Ik werd behandeld alsof al veroordeeld was" Bitter dagboek van loyaal ambtenaar mi jllhl en nu 1 =11 Op het smalle spoor van de bolbliksem Hoeveel kalium? ,,Daar zitten, droevig voor zich uitstarend, de leden van H.M.'s Regering Spuiten pakt fout uit ^PËtTÉRDAG 7 AUGUSTUS 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 13 ST RECHTEN VAN BUITENLANDERS WORDT SLORDIG OMGESPRONGEN br Leo Kleyn ID w Tfcdi led loc wetboek van strafrecht bepaalt dat een tot gevangenisstraf veroordeelde na verstrijking van r erde van zijn straftijd voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Voor een buitenlander die federland zijn straf heeft uitgezeten, is die vrijheid behalve voorwaardelijk ook hoogst betrekkelijk, loopt de kans dat de vreemdelingenpolitie hem op de dag van zijn vrijlating met open armen staat te wachten om hem zo snel mogelijk over de grens te zetten. an hep 32-jarige Marokkaan die op het blik gevangen zit in het huis van iring aan het Kleine manplantsoen in Amsterdam, is buitenlander. Omdat hij is ver- eeld wegens een misdrijf waarop dan drie jaar staat, kan op grond de vreemdelingenwet zijn ver- »rhf»m vergunning worden ingetrokken. 'Y ^schappelijk werker Wil Lobbes, atsverpncjen aan reclassering van het eisen des Heils in Amsterdam, vraagt an heaf: „Hoe moet ik nou zijn belan- lehartigen? Als hij het land wordt set, kan ik niks voor hem doen." Lobbes een paar maanden gele- 'studeerde aan de sociale acade- stelde hij in zijn scriptie „De iquente buitenlander" al vast dat [ederland slordig wordt omge- igen met de rechten van buiten- xs die met de rechter in aanra- komen. Het gaat niet aan, vindt ie mensen maar zo gauw moge- xug te sturen naar hun land van imst, als ze hier eens een scheve its hebben gereden. „Ten slotte ten wij indertijd die buitenlanders leen gehaald, en dan moet je je vragen wat daarvan de conse- Ities zijn." msterdamse advocaat mr. Guido ilaar (die ook als raadsman van genoemde Marokkaan optreedt) iteerde vorig jaar in het ïdblad Proces dat anders dan de ■rlandse verdachte de vreemde iet werkelijk wordt vrijgelaten, jchtens vaste afspraken" (een bij weten nergens gepubliceerde re- jg) wordt de vreemdeling door de inistratie van het huis van bewa- :en aajof de wachtcommandant van het and tpebureau „overgeleverd" aan spreekt ook wel van: ter beschik- gesteld van) de vreemdelingen- ZZ3-" ^^maatschappelijk werker tekent ^^obbes daarbij aan dat er op die Ier van de resocialisatie van de inlander in Nederland niets te- t komt. De maatschappelijke Verlening, schreef hij in zijn scrip- tornt daarmee op losse schroeven han. Ihet hier niet om een futiliteit of leming [schoonheidsfoutje in de wetge- gadig- i gaat, blijkt ook wel hieruit dat is Lobbes de vreemdeling die ,e justitie in aanraking komt, het _it in zijn maag zit met zijn moge- ,e uitzetting. Er is met die wetge- jg (diemet name de vreemdelingen- (Ltie veelal carte blanche geeft) toch iets mis, als een uitzetting slechts worden voorkomen bij tijdig in-* imente I !procek' tor ttjd tot s, t grijpen van een hulpverlener, hetzij een advocaat, hetzij een maatschap pelijk werker, eventueel terzijde ge staan door een politicus. Voordelen Enkelaar schreef in het eerder ge noemde artikel in Proces dat het straf rechtelijk apparaat nauwelijks op de buitenlander is ingesteld. Geteld bij „allerlei onverkwikkelijke vooroorde len bij vele betrokken rechtsplegers" leidt dat er zijns inziens toe „dat de buitenlander veelal op voet van inge- lijkheid wordt berecht". Van vooroordelen beticht ook Lobbes de rechters en officieren van justitie die een buitenlander op het matje zien verschijnen. Het is naar