De kerk is haar koning te rijk geworden Baron von Münchhausen in het moeras Vandaag /■lil Onze adressen: VOORBIJGANGER IV TE KOOP: STATENBIJBEL ALLES OUDGEKLEURD EN MET GOUD GEHOOGD! ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1976 trouw/kwartelatf door prof. dr H. M. Kuitert Over de crisis waarin kerk en christendom zich bevinden, wordt sinds jaar en dag geschreven. De verschijnselen worden op een rijtje gezet, de diagnose gesteld en een enkele keer komt er ook een aanzet tot therapie bij te pas. Het is een bekend literatuurgenre geworden in deze eeuw. Daarom is er wel enige moed voor nodig om aan de lange lijst van crisisboeken nog een toe te voegen, en vooral: er is een besef nodig dat men werkelijk iets te brengen heeft dat gehoord moet worden. Van de hand van C. W. Mönnich verscheen onlangs een dergelijk boek en ik moet zeggen dat het in elk geval iets brengt dat kerk en chris tendom onmogelijk meer naast zich neer kunnen leggen. Het doet dat bovendien zo overtuigend en zozeer vanuit de christelijke traditie zelf. dat ik er graag menig ander boek voor ongelezen laat. Ik noem dan nog niet eens de belezenheid, de hu mor (wrange humor, meestal), het spel en de vondsten die het lezen tot een af en toe wat moeilijk genot maken. De titel is op zichzelf al zo'n vondst. Wat er aan kerk en christendom mankeert, de worm aan de wortel, zeg maar. wordt door Mönnich op een heel korte noemer gebracht: de kerk is haar koning te rijk geworden. Zo kwam het boek dan ook te heten: De koning te rijk (uitgave Bosch en Keuning, Baarn; Oecumene-reeks; prijs 9.50). Kwijtgeraakt Met deze paar woorden staat het probleem levensgroot voor ons, waarheen het boek ons brengen wil: een rijke kerk en een arme Messias passen niet meer bij elkaar, raken elkaar kwijt, komen elkaar niet meer tegen, en hoe moet dat nu verder? Mönnich stelt deze vragen niet aan het begin. Hij schetst veeleer, in een aantal hoofdstukken die telkens een omslag in de geschiedenis beschrij ven, hoe het allemaal zo kon lopen. Hoe Messias en kerk elkaar kwijtra ken. dat is eigenlijk zijn verhaal. Ik kan er maar een kleine greep uit doen, hetgeen ik betreur, omdat de greep van Mönnich op zijn stof de geschiedenis van kerk en christen dom zo nauwelijks tot zijn recht komt. Want met de rijk geworden kerk die zijn arme Messias misloopt, bedoelt Mönnich niet alleen het fi nancieel en economisch rijke chris tendom (dat ook; ik kom erop te rug), maar ook heel dat bezitterige besef van wat te hebben: een woord voor de wereld, ruggesteun voor de zwakken, kennis van de waarheid en (dus) recht van spreken, zelfs recht om laatste woorden te spreken. Daar klopt niets van, volgens Mön nich. Althans, zo is het van den beginne niet geweest, maar zo is het (al heel gauw overigens) geworden. Toen de kerk begon, hadden de christenen niets, zegt Mönnich er gens. Hun geloof was het geloof der armen. Het enige wat ze hadden was de toekomst. En eerst in de loop van de geschiedenis is de kerk rijke kerk geworden, dure kerk, deftige kerk. met zekerheden, met een leer, in één woord: met een wezen. Bedelaars Het is wel goed om dit te onderstre pen in Mönnichs boek, want het kan de lezer ervoor bewaren om al te argeloos over die rijkdom van de kerk te denken. Voor Mönnich is alles wat de kerk meer is dan bede laar, arme die achter de Arme aan loopt. rijkdom en luxe. De wortels van zijn gedachtengang lopen terug tot op Luther. Maar daar ligt tege lijk het verschil. Luther dacht bij bedelaar (denk aan zijn bekende woord: „Wir sind allen Bettler") uitsluitend aan geestelijke armoede, en bij dat verfoeilijke bezit louter aan geestelijke' rijken die zich door hun rijkdom van de Messias hadden vervreemd. Wat Mönnich in dit boek doet, is die beperkte betekenis tot zijn geestelijk aspect beperkt van rijk en arm doorbreken. De kerk werd haar koning niet al leen geestelijk te rijk (in de zin van; zich verheffend op wat ze had aan innerlijke waarden) maar ze werd (ADVERTENTIE) GIRO 2914600 STICHTING Inv COMITÉ HULPVERLENING ZUID-OOST-AZIÉ Postbus 1527, Groningen Steun aan vluchtelingen uit Vietnam, Laos en Cambodja. echt te rijk, ook maatschappelijk en economisch. En omgekeerd: de op roep om arm te zijn en arm te wor den betekent niet alleen dat christe nen zich geestelijk arm zullen voe len. maar sluit ook echte armoede in. maatschappelijk en economisch. Als een rijke kerk en een arme Jezus elkaar wel moeten mislopen, dan is het woordje rijk door Mönnich in clusief bedoeld: er hoort ook maat schappelijke rijkdom en welstand bij, en daarom komen ook een maat schappelijke welvarend christen dom en Jezus die de arme was (en werd) elkaar niet meer tegen. Dat dit laatste er ook bijhoort, dat het principieel even fataal werkt als geestelijke rijkdom, en dat het in de geschiedenis ook praktisch verwoes tend heeft gewerkt, is de pointe van Mönnichs verhaal. Kamp Vooral dat laatste dan, namelijk dat de geschiedenis zelf laat zien wat een ramp het betekent dat het chris tendom rijk wordt. Mönnich is tenslotte historicus (hij doceert dog mageschiedenis aan de universiteit van Amsterdam) en hij draagt het historisch materiaal aan voor, zeg maar. een kerkgeschiedenis „van onderen", vanuit de gezichtshoek van de onderliggende, maatschap pelijk verarmde partij beschreven. Hoe hebben arme mensen het érva- ren, dat het christendom meer ging bezitten dan alleen de beloften Gods? Wat gebeurde er toen met de armen? Hoe ging het met de solida riteit, die Jezus nog met het uitschot en het afraapsel dezer wereld gehad had? Was dat er toen nog of droogde het langzamerhand op? Het laatste is het geval geworden. Langzaam verruilt de kerk de soli dariteit voor de rijkdom. Zeer lang zaam. Augustinus wist nog best hoe het hoorde. Hij geloofde niet echt in die rijkdom, althans hij kon nog spotten met de gevestigde orde. Mönnich haalt een passage aan uit De Stad Gods, waarin Augustinus zijn minachting voor de aardse ko ninkrijken duidelijk laat blijken. Augustinus vertelt het verhaal, dat Alexander de Grote een piraat ge vangen genomen had en de man vervolgens vroeg wat hij toch voor had met het onveilig maken van de zee. De zeerover antwoordde: Het zelfde wat u voor heeft bij het vero veren van de wereld. Maar omdat ik het doe met een klein scheepje, heet de geschiedenis van de werkelijke armen: de smerige meiden, de dron ken kerels, de haaiige oude wijven, woekeraarsters, engeltjes maaksters, de tuberculeuze kinde ren is de ware geschiedenis van Je zus de Rechtvaardige en als de hulp. die hun geboden werd, niet verteld kan worden als de vraag van de gever om de zegen van Christus zelf door de hand van de verschoppe ling, dan behoort die hulp niet in zo'n kerkgeschiedenis thuis. Ze zou alleen maar verteld kunnen worden in een nieuw groot martelarenboek: de armen op de brandstapel van de filantropie Deze beide citaten maken alsnog een paar dingen duidelijk. Allereerst dat het boek ook een requisitoir is op de manier waarop een openbare aanklager dat doet. In hoeverre Mönnich daarbij eenzijdig is, hoeft