Ik werd behandeld alsof
al veroordeeld was"
Bitter dagboek van loyaal ambtenaar
mi
jllhl
en nu
1 =11
Op het smalle spoor
van de bolbliksem
Hoeveel kalium?
,,Daar zitten, droevig voor zich uitstarend, de leden van H.M.'s Regering
Spuiten pakt fout uit
^PËtTÉRDAG 7 AUGUSTUS 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 13
ST RECHTEN VAN BUITENLANDERS WORDT SLORDIG OMGESPRONGEN
br Leo Kleyn
ID
w
Tfcdi
led
loc
wetboek van strafrecht bepaalt dat een tot gevangenisstraf veroordeelde na verstrijking van
r erde van zijn straftijd voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Voor een buitenlander die
federland zijn straf heeft uitgezeten, is die vrijheid behalve voorwaardelijk ook hoogst betrekkelijk,
loopt de kans dat de vreemdelingenpolitie hem op de dag van zijn vrijlating met open armen staat
te wachten om hem zo snel mogelijk over de grens te zetten.
an hep
32-jarige Marokkaan die op het
blik gevangen zit in het huis van
iring aan het Kleine
manplantsoen in Amsterdam, is
buitenlander. Omdat hij is ver-
eeld wegens een misdrijf waarop
dan drie jaar staat, kan op grond
de vreemdelingenwet zijn ver-
»rhf»m vergunning worden ingetrokken.
'Y ^schappelijk werker Wil Lobbes,
atsverpncjen aan reclassering van het
eisen des Heils in Amsterdam, vraagt
an heaf: „Hoe moet ik nou zijn belan-
lehartigen? Als hij het land wordt
set, kan ik niks voor hem doen."
Lobbes een paar maanden gele-
'studeerde aan de sociale acade-
stelde hij in zijn scriptie „De
iquente buitenlander" al vast dat
[ederland slordig wordt omge-
igen met de rechten van buiten-
xs die met de rechter in aanra-
komen. Het gaat niet aan, vindt
ie mensen maar zo gauw moge-
xug te sturen naar hun land van
imst, als ze hier eens een scheve
its hebben gereden. „Ten slotte
ten wij indertijd die buitenlanders
leen gehaald, en dan moet je je
vragen wat daarvan de conse-
Ities zijn."
msterdamse advocaat mr. Guido
ilaar (die ook als raadsman van
genoemde Marokkaan optreedt)
iteerde vorig jaar in het
ïdblad Proces dat anders dan de
■rlandse verdachte de vreemde
iet werkelijk wordt vrijgelaten,
jchtens vaste afspraken" (een bij
weten nergens gepubliceerde re-
jg) wordt de vreemdeling door de
inistratie van het huis van bewa-
:en aajof de wachtcommandant van het
and tpebureau „overgeleverd" aan
spreekt ook wel van: ter beschik-
gesteld van) de vreemdelingen-
ZZ3-"
^^maatschappelijk werker tekent
^^obbes daarbij aan dat er op die
Ier van de resocialisatie van de
inlander in Nederland niets te-
t komt. De maatschappelijke
Verlening, schreef hij in zijn scrip-
tornt daarmee op losse schroeven
han.
Ihet hier niet om een futiliteit of
leming [schoonheidsfoutje in de wetge-
gadig- i gaat, blijkt ook wel hieruit dat
is Lobbes de vreemdeling die
,e justitie in aanraking komt, het
_it in zijn maag zit met zijn moge-
,e uitzetting. Er is met die wetge-
jg (diemet name de vreemdelingen-
(Ltie veelal carte blanche geeft) toch
iets mis, als een uitzetting slechts
worden voorkomen bij tijdig in-*
imente I
!procek'
tor
ttjd
tot
s, t
grijpen van een hulpverlener, hetzij
een advocaat, hetzij een maatschap
pelijk werker, eventueel terzijde ge
staan door een politicus.
Voordelen
Enkelaar schreef in het eerder ge
noemde artikel in Proces dat het straf
rechtelijk apparaat nauwelijks op de
buitenlander is ingesteld. Geteld bij
„allerlei onverkwikkelijke vooroorde
len bij vele betrokken rechtsplegers"
leidt dat er zijns inziens toe „dat de
buitenlander veelal op voet van inge-
lijkheid wordt berecht".