zijn mening ondenkbaar dat de magistratuur niet zou zijn geïnfecteerd door de in brede kringen gehuldigde mening dat het temperamentvolle volkje uit het zuid en een criminelere inslag heeft dan bijvoorbeeld het Nederlandse volk. Ernstiger nog vindt hij het blijkens zijn scriptie dat de rechterlijke macht er kennelijk niet op gespitst is inzicht in en begrip voor de te berechten vreemdeling en diens afwijkende cul tuurpatroon te verwerven. Er wordt, integendeel, begrip van,de verdachte verwacht. Lobbes schrijft dat hij de juistheid daarvan niet kan inzien: „De mensen die in de .upperdog'-positie verkeren, dienen begrip te tonen voor de buitenlander". Lobbes heeft aan den lijve ondervon den dat rechters het niet op prijs stel len als een maatschappelijk werker een poging doet mogelijke leemten in hun kennis op te vullen. De president van het gerechtshof in Amsterdam, dat zijn cliënt, de 32-jarige Marok kaan, in hoger beroep berechtte, liet duidelijk blijken geen prijs te stellen op een toelichtende verklaring van de maatschappelijk werker. Lobbes: „Toen ik op een gegeven moment wil de inspringen, werd ik driftig afge kapt". Deze zelfde president stelde tijdens het proces de vraag of „wij" ons aan buitenlanders moeten aanpassen of de buitenlanders aan „ons". Zelf die vraag beantwoordend, liet hij er geen twijfel aan bestaan van mening te zijn dat de vreemdelingen zich maar moe ten aanpassen. „Daar," zegt Lobbes, „zit nou de crux van het verhaal." „Ha, ben jij dat, verkrachter?" Met die hartelijke woorden werd, naar zijn zeggen, de Marokkaan begroet bij zijn voorgeleiding voor de officier van jus titie bij de Amsterdamse rechtbank, mr. A. F. J. C. Habermehl. De officier had er weinig aan toe te voegen, want onmiddellijk na deze welkomstgroet werd de Marokkaan, volgens zijn le zing, doorgestuurd naar de rechter commissaris. (Desgevraagd zegt de heer Habermehl dat hij zich niet meer kan herinneren deze woorden te hebben gebezigd. „Het lijkt me niet waarschijnlijk, maar ik weet het niet meer. U zou de parketwachter die hem bracht, moe ten vragen wat ik toen heb gezegd.") Ook ter zitting had de officier weinig moeite met de verdachte, die ten slot te werd veroordeeld, omdat hij twee Nederlandse meisjes in zijn flat in Diemen had verkracht. „Een moderne Raspoetin", noemde Habermehl de verdachte in zijn requisitoir. Mede als gevolg van de (bescheiden) publiciteit die daaraan werd gegeven, mag de Marokkaan het genoegen smaken dat iedereen in het huis van bewaring hem als „Raspoetin" kent. Als officier van justitie kun je daar over nog je schouders ophalen. Maar een rechter zou het een toch wat onbe haaglijk gevoel moeten geven dat een veroordeelde met het idee blijft rondlopen dat hij geen „fair trial" (zo als rechters dat wel eens willen noe men) heeft gehad, omdat hij minder als individu is bejegend dan als Ma rokkaan, dat wil zeggen als lid van een groep die wel vaker afwijkend gedrag vertoont. „Ik werd", zegt hij zelf, „behandeld alsof ik al veroor deeld was. Ik had het gevoel dat er geredeneerd werd van: Marokkanen zijn slecht, hij is een Marokkaan, hij is ook slecht." Naar hij zegt werd niet alleen zijn maatschappelijk werker, maar ook hemzelf het woord ontnomen. De pre sident van de rechtbank in Amster dam, waarvoor hij in eerste instantie terecht stond, zou hem hebben toege voegd dat zijn betoog niet „zakelijk" genoeg was. Hij aarzelt niet van „dis criminatie" te s"preken. „Je voelt dat je anders behandeld wordt. Het is een bepaald gevoel datje niet kunt verkla ren. Als ik een Nederlander was ge weest, zou ik anders behandeld zijn." Voorbeeld Omdat hij volhoudt onschuldig ver