aoedkopeboeken s>ver dure kunst De werkelijkheid van Matsier Breytenbachs gedichten uit de gevangenis 4 m Oud Zuid, imponerend debuut 'Papier wat sonder einders is' KUNST TROUW/KWARTET 11 door ee arabei der Blinden" van Pieter Bruegel (Uit de serie ,,De Grote Meesters" van Amsterdam Boek) or G. Kruis 'S (7) instboeken hoeven niet duur te zijn. Ik heb het nu niet over specialistische studies of over kilo's gende plaatwerken, die het zo goed doen als artistieke relatiegeschenken, maar (o.a.) over goed [zorgde reeksen zoals Elseviers serie „Kunst in kleur" waarvan nu de delen „Renoir", „Degas" „Abstracte schilderkunst" voor me liggen, 't Zijn vooral kijkboeken. De ongeveer twaalf gina's tekst ook nog in een zeer groot korps zijn nogal vrijblijvend, zo in de sfeer van: enoir heeft geen enkel somber schilderij gemaakt. Zijn kunst wilde een uiting zijn van vreugde, heeft geschilderd zoals een vogel zingt." ayons iar hoe dan ook, in ieder geval is geen onleesbare oatalogustaal en inleidingen zijn toch weer rspekt met gegevens die voor de ïn wij J,one liefhebber-zonder-meer echt interessant zijn. Die zal bijvoor- Wit- ld best weten, dat Renoir heel afgeschilderd heeft in zijn lange En. maar waarschijnlijk niet dat oeuvre zo ergens tussen de en 7000 schilderijen het k 8 ,e tste is dat tot nu toe ooit door schilder is nagelaten. r deel van deze reeks (formaat cm) biedt 48 reproduktie^, 'n Tetje raadselachtig getal, maar dat wel iets met de produktie te ma- i hebben. 48 platen dus. pagina- lot en over het algemeen heel be- [orlijk van kleur, 't Verschilt iets, )egas" (..Degas was een echte pes- Inisten „Abstracte schilder- |nst" vond ik veel beter dan „Re- bstract .bstracte schilderkunst" springt ir Harry Zeise overigens nogal ,1 om met het begrip abstract, je er iemand als de surrealist Tanguy bij trekt is gezien diens erkenbare voorstellingswereld te begrijpen en eventueel kun je ik de constructivisten en de kine- iche kunstenaars er nog bij reke- ïn, maar er worden ook kunste- lars genoemd als Braque, Léger, acke, Mare, Gris, Picasso en zelfs ppel. En dat vind ik' veel te ver an. Zeker omdat dit een boek is. it velen de eerste informatie zal rschaffen over dit onderwerp. En it begrip abstract heeft al genoeg rwarring gesticht. bstract is niét figuratief, is voor- ellingloos en Appel om maar ins een erg voor de hand liggend oorbeeld te noemen heeft nog ooit van zijn leven een abstract hilderij gemaakt, JSvenmin als Pi- isso trouwens, die abstracte kunst en onding" noemde. Maar nog- aals, het platenmateriaal is uitste- 'nd en daar gaat het toch in hoofd- ak om. De prijs, 14.90 is uitge- iroken laag. Die van de boeken uit serie „Grote Meesters" van de itgeverij Amsterdam Boek B.V. 19.95 ook. Iets kleiner formaat, aar wat meer tekst en illustraties. Ook de samenstellers van deze boe ken „Vincent van Gogl?", „Jeroen Bosch", „Rembrandt" en „Pieter Bruegel" op m'n bureau houden zich verre van het kunstboekenman- darijns, de tekst is eenvoudig, inlich tend. voorlichtend en boeiend. Vergeten En juist bij een figuur als Pieter Bruegel de Oude valt er heel wat te verklaren. Dieter Ronte, een Duitse kunsthistoricus doet dat voor zover mogelijk, maar raadt niet naar de wazige rest. Want eigenlijk zijn Brue- gels schilderijen zo moeilijk te doorgronden omdat ze zo uiterst eenvoudig bedoeld werden. Ze had den te maken met de gedachtenwe- reld van het volk tóén. Lang niet alles daarvan is vastgelegd. De vele taferelen op zijn volle schilderijen doelen dikwijls op toen heel alle daagse, maar nu vergeten zegswijzen en zaken. Een van de meest bekende voorbeel den is het schilderij „De Vlaamse spreekwoorden", waar op een op pervlakte van 117 bij 163 cm niet minder dan 85 spreekwoorden en veel meer mensen zijn uit- en afgebeeld. Daarvan is ook een sche matische tekening opgenomen met genummerde details en een verkla rende tekst. Erg verduidelijkend, 'n Goede eerste kennismaking met Bruegel, die raadselachtige vertol- 1 ker van de vele menselijke