Van vooroordelen beticht ook Lobbes
de rechters en officieren van justitie
die een buitenlander op het matje zien
verschijnen. Het is naar zijn mening
ondenkbaar dat de magistratuur niet
zou zijn geïnfecteerd door de in brede
kringen gehuldigde mening dat het
temperamentvolle volkje uit het zuid
en een criminelere inslag heeft dan
bijvoorbeeld het Nederlandse volk.
Ernstiger nog vindt hij het blijkens
zijn scriptie dat de rechterlijke macht
er kennelijk niet op gespitst is inzicht
in en begrip voor de te berechten
vreemdeling en diens afwijkende cul
tuurpatroon te verwerven. Er wordt,
integendeel, begrip van,de verdachte
verwacht. Lobbes schrijft dat hij de
juistheid daarvan niet kan inzien: „De
mensen die in de .upperdog'-positie
verkeren, dienen begrip te tonen voor
de buitenlander".
Lobbes heeft aan den lijve ondervon
den dat rechters het niet op prijs stel
len als een maatschappelijk werker
een poging doet mogelijke leemten in
hun kennis op te vullen. De president
van het gerechtshof in Amsterdam,
dat zijn cliënt, de 32-jarige Marok
kaan, in hoger beroep berechtte, liet
duidelijk blijken geen prijs te stellen
op een toelichtende verklaring van de
maatschappelijk werker. Lobbes:
„Toen ik op een gegeven moment wil
de inspringen, werd ik driftig afge
kapt".
Deze zelfde president stelde tijdens
het proces de vraag of „wij" ons aan
buitenlanders moeten aanpassen of
de buitenlanders aan „ons". Zelf die
vraag beantwoordend, liet hij er geen
twijfel aan bestaan van mening te zijn
dat de vreemdelingen zich maar moe
ten aanpassen. „Daar," zegt Lobbes,
„zit nou de crux van het verhaal."
„Ha, ben jij dat, verkrachter?" Met die
hartelijke woorden werd, naar zijn
zeggen, de Marokkaan begroet bij zijn
voorgeleiding voor de officier van jus
titie bij de Amsterdamse rechtbank,
mr. A. F. J. C. Habermehl. De officier
had er weinig aan toe te voegen, want
onmiddellijk na deze welkomstgroet
werd de Marokkaan, volgens zijn le
zing, doorgestuurd naar de rechter
commissaris.
(Desgevraagd zegt de heer Habermehl
dat hij zich niet meer kan herinneren
deze woorden te hebben gebezigd.
„Het lijkt me niet waarschijnlijk,
maar ik weet het niet meer. U zou de
parketwachter die hem bracht, moe
ten vragen wat ik toen heb gezegd.")
Ook ter zitting had de officier weinig
moeite met de verdachte, die ten slot
te werd veroordeeld, omdat hij twee
Nederlandse meisjes in zijn flat in
Diemen had verkracht. „Een moderne
Raspoetin", noemde Habermehl de
verdachte in zijn requisitoir. Mede als
gevolg van de (bescheiden) publiciteit
die daaraan werd gegeven, mag de
Marokkaan het genoegen smaken dat
iedereen in het huis van bewaring hem
als „Raspoetin" kent.
Als officier van justitie kun je daar
over nog je schouders ophalen. Maar
een rechter zou het een toch wat onbe
haaglijk gevoel moeten geven dat een
veroordeelde met het idee blijft
rondlopen dat hij geen „fair trial" (zo
als rechters dat wel eens willen noe
men) heeft gehad, omdat hij minder
als individu is bejegend dan als Ma
rokkaan, dat wil zeggen als lid van
een groep die wel vaker afwijkend
gedrag vertoont. „Ik werd", zegt hij
zelf, „behandeld alsof ik al veroor
deeld was. Ik had het gevoel dat er
geredeneerd werd van: Marokkanen
zijn slecht, hij is een Marokkaan, hij is
ook slecht."
Naar hij zegt werd niet alleen zijn
maatschappelijk werker, maar ook
hemzelf het woord ontnomen. De pre
sident van de rechtbank in Amster
dam, waarvoor hij in eerste instantie
terecht stond, zou hem hebben toege
voegd dat zijn betoog niet „zakelijk"
genoeg was. Hij aarzelt niet van „dis
criminatie" te s"preken. „Je voelt dat
je anders behandeld wordt. Het is een
bepaald gevoel datje niet kunt verkla
ren. Als ik een Nederlander was ge
weest, zou ik anders behandeld zijn."