oordeeld te zijn (zich erop beroepend Wil Lobbes dat de twee meisjes geheel vrijwillig met hem mee naar huis zijn gegaan), is hij in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Het kan nog wel even duren, voordat het hoogste rechterlijk colle ge zich uitspreekt. In afwachting daar van zit hij nog steeds in het huis van bewaring. Zowel de rechtbank als het ge rechtshof, waarbij hij in hoger beroep was gegaan, veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Lobbes zegt voorzichtig dat Enkelaar en hij van mening zijn dat dit wel een „relatief hoge straf" is. Buitenlanders, zo is de ervaring, worden in het alge meen zwaarder gestraft dan Nederlan ders. Buitenlanders die zich misdragen, wil len in het gastland wel eens een lesje krijgen. De procureur-generaal bij het gerechtshof, die drie jaar gevangenis straf eiste, had het erover dat er maar eens een voorbeeld gesteld moest wor den. Aangezien de zitting op verzoek van de als getuigen optredende meis jes achter gesloten deuren werd ge houden, en van het proces in hoger beroep ook geen letter in de kranten is gekomen, vraagt de veroordeelde Ma rokkaan zich af hoe anderen zich dan wel aan dit voorbeeld gespiegeld kun nen hebben. In maart 1970 in Nederland gekomen, heeft hij hier gewerkt als ongeschoold arbeider, waarmee hij mede in het levensonverhoud van zijn in Marokko wonende moeder en broer voorzag. Van beroep is hij militair, maar toen hij na verloop van tijd weigerde te vechten, werd hij als officier gedegra deerd en ten slotte uit het Marokkaan se leger ontslagen. In november, een jaar na zijn arresta tie, kan hij, na een daartoe strekkend verzoek, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Omdat de kans groot is dat dan de vreemdelingenpolitie op de stoep staat, is het nog niet zeker of hij wel om die gunst zal vragen. Vroeg of laat zal hij waarschijnlijk toch door de vreemdelingendienst worden opgewacht. Omdat hij on danks zijn ontslag uit het leger toch weer voor militaire dienst is opgeroe pen, wil hij niet terug naar Marokko. Er zal, zegt hij, niets anders opzitten dan maar weer illegaal Nederland bin nen te komen en daar een illegaal bestaan te gaan leiden. Dan zou hij, en hij zegt het zelf, wel eens werkelijk een misdadiger kunnen worden. Wil Lobbes constateerde het al in zijn scriptie: dan is de cirkel rond. poor W. F. Stafleu Een béétje gek worden we hier allemaal," verzucht George Hart. Het is vrijdag 4 Stober 1940, en hij heeft zojuist een nieuw dictaatschrift gekocht om het tweede Jel van zijn Londense dagboek te beginnen. „In mijn onderbewustzijn meen ik misschien, dat ik daarmede den oorlog kan bekorten." Wel, de oorlog zal hem [erleven, want op 3 september 1943 sterft hij. Minister dr. H. J. van Mook zegt aan jn graf: „Hij heeft zich voor zijn land doodgewerkt." et dagboek van dr. G. H. C. Hart, Londen mei 40-mei 1941, is thans door het Nederlands *\L fstorisch Genootschap uitgegeven. Dr. Hart ieconomisch topambtenaar op het ministerie In koloniën, als de Duitsers ons land bezetten, nn minister, Weiter, vraagt hem de regering iar Londen te volgen. Mevrouw Hart en de hderen blijven achter; het dagboek dat Hart (at bijhouden, heeft de vorm van brieven aan lis. Persoonlijke ontboezemingen worden af- jwisseld door opmerkingen over het reilen en ilen van de Nederlanders in Londen, dat de hrijver van zeer nabij volgt, ook al doordat j met Weiter samenwoont. Als deze in novem- (r 1941 aftreedt, vraagt premier Gerbrandy art om Weiter op te volgen, maar hij weigert. 