dwaasheden. Weer iets verder gaat „Pieter Brue gel de Oude" van Ernst Günther Grimme 12.50) een kunstpocket uit de Horizon-reeks, waarmee Landshoff. Amsterdam dit voorjaar startte. Op een overzichtelijke manier be handelt Grimme een aantal tekenin gen en schilderijen, stuk voor stuk. aan de hand var> reprodukties, die daarvoor eigenlijk te klein zijn, soms zeis niet groter dan een flinke postze gel. En als je schilderijen van ruim één bij anderhalve meter, zoals „De val der opstandige engelen", „Dulle Griet" of „De triomf van de dood", vol tot in iedere hoek. reproduceert op een maat van 7 bij 10 cm, kun je niet verwachten dat er nog veel de tails waar het bij Bruegel vaak om gaat te zien zullen zijn. Grimme duidt, evenmin als Ronte, het onduidbare, maar blijkt wel over wat meer fantasie te beschikken. Bij de bekende prent b.v. „De ezel op school" heeft hij het zonder blikken of blozen over die ezel „die met zijn linkerhoef op een plank, afschuwe lijk vals van een muziekblad staat te zingen Voor kinderen Om nog even bij Bruegel maar dan heet hij Brueghel te blijven: de Engelse schrijfster Ruth Craft heeft zijn „Boerenkermis" uitgera feld en verdeeld in kleine aparte schilderijtjes. Die worden begeleid door speelse, maar toch wel een beet je verklarende teksten/gedichtjes en het is allemaal vooral bedoeld voor kinderen. De vertaling was bij Hans Andreas in goede handen. Bij Van Holkema en Warendorf, Bussum, 14,90. Dus ook weer niet zo duur. Terug naar Landshoffsliieuwe serie, gedeeltelijk gekozen uit buiten landse coprodukties en voor een deel door Landshoff ook voor andere lan den geproduceerd. In de andere de len vallen de kleine illustraties wat minder uit de toon. In „Jheronimus Bosch" door Hans Hollander b.v., met ook schilderijen die erg veel te zien bieden, vind je wat meer uitver grote details en in andere delen, zo als „Impressionisme" van Bernard Denvir en „Dada en surrealisme" van Dawn Ades ook meer paginagro te illustraties. Verder nog in deze serie „Kubisme, futurisme en con structivisme" van J. M. Nash, „Paul Klee" van Christian Geelhaar, „Vin cent van Gogh" van Evert van Ui- tert, en „Symbolisme en art nou veau" van Alastair Mackintosh. Vorig jaar bracht Landshoff een rijk geïllustreerde paperback uit over Gustav Klimt door Allessandra Co- mini. Die wordt nu gevolgd door dr Comini's (derde) boek over de Ween- se expressionist Egon Schiele 29,50), wiens werk, min of meer in het voetspoor van het Symbolisme, weer heel sterk in de aandacht is gekomen. Rijk geïllusteerd, zeer goed gedocumenteerd, 'n boeiend overzicht van een uitermate kort en tragisch kunstenaarsleven. dgar Degas: Carlo Pellegrini (Uit de reeks Kunst in kleur" van Elsevier Auguste Renoir: „De Volksdans" ets, een illus tratie uit de Horizon kunstpocket „Impressionis me" (Landshoff) door T. van Deel Op de omslag van de verha- lenbundel „Oud-Zuid" waar mee Nicolaas Matsier debu teert staat de foto van een raam in, kennelijk, het Amsterdamse Oud-Zuid. Er is uitzicht op achterkanten van huizen. Afgezien van het feit dat door de beide naar binnen openstaande ramen een drieluik wordt gevormd en „Oud-Zuid" bevat drie verhalen, met het titel verhaal middenin is opmerkelijk dat de foto is ingekleurd, waardoor een schilderachtig effect ontstaat. De foto is geen foto meer maar kunst. Ik geloof dat deze omslag iets be langrijks meedeelt over het werk van Nicolaas Matsier in het bijzon der en over literatuur in het alge meen. Zoals ik een vorige keer bij Koolhaas al betoogde zijn er schrij vers die primair uitgaan van de kunst (van vorm, idee, schema, hoe men het noemen wil) en deze kunst als het ware aan de werkelijkheid opleggen. Wat zij schrijven behoeft weliswaar helemaal geen kunstma tige indruk te wekken, maar er blijkt toch meestal wel uit waar hun vertrekpunt lag. Daarentegen zijn er ook schrijvers die uitgaan van de werkelijkeheid en deze min of meer inkleuren tot kunst. Willen zij geen banale realisten zijn dan moeten ze natuurlijk wel met eigen verf