ons hier niet bezig te houden. Hij suggereert zelf ergens aan het begin dat de stem van de onderliggende wel zelden alles keurig op een rijtje gehad zal hebben; daarvoor had de onderliggende geen gelegenheid en geen macht. Desondanks, wij die hun verhaal proberen weer te geven zijn niet zelf 'de onderliggende par tij, ook Mönnich niet. Bekering Prof. dr. C.W. Mönnich ik rover en omdat u het doet met een hele vloot, heet u opperbevelheb ber". Hoe moeilijk hebben latere ge neraties het met deze tekst van Au gustinus gehad, tekent Mönnich er bij aan, en hoe graag zouden ze deze glasheldere passage zo duister mo gelijk gemaakt hebben. Vorsten zijn toch geen piraten, koningen toch geen zeerovers? Zeker toch niet als ze er nog christen bij zijn ook? Woede Het wantrouwen van Augustinus te gen machthebbers en vorsten is dan allang verdwenen. De ontwikkeling gaat voort. Het christendom komt zelf in dienst te staan van vorsten, kerkelijke zowel als niet-kerkelijke. Luthers woede tegen de paus, die de arme gelovigen uitbuitte en daarom de antichrist kwam te heten, be vangt Mönnich als hij over het platbranden van Vietnam door de Amerikanen begint en over het edel moedig naar de Verenigde Staten brengen van weeskindertjes die je eerst zelf tot wees gemaakt hebt. In zulke toestanden komt het christen dom terecht als het eenmaal het verbond tussen troon en altaar de overheid rijk met de kerk en de kerk rijk door de overheid aanvaard heeft. Zich bij de armen en ontrech ten voegen is een onmogelijkheid geworden. Ik haal hier nog twee passages aan die. min of meer samenvattend, markeren wat Mönnich bezielt. De eerste gaat over de vraag waar Christus gebleven is, als je zo de kerken eens langs kijkt. Welnu, niet bij die decoratieve kruisen en alta ren, maar eerder bij de achterlijke boeren op Sicilië of de opgejaagde arbeiders uit Zuid-Amerika. „Zij wa ren de broeders van de Rechtvaardi ge, de schapen van Zijn kooi. Daar stonk het; de herders hadden geen tijd om de stal uit te mesten. Die hadden zo hun afspraken en hun verstandhouding met de rovers, die ze kaal schoren totdat ze teveel gin gen kosten en de wol te dun werd. Dan: weg ermee! Wie een werkelijke kerkgeschiedenis zou vertellen, zou dat verhaal moeten vertellen, want dat is het verhaal van de Christus die tot op de jongste dag in dood strijd is. De rest is, daaraan geme ten, oneigenlijk christendom". Tot zover dit citaat: het staat op bladzij de 139. Het andere citaat sluit erbij aan, en staat op de volgende pagina. „Want door dr. C. Rijnsdorp Er Is Marx en er is marxisme. Mara moet eens van zichzelf hebben gezegd: „Eén ding is zeker, dat ik geen marxist ben." En wie zich wel marxisten noemen, betwisten vaak eikaars recht op deze benaming. In communistisch geregeerde lan den is het marxisme tot een soort staatsgodsdienst verheven. Dan zijn er in democratisch geheten landen communistische partijen die. althans in naam. op Marx teruggaan. En tenslotte zijn er individuele marxistische denkers, die zich niet aan een partijlijn kunnen onderwer pen en deswege uitgestoten worden, zoals b v. de Fransman Garaudy en de Pool Kolakowski. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen orthodox, gevestigd marxis me en neo-marxisme. Dit laatste, dat tot de bronnen van het marxisme terug wil gaan. heeft zich in hoofd zaak buiten de partijen om ontwik keld en is hoofdzakelijk wat men noemt een academische aangelegen heid. Met overigens een enorme in vloed op de praktijk. Binnen dit neo-marxisme is er dan de zgn. Frankforter School. Hier dui ken de namen op van M. Horkheimer (1895-19731. Th W Adorno <1903- 1969). H. Marcuse (geb. 1898) en J. Habermas (geb. 1929). Het is voor de gemiddelde krantelezer allemaal nogal ingewikkeld en vereist kennis. Om hier wat aan te doen heeft dr. Jacob Klapwijk, zich bepalend tot de Frankfurter Schule, een verken ning gemaakt van het neo-marxisme van deze school. Zijn boek heet Dia- lektiek der Verlichting (uitg. Van Gorcum, AsseiVAmsterdam. 118 blz.. 14.-). De inhoud is glashelder, maar uiter aard nogal abstract en veronderstelt een zekere scholing bij de lezer. Verlichting AMSTERDAM Postbus 859. Wibautstraat 131 Tel 020-913456 Telex 13006 ROTTERDAM/DORDRECHT Postbus 948. Westblaak 9, Rotterdam Tel 010-115588 DEN HAAG/LEIDEN Postbus 101 Parkstraat 22. Den Haag Tel 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN Postbus 3. Melkmarkt 56. Zwolle Tel 05200-17030 De hoofdgedachte is. dat de 18e- eeuwse Verlichting, die de bevrij ding van de mens uit diens onmon digheid beoogde, is omgeslagen in verblinding en onvrijheid. De wereld is hard geworden en op weg naar een totale overheersing door een ge centraliseerde macht De voorwaar den voor deze omslag waren van meet af aan al aanwezig en er is daarom sprake van een dialectisch proces, de dialectiek der Verlich ting. De vraag is nu: kan de rede (want er is voor deze denkers niets beters) zich van deze corruptie be vrijden, ongeveer zoals baron Von Münchhausen zich met paard en al aan zijn staartpruik uit het moeras wist op te heffen? Of; moet men volstaan met toekijken en hoogstens toelichten? Om van het belaste woord „marxis tisch" af te komen spraken Horkhei mer en Adorno van „kritisch". Zij ontwierpen een kritische theorie Het woord kritisch is in dit verband een beetje misleidend, want kritisch bezig zijn is niet het monopolie van marxisten. Hoe hebben de Frankforter filosofen naar een uitweg gezocht? Na Horkheimer en Adorno. die in de jaren veertig tegen fascisme en nati- onaal-socialisme in moesten den ken. kwam Marcuse. Deze begon met Freud naar zich toe te halen en diens denkbeelden in maatschappe lijke en politieke termen te vertalen Verdringing binnen de enkeling be antwoordde aan verdrukking in de samenleving. Zowel individueel als wordt, uitlaatklep van haar ondra gelijke spanningen. Aldus Adorno. Fetisj Jürgen Habermas vertegenwoordigt een jongere generatie in de Frankforter School. In zijn boek Technik und Wissenschaft als Ideolo gie (1968, 19715) stelt hij vast, dat de westerse mens de wetenschap tot fetisj heeft verheven. De westerse wetenschap en techniek zijn gaan deweg omgeslagen in een ideologie. In toenemende mate wordt de maat schappij beheerst door anonieme vormen van politieke macht. De re de heeft politieke bijbedoelingen ge kregen. Habermas voert het begrip penpaar „arbeid" en „interactie" in. Tegenover de arbeid, die de mensen van elkaar en ook van henzelf ver vreemdt, stelt hij de interactie, die communicerend en samenbindend werkt. Techniek dus met een mense lijk gezicht. Kritisch inzicht is voor Habermas niet maar bevrijding van de geest. Van een kritiek der maatschappij uit voert het tot verandering van de maatschappij. Uit de natuur ont wikkelt het menselijk geslacht zich naar de vrijheid. Maar hoe kan een stuk natuur zich uit de natuur be vrijden? Stuiten we hier weer niet op de Münchhausen-situatie? Zo komt de auteur terug op Horkhei mer en het religieuze heimwee, Die Sehnsucht nach dem ganz Anderen (1970 en 1971), wat onder dat heim