Voorbeeld
Omdat hij volhoudt onschuldig ver
oordeeld te zijn (zich erop beroepend
Wil Lobbes
dat de twee meisjes geheel vrijwillig
met hem mee naar huis zijn gegaan), is
hij in cassatie gegaan bij de Hoge
Raad. Het kan nog wel even duren,
voordat het hoogste rechterlijk colle
ge zich uitspreekt. In afwachting daar
van zit hij nog steeds in het huis van
bewaring.
Zowel de rechtbank als het ge
rechtshof, waarbij hij in hoger beroep
was gegaan, veroordeelde hem tot een
gevangenisstraf van anderhalf jaar.
Lobbes zegt voorzichtig dat Enkelaar
en hij van mening zijn dat dit wel een
„relatief hoge straf" is. Buitenlanders,
zo is de ervaring, worden in het alge
meen zwaarder gestraft dan Nederlan
ders.
Buitenlanders die zich misdragen, wil
len in het gastland wel eens een lesje
krijgen. De procureur-generaal bij het
gerechtshof, die drie jaar gevangenis
straf eiste, had het erover dat er maar
eens een voorbeeld gesteld moest wor
den. Aangezien de zitting op verzoek
van de als getuigen optredende meis
jes achter gesloten deuren werd ge
houden, en van het proces in hoger
beroep ook geen letter in de kranten is
gekomen, vraagt de veroordeelde Ma
rokkaan zich af hoe anderen zich dan
wel aan dit voorbeeld gespiegeld kun
nen hebben.
In maart 1970 in Nederland gekomen,
heeft hij hier gewerkt als ongeschoold
arbeider, waarmee hij mede in het
levensonverhoud van zijn in Marokko
wonende moeder en broer voorzag.
Van beroep is hij militair, maar toen
hij na verloop van tijd weigerde te
vechten, werd hij als officier gedegra
deerd en ten slotte uit het Marokkaan
se leger ontslagen.
In november, een jaar na zijn arresta
tie, kan hij, na een daartoe strekkend
verzoek, voorwaardelijk in vrijheid
worden gesteld. Omdat de kans groot
is dat dan de vreemdelingenpolitie op
de stoep staat, is het nog niet zeker of
hij wel om die gunst zal vragen.
Vroeg of laat zal hij waarschijnlijk
toch door de vreemdelingendienst
worden opgewacht. Omdat hij on
danks zijn ontslag uit het leger toch
weer voor militaire dienst is opgeroe
pen, wil hij niet terug naar Marokko.
Er zal, zegt hij, niets anders opzitten
dan maar weer illegaal Nederland bin
nen te komen en daar een illegaal
bestaan te gaan leiden.
Dan zou hij, en hij zegt het zelf, wel
eens werkelijk een misdadiger kunnen
worden. Wil Lobbes constateerde het
al in zijn scriptie: dan is de cirkel rond.
poor W. F. Stafleu
Een béétje gek worden we hier allemaal," verzucht George Hart. Het is vrijdag 4
Stober 1940, en hij heeft zojuist een nieuw dictaatschrift gekocht om het tweede
Jel van zijn Londense dagboek te beginnen. „In mijn onderbewustzijn meen ik
misschien, dat ik daarmede den oorlog kan bekorten." Wel, de oorlog zal hem
[erleven, want op 3 september 1943 sterft hij. Minister dr. H. J. van Mook zegt aan
jn graf: „Hij heeft zich voor zijn land doodgewerkt."
et dagboek van dr. G. H. C. Hart, Londen mei
40-mei 1941, is thans door het Nederlands
*\L fstorisch Genootschap uitgegeven. Dr. Hart
ieconomisch topambtenaar op het ministerie
In koloniën, als de Duitsers ons land bezetten,
nn minister, Weiter, vraagt hem de regering
iar Londen te volgen. Mevrouw Hart en de
hderen blijven achter; het dagboek dat Hart
(at bijhouden, heeft de vorm van brieven aan
lis. Persoonlijke ontboezemingen worden af-
jwisseld door opmerkingen over het reilen en
ilen van de Nederlanders in Londen, dat de
hrijver van zeer nabij volgt, ook al doordat
j met Weiter samenwoont. Als deze in novem-
(r 1941 aftreedt, vraagt premier Gerbrandy
art om Weiter op te volgen, maar hij weigert.
6 bewerker van de tekst, Albert E. Kersten,
eent dat Harts kritiek op de kwaliteit van de
Iderlandse ministers daarvan een oorzaak
jn zijn.