komen, want de kunst in hun werk ontstaat uit persoonlijke waarneming van de werkelijkheid. Leven Nicolaas Matsier is een schrijver van die laatste soort. Hij neemt foto's en kleurt ze in. Zijn verhalen bundelen een massa waarnemin gen, maar ze stellen iets voor dat méér is, vanwege het feit dat het Matsier is die waarneemt. Dit soort verhalen moet het helemaal heb ben van de persoon en niet van een schema. Het leven, zal ik maar zeg gen, krijgt er de voorrang in. Dit schrijversstandpunt geeft ge makkelijk aanleiding tot misver stand. In de overigens erg lovende kritieken las ik dat men Matsiers ironische distantie ten aanzien van de gebeurtenissen in de drie verha len (waarin hij steeds onder eigen naam figureert als toeschouwende ik-verteller) wel uitlegt als onbe- trokkenheid. Niets lijkt me minder waar. Waar Matsier bevreesd voor is, is voor oordelen: „Waarom trou wens moest er zo nodig geoordeeld worden?" vraagt hij zich ergens af. Hij staat dat ook, wat een hele opgaaf is. zo onbevooroordeeld mo gelijk tegenover wat zich in de wer kelijkheid aandient. Hij ziet het, weegt wel af. stelt zich vragen, be strijdt een beginnende omlijning, en er blijft ten slotte twijfel over en als enige zekerheid dat wat ge beurd is, gebeurd is. Hier is inder daad niet iemand aan het woord die meent dat inmenging in de gang van zaken verandering zal kunnen bewerkstelligen. Maar dat betekent nog niet dat Matsiers houding onbetrokken is. Hij wijdt zich consciëntieus aan details, is sensitief, hoffelijk en, wat het be- Nicolaas Matsier langrijkste is, hij bezweert de over weldigende kracht van de chao tische realiteit door een beweeglij ke en tegelijk scherpe geest. Speurtochten Alle drie de verhalen zijn te lezen als speurtochten naar de identiteit van een ander (en dus indirect naar de eigen identiteit, dat spreekt): een oude kunsthandelaar, een vrouw, een ober. In alle drie de gevallen is Matsier niet degene die zich met dat andere leven per sé wil bemoeien, maar wordt hij door weer anderen erin betrokken tot er bij hem solidariteit, of ook wel fas cinatie en soms zelfs ccn obsessie ontstaat. En steeds blijkt ten slotte dat hoeveel er ook valt waar te nemen de vragen legio zijn en meestal onbeantwoord blijven, dat men veel kan veronderstellen, maar nooit iets zeker weten. Pre cies dót acht ik Matsiers grote ver dienste, dat hij duidelijk maakt dat elke steevaste bewering doodt. Er zit, paradoxalerwijs, in deze verha len meer complete overgave aan de werkelijkheid het leven dan in menig ongedistantieerd, realistisch geschrift. In het relaas over de afta kelende kunsthandelaar Schelte- ma staat het met zoveel woorden te lezen. Daar bewondert Matsier de uitputtende beschrijving in vei lingcatalogi van' kunstvoorwerpen als een Chinese vaas: „Zo'n verbaal bouwwerk evenaarde qua mees terschap bijna het beschreven voorwerp. Hoewel mij ook de machteloosheid van de beschrij ving niet ontging als ik weer keek naar de volstrekte enkelvoudigheid van het afgebeelde voorwerp, dat het geheel zonder taal wist te stel len: één ding tegenover eenenze ventig woorden." Dit is een exemplarische passage voor de po sitie van de schrijver Nicolaas Matsier. Ergens concludeert hij: ars longa, vita brevis, hegeen in strijd lijkt met zijn inzicht dat J^uist de kunst het niet haalt bij het even. Zonder nu te beweren dat Matsier in deze verhalen geen poging gedaan zou hebben om wat vergankelijk is vast te leggen dat is natuurlijk een wezenlijke functie toch gaat in zijn beste verhaal „Scheltema Oos- tersche Kunst" uiteindelijk een Chinese kom aan stukken en wel onder druk van het leven. De kunst is mooi, is zelfs van vitaal belang omdat de dingen erin stil liggen, schijnbaar onaangeroerd door tijd. maar er zijn momenten waarop het leven het wint van alle kunst. Dan valt rustig een honderden jaren ou de Chinese kom in barrels. Problematiek Een ander interessant punt in deze verhalen is de mate waarin het le ven aón anderen geleefd wordt. In het verhaal „Oud-Zuid" geeft