wee ook mag worden verstaan. Uitpraten maatschappelijk moet inzicht en opheldering redding brengen. Dan wordt Marcuse sterk politiek geïnte resseerd. Hij ziet de maatschappij verstrikt in het web van de beheer sing en de overheersing. Tegenover de beheersing stelt hij het protest. Want wetenschap en techniek zijn niet neutraal. Gelukkig gaat achter de dialectiek van de rede de vrije en verantwoordelijke mens schuil Zwakke plek Maar hoe kan in een totalitair ge worden wereld met één dimensionale mensen het strevep naar vrijheid nog een voet aan de grond krijgen? Hier stoot men op de zwakke plek van de kritische maat schappijtheorie. De Frankforters twijfelen dan ook aan de mogelijk heid van werkelijk revolutionaire actie. Zij kunnen evenwel niet ver hinderen dat hun uiteenzettingen bij sommigen leiden tot blinde woe de tegen al het bestaande en geves tigde. Zo kwam Adomo tot zijn Negative Dialektik (1966). „Geen we reldgeschiedenis leidt van de wilde tot de humaniteit, zeer wel leidt er een van de steenslingeraars tot de megabom." De fout van het begrip is, dat het 't gehéél wil grijpen. En dan grijpt het ernaast. Het totum, d.w.z. de totaliteit, is het totem, voorwerp van bijgelovige verering. Het begrip staat voor de onmogelij ke taak om met behulp van het begrip boven het begrip uit te ko men. Ook hier weer. als ik het goed zie. de Münchhausen-situatie. Het denken heeft zichzelf ten einde ge dacht. Maar dan is er gelukkig nog het lichaam. Al wat geestelijk is. gaat terug op een lichamelijke im puls. Mondigheid kan betekenen dat de mens mond van de natuur Dat brengt mij op mijn tweede kanttekening. Zoals Mönnich de zaak tekent, ziet hij er hopeloos uit. De Messias, de arme Rechtvaardige en zijn gemeente mogen elkaar in de loop van de geschiedenis kwijt geraakt zijn, dat neemt echter niet weg dat wij, kerkmensen van de twintigste eeuw, deze geschiedenis niet meer kunnen terugdraaien. Wij kunnen niet doen alsof we arm zijn; we zijn het eenvoudig niet. Is alles dan onoplosbaar doodgelopen? Ik denk hier aan Mönnichs woord dat de rest (=wij) „oneigenlijk christen dom" is. Ik meen, dat wij inderdaad dit woord in zijn volle zwaarte, als een schok op ons moeten laten afko men. Als Mönnichs boek verder niets zou doen dan ons alleen die schok bezorgen, was het de tijd en de moeite van het lezen al meer dan waard. Maar voorgoed gemiste kansen be staan er tussen Jezus en zijn volge lingen niet. De taalschat van het christendom kent ook het woordje bekering, en bekering betekent dat we anders kunnen, mogen en moe ten. Wij zullen afscheid moeten ne men van een vorm van christendom die ons zeer lief en zeer bekend is, namelijk van een christendom dat zich van de arme heeft ontdaan of hem op de brandstapel van de fi lantropie heeft gezet. Daar bedoel ik mee (in andere termen gezegd): als het verticale, dat wil zeggen de band met Jezus, ons lief is, zullen we het horizontale, dat wil zeggen de dienst aan de arme en verdrukte, lief moe ten hébben. De arme mislopen is Jezus mislopen. Wie dat eenmaal gezien heeft, doet mee met het zoe ken naar nieuwe wegen, waarop het christendom kan gaan en als chris tendom kan overleven. WEGEN NAAR HET RIJK VAN DOOD Bewaar mijn geboden en leef1' mijn aanwijzing als je oogapp Bind ze vast aan je vingers en schrijf ze in je hart. (Spreuken 7) In hoofdstuk zeven gaat het verh -j€ van de vreemde vrouw verder. Ge tailleerder ik keek eens uit 1 raam. .en ik zag een vreselijk dq I me knaap en dan komt de story 1 een jongen die in de fuik