150-tpngeschikt"
.li, die kritiek is fel. Hij noemt in allerlei
'9 'n "pnaarden de regering „volkomen ongeschikt
i incompetent", „domme burgermensen"
ipie efcarmee niets te beginnen is. Al op 20 mei 1940
)teert hij: „Daar zitten, droevig voor zich
jtstarend, de leden van H.M.'s Regering: net
In troep natgeregende mussen. Ze zijn meren-
P riels volkomen verslagen en lijken op alles,
(halve op de leiders van een staat, die zijn
in djafhankelijkheid moet herwinnen Enke
zijn flink en tegen de situatie opgewassen:
enberghe, Welter, Van Kleffens, Dijxhoorn,
rest is, zij het in gradaties, abominabel.
i." noemde Michiels (de gezant in Lon-
wfs) het stel nogal plastisch. Waar moet
it heen? Premier De Geer is de oudste grijs-
ennenird: moeten we onder zulke leiding ons land
(rwinnen en ons wereldrijk besturen?"
ma M.U.L.O. moest in den vervolge voor minis
ters zeker worden geëist."
Gezag
n, wfs)
Het ergert de hoge ambtenaar met rijke inter
nationale ervaring, die Hart is, dat de Londense
regering eenvoudig in de lucht schijnt te han
gen en dat zij geen enkel gezag geniet. Neder
landers worden maandenlang door de Britten
geïnterneerd zonder dat een onderzoek naar
hun antecedenten schijnt te vorderen en
zonder dat er van Nederlandse zijde iets aan
wordt gedaan. Ook als Gerbrandy de naar
Nederland teruggekeerde De Geer als premier
is opgevolgd, moet hij nog weken wachten voor
hij Churchill kan ontmoeten. Hart wijt dit
trouwens ook aan het „impotente en weinig
zelfbewuste beleid" van de minister van bui
tenlandse zaken. Van Kleffens, die hij „een
bekwaam hoofdambtenaar zonder enige
staatsmaneigenschappen" noemt.
Hart vindt het laakbaar dat de regering-in-
ballingschap blijkbaar niet het minste contact
meer heeft met Holland en met leidende figu
ren daar. „Wat weten wij van het werkelijke
spel van Colijn, die een goed Nederlander, een
heftig anti-Teutoon (iemand die anti-Duits is
red.) en een grenzeloze, rücksichtslose opportu
nist is?" De inhoud van Colijns bedenkelijke
brochure „Op de grens van twee werelden" is
Hart wel bekend (Colijn betoogde daarin dat
een Duitse nederlaag niet meer mogelijk was);
niettemin bespreekt Hart met zijn collega's
Lamping en Van Vredenburch zijn denkbeeld
om Colijn naar Londen te smokkelen en hem
tot premier gebombardeerd te krijgen. Op de
zelfde dag (22 maart 1941) concludeert hij ech
ter dat veel van zijn ideeën „helaas" nimmei
worden uitgevoerd. Zo ook dit.
in een onderhoud met Van Kleffens aan de
orde gesteld: Zij weigert te gaan, want Zij kan
niet vanwege de warmte. Het is ontzettend, dat
een Oranje zulk een argument bezigtHet
standpunt van H M. is misschien te verklaren,
doordat Zij geheel verslagen is door de gebeur
tenissen en vrijwel niemand ziet, ook de Minis
ters hoogst zelden".
Wel is de Koningin ervóór, dat enkele ministers
Indië bezoeken. De gouverneur-generaal oor
deelt daar aanvankelijk vernietigend over;
tenslotte gaan Van Kleffens en Weiter toch. Op
3 februari vertelt Hart van het bezoek dat
Harry Hopkins, persoonlijk afgezant van de
Amerikaanse president Roosevelt naar
Churchill, aan H.M. heeft gebracht. Een ietwat
pijnlijk incident ontstond, toen Hopkins vroeg
wanneer de Koningin voor de laatste keer in
Indië was. Dat bracht H.M. kennelijk in verle
genheid; „zij stamelde zoiets van: „ik ben er
nooit geweest; ik kan niet tegen de warmte'
3> 8 juni: „De enkele goede ministers erken-
_Jn langzamerhand zelf ook wel (dat er van een
^zaghebbend karakter van het kabinet weinig
recht komt, WFS), maar niemand doet er
mslotte iets aan, ook de Koningin klaarblijke-
|k niet. De Geer is nóg niet bij Churchill op
tëoek geweest". Trouwens, de meeste minis-
|rs kunnen zich nauwelijks in de Engelse taal
pstaanbaar maken. Hart schampert: „diplo-
Koningin
Opmerkelijk scherp zijn Harts opmerkingen
over de houding van koningin Wilhelmina. Her
haaldelijk verwijt hij haar luchthartigheid, on
deskundigheid, zelfs apathie. Na een bezoek
aan de koningin: „Zij is een koele en strenge
oude dame. die weinig charme heeften op
Dr. G. H. C. Hart
21 februari 1941: „Heden is Weiter bij H.M.