de fascinatie voor de vrouw die naakt op het balkon aan de overkant ver scheen de indruk dat de tijd ver streek „via haar". Het is blijkens zijn werk niet Matsiers fort om zich zo, met huid en haar, te verslinge ren aan het leven een soor li- chaamgeest-problematiek doet zich. in allerlei variaties, geregeld bij hem voor maar de grondige geïntrigeerdheid waar deze verha len van getuigen, wijst wel op een grote behoefte aan intimiteit en overbrugging. Het leven is veraf, té veraf dikwijls. Maar als het erg dichtbij komt vervult het Matsier vaak met schaamte (een woord dat een aantal keren veelbetekenend gebruikt wordt) en treedt de be hoefte aan distantie, aan heel hou den en bewaaard blijven van het leven op. Tenslotte. Waar gaan verhalen over die „nergens over gaan"? Wat ge beurt er in verhalen" waarin niets gebeurt"? Matsier geeft in zijn drie luik immers geen oplossing, hij kleurt de foto wel in op zijn manier, maar hij. oordeelt niet en vermijdt elke vorm van metafysica. Toch lijkt me wat ik hierboven schreef al inhoud genoeg. Matsier komt in deze verhalen achter de wereld zo als hij is, zonder interventie van moraal of ethiek. Hij neemt waar hoe de dingen zijn, om ze zo te laten. Wat gebeurd is, is gebeurd. Wie ze wil typeren kan deze ge schiedenissen inwijdingsverhalen noemen, maar dan wel inwijdingen in raadsels die raadsels blijven. Zorgvuldig Nicolaas Matsier is wat mij betreft nu alvast dé debutant van dit jaar. Thematisch en stilistisch zijn z'n verhalen echt iets bijzonders. In de kritiek is steeds gewezen op de zorgvuldigheid van zijn proza, waarvan elk zinnetje op zichzelf en in combinatie langdurig gewikt en gewogen lijkt. Ik citeer u om dat te bewijzen de perfecte slotalinea van „Scheltema Oostersche Kunst": ..Een uiterlijke bijzonderheid sterkte me in het besluit om weg te gaan: op een morgen brak ik een blauw-witte K'ang Hsi kom, juist op de dag dat ik. enigszins ver baasd. bij mijzelf had vastgesteld dat ik iedere vrees om het een of ander te breken (een vrees die ik bijna dagelijks gekoesterd had)af gelegd had. Precies op die dag brak ik de kom. Wat voelde ik daarbij? Ik keek naar de scherven en wist dat Koers het geluid even zeer gehoord moest hebben, hoewel hij zonder op te zien bleef doorwer ken. Ik zei iets tegen hem („K'ang Hsi kom gebroken"), hij keek op. en zei niets. Tenslotte zei ik. en ik schaamde me voor de overbodig heid daarvan, dat het mespeet. Hij antwoordde zeer lankmoedig dat zo iets iedereen kon overkomen Maar wat voelde ik? Toch niet veel eigenlijkik voelde een spijt, pre cies ten bedrage van de achthon derdvijftig gulden die de kom had moeten opbrengen, niet meer en niet minder." Nirolaas Matsier Oud-Zuid. Amster dam, Querido, 1976. 108 blz. 14.90 De huidige stilte rondom de Zuidafrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach is een direct gevolg van het tegen hem gevoerde proces. Tijdens het proces, dat in november 1975 plaatsvond, legde Breytenbach voor de rechter een verklaring af. In deze verklaring ging hij in op de sociaal-ethische motieven, die aan zijn poging tot revolutionair handelen ten grondslag hadden gelegen. Daarbij voegde hij de meer persoonlijke redenen, die op zijn huwelijk met Yolande betrekking hadden. Omdat Yolande uit Vietnam afkomstig is, wordt dit huwelijk in Zuid-Afrika als ongeldig beschouwd en het samenleven van deze twee mensen als overtreding van de wet gezien. In zijn verklaring vroeg Breytenbach excuus voor de verwerpelijke metho den, waarmee hij sociale en politieke verandering in Zuid-Afrika had wil len bewerkstelligen. Tevens vroeg hij om begrip voor de omstandighe den, die hem tot zulke methoden hadden kunnen brengen. Een des tijds veel gebezigde vergelijking van dit proces met de gelijkenis van de verloren zoon gaat niet op. Breyten bach verontschuldigde zich voor de methoden en niet voor de motieven van zijn handelen. De vaderlandse rechter veroordeelde Breytenbach, in tegenstelling tot de eis van 5 jaar, tot 9 jaar gevangenisstraf op '26 no vember 1975. Kort geleden is bij Perskor te Doornfontein (Johannesburg) de bundel 'Voetskrif' verschenen. Hij bevat 43 gedichten, sterk wisselend van omvang, die allen vóór de ver oordeling. in de gevangenis geschre ven zijn. Geïsoleerd zijn Bij het lezen van deze gedichten speelt voortdurend de gedachte aan de situatie, waarin de dichter zich bevindt, een grote rol. Ik denk. dat het hierbij een algemene ervaring van iedere geïnformeerde lezer be treft. De gedichten bevestigen, dat de handeling van het schrijven voor de dichter haar bestaansgrond heeft in de situatie van het geïsoleerd zijn door Hans Ester in de cel: 'o goddelik is die vrijheid, en soet is die woord' (p. 4) en: „n vers is immers vol ruimte" (p. 21). Brey- tenbach's woorden zoeken door her inneringen aan mensen (zijn vrouw, zijn ouders) en aan plaatsen ln Zuid- Afrika naar een doorbreking van het isolement: 'indien daar ruimte agter hierdie skrywe lê, dit alles is joune' (p. 59). De gedichten proberen een communicatiesituatie te scheppen, waarin het onbereikbare buiten, 'die lappie lug bo die hoë luik' (p. 32) in de vorm van een gesprekspartner naar binnen wordt gehaald. Daarbij staat de als 'my vrou' (p. 17. 18. 33) aangesprokene in het middelpunt. Ook daar, waar een gedicht de af stand ten opzichte van haar tot the ma heeft, suggereert het aanspreken in het gedicht de nabijheid van een gesprek: 'kyk ek kom weer en intussen oor hierdie papier wat sonder ein ders is skrijf ek blind skryf ek stom na jou toe! (p. 10) Het is een in de traditie van de Zuidafrikaanse poëzie verankerd element van sommige van Breyten- bach's gedichten, dat daarin over het scheppen van poëzie zelf wordt gesproken. Het schrijven van poëzie is hier en daar thema en probleem van deze poëzie zelf. Dat uit zich soms direct, soms indirect. Direct door correctie van eigen woorden, door het tasten naar een passende taalvorm en door het theoretiseren over wat een gedicht is. Indirect is dit aanwezig in de drem pels. die de dichter in zijn gedichten legt. Deze moeten verhinderen, dat de lezer een te gemakkelijke toegang tot de gedichten krijgt. Vertrouwde taal. die vertrouwde werkelijkheid oproept, wordt daarom doelbewust afgebroken. Duidelijk zichtbaar is dit verzwaren van de communicatie binnen het gedicht in de bijbelse verwijzingen. Het gebruik hiervan is niet tot 'Voetskrif' beperkt en zou een eigen onderzoek waard zijn. In deze bundel bieden de bijbelse taal elementen slechts een schijnbare hulp bij het herleiden van de gedich ten tot herkenbare werkelijkheid. Moeizaam proces Het lezen van de gedichten van Breytenbach is in veel gevallen een moeizaam proces. (De liefdesgedich ten vormen door hun directheid vaak een uitzondering.) De reden hiervoor ligt in zijn sceptische hou ding tegenover de taal en datgene, wat taal vermag. Met scepsis is een Breyten Breytenbach borend zoeken naar het juiste woord ten nauwste verbonden. Zo maakt de dichter Breytenbach ons bewust van de mogelijkheid, via twijfels aan de geldigheid van het woord tot het betekenisvolle woord te komen. Is 'Voetskrif' (met de betekenis, schrijven met de voet) een algemeen oordeel over het schrijven van poë zie, in die zin, flat het een gehandi capt medium is? Of is deze bundel bedoeld als voetnoot bij een rechter lijk proces, dat veel van Breyten- bach's vrienden teleurstelde? In dat géval geeft deze bundel geen verkla ring voor een als niet consequent opgevat gedrag. 'Voetskrif' is geen eenduidig antwoord, kan het door de aard van Breytenbach's poëzie niet zijn. In 'voetnoot IV' <p. 56) zegt de dichter over het Afrikaner zijn: 'So bale wortels en nogtans so onseker' Misschien is het deze onzekerheid, die de lezer tot antwoorden brengt. Deze bundel zal ongetwijfeld niet het laatste zijn, dat wij van Breyten bach onder ogen krijgen. Zoals hij in verklaring voor de rechter zei: 'Maar ek voel. ek wéét ek het nog baie gedigte in mij vingers en skilderye in my oog'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11