6 bewerker van de tekst, Albert E. Kersten, eent dat Harts kritiek op de kwaliteit van de Iderlandse ministers daarvan een oorzaak jn zijn. 150-tpngeschikt" .li, die kritiek is fel. Hij noemt in allerlei '9 'n "pnaarden de regering „volkomen ongeschikt i incompetent", „domme burgermensen" ipie efcarmee niets te beginnen is. Al op 20 mei 1940 )teert hij: „Daar zitten, droevig voor zich jtstarend, de leden van H.M.'s Regering: net In troep natgeregende mussen. Ze zijn meren- P riels volkomen verslagen en lijken op alles, (halve op de leiders van een staat, die zijn in djafhankelijkheid moet herwinnen Enke zijn flink en tegen de situatie opgewassen: enberghe, Welter, Van Kleffens, Dijxhoorn, rest is, zij het in gradaties, abominabel. i." noemde Michiels (de gezant in Lon- wfs) het stel nogal plastisch. Waar moet it heen? Premier De Geer is de oudste grijs- ennenird: moeten we onder zulke leiding ons land (rwinnen en ons wereldrijk besturen?" ma M.U.L.O. moest in den vervolge voor minis ters zeker worden geëist." Gezag n, wfs) Het ergert de hoge ambtenaar met rijke inter nationale ervaring, die Hart is, dat de Londense regering eenvoudig in de lucht schijnt te han gen en dat zij geen enkel gezag geniet. Neder landers worden maandenlang door de Britten geïnterneerd zonder dat een onderzoek naar hun antecedenten schijnt te vorderen en zonder dat er van Nederlandse zijde iets aan wordt gedaan. Ook als Gerbrandy de naar Nederland teruggekeerde De Geer als premier is opgevolgd, moet hij nog weken wachten voor hij Churchill kan ontmoeten. Hart wijt dit trouwens ook aan het „impotente en weinig zelfbewuste beleid" van de minister van bui tenlandse zaken. Van Kleffens, die hij „een bekwaam hoofdambtenaar zonder enige staatsmaneigenschappen" noemt. Hart vindt het laakbaar dat de regering-in- ballingschap blijkbaar niet het minste contact meer heeft met Holland en met leidende figu ren daar. „Wat weten wij van het werkelijke spel van Colijn, die een goed Nederlander, een heftig anti-Teutoon (iemand die anti-Duits is red.) en een grenzeloze, rücksichtslose opportu nist is?" De inhoud van Colijns bedenkelijke brochure „Op de grens van twee werelden" is Hart wel bekend (Colijn betoogde daarin dat een Duitse nederlaag niet meer mogelijk was); niettemin bespreekt Hart met zijn collega's Lamping en Van Vredenburch zijn denkbeeld om Colijn naar Londen te smokkelen en hem tot premier gebombardeerd te krijgen. Op de zelfde dag (22 maart 1941) concludeert hij ech ter dat veel van zijn ideeën „helaas" nimmei worden uitgevoerd. Zo ook dit. in een onderhoud met Van Kleffens aan de orde gesteld: Zij weigert te gaan, want Zij kan niet vanwege de warmte. Het is ontzettend, dat een Oranje zulk een argument bezigtHet standpunt van H M. is misschien te verklaren, doordat Zij geheel verslagen is door de gebeur tenissen en vrijwel niemand ziet, ook de Minis ters hoogst zelden". Wel is de Koningin ervóór, dat enkele ministers Indië bezoeken. De gouverneur-generaal oor deelt daar aanvankelijk vernietigend over; tenslotte gaan Van Kleffens en Weiter toch. Op 3 februari vertelt Hart van het bezoek dat Harry Hopkins, persoonlijk afgezant van de Amerikaanse president Roosevelt naar Churchill, aan H.M. heeft gebracht. Een ietwat pijnlijk incident ontstond, toen Hopkins vroeg wanneer de Koningin voor de laatste keer in Indië was. Dat bracht H.M. kennelijk in verle genheid; „zij stamelde zoiets van: „ik ben er nooit geweest; ik kan niet tegen de warmte' 3> 8 juni: „De enkele goede ministers erken- _Jn langzamerhand zelf ook wel (dat er van een ^zaghebbend karakter van het kabinet weinig recht komt, WFS), maar niemand doet er mslotte iets aan, ook de Koningin klaarblijke- |k niet. De Geer is nóg niet bij Churchill op tëoek geweest". Trouwens, de