gaan afscheid nemen; het schijnt geen
vruchtbaar onderhoud te zijn geweest en duur
de niet lang. De koningin verwacht binnen
enkele dagen oorlog met Japan en spreekt
daarover met een ontstellende luchthartigheid
en ondeskundigheid: „we moeten ze maar flink
aanpakken en als ratten verdrinken". Afgezien
van deze weinig vorstelijke en weinig christelij
ke ontboezeming, blijkt er wel uit. dat zij slecht
wordt voorgelicht. Zij meent dat er in Duits
land al bijna revolutie is, en rekent vast op een
heel spoedige overwinning, 't Is beangstigend,
zó weinig begrip van de realiteit."
Indië
Als een rode draad loopt door het dagboek een
reeks notities over de wenselijkheid, de rege
ringszetel van Londen naar Indië te verplaat
sen. Hart, jaren in Indië geweest, is er een groot
voorstander van; gouverneur-generaal Van
Starkenborch trouwens ook. „Argument no. 1
is, dat Koningin en Regering op eigen territoir
horen, als er een territoir is dat niet door de
vijand wordt bezet. Ook in Nederland zal dat
begrepen en gewaardeerd worden. Voorts staan
wij hier te veel onder Britse druk; kunnen
onszelf niet geheel zijn De indruk tegenover
de inheemse bevolking zou overweldigend zijn
tegenover Japan zou het onze vastbeslotenheid
om onze souvereinitelt te handhaven voortref
felijk tot uiting brengen", schrijft Hart op 27
juni.
Maar twee dagen later: „Het vertrek van de
Regering naar Indië is door de Koningin zelve
Gepasseerd
Nogal wrang klinkt ook een notitie enkele
dagen later. Gerbrandy had Hart gevraagd,
voor hem de gouverneur-generaal op te bellen.
Maar Welter. Harts chef, wist nergens van. Nu
bleek dat de Koningin premier Gerbrandy had
opgedragen persoonlijk de G.G. te vragen of hij
bevredigd zou zijn met het bezoek dat Weiter
en Van Kleffens aan Indië zouden brengen.
„Klaarblijkelijk zit H.M. met zich zelve in
Hoogst Derzelver Knoop en heeft zij eindelijk
wroeging, dat zij niet zelve gaat".
Het komt meer voor dat de Vorstin haar minis
ters passeert. Op 1 februari wordt de
Heemskerck in dienst gesteld als marineschip.
Hart: „Het heeft H.M. behaagd aan deze dag
een bittere bijsmaak te verlenen, door na te
•laten Hare Minister van Defensie (Dijxhoorn)
bij de plechtigheid uit te nodigen. Als H M
hem weg wil hebben dan moet ze dit aan
Gerbrandy duidelijk en openhartig mede
delen".
Veel van dit soort opmerkingen kan men terug
vinden in de verslagen van de Parlementaire
Enquête Commissie over het Londense beleid
(1949) Straks zal dr. L de Jong die zelf de
Londense tijd meemaakte ongetwijfeld een
deel van zijn oorlogsgeschiedschrijving aan
Londen wijden. Het bittere, maar vaak onthul
lende dagboek van dr. Hart voegt hier de visie
aan toe van de kritische maar loyale en des
kundige ambtenaar.
Het dagboek van dr. G. H. C. Hart Londen mei
1940mei 1941, uitgegeven door Albert E.
Kersten. Bij Martinus Nijhoff, Den Haag. 335
bladzijden, 49.50.