van een li meisje loopt. „Argeloos liep hij 1 na. En tegelijk juist door 1 verhaal ook algemener. Een verhF van wat een mens kan overkomt wanneer hij zich op verkeerde weg begeeft, 't Lijkt natuurlijk mooi i verleidelijk. En de redeneringen z er. Het sluit als een bus, je zal 1 gek zijn als je 't niet doet. Maar*" gaat wel naar de slachtbank. „Tot Var een pijl zijn lever doorboorde. rn Daar is nog alleen maar het wach W61 op. Het klapnet van de vogel mastei het beeld compleet. Ik denk dat^ei zelden duidelijker getekend is hoe wegen naar het rijk van de dood uitzien. Het zijn wel wegen die af' ken van de ene weg. De weg naar leven. Het verhaal van Spreuken het verhaal van de tora. Ook die m je aan je lijf binden. Verlies hem n En ook de tora is een huis om ir wonen en een weg om op te gaan. I levende weg. Geen wonder dat joden op „de vreugde der wet", rollen namen en er mee dansten. Ze vrijden met de wet, 1 de aanwijzing, met dc weg, met leven. MDe de 5 ten gen dat schi sen ven pen bed den Arn Th. bor Beroepingswerk NED. HERV. KERK Aangenomen naar Tiendeve Nieuw Balinge: J. Neeleman kand. Schoonhoven,, die bedankte vo Jaarsveld (toez.) en Zwartebroek. gër CHR. GE RE F. KERKEN Aangenomen naar Werkendam: van Heteren kand. te Sassenhei die bedarikte voor Onstwedde Ouderkerk a.d. Amstel. GEREF. GEMEENTEN Bedankt voor Nunspeet: A. W. V hoef te Chilliwack (Canada) Moezorewo G< Inn sta: ove sch ma: gen een wai insj en hoe gen Volgens de Rhodesische method! wei tische bisschop Abel Moezorewa het geen wonder, dat de Afrikant die strijden voor hun onafhankeli; heid, vooral hulp verwachten van communistische staten en van landen, die reeds onafhankelijk zij g De bisschop, die in Mozambique 1 ballingschap leeft, zei op een congi in Naperville (VS), dat de bevr dingsbewegingen ook van de zij van de kerken tot nu toe niet vë hulp hebben ontvangen. Nog steel werken de kerken samen met „raci tische regimes," in plaats van ,,e( n€ effectieve en compromisloze hoj va ding aan te nemen tegenover de oi ge menselijke en duivelse regeringen I m zuidelijk Afrika." Zoals in Vietnar Mozambique en Angola zal ook H( Rhodesië de bevrijding komen c jjj] het moment, dat de Verenigde Sti W(! ten nog steeds de blanke minde ni] heidsregering steunen, ald( mj bisschop Moezorewa. „Moet je coij munist zijn om vrijheid voor je lan te willen?" vroeg hij. Ee j de 1 te zii d: (ADVERTENTIE) Dr. Klapwijk eindigt zijn boek met hot hoofdstuk „De mythe en het messiaanse licht". Hij bewondert veel in de neomarxistische kritiek, omdat deze niet alleen het westblok, maar even goed het oostblok, van Cuba via Rusland tot China, onder het oordeel plaatst. Wat ik bewon der is de juiste en daarom doeltref fende dosering van het getuigend, apologetisch element in dit boek van Klapwijk. Probeer eerst de an dersdenkende helemaal te begrij pen, laat hem uitpraten en leg dan de vinger op de wonde plek. Dat is de manier, dat is dialoog. De gemid delde lezer zal het geen gemakkelij ke lectuur vinden, maar een beetje inspanning is hier de moeite waard. Een voortreffelijk geschrift. Uitgegeven in 1686 te Dordrecht bij H. en J. Keur. Groot formaat. Gebonden in oud ROOD marokijn, met goud verguld. Met gegraveerde titel, 8 dubbelbla- dige kaarten, vele initialen, kop- en staartversieringen; Prachtexemplaar in perfecte, origi nele staat. Prijs f 13.500 - Antiquariaat FORUM Oude Gracht 206 Utrecht Tel. 030-316977. Vc Va de ge' ge; gel lee dei me ko; uit vai

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 2