meeste minis- |rs kunnen zich nauwelijks in de Engelse taal pstaanbaar maken. Hart schampert: „diplo- Koningin Opmerkelijk scherp zijn Harts opmerkingen over de houding van koningin Wilhelmina. Her haaldelijk verwijt hij haar luchthartigheid, on deskundigheid, zelfs apathie. Na een bezoek aan de koningin: „Zij is een koele en strenge oude dame. die weinig charme heeften op Dr. G. H. C. Hart 21 februari 1941: „Heden is Weiter bij H.M. gaan afscheid nemen; het schijnt geen vruchtbaar onderhoud te zijn geweest en duur de niet lang. De koningin verwacht binnen enkele dagen oorlog met Japan en spreekt daarover met een ontstellende luchthartigheid en ondeskundigheid: „we moeten ze maar flink aanpakken en als ratten verdrinken". Afgezien van deze weinig vorstelijke en weinig christelij ke ontboezeming, blijkt er wel uit. dat zij slecht wordt voorgelicht. Zij meent dat er in Duits land al bijna revolutie is, en rekent vast op een heel spoedige overwinning, 't Is beangstigend, zó weinig begrip van de realiteit." Indië Als een rode draad loopt door het dagboek een reeks notities over de wenselijkheid, de rege ringszetel van Londen naar Indië te verplaat sen. Hart, jaren in Indië geweest, is er een groot voorstander van; gouverneur-generaal Van Starkenborch trouwens ook. „Argument no. 1 is, dat Koningin en Regering op eigen territoir horen, als er een territoir is dat niet door de vijand wordt bezet. Ook in Nederland zal dat begrepen en gewaardeerd worden. Voorts staan wij hier te veel onder Britse druk; kunnen onszelf niet geheel zijn De indruk tegenover de inheemse bevolking zou overweldigend zijn tegenover Japan zou het onze vastbeslotenheid om onze souvereinitelt te handhaven voortref felijk tot uiting brengen", schrijft Hart op 27 juni. Maar twee dagen later: „Het vertrek van de Regering naar Indië is door de Koningin zelve Gepasseerd Nogal wrang klinkt ook een notitie enkele dagen later. Gerbrandy had Hart gevraagd, voor hem de gouverneur-generaal op te bellen. Maar Welter. Harts chef, wist nergens van. Nu bleek dat de Koningin premier Gerbrandy had opgedragen persoonlijk de G.G. te vragen of hij bevredigd zou zijn met het bezoek dat Weiter en Van Kleffens aan Indië zouden brengen. „Klaarblijkelijk zit H.M. met zich zelve in Hoogst Derzelver Knoop en heeft zij eindelijk wroeging, dat zij niet zelve gaat". Het komt meer voor dat de Vorstin haar minis ters passeert. Op 1 februari wordt de Heemskerck in dienst gesteld als marineschip. Hart: „Het heeft H.M. behaagd aan deze dag een bittere bijsmaak te verlenen, door na te •laten Hare Minister van Defensie (Dijxhoorn) bij de plechtigheid uit te nodigen. Als H M hem weg wil hebben dan moet ze dit aan Gerbrandy duidelijk en openhartig mede delen". Veel van dit soort opmerkingen kan men terug vinden in de verslagen van de Parlementaire Enquête Commissie over het Londense beleid (1949) Straks zal dr. L de Jong die zelf de Londense tijd meemaakte ongetwijfeld een deel van zijn oorlogsgeschiedschrijving aan Londen wijden. Het bittere, maar vaak onthul lende dagboek van dr. Hart voegt hier de visie aan toe van de kritische maar loyale en des kundige ambtenaar. Het dagboek van dr. G. H. C. Hart Londen mei 1940mei 1941, uitgegeven door Albert E. Kersten. Bij Martinus Nijhoff, Den Haag. 335 bladzijden, 49.50. IJL£ J- door Rob Foppema De beschadigde jurk van een mevrouw uit het Engelse Smethwick heeft onze kennis van de bolbliksem aan merkelijk uitgebreid, zonder ons overigens veel wijzer te maken. nog iets te meten viel. Een foto van het gat verscheen dan ook met gezwinde spoed in het ge zaghebbende tijdschrift Natu re van 15 april 