IJL£ J-
door Rob Foppema
De beschadigde jurk van een mevrouw uit het Engelse
Smethwick heeft onze kennis van de bolbliksem aan
merkelijk uitgebreid, zonder ons overigens veel wijzer
te maken.
nog iets te meten viel. Een foto
van het gat verscheen dan ook
met gezwinde spoed in het ge
zaghebbende tijdschrift Natu
re van 15 april 1976 (toen de
afdeling natuurkunde van het
Royal Holloway College in Eg-
ham, Surrey, eenmaal op het
spoor van het verhaal geko
men was). Uit die voorlopige
publikatie is ook het ooggetui-
geverslag afkomstig.
Bolbliksems behoren tot de
raadselachtigste .natuurver
schijnselen. Dat de natuurkun
digen er zich geen goed raad
mee weten, blijkt alleen al uit
de hoeveelheid theoretische
verklaringen die ervoor zijn ge
publiceerd. Het enige wat zij
gemeen hebben is hun vol
strekt onbewezen karakter.
Het is dan ook een moeilijk
toegankelijk onderwerp.
Getuigenverklaringen over
bolvormige vuurverschijnse-
len die door de lucht lijken te
zweven en met gematigde snel
heid capriolen uithalen, zijn er
genoeg. Maar daar beginnen
de moeilijkheden pas. Even
min als vliegende schotels (al
dan niet van de variant waar
Marsmannetjes uitkomen),
doen bolbliksems zich bij voor
keur aan getrainde waarne
mers voor. Bovendien zijn de
bijzonderheden in het alge
meen afkomstig van mensen
die zich lam geschrokken zijn
en dat komt de betrouwbaar
heid ook al niet ten goede.
En bolbliksems zijn wel zo
zeldzaam dat je er niet met een
onderzoekteam op kunt gaan
zitten wachten. Omdat het me
chanisme niet duidelijk is. zijn
ze ook niet in het laboratorium
bevredigend na te maken (wat
wel op verschillende manieren
gebeurd is). En verreweg de
meeste verdwijnen zonder een
spoor na te laten.
Daarom was de onweersbui die
op 8 augustus 1975 boven de
Midlands woedde, voor deze
ondankbare tak van onder
zoek van historische beteke
nis. Boven het fornuis van de
ongenoemde mevrouw
verscheen, terwijl in huizen in
de buurt de bliksem insloeg, op
een kleine meter boven de
vloer een lichtende bol van een
centimeter of tien, tussen fel
blauw en purper. Zij voelde
een brandende hitte en rook
een schroeilucht. De bal was
maar een seconde of zo
zichtbaar, want zijn bestaan
werd op dramatische wijze af
gebroken; „De bal leek mij on
der de gordel te raken, als het
ware, en ik veegde hem auto
matisch van me af, en hij ver
dween gewoon. Waar ik hem
wegveegde kwam er een rood
heid en zwelling op mijn lin
kerhand. Het leek alsof mijn
gouden trouwring in mijn vin
ger brandde."
Bovendien zat in haar jurk op
de betreffende plaats een gat
en daarmee was dit een van die
uiterst zeldzame bolbliksems
waaraan achteraf in alle rust
Intussen hebben de natuur
kundigen uit Egham hun
conclusies op een rijtje. (E. R.
Wooding, Nature, vol. 262, pag.
379-380, 29 juli 1976). Het
eindresultaat is dat een aantal
theorieën er niet waarschijnlij
ker op is geworden. Een nieu
we theorie wordt niet aan de
verzameling toegevoegd. De
verrassing is dat de hoeveel
heid energie die in de bolblik
sem was opgehoopt, honderd
tot duizend maal zo klein was
als een aantal bestaande theo
rieën veronderstelde.
Die energie werd op een aantal
manieren benaderd. De hoe
veelheid warmte die nodig is
om een gat van de gegeven
afmetingen in een (polyester)
jurk te smelten. De hoeveel
heid warmte die nodig is om de
huid van ëèn hand (tien bij
tien cm) te verhitten tot niet
meer dan honderd graden
(geen ernstige brandwonden».
Het elektromagnetisch veld
dat nodig zou zijn om één gou
den trouwring op te warmen
tot niet meer dan honderd gra
den. De warmtestraling die no
dig zou zijn om een mevrouw
het gevoel te geven dat ze „he
lemaal gloeit".
Verder werd een bovengrens
vastgesteld voor de hoeveel
heid radioactieve straling die
bij het incident kon zijn vrijge
komen. (Minder dan de hoe
veelheid die acute stralings
ziekte veroorzaakt, want me
vrouw was en is gezond). Daar
mee werd een van de meer
schilderachtige theorieën niet
bevestigd, die in bolbliksems
de vernietiging van anti
materie ziet.
