (VS), dat de bevr
dingsbewegingen ook van de zij
van de kerken tot nu toe niet vë
hulp hebben ontvangen. Nog steel
werken de kerken samen met „raci
tische regimes," in plaats van ,,e( n€
effectieve en compromisloze hoj va
ding aan te nemen tegenover de oi ge
menselijke en duivelse regeringen I m
zuidelijk Afrika." Zoals in Vietnar
Mozambique en Angola zal ook H(
Rhodesië de bevrijding komen c jjj]
het moment, dat de Verenigde Sti W(!
ten nog steeds de blanke minde ni]
heidsregering steunen, ald( mj
bisschop Moezorewa. „Moet je coij
munist zijn om vrijheid voor je lan
te willen?" vroeg hij. Ee
j de
1 te
zii
d:
(ADVERTENTIE)
Dr. Klapwijk eindigt zijn boek met
hot hoofdstuk „De mythe en het
messiaanse licht". Hij bewondert
veel in de neomarxistische kritiek,
omdat deze niet alleen het westblok,
maar even goed het oostblok, van
Cuba via Rusland tot China, onder
het oordeel plaatst. Wat ik bewon
der is de juiste en daarom doeltref
fende dosering van het getuigend,
apologetisch element in dit boek
van Klapwijk. Probeer eerst de an
dersdenkende helemaal te begrij
pen, laat hem uitpraten en leg dan
de vinger op de wonde plek. Dat is
de manier, dat is dialoog. De gemid
delde lezer zal het geen gemakkelij
ke lectuur vinden, maar een beetje
inspanning is hier de moeite waard.
Een voortreffelijk geschrift.
Uitgegeven in 1686 te Dordrecht bij
H. en J. Keur. Groot formaat.
Gebonden in oud ROOD marokijn,
met goud verguld.
Met gegraveerde titel, 8 dubbelbla-
dige kaarten, vele initialen, kop- en
staartversieringen;
Prachtexemplaar in perfecte, origi
nele staat.
Prijs f 13.500 -
Antiquariaat FORUM
Oude Gracht 206
Utrecht Tel. 030-316977.
Vc
Va
de
ge'
ge;
gel
lee
dei
me
ko;
uit
vai