1976 (toen de afdeling natuurkunde van het Royal Holloway College in Eg- ham, Surrey, eenmaal op het spoor van het verhaal geko men was). Uit die voorlopige publikatie is ook het ooggetui- geverslag afkomstig. Bolbliksems behoren tot de raadselachtigste .natuurver schijnselen. Dat de natuurkun digen er zich geen goed raad mee weten, blijkt alleen al uit de hoeveelheid theoretische verklaringen die ervoor zijn ge publiceerd. Het enige wat zij gemeen hebben is hun vol strekt onbewezen karakter. Het is dan ook een moeilijk toegankelijk onderwerp. Getuigenverklaringen over bolvormige vuurverschijnse- len die door de lucht lijken te zweven en met gematigde snel heid capriolen uithalen, zijn er genoeg. Maar daar beginnen de moeilijkheden pas. Even min als vliegende schotels (al dan niet van de variant waar Marsmannetjes uitkomen), doen bolbliksems zich bij voor keur aan getrainde waarne mers voor. Bovendien zijn de bijzonderheden in het alge meen afkomstig van mensen die zich lam geschrokken zijn en dat komt de betrouwbaar heid ook al niet ten goede. En bolbliksems zijn wel zo zeldzaam dat je er niet met een onderzoekteam op kunt gaan zitten wachten. Omdat het me chanisme niet duidelijk is. zijn ze ook niet in het laboratorium bevredigend na te maken (wat wel op verschillende manieren gebeurd is). En verreweg de meeste verdwijnen zonder een spoor na te laten. Daarom was de onweersbui die op 8 augustus 1975 boven de Midlands woedde, voor deze ondankbare tak van onder zoek van historische beteke nis. Boven het fornuis van de ongenoemde mevrouw verscheen, terwijl in huizen in de buurt de bliksem insloeg, op een kleine meter boven de vloer een lichtende bol van een centimeter of tien, tussen fel blauw en purper. Zij voelde een brandende hitte en rook een schroeilucht. De bal was maar een seconde of zo zichtbaar, want zijn bestaan werd op dramatische wijze af gebroken; „De bal leek mij on der de gordel te raken, als het ware, en ik veegde hem auto matisch van me af, en hij ver dween gewoon. Waar ik hem wegveegde kwam er een rood heid en zwelling op mijn lin kerhand. Het leek alsof mijn gouden trouwring in mijn vin ger brandde." Bovendien zat in haar jurk op de betreffende plaats een gat en daarmee was dit een van die uiterst zeldzame bolbliksems waaraan achteraf in alle rust Intussen hebben de natuur kundigen uit Egham hun conclusies op een rijtje. (E. R. Wooding, Nature, vol. 262, pag. 379-380, 29 juli 1976). Het eindresultaat is dat een aantal theorieën er niet waarschijnlij ker op is geworden. Een nieu we theorie wordt niet aan de verzameling toegevoegd. De verrassing is dat de hoeveel heid energie die in de bolblik sem was opgehoopt, honderd tot duizend maal zo klein was als een aantal bestaande theo rieën veronderstelde. Die energie werd op een aantal manieren benaderd. De hoe veelheid warmte die nodig is om een gat van de gegeven afmetingen in een (polyester) jurk te smelten. De hoeveel heid warmte die nodig is om de huid van ëèn hand (tien bij tien cm) te verhitten tot niet meer dan honderd graden (geen ernstige brandwonden». Het elektromagnetisch veld dat nodig zou zijn om één gou den trouwring op te warmen tot niet meer dan honderd gra den. De warmtestraling die no dig zou zijn om een mevrouw het gevoel te geven dat ze „he lemaal gloeit". Verder werd een bovengrens vastgesteld voor de hoeveel heid radioactieve straling die bij het incident kon zijn vrijge komen. (Minder dan de hoe veelheid die acute stralings ziekte veroorzaakt, want me vrouw was en is gezond). Daar mee werd een van de meer schilderachtige theorieën niet bevestigd, die in bolbliksems de vernietiging van anti