Het zijn allemaal negatieve re
sultaten, maar daarom niet
minder belangrijk. Wie voort
aan met een verklaring voor
bolbliksems komt, zal met zijn
verhaal binnen de nu vastges
telde grenzen moeten blijven.
Of in ieder geval aannemelijk
maken dat er ook hele
kleintjes bestaan. En ook een
verbeterde omschrijving van
het gebied waarbinnen de - nog
onbekende waarheid moet
liggen, is wetenschappelijke
vooruitgang.
Kalium, in de wandeling kali, is een belangrijk be
standdeel van kunstmeststoffen. De grote Britse fabri
kant Fisons heeft verrassend aangetoond, dat ze er te
veel van verkopen.
Verrassend, omdat de toepas
sing van kunstmest in de mo
derne landbouw toch geba
seerd is op degelijk bodemon
derzoek. Maar voor zware klei
gronden bleek dat niet dege
lijk genoeg. De gebruikelijke
bodemanalyse (meldt de New
Scientist, vol. 71, pag. 179)
meet niet de totale hoeveel
heid kalium, maar alleen de
„uitwisselbare" hoeveelheid,
die met een eenvoudige
kunstgreep uit de grond te
spoelen is. Dat is de hoeveel
heid. redeneert men, die direct
ter beschikking staat van het
gewas. De Britten hebben een
nieuwe test ontwikkeld, die
voor zware klei bovendien de
snelheid bepaalt waarmee
„verborgen" kaliumreserves
alsnog in de grond vrijkomen
om het kalium te vervangen
dat door de planten is opgeno
men. Nou moet Je by een boer
niet aankomen met vage ver
halen over verborgen reserves,
want hij wil in het algemeen
terecht eerst weten of wat de
onderzoekers hebben be
kokstoofd ook in de praktijk
werkt.
Dat hebben ze gedaan in Enge
land. en op sommige proefvel
den zijn ze al zestien jaar bezig
Zestien jaar geen kali
besmetting terwijl er zware ge
wassen werden geteeld. En al
die tijd is de hoeveelheid „uit
wisselbaar" kalium, gemeten
volgens de oude techniek, ge
lijk gebleven. De oogsten lie
pen dan ook niet terug.
We blijven nog even in de landbouw. Bestrijdingsmid
delen werken in het algemeen doeltreffend bij de
bestrijding van waar ze voor verkocht worden. Maar
wat ze verder nog voor invloed uitoefenen, blijkt vaak
pas later.
ratoriumonderzoek. Rupsen
op bespoten planten ontwik
kelden zich, wanneer de tijd
daarvoor rijp was. tot grotere
poppen. En uit die poppen
kwamen vlinders die duidelijk
meer eieren legden, waaruit
dus later weer meer rupsen
zouden komen. Op zoek naar
de oorzaak van dit effect, von
den de onderzoekers dat het
totale eiwitgehalte van bespo
ten planten hoger was dan van
het onbespoten gewas. Dat zou
de oorzaak kunnen zijn. (Niets
bewijst nog, dat het dat ook is).
Misschien moet epn maïsplant
niet al te goed gedijen wil hij
zijn gezamenlijke vijanden re
delijk overleven. Om het tries
te verhaal af te maken: ook een
belangrijke schimmelziekte,
de „southern corn leaf blight"
werd door 2,4-D bevorderd.
Oka en Pimentel pleiten voor
soortgelijke studies bij andere
voedselgewassen.
Zo hebben I.N.Oka (Centraal
instituut voor landbouwkun
dig onderzoek, Jakarta) en Da
vid Pimentel (Cornell universi
teit, Ithaca, New York) samen
vastgesteld dat onkruidbe-
strijding in maïs met het veel
toegepaste middel 2,4-D wel
eens niet de laatste wijsheid
zou kunnen zijn. Het mag dan
goed helpen tegen onkruid,
maar het gewas wordt door in
secten en schimmels des te
harder aangetast (Science, vol.
193, pag. 239-240)
Op tegen onkruid bespoten
proefveldjes werden in de maïs
twee tot drie maal zoveel blad
luizen aangetroffen als op de
niet bespoten controleveldjes.
De Europese maïsboorder. een
rups die de stengels uitvreet,
kwam op de bespoten planten
ook duidelijk meer voor.
Naar dat tweede effect verrich
ten Oka en Pimentel ook labo-