materie ziet. Het zijn allemaal negatieve re sultaten, maar daarom niet minder belangrijk. Wie voort aan met een verklaring voor bolbliksems komt, zal met zijn verhaal binnen de nu vastges telde grenzen moeten blijven. Of in ieder geval aannemelijk maken dat er ook hele kleintjes bestaan. En ook een verbeterde omschrijving van het gebied waarbinnen de - nog onbekende waarheid moet liggen, is wetenschappelijke vooruitgang. Kalium, in de wandeling kali, is een belangrijk be standdeel van kunstmeststoffen. De grote Britse fabri kant Fisons heeft verrassend aangetoond, dat ze er te veel van verkopen. Verrassend, omdat de toepas sing van kunstmest in de mo derne landbouw toch geba seerd is op degelijk bodemon derzoek. Maar voor zware klei gronden bleek dat niet dege lijk genoeg. De gebruikelijke bodemanalyse (meldt de New Scientist, vol. 71, pag. 179) meet niet de totale hoeveel heid kalium, maar alleen de „uitwisselbare" hoeveelheid, die met een eenvoudige kunstgreep uit de grond te spoelen is. Dat is de hoeveel heid. redeneert men, die direct ter beschikking staat van het gewas. De Britten hebben een nieuwe test ontwikkeld, die voor zware klei bovendien de snelheid bepaalt waarmee „verborgen" kaliumreserves alsnog in de grond vrijkomen om het kalium te vervangen dat door de planten is opgeno men. Nou moet Je by een boer niet aankomen met vage ver halen over verborgen reserves, want hij wil in het algemeen terecht eerst weten of wat de onderzoekers hebben be kokstoofd ook in de praktijk werkt. Dat hebben ze gedaan in Enge land. en op sommige proefvel den zijn ze al zestien jaar bezig Zestien jaar geen kali besmetting terwijl er zware ge wassen werden geteeld. En al die tijd is de hoeveelheid „uit wisselbaar" kalium, gemeten volgens de oude techniek, ge lijk gebleven. De oogsten lie pen dan ook niet terug. We blijven nog even in de landbouw. Bestrijdingsmid delen werken in het algemeen doeltreffend bij de bestrijding van waar ze voor verkocht worden. Maar wat ze verder nog voor invloed uitoefenen, blijkt vaak pas later. ratoriumonderzoek. Rupsen op bespoten planten ontwik kelden zich, wanneer de tijd daarvoor rijp was. tot grotere poppen. En uit die poppen kwamen vlinders die duidelijk meer eieren legden, waaruit dus later weer meer rupsen zouden komen. Op zoek naar de oorzaak van dit effect, von den de onderzoekers dat het totale eiwitgehalte van bespo ten planten hoger was dan van het onbespoten gewas. Dat zou de oorzaak kunnen zijn. (Niets bewijst nog, dat het dat ook is). Misschien moet epn maïsplant niet al te goed gedijen wil hij zijn gezamenlijke vijanden re delijk overleven. Om het tries te verhaal af te maken: ook een belangrijke schimmelziekte, de „southern corn leaf blight" werd door 2,4-D bevorderd. Oka en Pimentel pleiten voor soortgelijke studies bij andere voedselgewassen. Zo hebben I.N.Oka (Centraal instituut voor landbouwkun dig onderzoek, Jakarta) en Da vid Pimentel (Cornell universi teit, Ithaca, New York) samen vastgesteld dat onkruidbe- strijding in maïs met het veel toegepaste middel 2,4-D wel eens niet de laatste wijsheid zou kunnen zijn. Het mag dan goed helpen tegen onkruid, maar het gewas wordt door in secten en schimmels des te harder aangetast (Science, vol. 193, pag. 239-240) Op tegen onkruid bespoten proefveldjes werden in de maïs twee tot drie maal zoveel blad luizen aangetroffen als op de niet bespoten controleveldjes. De Europese maïsboorder. een rups die de stengels uitvreet, kwam op de bespoten planten ook duidelijk meer voor. Naar dat tweede effect verrich ten Oka en Pimentel ook labo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 13